5-2225/2 | 5-2225/2 |
18 JULI 2013
I. INLEIDING
Dit optioneel bicameraal wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend als een wetsontwerp (stuk Kamer, nr. 53-2943/1). Het werd op 17 juli aangenomen in de Kamer van volksvertegenwoordigers. Het werd op 18 juli overgezonden naar de Senaat en nog dezelfde dag geëvoceerd.
De commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 17 juli 2013, met toepassing van artikel 27.1 van het Reglement van de Senaat, en van 18 juli 2013.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE HEER WATHELET, STAATSSECRETARIS VOOR LEEFMILIEU, ENERGIE EN MOBILITEIT, TOEGEVOEGD AAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN GELIJKE KANSEN, EN STAATSSECRETARIS VOOR STAATSHERVORMING, TOEGEVOEGD AAN DE EERSTE MINISTER
Door de richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende het kader voor het invoeren van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere vervoerswijzen (hierna : ITS-richtlijn) werd een grote stap gezet naar de invoering van intelligente vervoerssystemen op het grondgebied van de Europese Unie.
De ratio legis van de ITS-richtlijn wordt bondig samengevat in overweging 3 daarvan : « Intelligente vervoerssystemen (ITS) zijn geavanceerde toepassingen die, zonder intelligentie als zodanig te belichamen, gericht zijn op het aanbieden van innovatieve diensten inzake verschillende vervoerswijzen en verkeersbeheer en die uiteenlopende gebruikers in staat stellen zich beter te informeren en veiliger, meer gecoördineerd en « slimmer »gebruik te maken van vervoersnetwerken. »
België is zich als internationaal verkeers- en vervoersknooppunt goed bewust van de problematiek van druk gebruikte transportinfrastructuren. De federale overheid heeft dan ook samen met de gewesten en andere betrokken actoren beslist om over te gaan tot omzetting van de ITS-richtlijn, rekening houdend met artikel 5 daarvan (invoering van ITS).
Het voorliggende ontwerp van wet tot creatie van het kader voor het invoeren van intelligente vervoerssystemen en tot wijziging van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid wil verder gaan dan enkel de omzetting van de ITS-richtlijn. Gezien de globale impact van het vervoer op de samenleving en de nuttige rol die intelligente vervoerssystemen daarin kunnen spelen, waarbij onder meer kan worden verwezen naar het onderzoek ter zake van het Internationaal Transportforum, is het nodig om te voorzien in een kaderwet die ter zake enerzijds de algemene principes uiteenzet en anderzijds verdere aanpassings- en uitvoeringsmogelijkheden toevertrouwt aan de Koning.
Eén van de eerste acties die gerealiseerd zullen worden in het kader van de ITS-Richtlijn is de invoering van een geharmoniseerde voorziening in de gehele Unie van een interoperabele « eCall ».
Het in plaats stellen van een « eCall » systeem behoort tot de bevoegdheid van verscheidene overheden : de federale overheidsdienst (FOD) Economie bepaalt over het algemeen de modaliteiten van samenwerking van de operatoren met de nooddiensten, wat in het bijzonder belangrijk is voor de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden. Daar tegenover staat dat de FOD Binnenlandse Zaken bevoegd is voor het bepalen van de verplichtingen van de systemen en alarmcentrales die de doorgave verzekeren van een spraakverbinding met de inzittende van het voertuig en de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden.
De gedelegeerde verordening (EU) nr. 305/2013 van de Commissie van 26 november 2012 tot aanvulling van richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad, wat de geharmoniseerde voorziening in de gehele Unie van een interoperabele eCall betreft en de aanbeveling 2011/750/EU van de Commissie van 8 september 2011 ter ondersteuning van een EU-wijde « eCall »-dienst in elektronische communicatienetwerken voor de transmissie van op 112 gebaseerde noodoproepen uit voertuigen (« eCalls ») waarnaar voornoemde verordening verwijst, vullen de richtlijn ITS aan.
Het is nodig voor de invoering van « eCall » in België dat met de definities van deze Europese regelgeving in deze wet rekening wordt gehouden zodat zij door de verschillende overheden belast met de invoering ervan op dezelfde wijze worden begrepen.
De gedelegeerde verordening (EU) nr. 305/2013 en de aanbeveling 2011/750/EU betreffen een « eCall » naar het Europese noodnummer 112, ook wel « publieke eCall » genoemd. Er bestaan echter particuliere bedrijven die een « eCall »-dienst aanbieden via hun eigen oproepcentrales teneinde commerciële bijstandsdiensten aan te bieden. Dergelijke « eCall » wordt « particuliere eCall » genoemd. Voor de duidelijkheid wordt daarom ook een definitie gegeven van dit begrip in deze wet.
