5-2206/1

5-2206/1

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

16 JULI 2013


Wetsvoorstel ter verbetering van de toegankelijkheid van de gezondheidszorg

(Ingediend door mevrouw Leona Detiège c.s.)


TOELICHTING


Tal van gezinnen in ons land hebben te kampen met financiële problemen. Volgens de gegevens van SILC (jaarlijks onderzoek naar de inkomens en levensomstandigheden) leefde in België in 2011 15,3 % van de bevolking onder de monetaire armoedegrens. Inzake schuldproblemen bestaan er in ons land geen cijfers die een volledig beeld geven. Wel waren er, wat alleen al de kredieten betreft, eind 2012 niet minder dan 330 129 kredietnemers met betalingsachterstallen geregistreerd bij de Centrale voor kredieten aan particulieren. Niet enkel stijgt het percentage van het aantal kredietnemers in gebreke, ook het gemiddelde achterstallige bedrag van kredietnemers neemt toe. Dit moet worden beschouwd als een indicator van de stijging van het algemene risico op overmatige schuldenlast (1) . Verontrustend is dat schulden steeds vaker worden aangegaan om in gewone dagelijkse uitgaven te voorzien. Hoge afbetalingen van woningkredieten of hoge huurgelden, rekeningen voor elektriciteit, gas en water, telefoonschulden, fiscale schulden en hoge ziekenhuiskosten wegen soms zo zwaar door op het huishoudbudget dat het gezin of de persoon in financiële problemen geraakt. Dit resulteert uiteindelijk in een situatie van schuldoverlast.

Financiële problemen, en schuldproblemen in het bijzonder, maken mensen zowel financieel als sociaal afhankelijk. Dit geldt in het bijzonder voor de toegang tot de gezondheidszorg. Uit onderzoek blijkt dat 14 % van de Belgen zegt zorg uit te stellen om financiële redenen. In dit kader is het zeer belangrijk om elke drempel om zorg te vinden, weg te nemen.

Ervaringen van hulpverleners en recent onderzoek wijzen uit dat gezondheidsschulden vaak een blijvende bron van (financiële en andere) problemen zijn. Er zijn niet alleen de kosten van de medische verzorging, die dikwijls zo hoog zijn dat ze de schuldenlast van de patiënt sterk verzwaren of zelfs veroorzaken. Er is ook vaak sprake van verminderd inkomen, afhankelijkheid van allerhande hulp, vermindering van de levenskwaliteit, enzovoort. Uit een bevraging van de schuldhulpverleners blijkt bovendien dat zowel individuele zorgverleners als ziekenhuizen wel eens medische hulp weigeren aan hun patiënten wegens moeilijkheden met de betaling in het verleden (2) . Het kan hierbij zelfs gaan om weigering in ernstige ziektegevallen.

De bescherming van de gezondheid en geneeskundige bijstand zijn basisrechten. Deze rechten vinden we onder meer terug in de Belgische Grondwet (artikel 23, derde lid, 2º) en in diverse internationale verdragen en akten (3) . Artikel 25 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is in dit opzicht zeer duidelijk : « Een ieder heeft recht op een levensstandaard, die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder inbegrepen voeding, kleding, huisvesting en geneeskundige verzorging en de noodzakelijke sociale diensten, alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit, overlijden van de echtgenoot, ouderdom of een ander gemis aan bestaansmiddelen, ontstaan ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil. » Het recht op gezondheidszorg is een typisch sociaal-economisch grondrecht, waarvan de effectieve realisatie een actief optreden van de overheid vereist.

De indieners menen dat de gezondheidszorg een basisrecht is dat voor iedereen toegankelijk moet zijn.

HOOFDSTUK 2

Wijziging van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinstellingen, gecoördoneerd op 10 juli 1008, wat de inning en de facturatie betreft

Dit hoofdstuk neemt, in aangepaste vorm, de tekst van het wetsvoorstel nr. 50-1850/1 over, ingediend door mevrouw Magda De Meyer in de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Heden gebeurt het nog vaak dat patiënten na de behandeling in het ziekenhuis twee of meerdere facturen ontvangen. Dit schept verwarring omdat zij hierdoor moeilijker zicht krijgen op de globale kostprijs van hun opname in het ziekenhuis en bovendien niet altijd zeker zijn of zij nu al dan niet volledig betaald hebben.

