5-1189/12

5-1189/12

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

18 JULI 2013


Wetsontwerp betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE UITGEBRACHT DOOR

DE DAMES VAN HOOF EN KHATTABI


I. INLEIDING

Dit verplicht bicameraal wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend als wetsvoorstel van de heer Brotcorne c.s. (stuk Kamer, nr. 53-682/1).

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft deze tekst aangenomen op 20 juli 2011 en overgezonden aan de Senaat.

Na amendering heeft de Senaat het wetsontwerp op 20 juni 2013 teruggezonden naar de Kamer van volksvertegenwoordigers (stuk Senaat, nr. 5-1189/8).

Na een nieuwe amendering heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers het wetsontwerp op 17 juli 2013 teruggezonden naar de Senaat (stuk Kamer, nr. 53-682/22).

De commissie voor de justitie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 18 juli 2013, in aanwezigheid van de minister van Justitie.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

De minister herinnert eraan dat het idee om een familierechtbank op te richten in de jaren zeventig gelanceerd werd door de heer Leo Tindemans. Dit wetsontwerp heeft reeds een lange parlementaire weg afgelegd. De Senaat heeft de kans gekregen om zich uitgebreid over deze hervorming te buigen tijdens een eerste onderzoek van de tekst, die hij na grondige amendering heeft teruggezonden naar de Kamer van volksvertegenwoordigers. De tekst die de Kamer van volksvertegenwoordigers zopas heeft teruggezonden naar de Senaat werd opnieuw geamendeerd, zonder dat de Kamer van volksvertegenwoordigers de grote evenwichten van de hervorming in vraag heeft gesteld.

Wat de bevoegdheid van de familierechtbank betreft, had de Senaat erin voorzien dat ze in het bijzonder bevoegd was voor vorderingen van paren betreffende de uitoefening van hun rechten of betreffende hun goederen, alsook de voorlopige maatregelen die daarop betrekking hebben. De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft de bevoegdheid beperkt tot vorderingen van echtgenoten en wettelijk samenwonenden. Bij gebrek aan een eenduidige definitie van het begrip « feitelijk samenwonenden », kon de Kamer niet anders dan feitelijk samenwonenden zonder gemeenschappelijk kind uit te sluiten van de familierechtbank.

Het ontwerp maakt het mogelijk om familiale geschillen te groeperen volgens het principe « één familie — één dossier — één rechter ». Het huidige ontwerp past in de ruimere context van hervorming en vereenvoudiging van het gerechtelijk landschap. Wat dat betreft, verwijst de minister naar het wetsontwerp tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen, alsook naar de recente aanpassing van het tuchtrecht.

Ze benadrukt dat het wetsontwerp betreffende de invoering van een familierechtbank de goede samenwerking illustreert tussen het Parlement en de regering, en ze hoopt dat deze tekst snel kan worden aangenomen.

III. BESPREKING

De heer Mahoux vraagt meer uitleg over de bespreking inzake de feitelijk samenwonenden die heeft plaatsgehad in de Kamer. Mevrouw Becq heeft een amendement ingediend (amendement nr. 299, stuk Kamer, nr. 53-682/20) om te pogen het begrip « feitelijk paar » te definiëren door te verduidelijken dat het moet gaan om personen die ten minste één jaar ononderbroken samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren. Waarom werd dit amendement verworpen ?

De minister antwoordt dat de kwestie van de bevoegdheid van de familierechtbank ten aanzien van feitelijk samenwonenden uitgebreid besproken werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers. Ten gronde heeft spreekster er geen bezwaar tegen dat conflicten tussen feitelijk samenwonenden zouden worden voorgelegd aan de familierechtbank. De voorgestelde formulering moet echter welomlijnd zijn, aangezien het om een bevoegdheidscriterium van een rechtbank gaat. Welnu, het begrip « paren » zoals het werd voorgesteld door de Senaat in artikel 572bis, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek was niet voldoende welomlijnd als bevoegdheidscriterium. De vaagheid van het begrip « paar » zou hebben geleid tot onzekerheid.

