5-590/2 | 5-590/2 |
30 JUNI 2012
I. INLEIDING
Op 11 mei 2011 organiseerde de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden een hoorzitting betreffende :
a) wetsvoorstel tot aanpassing van de inning van het auteursrecht aan de technologische ontwikkeling, terwijl de persoonlijke levenssfeer van de internetgebruikers beschermd wordt (van de heer Jacky Morael en mevrouw Freya Piryns, stuk Senaat, nr. 5-590/1);
b) wetsvoorstel strekkende tot een betere bescherming van culturele creaties op het internet (van de heer Richard Miller, stuk Senaat, nr. 5 741/1).
De heren Peter Van Rompuy en Louis Siquet werden aangewezen als rapporteur.
De genodigden voor deze hoorzitting waren :
— mevrouw Séverine Dusollier, directrice, en mevrouw Caroline Colin, onderzoekster, CRIDS, Facultés Universitaires Notre Dame de la Paix in Namen;
— de heer Daniel Faucon, woordvoerder van de NURPA;
— de heer Frédéric Young, algemeen afgevaardigde SACD SCAM;
— de heer Frans Wauters, directeur JAM;
— de heer Julek Jurowicz, gedelegeerd bestuurder van SMART;
— mevrouw Isabelle De Vinck, ISPA Belgium Coordinator;
— de heer Nico De Bie en mevrouw Caroline Koelman, vertegenwoordigers van Test Aankoop;
— de heer Christophe Depreter, algemeen directeur SABAM.
In opdracht van de minister van Economie bracht de Raad van de Intellectuele Eigendom op 29 juni 2012 een advies uit over de wetsvoorstellen betreffende de handhaving van auteursrecht en naburige rechten op het internet.
Dit omwille van de noodzaak van een evenwichtige benadering van de problematiek in verband met de naleving van de intellectuele eigendomsrechten in een digitale omgeving, en aangezien het een complexe problematiek betreft, waarbij rekening dient te worden gehouden met verschillende juridische domeinen, met de ontwikkelingen op Europees niveau en met de rechtstechnische aspecten van de verschillende benaderingswijzen.
II. VERSLAG VAN DE HOORZITTING VAN 11 MEI 2011
II.1. Inleidende uiteenzettingen
A. Inleidende uiteenzetting door mevrouw Séverine Dusollier, directrice, en mevrouw Caroline Colin, onderzoekster, CRIDS, Facultés Universitaires Notre Dame de la Paix in Namen
Mevrouw Dusollier wijst erop dat zij als onderzoekster zal tussenkomen in het debat en niet enkel de door het CRIDS gerealiseerde studie (Centre de recherches informatique et droit) « Synthèse des premiers résultats de l' étude de faisabilité de système de licences pour les échanges d'œuvres sur Internet »zal toelichten.
De twee voorstellen die aanleiding hebben gegeven tot de hoorzitting, brengen een dilemma aan het licht waar alle deskundigen inzake auteursrechten mee te maken hebben gehad.
Wetsvoorstel nr. 5-590/1 wil peer-to-peer-uitwisselingen legaal maken, en wetsvoorstel nr. 5-741/1 wil internetgebruikers die zonder toestemming uitwisselen, vervolgen.
Het is een dilemma waar men moeilijk uitkomt.
Mevrouw Dusollier zal wijzen op een aantal juridische problemen in de twee wetsvoorstellen. Tezelfdertijd herinnert zij eraan dat als men peer-to-peer-uitwisselingen legaal wil maken, er verschillende vergunningsstadia volgens het auteursrecht mogelijk zijn :
— ofwel een uitzondering maken op de auteursrechten (er zijn verschillende mogelijkheden : een onverkorte uitzondering (bijvoorbeeld voor parodie), een verplichte of wettelijke licentie instellen (privé-kopie). In ieder geval verliezen de auteurs hun recht om uitwisselingen op het internet toe te staan;
— ofwel de auteursrechten laten gelden (er zijn verschillende mogelijkheden : individueel beheer, groepering in collectief beheer : binnen dit laatste model bestaan verschillende vormen : verplicht collectief beheer (bijvoorbeeld de heruitzending van werken per kabel in het Europees recht), het uitgebreid collectief beheer (waarbij de beheersvennootschappen, die de gewoonte hebben licenties te verlenen, van de wetgever de mogelijkheid krijgen alle auteurs uit eenzelfde categorie te vertegenwoordigen, zelfs wanneer zij geen formeel lid zijn van de auteursvereniging; dit model is bekend in de Scandinavische landen).
