5-2166/1 | 5-2166/1 |
26 JUNI 2013
INLEIDING
De Grote Meren in Centraal-Afrika zijn reeds enkele decennia een broeinest van conflicten. Het oosten van de Democratische Republiek Congo (DRC) is hierbij het epicentrum van de complexe verstrengeling van deze conflicten. Ten eerste wordt hier een regionaal conflict uitgevochten met als protagonisten Rwanda, Oeganda, Burundi en de DRC. Deze crisis met de buurlanden wordt doorkruist door een tweede crisis : de Congolese crisis. De DRC zelf slaagt er immers niet in de veiligheid van haar burgers te waarborgen door corruptie tot op de hoogste beleidsniveaus, een gebrek aan controle over haar gehele grondgebied, een niet functionerend regeringsleger, geen vertrouwen in de politie en een gebrek aan onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Lokale milities vullen dit machtsvacuüm dat gecreëerd wordt in. Ten tweede slaagt de Congolese regering er niet in om haar burgers het gevoel te geven dat hun stem telt. De presidents- en parlementsverkiezingen van 2011 waren het bewijs van de lange weg die de DRC nog heeft af te leggen op het gebied van democratisering.
Deze crisis heeft de afgelopen vijftien jaar al meer dan vijf miljoen mensen het leven gekost. Een structurele oplossing dringt zich dan ook op. Deze oplossing bestaat uit drie pijlers. Ten eerste moet er ingezet worden op een proces van democratisering, te beginnen met de provinciale, Senaats- en gouverneursverkiezingen van 2013. Een democratisch verkozen overheid geeft immers meer garanties op de realisatie van pijler II : de beëindiging van de straffeloosheid die heerst en de creatie van een klimaat van veiligheid. Dit kan slechts gebeuren door de uitbouw van een goede veiligheidssector met een functionerend(e) leger, politie en gerecht. Dit moet er bovendien toe leiden dat rebellengroepen niet langer controle kunnen verwerven over de exploitatie van grondstoffen hetgeen een voorwaarde is voor de realisatie van pijler III. Dit is de sociaaleconomische samenwerking van de lokale protagonisten, vooral op het gebied van grondstoffen. Dit kan, naast etnische spanningen, een belangrijke motief tot oorlogvoering wegnemen en daarbij een stabiele en volgehouden klimaat van vrede realiseren.
Hoofdstuk I : de kruising van twee crisissen
De eerste crisis : een crisis met de buurlanden
Een belangrijke kiem voor het hedendaagse conflict is de genocide in Rwanda van 1994. Hutu-milities, onder andere de Forces armées rwandaises, vallen in april 1994 Tutsi-burgers aan. Deze laatsten, georganiseerd in het Front patriotique rwandais (FPR), slagen er uiteindelijk echter in de controle over het land te verwerven. Hierop vluchten vele Hutu-milities naar de Kivu-streek, Oost-Congo, een regio die sterk bevolkt is door Tutsi's. Tegelijk komt Paul Kagame, leider van het FPR, aan de macht in Rwanda. De etnische cocktail die ontstaat in de Kivu-streek en de opkomst van Kagama hebben sindsdien belangrijke gevolgen gehad voor de regio tot op heden.
De vermelde Hutu-milities verenigen zich er immers nog altijd in rebellengroepen, zoals in de Forces démocratiques de libération du Rwanda (FDLR). Tegelijk zijn er rebellengroepen die claimen de belangen van de lokale Tutsi's te behartigen. Zij krijgen vaak steun van Rwanda. Zo steunde Rwanda in het verleden het Congres national pour la défense du peuple (CNDP) onder leiding van Laurent Nkunda en later Bosco Ntaganda, tegen wie sinds 2006 een internationaal aanhoudingsbevel loopt. In 2009 kwam er na onderhandelingen een vredesakkoord dat bepaalde dat de CNDP zich zou integreren in het nationale leger, de Forces armées de la Republique democratique du Congo (FARDC).