Amendement nr. 299 van mevrouw Becq was gebaseerd op de wetgeving inzake de successierechten. Dat leek echter geen goede oplossing, aangezien die wetgeving een probleem ten gronde betreft en geen onderdeel van de procedure zoals een bevoegdheid. Voor het overige verwijst de minister naar het verslag van de Kamer (stuk Kamer, nr. 53-682/21, blz. 13 en volgende).

Aangezien het niet mogelijk was om een juridisch nauwkeurige definitie te geven van het begrip « paar », heeft de Kamer er de voorkeur aan gegeven de materiële bevoegdheid van de familierechtbank te beperken tot gehuwden en wettelijk samenwonenden.

Mevrouw Khattabi betreurt de manier waarop de werkzaamheden worden geregeld. De commissieleden worden gedwongen een wetsontwerp op een drafje te bespreken, terwijl ze niet beschikken over het verslag van de besprekingen in de Kamer van volksvertegenwoordigers en niet weten welke wijzigingen de Kamer precies heeft aangebracht in de tekst die de Senaat haar heeft overgezonden op 21 juni 2013.

Mevrouw Defraigne stelt vast dat de Kamer enkele wijzigingen die de Senaat had aangebracht in de tekst en die het resultaat waren van een compromis, zonder meer genegeerd heeft. In het voorgestelde artikel 572bis, 3º, van het Gerechtelijk Wetboek, is de Kamer teruggekomen op haar tekst door de bevoegdheidsuitbreiding van de familierechtbank waartoe de Senaat had beslist in het voordeel van feitelijk samenwonenden te schrappen. De tekst die is teruggezonden door de Kamer staat feitelijk samenwonenden niet meer toe de gerechtelijke bescherming te genieten van de familierechtbank.

Op dezelfde wijze had de Senaat een compromisformule naar voren geschoven die de bevoegdheid van de familierechtbank definieerde inzake de gerechtelijke verdeling. De Kamer heeft de tekst opnieuw geamendeerd op dit punt.

Spreekster trekt de samenhang tussen de keuzes die de Kamer van volksvertegenwoordigers maakt in twijfel. Zo maakt de huidige tekst de familierechtbank bevoegd voor problemen in verband met onverdeeldheden tussen broers en zussen, terwijl een probleem betreffende de gemeenschappelijke verblijfplaats of betreffende de voorlopige toewijzing van de inboedel bij feitelijk samenwonenden niet zal worden voorgelegd aan de familierechtbank. Wat is de logica van deze bevoegdheidsregels ?

De heer Mahoux neemt akte van de verklaringen van de minister betreffende het begrip « paar ». Spreker is bereid zich neer te leggen bij de oplossing die de Kamer van volksvertegenwoordigers gekozen heeft, aangezien het ingewikkeld lijkt om een « feitelijk paar » te definiëren. Wat er ook van zij, het basisprobleem blijft bestaan ten opzichte van deze feitelijke paren, die niet zullen kunnen genieten van de voorgestelde hervorming.

Mevrouw Khattabi deelt de verontwaardiging van mevrouw Defraigne over het gebrek aan respect van de Kamer voor het werk van de Senaat. Ze stelt echter vast dat het de leden zijn van de socialistische en liberale fracties in de Kamer van volksvertegenwoordigers die de tekst die was goedgekeurd door de Senaat hebben gewijzigd. Beter overleg tussen de politieke fracties van beide assemblees zou dit soort problemen kunnen voorkomen.

Mevrouw Defraigne meent dat er bij de leden van de twee assemblees verschillende gevoeligheden kunnen bestaan. Spreekster herinnert er overigens aan dat er tot op heden geen enkel bevredigend antwoord werd gegeven op de vraag over de kosten die verbonden zijn aan de oprichting van de familierechtbanken. Ten slotte zal de oprichting van de familierechtbanken in combinatie met de hervorming van de gerechtelijke arrondissementen een titanenwerk zijn voor de rechterlijke orde, die het risico loopt niet de noodzakelijke steun te genieten om deze twee hervormingen uit te voeren.

De heer Vanlouwe verklaart zich enigszins ongerust als hij bovenstaande discussie en verdeeldheid aanhoort. Hij hoopt immers dat de familierechtbank, na meer dan twee jaar, eindelijk kan in werking treden en betreurt het ping pong-spel tussen Kamer en Senaat. De discussie over feitelijk en wettelijk samenwonenden en gehuwden werd reeds gevoerd. Deze structuren gaan steeds meer op elkaar lijken.