De honoraria van de ziekenhuisgeneesheren worden in beginsel centraal geïnd (4) . Wanneer de centrale inning door het ziekenhuis wordt georganiseerd, wordt de betaling van de bedragen verschuldigd voor de medische prestaties en voor de overige activiteiten van het ziekenhuis gevorderd door middel van één factuur die door het ziekenhuis wordt aangeboden (5) .

De Medische Raad van het ziekenhuis kan echter besluiten dat de honoraria van de ziekenhuisgeneesheren centraal worden geïnd door een afzonderlijke op te richten dienst (6) . In dat geval wordt de facturatie van deze bedragen bij de facturatie van het ziekenhuis gevoegd. De facturatie van de medische kosten moet naar de facturatie van het ziekenhuis verwijzen (7) . Verder kunnen ook nadien nog bijkomende facturaties worden opgemaakt. De bijkomende facturaties verwijzen in elk geval naar de eerste facturatie.

De indieners stellen voor dat de patiënt voortaan in principe slechts één factuur zou ontvangen. De afzonderlijke facturatie van de honoraria van de ziekenhuisgeneesheren wordt dus uitgesloten. De patiënt krijgt dan in één keer een globaal overzicht van de verschillende bedragen die hij verschuldigd is. Hij moet zich dan niet meer afvragen of hij alles betaald heeft, dan wel of hij zich nog kan verwachten aan bijkomende facturen.

Niettemin wordt de mogelijkheid van bijkomende facturen niet helemaal uitgesloten. Wij houden rekening met de situatie waarbij nog niet alle gegevens beschikbaar zijn op het ogenblik van het versturen van de eerste facturatie. Wij stellen voor dat voortaan enkel onder deze laatste uitdrukkelijke voorwaarde bijkomende facturen zijn toegestaan. Bovendien moet de patiënt hiervan bij de eerste facturatie schriftelijk en ondubbelzinnig op de hoogte worden gebracht. Aldus wordt vermeden dat hij later nog voor verrassingen komt te staan.

De indieners stellen tevens voor om een termijn te stellen binnen dewelke het ziekenhuis de factuur aan de patiënt moet zenden. Het gaat immers niet op dat een patiënt pas lange tijd na zijn ontslag uit het ziekenhuis de rekening daarvan toegestuurd krijgt. Dit moet gebeuren op een moment dat zijn behandeling in het ziekenhuis nog min of meer vers in het geheugen ligt en hij dus gemakkelijker de gevraagde bedragen kan nagaan.

HOOFDSTUK 3

Wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, wat betreft het verbod van weigering van gezondheidszorg

De indieners menen dat de gezondheidszorg een basisrecht is dat voor iedereen toegankelijk moet zijn. Weigering van medisch noodzakelijke gezondheidszorgen omwille van financiële problemen moet dan ook worden uitgesloten. Om die reden stellen de indieners voor alle mogelijke onduidelijkheid hierover weg te werken en een uitdrukkelijk verbod in te stellen op dergelijke weigering in hoofde van de geneesheren, de tandartsen, de apothekers en de ziekenhuizen.

De voorgestelde bepalingen viseren enkel de weigering van medisch noodzakelijke verstrekkingen. Het gaat dan om een passende en verantwoorde medische zorg. De invulling daarvan zal indien nodig beoordeeld worden in het licht van het concrete geval waarin de patiënt zich bevindt en waarover bij blijvende betwisting de rechter oordeelt.

HOOFDSTUK 4

Wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, wat de betaling van het honorarium betreft

Ziekenhuizen, geneesheren en andere zorgverstrekkers vragen geregeld een voorschot aan patiënten voordat een onderzoek, medische behandeling of opname plaatsvindt.