Maar in april van vorig jaar werd een nieuwe rebellengroep opgericht, M23, genoemd naar het vredesakkoord van 23 maart 2009. Ook deze groep zou gesteund worden door Rwanda, aldus een recent rapport van de Verenigde Naties (VN). Deze rebellen scheurden zich af van de CNDP omdat zij van oordeel waren dat de Congolese regering haar beloftes uit het vredesakkoord van 2009 niet nakwam. Door zich af te scheuren hoopten ze de gesprekken opnieuw te kunnen opstarten. Hiernaast was er de toenemende internationale druk op de presidenten Kabila en Kagame om Ntaganda gevangen te nemen. Deze laatste koos daarom eieren voor zijn geld en overtuigde andere misnoegden uit de CNDP te stappen. Al snel kwam er echter ook binnen M23 een tweedeling, met een deel dat de militaire strijd wil verderzetten en een deel dat tot een diplomatieke oplossing wil komen via onderhandelingen met de overheid in de Oegandese hoofdstad Kampala.
Ondanks kortstondige samenwerkingen tussen Kigali en Kinshasha om rebellengroepen als het FDLR te neutraliseren in Oost-Congo en de recente uitlevering van Ntaganda aan het Internationaal Gerechtshof in Den Haag mag het duidelijk zijn dat de verzuurde relatie tussen de DRC en Rwanda een belangrijke verstorende factor is in de regio die de veiligheid van de burgerbevolking in het gevaar brengt. Tel hier nog de rebellengroepen bij die in het verleden gesteund zijn geweest door Burundi en Oeganda, dat meer recent ook M23 gesteund heeft, en het is duidelijk dat er sprake is van een conflict in de DRC dat sterk beïnvloed wordt door haar buurlanden. Maar de spanningen rond de Grote Meren van Centraal Afrika zijn niet de enige verklaring voor de problemen waar Congo vandaag mee kampt. Het land kampt immers ook met een interne, Congolese crisis.
De tweede crisis : een Congolese crisis
De DRC mag zich dus niet wegsteken achter dit regionale conflict. Het draagt immers ook een grote interne verantwoordelijkheid voor de crisis. Er is, vaak omwille van corruptie, slecht bestuur in vele sectoren, waarbij drie oorzaken vooral in het oog springen die verantwoordelijk zijn voor de binnenlandse problemen.
Eerst en vooral is er een gebrek aan veiligheid en een gevoel van straffeloosheid. De overheid slaagt er namelijk niet in haar autoriteit over het gehele grondgebied te laten gelden en de staat heeft hiernaast een slecht functionerend veiligheidsapparaat. Zowel de FARDC, de politie, als het gerecht functioneren niet naar behoren. Vooral de afwezigheid van een professioneel en betrouwbaar leger is een cruciaal probleem. Het FARDC is zwak door een tekort aan financiële middelen, corruptie tot op de hoogste beleidsniveaus en de integratie van rebellengroepen in het verleden, zoals het CNDP, die tot een destabilisatie van de leiding, structuur en discipline hebben geleid.
Hierdoor zijn lokale gewapende groepen ontstaan, vooral in de Kivu-provincies, die het machtsvacuüm hebben ingevuld en meer en meer ook politieke eisen zijn gaan stellen. Deze lokale groepen zorgen voor een nog grotere complexiteit in het oosten van de DRC door hun aanwezigheid naast de rebellengroepen die steun krijgen vanuit het buitenland. Verschillende rapporten van de VN hebben er de afgelopen jaren op gewezen hoe al deze groepen een waar terreurbewind voeren in de Kivu-provincies en zich bezondigen aan oorlogsmisdaden en schendingen van de mensenrechten. Zo is er seksueel geweld tegen vrouwen, het gebruik van kindsoldaten en recent is zelfs de verkrachting van baby's tussen de zes en twaalf maanden oud aan het licht gekomen. Bovendien tonen rapporten aan dat ook het FARDC zich hieraan bezondigt. Onveiligheid en straffeloosheid zijn daardoor een algeheel gegeven geworden.
Ten tweede is er een democratische deficit. In 2006 was er een eerste verkiezingscyclus die de hoop op een democratiseringsproces deed oplaaien. De tweede verkiezingscyclus waarin de DRC zich nu bevindt is echter met een valse noot van start gegaan. Deze is begonnen in 2011 en zou moeten eindigen in 2013. De verkiezingen worden georganiseerd door de Congolese Nationale Kiescommissie (CENI).