Het begrip « algemene licentie », dat in wetsvoorstel nr. 5-590/1 wordt gebruikt, is geen echt juridisch begrip, maar wijst vooral op het feit dat het gebruik op het internet algemeen wordt toegestaan.
Wetsvoorstel nr. 5-590/1 van de heer Morael en mevrouw Piryns voorziet in een « algemene licentie », een algemene vergunning om werken uit te wisselen. Deze vergunning zou worden onderhandeld tussen de internetproviders en de vennootschappen die de auteursrechten beheren. internetproviders zouden aan de auteurs een vergoeding betalen uit de inkomsten van de internetabonnementen.
Dit wetsvoorstel geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen :
— het is niet altijd duidelijk voor welk stelsel men eigenlijk kiest : het lijkt erop dat de beheersvennootschappen de uitwisselingen zullen kunnen toestaan en dat zij volledige contractuele vrijheid zullen genieten, zowel voor de licenties als om de gevraagde vergoeding te bepalen, maar dat de Koning bij ontstentenis van een overeenkomst zelf het bedrag van deze vergoeding kan bepalen. Dit maakt het stelsel vrij hybride : men lijkt te zeggen dat het om « vrijwillig » collectief beheer gaat, terwijl men een uitzondering op de auteursrechten instelt, aangezien de vergoeding uiteindelijk niet wordt bepaald na onderhandelingen tussen de auteurs, vertegenwoordigd door hun beheersvennootschap, en de internetproviders, maar door de wetgever. Het voorgestelde stelsel voorziet ook in een uitgebreid collectief stelsel, dat eerder op het « kabelmodel » lijkt. Aangezien de auteurs gebruik moeten maken van een verplicht collectief beheer, worden de beheersvennootschappen geacht alle rechthebbenden van eenzelfde categorie te vertegenwoordigen, zelfs wanneer zij geen lid zijn van de beheersvennootschap.
Mevrouw Dusollier wijst vervolgens op enkele beperkingen en moeilijkheden :
1º de overeenstemming van dit model met het internationale kader voor auteursrechten : overeenstemming met de driestappentest, een leidraad voor nationale wetgevers die uitzonderingen op de auteursrechten willen instellen :
— men kan alleen in een uitzondering op de auteursrechten voorzien als zij geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van de werken. Als men in België de uitwisseling van werken op peer-to-peer-netwerken toestaat, welke gevolgen zal dit hebben voor de wettige aanbiedingen ? Zal dat geen concurrentie vormen voor de wettige aanbiedingen ? Als dit het geval blijkt te zijn, is men in tegenspraak met deze internationale verplichting inzake auteursrechten;
— als men een echte uitzondering op de auteursrechten wil maken, verbiedt richtlijn 2001/29/EG betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, de nationale wetgever om in nieuwe uitzonderingen te voorzien;
— het wetsvoorstel vermeldt niet of de uitwisselingsmogelijkheid op het internet al dan niet optioneel is voor internetgebruikers. Als ze optioneel is, wat doet men dan met onwilligen ? Er ontbreekt een sanctie in wetsvoorstel nr. 5-590/1;
2º Hoe betrekt men de internetproviders bij dit stelsel ? Het is niet zeker dat zij bereid zijn om te onderhandelen, wegens de economische kosten. In het Europees recht genieten zij een vrij bevoorrecht statuut dat hen vrijstelt van aansprakelijkheid voor wat er op hun netten gebeurt. Op Europees niveau lopen er enkele zaken die internetproviders nog verder gaan vrijwaren ten opzichte van peer-to-peer-uitwisselingen.
3º De tekst van wetsvoorstel nr. 5-590/1 is niet duidelijk genoeg over de inhoud van de overeenkomst : over welke werken gaat het, zowel geografisch als per sector (muziek, films, boeken, ...) ? Worden buitenlandse werken automatisch opgenomen in het verplicht collectief beheer dat zal worden opgelegd aan beheersvennootschappen en wat zullen de gevolgen zijn voor hun betrekkingen met hun zustervennootschappen in de andere landen ? Is men zich wel goed bewust van deze internationalisering van peer-to-peer-netwerken ?