Patiënten ervaren het voorschot als zeer ongelegen. Wanneer zij in een ziekenhuis worden opgenomen of een behandeling moeten ondergaan, maken zij zich hoe dan ook reeds zorgen en stellen zij zich allerlei vragen. Net op dat moment worden zij op een harde manier geconfronteerd met de financiële kant van de zaak.

Uit onderzoek, waarbij onder meer schuldhulpverleners en schuldenaars werden betrokken, bleek dat het vragen van voorschotten geen uitzonderlijke praktijk is (8) . Voor mensen die het financieel minder breed hebben stelt dit probleem zich bovendien des te scherper. Medische problemen zijn voor hen hoe dan ook al een harde dobber. Het voorschot houdt in dat zij onmiddellijk, nog voordat de behandeling plaats heeft gehad, moeten uitzoeken hoe zij het geld daarvoor bij elkaar kunnen krijgen.

Een ander onderzoek toont aan dat, medio 2010, twee derde van de algemene ziekenhuizen een voorschot vroeg voor een verblijf in gemeenschappelijke en tweepersoonskamers. In twee op de drie gevallen wordt het wettelijke maximum gevraagd. Twee derde van de algemene ziekenhuizen vraagt een voorschot op eenpersoonskamers. Je betaalt minimaal 300 euro in de helft van de algemene ziekenhuizen die een voorschot vragen. In vijf instellingen betaal je meer dan 1 000 euro voorschot. Het maximum bedroeg in 2010 1 319 euro (9) .

Uit een recente navraag van de krant Het Laatste Nieuws bij ziekenhuizen en het artsensyndicaat komt naar voor dat meer en meer ziekenhuizen hoge voorschotten voor supplementen en erelonen vragen bij ingrepen (10) . De ziekenfondsen krijgen hierover steeds meer klachten.

Het voorschot moet beschouwd worden als een vorm van voorwaardelijke weigering en bijgevolg als een financiële beperking van het recht op gezondheidszorg. Het vragen van een voorschot in de huidige wetgeving is, behoudens dringende verzorging in noodsituaties, niet verboden. Wel gelden er beperkingen voor de voorschotten die het ziekenhuis aan de patiënt mag vragen voor verblijfskosten.

De indieners zijn van mening dat de gezondheid van de patiënt op de eerste plaats moet komen en pas daarna het financiële luik moet worden afgehandeld. Wij stellen dan ook voor om het voorschot te verbieden. Dit verbod moet gelden voor geneesheren, tandartsen en apothekers, evenals voor de ziekenhuizen, dit laatste voor zowel de opname met overnachting als de ambulante zorg in het ziekenhuis (dagziekenhuis). Dit zou betekenen dat de patiënt enkel nog om een betaling kan worden gevraagd nadat de zorgverstrekking heeft plaatsgevonden.

De tekst van het voorstel beperkt het verbod tot de medisch noodzakelijke prestaties bij personen die rechthebbend zijn in de wettelijke ziekteverzekering. Medisch noodzakelijke zorg is gedefinieerd als « passende en verantwoorde medische zorg ». De bevoegde rechtbank kan zich in een vonnis uitspreken over wat in een bepaald geval wordt verstaan onder medisch noodzakelijke zorg indien de beslissing van de arts dienaangaande aangevochten wordt door de patiënt, zijn wettelijke vertegenwoordiger of een bevoegde derde.

HOOFDSTUK 5

Wijziging van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, wat betreft de voorafgaande financiële informatie aan de patiënt

Sedert 2004 kennen we in ons land « de verklaring bij opname in een ziekenhuis » of kortweg « het opnameformulier ». Dit document waarvan het model bij koninklijk besluit (11) is vastgesteld, moet uiterlijk bij de aanvang van een opname aan de patiënt of aan zijn wettelijke vertegenwoordiger ter ondertekening worden aangeboden.