In 2011 waren er de presidents- en parlementsverkiezingen. Beiden werden gewonnen door de partij van Kabila Parti du peuple pour la reconstruction et la démocratie (PPRD). De legitimiteit van deze verkiezingen werd echter sterk in twijfel getrokken door de sterke controle van Kabila en zijn partij op het verkiezingsproces. Daarom kwam er ook sterke contestatie vanuit de oppositie, met onder andere Etienne Tshisekedi, die momenteel onder huisarrest staat, door het middenveld en door (internationale) organisaties die de rechten van de vrouwen beschermen. Deze laatste komen in het verkiezingsproces vooralsnog te beperkt aan bod. Er waren onder andere klachten over het niet respecteren van de rechten van de oppositie, de onevenredige toegang tot de media en de snelle grondwetsherziening in het jaar van de verkiezingen die ervoor zorgde dat de presidentsverkiezingen tot één ronde werden teruggebracht.
Ten derde is er een groot probleem met de ontginning van de natuurlijke rijkdommen in de DRC. Deze is vaak de aanleiding tot conflicten door de enorme inkomsten die eruit gegenereerd worden. Gewapende groepen halen immers vaak hun financiële slagkracht uit de illegale handel in natuurlijke rijkdommen. Dit beperkt zich bovendien niet tot de rebellengroepen; ook corruptie binnen het FARDC en de hoogste echelons van de overheid zouden ertoe leiden dat zij zich verrijken door controle van de mijnen. Corruptie voedt op deze manier een vicieuze cirkel van geweld.
Hoofdstuk II : een drieledige oplossing
Democratiseringsproces
Om na het debacle van de parlements- en presidentsverkiezingen van 2011 de Congolese bevolking te overtuigen dat zij een stem hebben in het beleid van hun land, is het van belang om stevig in te zetten op een democratisch verloop van de verkiezingen in 2013, net zoals dit gedaan is geweest voor de verkiezingen in de DRC van 2011 in de resolutie betreffende de presidentsverkiezingen van november 2011 in de Democratische Republiek Congo (stuk Senaat, nr. 5-992/4). Dit jaar zullen er zowel provinciale, gouverneurs- en Senaatverkiezingen zijn.
Er moet nadrukkelijk op toegezien worden dat zowel het CENI als het CSAC (le Conseil supérieur de l'audiovisuel et de la communication, de media-autoriteit) en het CSJ (het hooggerechtshof) in alle onafhankelijkheid kunnen functioneren. Daarnaast moet er een bescherming zijn van mensenrechtenactivisten en journalisten zodat een transparante berichtgeving mogelijk is. Bovendien moet er op toegezien worden dat alle groepen in de samenleving vertegenwoordigd worden in het democratische speelveld. Cruciaal is ten eerste dat hierbij het middenveld sterker vertegenwoordigd is en de mogelijkheid krijgt haar kandidaten naar voor te schuiven en haar partijprogramma duidelijk te maken. Ten tweede moet er ook op toegezien worden dat vrouwen een eerlijke toegang hebben tot het democratische proces. Tot slot is het nodig te investeren in programma's die de burger sensibiliseren en bewust maken van hun electorale stem en keuzemogelijkheden. Dit zijn cruciale voorwaarden om democratische verkiezingen te bewerkstelligen.
Om extra controle te voorzien is er nood aan onafhankelijke missies, zowel vanuit België als de internationale gemeenschap, zoals de VN en Europa, die erop toe zien dat de verkiezingen in alle eerlijkheid en transparantie verlopen. Transparante verkiezingen kunnen er enkel maar toe bijdragen dat de Congolese burger zich betrokken zal voelen bij de staat.
Een democratisch verkozen regering is ook van cruciaal belang voor de uitvoering van de tweede pijler en de derde pijler. De derde pijler is sociaaleconomische regionale samenwerking, met een focus op de exploitatie van de grondstoffen. Momenteel worden de exploitatierechten ver onder de waarde verkocht. Een democratisch verkozen regering biedt meer garanties dat er een einde komt aan het geheimzinnig en corrupt verkopen van deze exploitatierechten. Meer transparantie is broodnodig. Het is onaanvaardbaar dat een land met een dergelijke rijkdom aan grondstoffen deze ver onder de prijs verhandelen. De inkomsten die ze mislopen zijn het dubbele van het jaarlijkse budget voor gezondheid en onderwijs. De tweede pijler is de uitvoering van twee cruciale programma's die met elkaar verbonden zijn. Het gaat om de Security Sector Reform (SSR) en de Disarmament, Demobilization and Reintegration (DDR). Verschillende rapporten wijten de uitblijvende uitvoering van deze programma's aan een tekort aan politieke wil op het hoogste niveau van de Congolese autoriteiten. Een democratisch verkozen regering zal sneller geneigd zijn deze hervormingen door te voeren die in het belang zijn van de veiligheid van de Congolese bevolking en niet enkel in het belang van de Congolese elite.