Over wetsvoorstel nr. 5-741 van de heer Miller, maakt mevrouw Dusollier de volgende opmerkingen :
1º de terbeschikkingstelling van werken via « databankoperatoren » zal moeten geschieden via een verplicht collectief beheer : wat bedoelt men met « databankoperatoren » ? Gaat het om legale downloadaanbiedingen of meer bijzondere aanbiedingen ? In het eerste geval gaat het verplichten van het collectief beheer enigszins in tegen de ontwikkelingen op Europees niveau : sinds 2005 tracht de Europese Unie het collectief beheer af te bouwen, of op zijn minst andere regelingen mogelijk te maken om het beheer van de rechten op muziek mogelijk te maken voor alle internetexploitaties;
2º het voorstel verleent de beheersvennootschappen de mogelijkheid overeenkomsten af te sluiten met internetproviders om peer-to-peer-uitwisselingen toe te staan. De reikwijdte ervan is echter vrij vaag aangezien slechts wordt gepreciseerd dat de beperkingen en voorwaarden van deze vergunningen later moeten worden bepaald. Zo stelt het wetsvoorstel een Hadopi-regeling op zijn Frans in, maar in een soepelere vorm, met peer-to-peer-uitwisselingen, maar van vrij minimale omvang;
3º door deze graduele sancties (Hadopi) in te voeren, komt het voorstel gedeeltelijk tegemoet aan de bezwaren tegen het Franse model, met name omdat de internetverbinding niet volledig wordt afgesloten voor de gebruiker, maar de doorvoercapaciteit slechts wordt beperkt.
4º het zal echter moeilijk zijn om maatschappelijk verzet tegen een regeling van het Hadopi-type, zelfs in een soepelere vorm, te voorkomen;
5º het voorstel levert ook problemen op met betrekking tot de behandeling van persoonsgegevens van internetgebruikers. Is het wel in overeenstemming met het proportionaliteitsbeginsel (HJEU) ?
6º Mevrouw Dusollier heeft ook vragen bij de verenigbaarheid van het wetsvoorstel met internationale teksten : het verplicht en uitgebreid collectief beheer voor legale aanbiedingen lijkt haar problematisch op het vlak van de inperking van het exclusieve recht, en op het vlak van de overeenstemming met de driestappentest;
7º men moet voorzichtig zijn met de gevolgen van het wetsvoorstel voor de internetproviders die een zeer actieve rol spelen in de graduele sancties (bijvoorbeeld Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, waar internetproviders vrij grote financiële compensaties hebben ontvangen van de rechthebbenden om aan dit graduele stelsel mee te werken).
B. De heer Daniel Faucon, woordvoerder van NURPA (Net Users'Rights Protection Association)
De heer Faucon begin zijn betoog met de vaststelling dat de artiestencommissie in het gedrang komt door de uitwisseling van bestanden. De artiesten hebben het momenteel economisch moeilijk, behalve een paar zeer populaire artiesten. De artiesten hebben het natuurlijk economisch altijd moeilijk gehad, ook voor internet bestond. Het oorzakelijk verband tussen de evolutie van internet en het nadeel dat artiesten daarvan ondervinden, wordt vaak besproken op basis van studies.
De NURPA (Net Users' Rights Protection Association) is het niet eens met de conclusies van die studies en heeft haar eigen studie gevoerd. Een studie waarbij 51 % van de basisgegevens afkomstig is van de economisch betrokken actoren, is moeilijk objectief te noemen.
Het model van de Franse Hadopi is intussen ingevoerd, met weinig doeltreffendheid, zoals men weet. Elders in Europa en in de wereld doet de entertainment industrie aan lobbying bij de regeringen om dit dure model op te dringen, zonder de invoering ervan te steunen. Anderzijds merkt men in de praktijk dat genoemde industrie wordt gevoed met geld van de overheid en nog steeds weigert om toekomstgericht te denken en de nodige evoluties te plannen. Het wordt al snel duidelijk dat alle studies die de entertainmentindustrie heeft besteld om te bewijzen dat haar zogenaamde financiële verliezen te wijten zijn aan het uitwisselen van bestanden op het internet, van dit principe uitgaan. De universeel toegepaste methodologie voor die studies is de volgende :
een uitwisseling buiten de markt om = een CD-verkoop minder.
Deze berekening is op twee manieren fout.
Ten eerste is er niets dat zegt dat iemand de CD gekocht zou hebben als de muziek niet op internet beschikbaar was geweest. Niets bewijst immers dat iemand die een film downloadt, die anders zou zijn gaan bekijken in de bioscoop, of de DVD zou hebben gekocht. Iemand die een spel downloadt, zou dat spel, als het niet beschikbaar was, misschien gewoon niet spelen.