Het opnameformulier geeft weliswaar al een belangrijke aanwijzing inzake de financiële voorwaarden die in het ziekenhuis van toepassing zijn. Toch blijven de gegevens beperkt tot een aantal elementen aan de hand waarvan de diverse rubrieken van de ziekenhuisfactuur uiteindelijk zullen worden ingevuld. Verder worden in het opnameformulier een aantal keuzes van de patiënt geformaliseerd die belangrijke financiële gevolgen hebben. Het betreft met name de keuze om al dan niet uitsluitend behandeld te worden door verbonden geneesheren, wat meteen bepalend is voor de mogelijkheid om de patiënt al dan niet ereloonsupplementen aan te rekenen. Verder is er de kamerkeuze, die uiteraard van belang is voor de mogelijkheid om al dan niet kamersupplementen aan te rekenen, maar die ook de toepassing van de ereloonsupplementen beïnvloedt. In de praklijk blijken patiënten zich niet altijd bewust te zijn van de gevolgen van deze keuzes en van het feit dat zij alleszins recht hebben op een behandeling aan het tarief van de gemeenschappelijke kamer. Evenmin zijn patiënten er zich altijd van bewust dat bijvoorbeeld de bewering dat de gemeenschappelijke kamers in het ziekenhuis volzet zijn geen enkele invloed mag hebben op hun keuze.

Het recht op voorafgaande informatie over de financiële gevolgen vinden we voor een stuk terug in de wet betreffende de rechten van de patiënt. Het recht op toestemming van de patiënt, zoals geformuleerd in artikel 8 van die wet, wordt uitdrukkelijk omschreven als een geïnformeerde toestemming (« informed consent »). De patiënt kan inderdaad slechts behoorlijk zijn toestemming geven voor een tussenkomst door een zorgverstrekker wanneer hij afdoende op de hoogte is gesteld van de diverse aspecten daarvan (denken we bijvoorbeeld maar aan de noodzaak over de nevenwerkingen van een medische ingreep). In dat verband moet de patiënt onder meer ook ingelicht worden over de financiële gevolgen van de tussenkomst (12) . Deze informatie moet zo begrepen worden dat zij onder meer betrekking heeft op de totale kostprijs van de tussenkomst van de beroepsbeoefenaar, met inbegrip van de honoraria en de remgelden en supplementen die door de patiënt moeten worden gedragen (13) .

De patiënt dient voorafgaand aan de opname een inschatting te kunnen maken van de financiële gevolgen van een ziekenhuisverblijf en de verschillende keuzes die hij tijdens dat verblijf maakt (kamerkeuze, arts, soort implantaat, enz.). Momenteel verschaft de opnameverklaring belangrijke informatie aan de patiënt over een veelheid aan kosten, ingedeeld in diverse kostenrubrieken en waarvan het bedrag door diverse elementen wordt beïnvloed. Maar het laat de patient niet toe zo'n een schatting te maken. We stellen vast dat bepaalde ziekenhuizen wel op hun website stellen dat ze ereloonsupplementen aanrekenen, maar niet hoeveel. Artsen informeren bovendien de patiënt vaak onvoldoende over de kostprijs van implantaten en eventuele evenwaardige goedkopere alternatieven. Dit gebrek aan transparantie doet zich ook voor in het dagziekenhuis en bij ambulante zorgen in het ziekenhuis.

Naar aanleiding van de Dag van de Patiëntenrechten op 18 april 2013 vond een onderzoek plaats naar de omstandigheden waarin de opnameverklaring wordt besproken en ondertekend (14) . Hieruit blijkt :

— 68 % van de patiënten ondertekent de verklaring op de dag van de opname;

— 83 % is vrij tevreden over de uitleg die ze krijgen over de kamer- en tariefkeuze;

— 40 % begrijpt echter niet wat de financiële gevolgen zijn van hun keuzes;

— 88 % van de artsen geeft geen uitleg over de kostprijs van de ingreep.

Uit getuigenissen blijkt dat de dag van de opname niet het ideale moment is om de opnameverklaring te ondertekenen :

— de patiënt vindt het moeilijk om zich op andere zaken te concentreren dan zijn medische toestand en de praktische aspecten van de opname;

— de omstandigheden aan de onthaalbalie zijn niet altijd ideaal : er zijn wachtrijen, drukte, pratende mensen op de achtergrond;

— de patiënt krijgt amper bedenktijd en kan bijvoorbeeld niet meer bij zijn ziekenfonds langsgaan met vragen.