Enter veiligheid, exit straffeloosheid
De humanitaire catastrofe die de rebellengroepen veroorzaken door het gebrek aan veiligheid en het gevoel van straffeloosheid moet tegengegaan worden via een Hervorming van de veiligheidssector (SSR) en het Ontmantelen van de rebellengroepen (DDR).
Op de korte termijn moet men komen tot de neutralisering van de rebellengroepen. Dit kan door het gelijktijdig bewandelen van de militaire en de diplomatieke weg. Het Congolese leger is voorlopig onvoldoende in staat gebleken om de rebellengroepen te bestrijden, maar regionale samenwerkingsverbanden en de internationale steun van de VN-veiligheidsmacht, Waarnemersmissie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo (Mission de l'Organisation des Nations unies en République démocratique du Congo pour la stabilisation — MONUSCO, die recent uitgebreid werd met een interventiemacht die een offensief mandaat heeft meegekregen, moet trachten de rebellengroepen te neutraliseren. Tegelijk moet ook de diplomatieke weg bewandeld worden bijvoorbeeld via de onderhandelingen in Kampala met de vleugel van de rebellengroep M23 onder leiding van Makenga. Om deze onderhandelingen neutraler te laten verlopen is het wel aangewezen voor een meer neutrale moderator dan Oeganda te opteren. De aanstelling van een VN-gezant zou daarbij een goede oplossing zijn. De recent aangesteld speciale gezant van de Verenigde Naties, Mary Robinson, zou hierbij een logische keuze zijn.
Na de neutralisering van een rebellengroep moet er overgegaan worden tot de implementatie van het DDR-proces, dat focust op de ontwapening, demobilisatie en tot slot de herintegratie van rebellensoldaten in de civiele samenleving. Het verzamelen van rebellenwapens en het ontbinden van hun militaire structuren is cruciaal. De fout van uit het verleden waarbij rebellengroepen in het reguliere leger werden geïntegreerd mag niet langer gemaakt worden. Herintegratie van de rebellensoldaten in de samenleving, samen met hun familie, is de te bewandelen weg. Ze moeten terug hun maatschappelijke sociale, economische en politieke rol opnemen. Het is op deze manier dat de DRC opnieuw controle kan en moet verwerven over haar gehele grondgebied.
Op de lange termijn moet Congo erin slagen zelf verantwoordelijk te zijn voor interne stabiliteit. Daarom is er nood aan een goed functionerend leger, een betrouwbare politie met feitelijke taken en een onafhankelijk gerecht. Het SSR-proces, dat focust op een hervorming van het leger, de politie en het gerecht, heeft dit tot doel. Vanuit Europa wordt dit proces ondersteund via de Adviserende en bijstandsverlenende missie van de Europese Unie op het gebied van de hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo « EUSEC RD Congo », in samenwerking met internationale partners, inzonderheid MONUSCO in de schoot van de VN. Het doel hiervan moet zijn om de Congolese autoriteiten bij te staan bij het opzetten van een defensieapparaat dat de veiligheid van de Congolezen kan garanderen met inachtneming van de democratische normen, de mensenrechten en de rechtstaat, de beginselen van behoorlijk bestuur en transparantie als wapen tegen de wijdverspreide corruptie.
Deze hervorming is cruciaal voor de vorming van een veilige samenleving en de beëindiging van de straffeloosheid. De uitlevering van Ntaganda, voormalig topfiguur binnen M23, is een goed signaal hiertoe. Maar dit moet een uiting zijn van een bredere, algemene strijd tegen de straffeloosheid waarbij soldaten, en vooral de hoge officieren, van zowel de FARDC als de rebellengroepen, effectief vervolgd worden indien ze zich bezondigen aan oorlogsmisdaden en misdaden tegen de rechten van de mens.