Ten tweede zijn veel van de mensen die bestanden uitwisselen op het internet, tegelijk ook de grootste consumenten van culturele producten via het officiële circuit.
Deze mensen downloaden vaak om een artiest, een CD, een film of een spel te leren kennen en kopen daarna, als ze tevreden zijn, het artikel aan om de auteur te steunen.
Eén van de grootste tekortkomingen van wetsvoorstel nr. 5-741/1 op het vlak van de intellectuele striktheid is dat in de hele inleidende tekst de cijfers die door de indieners van het voorstel worden gebruikt rechtstreeks afkomstig zijn uit de entertainmentindustrie zelf.
Er bestaan nochtans vele onafhankelijke studies, besteld door regeringen of instellingen van openbaar nut en de betwiste gegevens worden bovendien in twijfel getrokken door de GAO (Government Acountability Office, het Amerikaanse Rekenhof), die men moeilijk kan beschuldigen van vooringenomenheid wat de uitwisseling van bestanden betreft.
Hieruit begrijpt men dat de industrie ten alle prijze een business model wil handhaven dat voor haarzelf gunstig is en dat ze daarvoor zelfs de realiteit wil vervormen, de feiten op subjectieve wijze interpreteert en ze zelfs tegengestelde stellingen verdedigt, zonder meer.
Het wetsvoorstel als dusdanig houdt helemaal geen rekening met andere standpunten.
Het biedt geen kader voor de verbetering van de situatie van de artiesten die het zegt te verdedigen. Deze worden door de industrie als gebruiksvoorwerpen beschouwd, terwijl velen onder hen — of ze nu internationaal bekend zijn of bij de groep horen die door de grote bonzen uit de sector onbekend is — vragen hebben bij het huidige systeem en bij voorstellen van het type « getrapte oplossing » !
De NURPA vraagt gewoon dat het geheel van gegevens bij dit probleem in overweging worden genomen.
Naast de belangen van de grote groepen binnen de industrie moeten ook de belangen van de artiesten en van het publiek, alsook het belang van « cultuur » in brede zin, een rol spelen in het legislatief proces. Met scheefgetrokken gegevens kan men niet tot een eerlijke wet komen.
De in Frankrijk op 12 juni 2009 aangenomen wet « Création et Internet » is één van de eerste Europese initiatieven die tot doel hebben de uitwisseling van bestanden op het net in te perken. Het huidige Belgische voorstel lijkt op een aantal punten op zijn « grote zus ». Bij die gelijkenissen telt men het feit dat de wet is ontworpen op basis van de cijfers van de industrie (die door die industrie catastrofaal worden genoemd, hoewel ze niet echt in de gevarenzone zitten), de invoering van een systeem van « getrapte oplossing » en het ontbreken van een kader voor de verbetering van de omstandigheden voor de artiesten.
Veel elementen in de Franse wet en het Belgische voorstel zijn betwistbaar : de mogelijkheid om dubbel bestraft te worden, de omkering van de bewijslast, de verantwoordelijkheid voor daden van derden, de identificatie door middel van het IP-adres (niet echt een betrouwbaar gegeven), de vele achterpoortjes, enz. Uit het Franse voorbeeld kan men opmaken welke enorme impact een dergelijke wet heeft voor de overheidsfinanciën en dus voor de belastingbetaler, maar ook voor de internetproviders.
Welke resultaten heeft men met het Franse Hadopi-systeem geboekt ?
Terwijl de uitwisseling van bestanden op peer-to-peer-netwerken inderdaad zijn gedaald, merkt men dat er een stijging is van de consumptie van culturele producten via het niet officiële circuit. De praktijk is geëvolueerd en de internetgebruikers kiezen nu voor andere oplossingen dan « peer-to-peer », zoals streaming of rechtstreeks downloaden. Niet alleen gaat men op die manier van een uitwisselingssysteem naar een puur consumptiesysteem, maar bovendien bieden de meeste actoren op die nieuwe markten betalende versies aan.
Men gaat dus van een systeem van culturele uitwisseling zonder winstbejag naar een ware zwarte markt. Wanneer men dan de cijfers van de legale downloads erbij haalt, ziet men dat de wet daar nauwelijks invloed op heeft gehad. De legale downloads gaan wel in stijgende lijn, maar die stijging ligt in de lijn van de voorgaande jaren, wat ook normaal is voor een technologie die nog aan het groeien is.