De onderzoekers concluderen dat het aangewezen is dat artsen en ziekenhuizen de patiënten op voorhand informeren over de financiële kant van een behandeling. Dat kan volgens hen door een kostenraming van de behandeling te maken.

Dit wetsvoorstel verfijnt het recht op voorafgaande financiële informatie van de patiënt. De voorgestelde bepaling betreft de informatie bij opname in het ziekenhuis. Gelet op de voorziene duur van de opname en de geplande behandelingen, zal het over het algemeen voor het ziekenhuis geen problemen met zich brengen om bij aanvang van de opname de kosten daarvan te ramen. Uiteraard gelden de opgegeven prijzen onder voorbehoud van onvoorziene wendingen, bijvoorbeeld inzake de duur van het verblijf en de behandelingen die noodzakelijk blijken.

De indiener meent dat het recht op volledige voorafgaande informatie, zoals hier voorgesteld, de patiënt een vollediger beeld geeft van de mogelijke financiële gevolgen van zijn opname en van de diverse keuzes die hij kan maken.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

HOOFDSTUK 2

Wijziging van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinstellingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, wat de inning en de facturatie betreft

Artikel 2

In het kader van de invoering van een globale facturatie wordt afstand gedaan van de afzonderlijke centrale inning door de Medische Raad. Het huidige artikel 149 van de ziekenhuiswet verwijst naar de mogelijkheid dat de Medische Raad besluit zelf een dienst voor de centrale inning van de honoraria in te stellen. De inleidende zin van artikel 149 wordt bijgevolg geherformuleerd ten einde laatst genoemde mogelijkheid weg te laten.

Artikel 3

Het huidige artikel 150 van de ziekenhuiswet heeft betrekking op de werking van de dienst die door de Medische Raad is opgericht met het oog op de centrale inning. Aangezien de centrale inning door de Medische Raad voortaan niet meer mogelijk is, vervalt deze bepaling.

Artikel 4

Deze bepaling herformuleert artikel 156 van de ziekenhuiswet, teneinde te verduidelijken dat voortaan slechts één factuur naar de patiënt of naar een derde betaler mag worden gezonden. De verwijzing naar de regels inzake centrale inning door de Medische Raad wordt weggelaten.

Ook bijkomende facturaties, na deze eerste facturatie door het ziekenhuis, zijn niet wenselijk. Nochtans lijken die in de praktijk niet geheel te kunnen worden uitgesloten. Daarom stellen we voor dat bijkomende facturaties enkel zijn toegestaan wanneer de gegevens nog niet beschikbaar zijn op het ogenblik van het versturen van de eerste facturatie. In dat geval moet de patiënt hiervan bij de eerste facturatie schriftelijk en ondubbelzinnig op de hoogte worden gebracht, met precieze aanduiding van de rubrieken waarvoor nog een bijkomende factuur volgt. Bovendien moeten de bijkomende facturen naar de eerste factuur verwijzen.

Overtreding van deze bepalingen wordt bestraft met een burgerrechtelijke sanctie. Dit soort sanctie verdient voorkeur boven de strafrechtelijke weg (overigens verwijzen ook de huidige strafsancties, opgesomd in artikel 164, niet naar deze bepaling). De indieners stellen dan ook voor dat bij overtreding enkel de betaling van de eerste facturatie kan geëist worden.

Ten slotte bepaalt dit artikel dat de factuur aan de patiënt moet worden gezonden binnen drie maanden nadat de opname van de patiënt in het ziekenhuis wed beëindigd. Wanneer wordt getalmd met het toezenden van de factuur en dit langer duurt dan de voorziene termijn, zal de sanctie bestaan in een verlenging van de termijn binnen welke de factuur moet worden betaald. In dat geval kan het ziekenhuis de betaling slechts eisen een jaar na de verzending van de factuur. Die termijn geldt ongeacht de termijn die eventueel contractueel is bepaald of bij de facturatie wordt vermeld.