De Belgische overheid moet daarom druk blijven zetten op de Congolese regering, via haar bilaterale contacten, voor de uitvoering van beide programma's en het consequent vervolgen van overtreders van de wet. Tegelijk moet onze overheid ervoor zorgen dat deze problematiek hoog op de agenda blijft staan van de internationale partners. De duurzame ontwikkeling van Congo en de Regio van de Grote Meren is pas mogelijk indien er veiligheid is en de straffeloosheid wordt gebannen.
Via deze twee initiatieven, op de korte en op de lange termijn, die bovendien onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, moet er ook een einde gemaakt worden aan het zich verrijken door rebellengroepen en elementen van het FARDC via de handel in illegale grondstoffen. Er moet daarom een gerechtelijke vervolging zijn van vooral de hoge officieren die zich hieraan bezondigen. Pas wanneer de ontginningsmijnen niet langer in handen zijn van gewapende groepen die zich verrijken met de illegale handel in grondstoffen is immers pijler III mogelijk : sociaaleconomische regionale samenwerking.
Een regionaal vredesproces via sociaaleconomische samenwerking
Recent is het potentieel belangrijke vredesakkoord van Addis Abeba afgesloten dat als doel heeft te zorgen voor vrede, veiligheid en samenwerking tussen de DRC en de buurlanden. Rwanda, Oeganda, Tanzania, Zuid-Soedan, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Zambia, Zuid-Afrika, Angola, Congo-Brazzaville, Burundi en de Democratische Republiek Congo zelf kwamen tot dit akkoord waarin ze onder andere onderstrepen zich niet langer te zullen moeien met conflicten in buurlanden door rebellengroepen daar te ondersteunen. Dit is uiteraard een zeer belangrijk akkoord aangezien dit bij naleving ervoor zorgt dat de steun aan rebellengroepen in Oost-Congo drastisch zal verminderen. Binnen dit akkoord wordt er ook de aanzet gegeven te komen tot sociaaleconomische samenwerking. Het kaderakkoord roept de lokale protagonisten op om samen te werken op economisch gebied, met specifieke aandacht voor samenwerking op het gebied van grondstoffen. De natuurlijke grondstoffen zullen immers altijd een aantrekkingskracht blijven uitoefenen op de rebellengroepen en de buurlanden. Een samenwerkingsakkoord op sociaaleconomisch gebied zou er dan voor kunnen zorgen dat de economische gevolgen in geval van het verstoren van de rust er toe leiden dat hiervan afgezien wordt. Verder engageert de internationale gemeenschap zich in het akkoord om de Communauté économique des pays des Grands Lacs (CEPGL) nieuw leven in te blazen. Deze organisatie, bestaande uit Rwanda, Burundi en de DRC, streeft ernaar te komen tot meer economische samenwerking.
Deze tendens valt aan te moedigen. Sociaaleconomische verstrengeling van de belanghebbende landen, inzonderheid op het gebied van de grondstoffen, kan een belangrijke trigger zijn tot volgehouden stabiliteit. De CEPGL zou hierin inderdaad een belangrijke rol kunnen spelen. Dit orgaan zou kunnen beslissen over het uitreiken van de exploitatierechten aan private bedrijven via certificaten. De inkomsten van deze certificaten zouden vervolgens via een verdeelsleutel over de verschillende landen verdeeld kunnen worden. Op deze manier krijgen de landen rond de grote meren van Centraal-Afrika, en dus ook de DRC, rechtstreeks inkomsten van de vreedzame exploitatie van deze gegeerde grondstoffen en kunnen ze hiermee de duurzame ontwikkeling van hun land ondersteunen.
Aan de zijde van de afnemers is het voorstel van resolutie betreffende de ontginning van de natuurlijke rijkdommen in de Democratische Republiek Congo (stuk Senaat, nr. 5-1520/5) hierop een welgekomen aanvulling. Deze resolutie wenst dat bedrijven transparantie verschaffen over de grondstoffen die ze afnemen. Op deze manier kan de illegale handel nog verder bestreden worden.