III. ALGEMENE BESPREKING
De heer Miller is overtuigd van de pertinentie van de voorliggende bepalingen. Hij wenst te vernemen of het ontwerp voldoende aandacht heeft voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Kan de staatssecretaris aangeven of er voldoende rekening is gehouden met de opmerkingen uit het advies 31/2012 van de Commissie ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer ? Zijn er nog aanpassingen gebeurd ten opzichte van het voorontwerp om rekening te houden met de opmerkingen uit het advies ?
Spreker vraagt zich vervolgens af wat er zal gebeuren indien de intelligente vervoersystemen waarvan sprake, niet functioneren. Tot slot vraagt het lid of er overleg heeft plaatsgehad met de gewesten. Hoe zullen de verhoudingen zijn ?
De heer Schouppe stelt dat de inschakeling van de geschetste technologie een absolute noodzaak is om de verschillende verkeersfluxen te beheren en om optimaal gebruik te make van de bestaande infrastructuur.
De heer Daems merkt op dat in de memorie van toelichting letterlijk wordt aangegeven dat voorliggende bepalingen verder strekken dan de achterliggende richtlijn. Kan de staatssecretaris aangeven in welke zin België verder wil gaan ? Hoe ver laat het ontwerp toe om verder te gaan via gewone uitvoeringsbesluiten ? Hoe is de verhouding ervan met de bescherming van de levenssfeer ? Het lid verwijst ook naar de in artikel 9 voorgestelde machtiging aan de Koning. Hij stelt dat het gebruik ervan in een schriftelijk verslag aan het Parlement moet gemeld worden uiterlijk één maand voor de totstandkoming van de betrokken bepalingen. Is deze termijn niet te kort ?
De heer Bellot benadrukt dat geolokalisatie momenteel mogelijk is via een computerchip die in de wagen wordt ingebouwd. Het is illusoir om te denken dat omdat er wetten worden uitgevaardigd, deze techniek niet meer zal voorkomen. Het is aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer om haar taak op zich te nemen en aan de autoriteiten om het duidelijke en strikte kader te schetsen.
De staatssecretaris verklaart dat de basisvraag als voglt kan worden geformuleerd : tot waar kan de informatievergaring strekken om de mobiliteit en doorstroming te verbeteren. Het antwoord daarop is zeer delicaat, vooral ook omdat de technologische evolutie elke dag vooruitgaat. Deze wacht niet op wetten en bepalingen en wordt elke dag performanter. Spreker vermeldt daarbij dat de eigenlijke bedoeling van de voorliggende bepalingen het scheppen van een wetgevend kader is dat toelaat om zodanige omstandigheden te bepalen waarin de nieuwe technologieën met respect voor de persoonlijke levenssfeer en met respect voor het Europese kader, kunnen functioneren en vooruitgaan. Reden waarom ook de uiteindelijk voorliggende tekst rekening heeft gehouden met een aantal elementen van het advies 31/2012 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Ook wat de aanpassingen betreft zal de regering moeten instemmen, het advies van de Commissie zal moeten worden ingewonnen en bovendien zullen koninklijke besluiten binnen twee jaar na hun inwerkingtreding, moeten worden bekrachtigd. Spreker bevestigt dat er wel degelijk rekening werd gehouden met de opmerkingen van de Commissie. Echter, de evolutie van de technologie zal dusdanig zijn dat men zich ook in de toekomst verder vragen zal stellen.
Vervolgens legt de staatssecretaris nog uit dat « eCall » werkelijk het toepassingsvoorbeeld is van ITS in het algemeen. Het zal moeten toelaten om de hulpdiensten te helpen.
Spreker legt nog uit dat voor de filtering van de informatie, opdat deze geen inbreuk zou betekenen op het privé-leven, de voorliggende bepalingen een verdere impact hebben dan de Europese.
Het regeringslid verklaart dat de bijhorende samenwerkingsakkoorden begin juni 2013 naar de gewesten werden verstuurd. De antwoorden worden verwacht.
In verband met de opmerking over de te korte termijn stelt de spreker dat de politieke wereld, indien nodig, zijn rol wel zal spelen.
IV. STEMMINGEN
Het wetsontwerp in zijn geheel werd aangenomen met 9 stemmen bij 1 onthouding.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteurs voor het uitbrengen van een mondeling verslag.
De rapporteurs, | De voorzitter, |
Fauzaya TALHAOUI. Richard MILLER. | Ludo SANNEN. |
De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp (zie stuk Kamer, nr. 53-2943/4).