Artikel 5

Het huidige artikel 159 van de ziekenhuiswet voorziet in een overgangsregeling met betrekking tot de regels inzake de centrale inning. Hierdoor kunnen stelsels van centrale inning die van kracht zijn op 31 december 1983 toepasselijk blijven. Bovendien schept het de mogelijkheid dat bepaalde geneesheren zelf hun honoraria blijven innen. Dit geldt met name voor geneesheren die op 31 december 1983 sedert tenminste twintig jaar hun praktijk in een ziekenhuis uitoefenen en op die datum zelf hun honoraria innen. In het licht van de hervormingen past het die overgangsregeling op te heffen.

Artikel 6

De uitvoering van de nieuwe wet noodzaakt een zekere reorganisatie op het vlak van de centrale inning. Om deze reden treedt dit hoofdstuk pas in werking op de eerste dag van de zesde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

HOOFDSTUK 3

Wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, wat betreft het verbod van weigering van gezondheidszorg

Artikel 7

De voorgestelde bepaling voert een verbod in tot weigering van het verstrekken van medisch noodzakelijke gezondheidszorg omwille van de vermogenstoestand van de patiënt. Daartoe wordt een nieuw artikel 8/1 ingevoegd in het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen. De nieuwe bepaling heeft betrekking op de beoefenaars van de gezondheidszorg die bedoeld worden in de artikelen 2, § 1, 3 en 4, § 1, van dezelfde wet. Dit zijn de geneesheren, tandartsen en apothekers.

Artikel 8

Een gelijkluidend verbod wordt geformuleerd met betrekking tot de weigering van noodzakelijke hospitalisatie (opname of dagziekenhuis) door het ziekenhuis. Daartoe wordt artikel 30 van de ziekenhuiswet aangevuld.

Artikel 9

Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2014.

HOOFDSTUK 4

Wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, wat de betaling van het honorarium betreft

Artikel 10

In het voorgestelde artikel 15/1 van het koninklijk besluit nr. 78 wordt bepaald dat geen betaling van het honorarium of van een voorschot mag worden gevraagd of ontvangen voordat de verstrekking, bijvoorbeeld een behandeling, is afgerond. Het voorgestelde verbod heeft dus niet enkel betrekking op het vragen van een voorschot door een gezondheidszorgverstrekker maar viseert ook mogelijke omzeiling doordat het voorschot « niet wordt gevraagd » maar bijvoorbeeld wordt betaald aan de gezondheidszorgverstrekker die de « gewoonte » heeft zulks te ontvangen. Die bepaling geldt dan voor al de zorgverstrekkers die ressorteren onder het toepassingsgebied van hoofdstuk I van het koninklijk besluit nr. 78, namelijk de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandartsen en de apothekers.

Artikel 11

Het verbod een voorschot te vragen geldt uiteraard ook voor de honoraria van de ziekenhuisgeneesheren. Het zelfde principe moet echter eveneens van toepassing zijn op de overige kosten van de hospitalisatie die het ziekenhuis aan de patiënt aanrekent en die het voorwerp uitmaken van de facturatie als bedoeld in artikel 156 van de ziekenhuiswet. Daartoe wordt een nieuw artikel 156/1 ingevoegd in de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008.

HOOFDSTUK 5

Wijziging van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, wat betreft de voorafgaande financiële informatie aan de patiënt

Artikel 12

Het wetsvoorstel wijzigt artikel 98 van de ziekenhuiswet (wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008). Deze bepaling, die de wettelijke basis vormt voor de invoering van het opnameformulier, geeft de Koning onder meer de bevoegdheid om nadere regels te bepalen inzake de aard van de bedragen ten laste van de patiënt, die hem vooraf moeten worden medegedeeld. Het gaat dan onder meer over de kamersupplementen, de ereloonsupplementen evenals alle kosten voor bijkomende leveringen en diverse kosten. De indiener stelt voor dat het ziekenhuis voortaan ook de totaliteit van de kosten moet geven voor vier belangrijke rubrieken. De bedoeling is niet dat een totale vaste prijs voor de hospitalisatie van de patiënt wordt vastgesteld waarvan niet meer kan worden afgeweken. Wel zal voortaan per rubriek een prijs worden opgegeven die afhankelijk is van de keuzes die de patiënt kan maken en die vast staat voor zover de voorziene duur en nodige behandelingen worden nagevolgd :

1. De totale verblijfskosten. Hier dienen de totale bedragen te worden gegeven naargelang de kamerkeuzen die de patiënt kan maken. De bedragen die het ziekenhuis opgeeft zijn die welke zullen worden aangerekend voor de voorziene duur van de hospitalisatie. Zij zijn met andere woorden geldig onder voorbehoud van wijzigingen inzake de verblijfsduur.