Het « pedagogische » deel van de wet, dat moest dienen om de twijfelaars te overtuigen, is dan weer onderontwikkeld. Het labelingproces van het legale aanbod staat nog nergens en het enige wat in die zin is gerealiseerd is dat er pamfletten zijn uitgedeeld aan de tolhuizen op de snelwegen en in de handelszaken in de omgeving van Bordeaux.
Ondanks een jaarbudget van 12 miljoen euro, de door de wet geëiste investeringen ten laste van de internetproviders niet meegerekend, is het resultaat dus nihil, of zelfs contraproductief. Zoals het Franse voorbeeld aantoont, is de « getrapte oplossing » tot mislukken gedoemd.
Andere elementen ter overweging volgen hieronder :
— Enkel het breedbandinternet wordt geblokkeerd, waardoor downloaden extreem moeilijk wordt en de schuldige internetgebruiker wordt onmoedigd om die techniek te gebruiken. Deze beperking raakt daarentegen niet aan alle andere gebruiksaspecten van het internet (stuk Senaat, nr. 5-741/1, blz. 13).
Deze uitspraak toont goed aan hoe slecht de auteurs van het voorstel op de hoogte zijn van de technologie. Internet blijft echt niet beperkt tot het web en e-mail. Er zijn veel volledig wettelijke toepassingen die ook een breedbandverbinding vereisen.
Hoe moeten bijvoorbeeld de gebruikers van online games, de professionele webgebruikers, of nog de gebruikers van legale downloadplatformen die niet incompatibel zijn met het uitwisselen van bestanden, dan nog tewerk gaan ? En dan hebben we het nog niet eens over het lage comfort van een lagesnelheidverbinding. De NURPA vraagt de aanhangers van het wetsvoorstel nr. 5-741/1 om zich te abonneren op een aanbieding voor 56K. Dan zullen ze zien hoe de technologie geëvolueerd is en hoe moeilijk het gebruik op die manier wordt.
Het zou dus de bedoeling zijn om een hele familie of een zelfstandige of zelfs een onderneming te straffen vanwege het gedrag van één individu, op een moment waarop het internet steeds onmisbaarder wordt voor het vinden van een baan, voor administratieve formaliteiten of opzoekingen voor school. In tegenstelling tot wat de tekst beweert, wordt de digitale kloof hierdoor wel breder.
— « Beheersvennootschappen en providers moeten dus overleggen over de voorwaarden en beperkingen van dat uitwisselen. » (stuk Senaat, nr. 5-741/1, blz. 13).
Dit soort onderhandelingen, waarvan we onlangs hoorden dat ze ondermeer op Europees niveau aan de gang zijn, hebben plaats zonder enige democratische controle en vormen een onaanvaardbare bedreiging voor de vrijheid en de onpartijdigheid van het internet. NURPA weet dat die onderhandelingen onvermijdelijk zijn maar het is essentieel dat ze plaatsvinden binnen een kader dat democratisch is en de burgerrechten, waarbij ook de rechten van de internetgebruiker horen, respecteert.
— « De algemene licentie « onteigent » daadwerkelijk de maker. »
Ongeacht of men voor of tegen de algemene licentie is, is deze bewering gewoon fout. De auteursrechten gelden nog steeds, het vermogensgedeelte is — naast de effectieve verkoop en de openbare exploitatie van het werk — gedekt volgens een model van herverdeling dat veel gemeen heeft met het model dat bestaat in het kader van het recht op kopiëren voor eigen gebruik, terwijl het openbaar gebruik van het werk nog steeds onderworpen is aan het morele recht van de auteur en aan de betaling van exploitatierechten.
Dit korte overzicht kan natuurlijk geen volledige lijst geven van de argumenten die NURPA/Hadopi Mayonnaise ertoe brengen om het Franse wetsvoorstel van de heer Clarival c.s. te bestrijden. Sinds april 2010 en het wetsvoorstel nr. 5-741 van de heer Miller, zijn die argumenten niet erg veranderd. Ze zijn daarentegen wel gerijpt en hebben nog meer zin gekregen in het licht van het Franse experiment.
De leden van de NURPA zijn niet de « piraten » die de aanhangers van deze tekst beschrijven. Zij houden van cultuur en de NURPA vindt, zoals veel artiesten, dat cultuur een andere benadering verdient dan een gewoon consumptieartikel.