De heer Laeremans heeft vragen bij de mogelijkheid om voorliggende tekst reeds in werking te laten treden in september 2014. Gelet op de nakende hervorming van het gerechtelijk landschap, lijkt dit nogal ondoordacht. Verder moet men ook rekening houden met de verkiezingen in 2014. Met de invoering van de familierechtbank gaan ook benoemingen gepaard. Het lijkt spreker evident dat de datum van inwerkingtreding zal moeten worden uitgesteld.

De minister stipt aan dat de notie van « paar » of « koppel » niet werd weerhouden omdat deze juridisch niet sluitend is. Men moet dan bijna in een juridische procedure gemoeid zijn alvorens te weten welke rechtbank bevoegd is. Dat creëert rechtsonzekerheid.

De heer Vastersavendts meent dat de praktijk zal uitwijzen wanneer de familierechtbank bevoegd is. De rechter die wordt geadieerd zal praktisch onderzoeken of hij met personen te maken heeft die al dan niet een paar vormen. Het invoeren van deze term in de wet zou echter juridisch onzeker zijn. Spreker verwijst naar de procedure van dringende en voorlopige maatregelen waar de rechter eveneens een praktische oplossing zoekt.

Mevrouw Van Hoof wijst erop dat deze discussie reeds gevoerd is in de Senaat, en in de Kamer. Zij vraagt over te gaan tot de stemming.

IV. STEMMINGEN

Artikelen 1 tot 113

Over deze artikelen worden geen opmerkingen gemaakt en ze worden aangenomen met 12 stemmen bij 1 onthouding.

Artikelen 114 en 115

Over deze artikelen worden geen opmerkingen gemaakt en ze worden aangenomen met 11 stemmen bij 2 onthoudingen.

Artikelen 116 tot 125

Over deze artikelen worden geen opmerkingen gemaakt en ze worden aangenomen met 12 stemmen bij 1 onthouding.

Artikel 126

Over dit artikel worden geen opmerkingen gemaakt en het wordt aangenomen met 11 stemmen bij 2 onthoudingen.

Artikel 127

Over dit artikel worden geen opmerkingen gemaakt en het wordt aangenomen met 12 stemmen bij 1 onthouding.

Artikel 128

De heer Mahoux verwijst naar de algemene bespreking, evenals naar het verslag van de bespreking in de Kamer van volksvertegenwoordigers. De Kamer heeft uiteindelijk de feitelijk samenwonenden uitgesloten van het materiële bevoegdheidcriterium van de familierechtbank, omdat het momenteel onmogelijk is om een nauwkeurige definitie te geven van het begrip « feitelijk paar ». Spreker verklaart zich te kunnen neerleggen bij de tekst zoals de Kamer van volksvertegenwoordigers die heeft teruggezonden. Hij hoopt dat deze oplossing niet tot discriminatie zal leiden.

Mevrouw Defraigne verklaart dat zij zich zal onthouden bij de stemming, omdat de Kamer het resultaat van de compromissen die de Senaat had gesloten en het denkwerk dat hij had verricht toen hij de tekst voor het eerst onderzocht, zonder meer heeft geschrapt.

Het artikel wordt aangenomen met 9 stemmen bij 3 onthoudingen.

Artikelen 129 tot 274

Over deze artikelen worden geen opmerkingen gemaakt en ze worden aangenomen met 11 stemmen bij 1 onthouding.

Eindstemming

Mevrouw Khattabi verklaart dat zij zich zal onthouden bij de eindstemming om aan te geven dat zij het niet eens is met de omstandigheden waarin de commissie het wetsontwerp heeft onderzocht.

Het wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met 10 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.

De commissie beslist eenparig vertrouwen te schenken aan de rapporteurs voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteurs, De voorzitter,
Els VAN HOOF. Zakia KHATTABI. Alain COURTOIS.

De tekst aangenomen door de commissie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers teruggezonden wetsontwerp (zie stuk Kamer, nr. 53-682-22).