2. De totale farmaceutische kosten. Het opgegeven bedrag of bedragen gelden voor zover het voorziene gebruik en verbruik hier zal worden nagekomen. Er wordt ook rekening gehouden met de keuzes die de patiënt eventueel kan maken.

3. De totale erelonen en ereloonsupplementen. Hier zullen de verschillende totalen worden gegeven naargelang de keuzes die de patiënt kan maken inzake het statuut van de ziekenhuisgeneesheren (geconventioneerd of niet). De verschillen ingevolge het al dan niet aanrekenen van ereloonsupplementen zullen dan duidelijk worden.

4. De kosten voor implantaten en medische materialen. Zo worden ziekenhuizen ertoe verplicht om betere informatie te verstrekken omtrent de kostprijs van de implantaten en de medische materialen die wellicht gebruikt zullen worden tijdens de interventie. Dit houdt eveneens in dat het ziekenhuis goedkopere evenwaardige alternatieven voorstelt wanneer die bestaan.

Artikel 13

Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2014.

Leona DETIÈGE.
Bert ANCIAUX.
Dalila DOUIFI.
Fatma PEHLIVAN.
Ludo SANNEN.
Guy SWENNEN.
Fauzaya TALHAOUI .

WETSVOORSTEL


HOOFDSTUK 1

Inleidende bepaling

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2

Wijziging van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinstellingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, wat de inning en de facturatie betreft

Art. 2

In artikel 149 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinstellingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, wordt het zinsdeel « Behalve indien de Medische Raad besluit zelf een dienst voor de centrale inning van de honoraria in te stellen, geschiedt de centrale inning » vervangen door de woorden « De centrale inning geschiedt ».

Art. 3

Artikel 150 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 4

In artikel 156 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) het eerste lid wordt vervangen door de volgende leden :

« Het ziekenhuis voegt in één factuur het bedrag verschuldigd voor de medische prestaties met betrekking tot gehospitaliseerde patiënten en de overige voor de hospitalisatie verschuldigde bedragen.

Bijkomende facturaties zijn slechts toegestaan wanneer de gegevens nog niet beschikbaar zijn op het ogenblik van het versturen van de eerste facturatie. In dat geval moet de patiënt hiervan bij de eerste facturatie schriftelijk en ondubbelzinnig op de hoogte worden gebracht, met precieze aanduiding van de rubrieken waarvoor nog een bijkomende factuur volgt. De bijkomende facturatie verwijst naar de eerste facturatie.

Bij overtreding van de bepalingen van dit artikel kan het ziekenhuis van de patiënt enkel de betaling eisen van de eerst toegezonden factuur.

De in het eerste lid vermelde factuur wordt verzonden binnen drie maanden na het einde van de opname in het ziekenhuis. Is dit niet het geval, dan kan het ziekenhuis de betaling slechts eisen een jaar na de verzending van de factuur. »;

b) in het derde lid, dat het zesde lid wordt, worden de woorden « het vorige lid » vervangen door de woorden « het eerste lid ».

Art. 5

Artikel 159 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 6

Dit hoofdstuk treedt in werking op de eerste dag van de zesde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

HOOFDSTUK 3

Wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, wat betreft het verbod van weigering van gezondheidszorg

Art. 7

In het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, wordt een artikel 8/1 ingevoegd, luidende :

« Art. 8/1. De in de artikelen 2, § 1, 3 en 4, § 1, bedoelde beoefenaars mogen geen medisch noodzakelijke gezondheidszorg weigeren wegens de vermogenstoestand van de patiënt. »

Art. 8

Artikel 30 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, wordt aangevuld met een vijfde lid, luidende :

« Het ziekenhuis mag geen medisch noodzakelijke hospitalisatie weigeren wegens de vermogenstoestand van de patiënt. »

Art. 9

Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2014.