Verbondenheid van de drie oplossingen
Deze drie pijlers zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een democratisch verkozen overheid zal sneller de politieke wil tonen om te komen tot de implementatie van SSR en DDR en de rechtvaardige verkoop van de exploitatierechten van de grondstoffen. De implementatie van deze programma's zal ertoe leiden dat er een goed functionerende rechtstaat ontwikkeld wordt die veiligheid garandeert en overtreders van de wetten straft. De implementatie van deze programma's zal ook het einde betekenen van rebellengroepen en corrupte elementen binnen het FARDC die zich bezondigen aan illegale exploitatie van de grondstoffen. De vreedzame exploitatie van de grondstoffen kan dan gereguleerd worden vanuit een supranationaal economisch orgaan. Dit zou ten eerste zorgen voor inkomsten voor de staat die aangewend kunnen worden om de veiligheidssector blijvend te ondersteunen. En de samenwerking in dit supranationale orgaan zal er bovendien voor zorgen dat er minder snel opnieuw vredesverstoringen zijn in de regio waardoor deze tot een duurzame ontwikkeling kan komen.
Jean-Jacques DE GUCHT. |
Marie ARENA. |
Armand DE DECKER. |
Johan VERSTREKEN. |
Bert ANCIAUX. |
Bertin MAMPAKA MANKAMBA. |
Yoeri VASTERSAVENDTS. |
De Senaat, gelet op :
A. de Grondwet van de Democratische Republiek Congo van 2006;
B. de wet nr. 10/013 van 28 juli 2010 aangaande de organisatie en werking van de Commission électorale nationale indépendante (CENI);
C. de wet nr. 11/001 van 10 januari 2011 aangaande de samenstelling, toewijzing en werking van de Conseil supérieur de l'audiovisuel et de la communication (CSAC);
D. de wet betreffende seksueel geweld die het Parlement van de DRC in 2006 heeft aangenomen;
E. het Kaderakkoord voor vrede, veiligheid en samenwerking gesloten in Addis Abeba, waarin :
a. de DRC zich engageert om :
i. werk te maken van Security Sector Reform;
ii. verder te investeren in de hervorming van het staatsapparaat, inclusief financiële hervormingen;
iii. verder te gaan in verzoening, tolerantie en democratisering;
iv. de autoriteit van de staat te consolideren, vooral in het oosten van de DRC, om te voorkomen dat rebellengroepen naburige landen kunnen destabiliseren;
b. de regio zich engageert om :
i. zich niet te mengen in binnenlandse aangelegenheden van de DRC, vooral met het oog op het ondersteunen van rebellengroepen;
ii. geen bescherming te bieden aan personen beschuldigd van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid, genocide of vallende onder het VN-sanctieregime;
iii. de regionale samenwerking te versterken, onder andere met het oog op economische integratie met specifieke aandacht voor de exploitatie van natuurlijke grondstoffen;
c. de internationale gemeenschap zich engageert om :
i. de implementatie van het kaderakkoord van Addis Abeba te ondersteunen;
ii. de Communauté économique des pays des Grands-Lacs (CEPGL) nieuw leven in te blazen en de implementatie van de economische ontwikkeling en regionale integratie te ondersteunen;
F. het internationaal humanitair recht;
G. de resolutie 2098 van de VN waarin het mandaat van MONUSCO wordt verlengd, waaronder het ondersteunen van de uitvoering van de Security Sector Reform valt, en waarin het mandaat wordt uitgebreid met een offensief mandaat in de vorm van een interventiebrigade die de rebellengroepen moet neutraliseren;
H. het recente rapport VN-rapport, S/2013/119, dat wijst op :
a. de grote humanitaire crisis met name :
i. de terugkerende cycli van geweld die resulteren in oorlogsmisdaden en misdaden tegen de rechten van de mens, zowel door de rebellengroepen als het FARDC;
ii. de heersende straffeloosheid inzake deze misdaden;
iii. het gebrek aan controle over het volledige grondgebied waardoor de bescherming van de burgers niet overal kan gegarandeerd worden;
b. grote problemen op bestuurlijk niveau en democratisering, namelijk :
i. de corruptie tot op de hoogste bestuurlijke echelons;
ii. het gebrek aan politieke wil om te komen tot de security sector reform;
iii. de concentratie van de autoriteit bij de uitvoerende macht;
iv. de onregelmatigheden geregistreerd door internationale observatoren bij de presidentiële verkiezingen van 2011;
c. grote problemen in de security sector, namelijk :
