5-2051/2

5-2051/2

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

3 JULI 2013


Wetsontwerp tot wijziging van artikel 144ter, § 1, 1, van het Gerechtelijk Wetboek om het in overeenstemming te brengen met het Internationaal Verdrag betreffende de bestrijding van daden van nucleair terrorisme, gedaan te New York op 14 september 2005, en met de Wijziging van het Verdrag inzake externe beveiliging van kernmateriaal, aangenomen te Wenen op 8 juli 2005 door de conferentie van de Staten die partij zijn bij het Verdrag


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE UITGEBRACHT DOOR

MEVROUW TALHAOUI


I. INLEIDING

De bepalingen van dit wetsontwerp waren oorspronkelijk opgenomen in het wetsontwerp tot wijziging van het Strafwetboek om het in overeenstemming te brengen met het Internationaal Verdrag betreffende de bestrijding van daden van nucleair terrorisme, gedaan te New York op 14 september 2005, en met de Wijziging van het Verdrag inzake externe beveiliging van kernmateriaal, aangenomen te Wenen op 8 juli 2005 door de conferentie van de Staten die partij zijn bij het Verdrag (stuk Kamer, nr. 53-2672/01).

Zij werden opgesplitst en ingevoegd in het verplicht bicameraal wetsontwerp tot wijziging van artikel 144ter, § 1, 1º, van het Gerechtelijk Wetboek om het in overeenstemming te brengen met het Internationaal Verdrag betreffende de bestrijding van daden van nucleair terrorisme, gedaan te New York op 14 september 2005, en met de Wijziging van het Verdrag inzake externe beveiliging van kernmateriaal, aangenomen te Wenen op 8 juli 2005 door de conferentie van de Staten die partij zijn bij het Verdrag (stuk Kamer, nr. 53-2773/01).

Dit wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers aangenomen op 25 april 2013 met 110 tegen 10 stemmen bij 1 onthouding. Het werd overgezonden aan de Senaat op 26 april 2013.

De commissie heeft het besproken tijdens haar vergadering van 3 juli 2013 in aanwezigheid van de minister van Justitie.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Op 26 februari 2013 diende de regering in de Kamer van volksvertegenwoordigers een optioneel bicameraal wetsontwerp in « houdende overeenstemming met het Internationaal Verdrag betreffende de bestrijding van daden van nucleair terrorisme, gedaan te New York op 14 september 2005 en met de Wijziging van het Verdrag inzake externe beveiliging van kernmateriaal, aangenomen te Wenen op 8 juli 2005 » (stuk Kamer, nr. 53-2672/001).

Artikel 9 van dit wetsontwerp beoogde artikel 144ter, § 1, 1º, van het Gerechtelijk Wetboek te wijzigen om de bevoegdheden van de federale procureur uit te breiden tot nieuwe, door bovenvermeld wetsontwerp inzake nucleair terrorisme ingestelde misdrijven.

De Raad van State heeft aangestipt dat artikel 9 moest worden aangenomen volgens de procedure als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. De Kamercommissie voor de Justitie heeft bijgevolg op 5 maart 2013 beslist om artikel 72.2, tweede lid, van het Reglement van de Kamer van volksvertegenwoordigers toe te passen en het wetsontwerp op te splitsen in twee verschillende wetsontwerpen.

Beide wetsontwerpen zijn aangenomen in de plenaire vergadering van de Kamer op 25 april 2013 en overgezonden aan de Senaat.

Het wetsontwerp waarop de procedure als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet van toepassing is (stuk Kamer, nr. 53-2672/8), is niet door de Senaat geëvoceerd. Die tekst is de wet van 23 mei 2013 geworden « tot wijziging van het Strafwetboek om het in overeenstemming te brengen met het Internationaal Verdrag betreffende de bestrijding van daden van nucleair terrorisme, gedaan te New York op 14 september 2005, en met de Wijziging van het Verdrag inzake externe beveiliging van kernmateriaal, aangenomen te Wenen op 8 juli 2005 door de conferentie van de Staten die partij zijn bij het Verdrag » en is in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt op 6 juni 2013.

Voorliggend wetsontwerp beoogt artikel 144ter, van het Gerechtelijk Wetboek te wijzigen betreffende de uitoefening van de strafvordering door het federaal parket. Het wetsontwerp beoogt de federale procureur in staat te stellen de strafvordering uit te oefenen voor de nieuwe strafbare feiten inzake nucleair terrorisme, toegevoegd in het Strafwetboek bij de wet van 23 mei 2013.

III. BESPREKING

De heer Courtois vraagt wat de draagwijdte is van de wijziging in artikel 331bis van het Strafwetboek.

Mevrouw Talhaoui vraagt of er in bijzondere regels inzake uitlevering wordt voorzien voor daders van nucleair terrorisme. Kunnen daders van dergelijke zware terroristische feiten voor het Internationaal Strafhof worden gedaagd ?

Mevrouw Thibaut vraagt verduidelijking over de draagwijdte van de wijziging die wordt voorgesteld in artikel 488bis van het Strafwetboek. Het voorgestelde artikel bepaalt de bestraffing van iedere persoon die opzettelijk een handeling begaat die gericht is tegen kernmateriaal of tegen een installatie waarin kernmateriaal vervaardigd, verwerkt, gebruikt, behandeld, opgeslagen wordt, enz. Is die formulering niet te ruim ?

De minister wijst erop dat de vragen betrekking hebben op bepalingen die in het optioneel bicameraal wetsontwerp waren opgenomen dat niet werd geëvoceerd door de Senaat. Die teksten zijn ondertussen de wet van 23 mei 2013 geworden. Het ontwerp dat thans besproken wordt, beoogt enkel de bevoegdheid van het federaal parket te regelen voor de vervolging van nucleaire misdrijven.

De minister verduidelijkt overigens dat de in artikel 331bis voorgestelde aanpassing de tenuitvoerlegging omvat van de verplichtingen in artikel 7.1, g), i), van het gewijzigde Verdrag inzake externe beveiliging van kernmateriaal en in artikel 2.2., a), van het Verdrag betreffende de bestrijding van daden van nucleair terrorisme. Het toepassingsgebied van artikel 331bis moest worden uitgebreid om niet alleen kernmateriaal te beogen maar ook radioactief materiaal dat geen kernmateriaal is.

Er wordt in deze teksten niet in een specifieke regeling voorzien voor wat een eventuele uitlevering betreft. De algemene regels inzake uitlevering zijn van toepassing.

IV. STEMMINGEN

De artikelen 1 tot 3 worden achtereenvolgens aangenomen met 10 stemmen bij 1 onthouding.

Het wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met 10 stemmen bij 1 onthouding.

De commissie beslist eenparig vertrouwen te schenken aan de rapporteur voor de opstelling van dit verslag.

De rapporteur, De voorzitter,
Fauzaya TALHAOUI. Alain COURTOIS.

De tekst aangenomen door de commissie is dezelfde als de tekst van het overgezonden ontwerp door de Kamer van volksvertegenwoordigers (zie stuk Kamer, nr. 53-2373/01).