HOOFDSTUK 4

Wjziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, wat de betaling van het honorarium betreft

Art. 10

In het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen wordt een artikel 15/1 ingevoegd, luidende :

« Art. 15/1. Het is verboden de betaling van het honorarium of van een voorschot op het honorarium te vragen of te ontvangen voor een medisch noodzakelijke verstrekking voordat de verstrekking is beëindigd bij patiënten die rechthebbenden zijn volgens artikel 32 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. »

Art. 11

In titel IV, hoofdstuk III, afdeling 6, van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008 wordt een artikel 156/1 ingevoegd, luidende :

« Art. 156/1. Noch voor de medische prestaties, noch voor de kosten verschuldigd voor de hospitalisatie, mag de betaling van het verschuldigde bedrag of van een voorschot worden gevraagd of ontvangen voor een medisch noodzakelijke verstrekking voordat de verstrekking is beëindigd bij patiënten die rechthebbenden zijn overeenkomstig artikel 32 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. »

HOOFDSTUK 5

Wijziging van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, wat betreft de voorafgaande financiële informatie aan de patiënt

Art. 12

In artikel 98, eerste lid, van de wet van betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º de aanhef wordt vervangen als volgt :

« De Koning bepaalt de nadere regels inzake : »

2º het bepaalde onder a) wordt aangevuld met het volgende zinsdeel :

« deze voorafgaandelijke mededeling betreft tevens het totale bedrag ten laste van de patiënt van :

— de vermoedelijke verblijfskosten;

— de vermoedelijke farmaceutische kosten;

— de vermoedelijke erelonen en ereloonsupplementen;

— de vermoedelijke kosten voor implantaten en medische materialen met inbegrip van evenwaardige alternatieven. »

Art. 13

Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2014.

17 mei 2013.

Leona DETIÈGE.
Bert ANCIAUX.
Dalila DOUIFI.
Fatma PEHLIVAN.
Ludo SANNEN.
Guy SWENNEN.
Fauzaya TALHAOUI .

(1)  Armoede in België, Federale Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting, 2010.

(2)  « Is uw portemonnee ook ziek ? — Een onderzoek naar medische kosten en schulden », Verbruikersateljee, 2008.

(3)   Zoals bijvoorbeeld het Europees Sociaal Handvest van 18 oktober 1961, het Internationaal Verdrag van 19 december 1966 inzake economische, sociale en culturele rechten, het Verdrag van 20 november 1989 inzake de rechten van het kind en het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.

(4) Artikel 147 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinstellingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, hierna ziekenhuiswet genoemd.

(5) Artikel 2 van het koninklijk besluit van 15 december 1987 houdende uitvoering van artikel 141 van de Ziekenhuiswet, gecoördineerd op 7 augustus 1987, met betrekking tot de vordering van de bedragen verschuldigd voor de gehospitaliseerde patiënten.

(6) Artikel 150 ziekenhuiswet.

(7) Artikel 3 van het bovenvermelde koninklijk besluit van 15 december 1987.

(8)  « Is uw portemonnee ook ziek ? — Een onderzoek naar medische kosten en schulden », Verbruikersateljee, 2008.

(9)  Onafhankelijke Ziekenfondsen, Ziekenhuisgids, 2011.

(10)  Het Laatste Nieuws, 5 februari 2013, blz. 1 en 9.

(11)  Koninklijk besluit van 17 juni 2004 betreffende de verklaring bij opname in een ziekenhuis.

(12) Artikel 8, § 2, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt.

(13) Wetsontwerp betreffende de rechten van de patiënt, memorie van toelichting, Parl. St., Kamer, Doc. 50-1642/001, blz. 26.

(14)  Onderzoeksrapport CM en Ziekenzorg CM, Prijsbewuste keuzes in het ziekenhuis, 2013.