i. een zwak nationaal leger (FARDC) onder andere door integratie van rebellengroepen in het verleden en te weinig financiële middelen;
ii. de te beperkte aanwezigheid van politie en een zwakke juridische sector die inmenging kent van de overheid en onderhevig is aan corruptie;
d. de nood aan acties en hervormingen, namelijk :
i. komen tot de security sector reform met speciale aandacht voor de FARDC door het om te vormen tot een goed getraind en betrouwbaar leger;
ii. de rebellengroepen ontwapenen via het DDR-programma;
iii. de controle krijgen over de exploitatie van de grondstoffen;
iv. een functionerende democratie en scheiding der machten met onafhankelijke media en de vertegenwoordiging van alle lagen van de civiele samenleving;
v. regionale economische integratie met een focus op grondstoffen om te komen tot regionale stabiliteit op de lange termijn;
I. de resoluties 2021 en 2053 van de VN Veiligheidsraad, waarin de link gelegd wordt tussen de cycli van geweld en de illegale exploitatie van grondstoffen;
J. het « Annan-rapport », Equality in extractives : stewarding Africa's naturals resources for all, opgesteld door het Africa Progress Panel, dat wijst op de verkoop van mijnen ver onder de prijswaarde waardoor de DRC enorme inkomsten misloopt;
K. het rapport « The Democratic Republic of Congo : taking stand on Security Sector Reform », opgesteld met de medewerking van onder andere EURAC, dat wijst op de nood om werk te maken van security sector reformom :
a. de onveiligheid te bestrijden, vooral met het oog op kindsoldaten en seksueel geweld;
b. veiligheid te creëren, hetgeen een cruciale factor is voor het buitenland om te investeren en dus economische groei te realiseren vooral met het oog op de exploitatie van grondstoffen, waarbij het rapport erop wijst dat :
i. het FARDC zélf een factor is in het verhaal van plunderingen en verkrachtingen;
ii. corruptie wijd verspreid is binnen het leger en de politie waarbij inkomsten van handel in grondstoffen en ook van de middelen bedoeld voor salarissen wordt gestolen;
iii. er nood is aan politieke wil in de DRC om dit te realiseren en deze ontbreekt;
iv. de internationale gemeenschap onvoldoende een gecoördineerd standpunt inneemt en net haar politieke en economische stem moet bundelen om voor security sector reform te pleiten;
L. het rapport « Second international conference on DDR and stability in Africa : Kinshasa, Democratic Republic of Congo », op initiatief van de VN en de DRC, dat wijst op de humanitaire ramp en de nood tot uitvoering van DDR en SSR;
M. het rapport van Save The Children dat aantoont dat de DRC de slechtste plaats ter wereld is voor moeders ten gevolge van aanhoudende oorlog, armoede en ondervoeding;
N. de Adviserende en bijstandsverlenende missie van de Europese Unie op het gebied van de hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (EUSEC RD Congo);
O. de kritiek op het gebrek aan transparantie, onder andere door de Amerikaanse verkiezingsobservator « Carter Center », bij de presidentiele en parlementaire verkiezingen van 2011;
P. de uitlevering van voormalig rebellenleider en lid van het nationale leger, het FARDC, Bosko Ntaganda, hetgeen een positief precedent is;
Q. recente uitingen over seksueel geweld in conflicten door de speciale vertegenwoordiger van het secretariaat-generaal van de Verenigde Naties, mevrouw Bangura;
R. de recente aanstelling van Mary Robinson als speciale gezant van de Verenigde Naties voor de Regio van de Grote Meren;
S. de band tussen de Democratische Republiek Congo en ons land,
Vraagt aan de regering in haar buitenlands beleid de volgende drie pijlers te hanteren :
Pijler I : democratische ondersteuning door :
1. het goede verloop van eerlijke en transparante senaats-, gouverneurs- en provincieverkiezingen in 2013 op te volgen;
2. de zending van waarnemers tijdens de verkiezingsperiode;
3. sensibiliseringscampagnes met het oog op democratie en het openstellen van het democratisch proces voor vrouwen te stimuleren;
4. er bij de Democratische Republiek Congo op aan te dringen haar wetten te respecteren en :
a. een onafhankelijke werking van de Commission électorale nationale indépéndante (CENI) te garanderen;
b. een onafhankelijke werking van de Conseil supérieur de l'audiovisuel et de la communication (CSAC) te garanderen;
c. alle politieke partijen een gelijke toegang te bieden tot de media;
d. een onafhankelijke werking van het gerechtsapparaat te garanderen en het gerechtsapparaat voldoende financiële middelen ter beschikking stellen;
e. de rechten van de oppositie te respecteren;
f. vrouwen en het maatschappelijk middenveld een veilige en open toegang te verlenen tot het democratische verkiezingsproces,
g. mensenrechtenactivisten, journalisten en observatoren in alle openheid toe te laten hun werk te doen;
5. benchmarks te installeren waarbij er een groter engagement geplaatst wordt tegenover vorderingen in het democratiseringsproces;
Pijler II : bestrijding van onveiligheid en straffeloosheid door :
1. er bij de VN op aan te dringen zich via de MONUSCO-missie blijvend te engageren en het uitgebreide, offensieve mandaat aan te houden om de neutralisering van de rebellengroepen te ondersteunen;
2. er bij Europa op aan te dringen zich blijvend te engageren via de EUSEC RD Congo missie die de hervorming van de veiligheidssector ondersteunt;
3. een VN-gezant aan te stellen die de gesprekken kan leiden tussen de Democratische Republiek Congo en de leiders van de M23-vleugel van Makenga in de hoofdstad van Oeganda, Kampala, hetgeen mogelijk is door het takenpakket van recente aangesteld speciaal gezant van de VN, Mary Robinson, verder uit te breiden;
4. er bij de internationale gemeenschap op aan te dringen haar politieke en economische stem te bundelen om te komen tot één coherente, internationale visie op de hervorming van de veiligheidssector in de DRC; dit is mogelijk via de creatie van een internationaal forum dat een beleid kan uitstippelen;
5. bij de regering van de Democratische Republiek van Congo aan te dringen op de uitvoering van zowel het DDR- als het SSR-programma;
6. aan te dringen bij de DRC op het bestrijden van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensenrechten, met specifieke aandacht voor kindsoldaten en vrouwen die het slachtoffer zijn van seksueel geweld, en te komen tot een consequente vervolging van overtreders, zowel bij de rebellen als bij de FARDC;
7. aan te dringen op het bestrijden van wijdverspreide corruptie in de FARDC,
8. specifieke aandacht te vragen van de internationale partners, inzonderheid de VN en Europa, voor de problematiek van de illegale exploitatie van grondstoffen en daarom bij de Democratische Republiek Congo en de internationale partners erop aan te dringen ertoe te komen :
a. de mijnregio's te demilitariseren;
b. de rebellengroepen de controle over de mijnregio's te ontnemen;
c. een « mijnpolitie » te installeren die controle uitoefent in de mijnregio's;
d. te komen tot meer transparantie van de contracten van mijnexploitatie;
9. het installeren van benchmarks waarbij er een groter internationaal engagement geplaatst wordt tegenover vorderingen in de hervorming van de veiligheidssector;
Pijler III : sociaaleconomische samenwerking door :
1. de mogelijkheden binnen het Kaderakkoord voor vrede, veiligheid en samenwerking optimaal te benutten om te komen tot sociaaleconomische verstrengeling;
2. er bij de internationale gemeenschap op aan te dringen haar engagement aangaande de reactivering van de CEPGL na te komen;
3. er bij de ondertekenaars van het Akkoord op aan te dringen hun engagement aangaande sociaaleconomische samenwerking, vooral op het gebied van grondstoffen, na te komen;
4. het idee van een supranationaal sociaaleconomisch orgaan in de schoot van de CEPGL af te toetsen bij de leden van CEPGL en de internationale gemeenschap, inzonderheid de VN, de Afrikaanse Unie, de Centraal Afrikaanse Staten en de Zuid Afrikaanse Ontwikkeling Gemeenschap, waarbij :
a. dit orgaan certificaten uitreikt aan gescreende private bedrijven voor de exploitatie van de grondstoffen;
b. er een verdeelsleutel ontwikkeld wordt om de inkomsten vanuit deze certificaten te herverdelen;
c. de inkomsten van deze certificaten ingezet kunnen worden voor de duurzame ontwikkeling van de Democratische Republiek Congo en de Regio van de Grote Meren.
15 mei 2013.
Jean-Jacques DE GUCHT. |
Marie ARENA. |
Armand DE DECKER. |
Johan VERSTREKEN. |
Bert ANCIAUX. |
Bertin MAMPAKA MANKAMBA. |
Yoeri VASTERSAVENDTS. |