NURPA wenst, in plaats van een wetgeving uit één stuk die de situatie nog zou verergeren, een overlegproces dat niet beperkt blijft tot de vertegenwoordigers van de industrie en de grote entertainmentbedrijven. Zij dienen er natuurlijk bij betrokken te zijn, maar zij horen niet meer gewicht in de schaal te leggen dan de artiesten, of ze nu onder contract staan of onafhankelijk zijn, en uiteraard de burgers die het internet gebruiken.
Internet is een geweldige innovatie- en promotiemachine voor de artiesten, waar ook veel bedrijven en burgers hun gading in vinden. Een poging om het internet te « civiliseren » of om de uitwisselingsmogelijkheden aan banden te leggen is zeker geen oplossing voor de existentiële problemen van een industrie die moeite heeft met het heruitvinden van zichzelf.
De heer Faucon vindt dat men tot een betere evolutie kan komen door samen rond de tafel te gaan zitten veeleer dan door vergeefs te proberen de technologische vooruitgang die door internet mogelijk wordt gemaakt, tegen te gaan.
Wat NURPA wil, is dat iedereen naar de toekomst kijkt om uit die mogelijkheden voordeel te halen, zonder dat iemand wordt achtergesteld.
C. De heer Frédéric Young, algemeen afgevaardigde SACD-SCAM
De heer Young legt uit dat SACD, dat in 1777 werd opgericht, de oudste auteursvereniging ter wereld is en vandaag ongeveer 50 000 leden telt. SCAM heeft onlangs haar dertigjarig bestaan gevierd en telt 30 000 leden. In België vertegenwoordigt ze 5 000 auteurs, waaronder Hugo Claus, de gebroeders Dardenne, Jacques De Decker, ...
Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen niet toegestane uitwisseling (peer-to-peer), piraterij, die georganiseerd wordt door een aantal operatoren die websites hebben en werken illegaal verkopen en de grote operatoren die platformen tot stand brengen, databases van het « Google »-type en die gebruik maken van door websurfers gedownloade werken, maar dan grotendeels zonder toestemming.
1º Niet toegestane uitwisseling
De heer Young dankt de indieners van de wetsvoorstellen die dat moeilijke, maar voor de kennisverspreiding, voor het statuut van de auteurs en van de andere partners bij scheppend werk, producenten, uitvoerende kunstenaars, uitgevers, zeer belangrijke dossier in handen hebben genomen. Wegens het succes van de tablets zal de hele uitgeverssector met dezelfde problematiek worden geconfronteerd als de muziekwereld. Voor de audiovisuele sector is het al zo ver, maar de capaciteiten van de netwerken dreigen voor die sector andere problemen te veroorzaken.
SACD-SCAM heeft de totstandkoming van de Franse oplossing, die vaak zeer karikaturaal werd voorgesteld, stap na stap gevolgd. De eerste doelstelling van die oplossing is het volume van het niet toegestane downloaden te verminderen en niet de jongeren te straffen in de campagnes.
In België heeft SACD-SCAM echter een specifiek standpunt uitgewerkt omdat de politieke context er anders is en de organisatie inmiddels rekening heeft kunnen houden met de Franse, Spaanse en Engelse ervaringen.
Het heeft SACD-SCAM getroffen dat toen de eerste wetsvoorstellen hierover opdoken, het aan wetenschappelijke analyses over dat onderwerp, waarover zoveel gedebatteerd werd, ontbrak.
SACD-SCAM heeft bijgevolg twee studies besteld, zodat SACD-SCAM een onafhankelijk academisch onderzoek (CRIDS) in het debat kan inbrengen, over wat er juridisch kan worden gedaan. Dat werk is, wat de eerste fase ervan betreft, af. Er loopt een tweede fase om de hypothesen van mogelijke oplossingen te verfijnen. Daarna zal SACD-SCAM een of meer mogelijke juridische modellen vooropstellen en een economische studie opstarten om na te gaan wat de economische impact kan zijn van een globale, sectorale of individuele oplossing van het probleem van de niet toegestane uitwisseling.
2º Ongeacht de resultaten van die onderzoeken, meent SACD-SCAM dat men een bepaald kader als uitgangspunt moet nemen. Het standpunt van de auteurs is uiteraard niet neutraal, omdat ze van het inkomen van hun werk leven en omdat ze ook begaan zijn met het moreel respect voor hun werk (auteursrechten, recht op integriteit van hun werk, ...).
De auteurs zijn het eens geworden over de volgende minimale punten :
— de naleving van de exclusieve auteursrechten, zodat onderhandelen over oplossingen wordt aangemoedigd;
— het weigeren van de wettelijke licenties : uit de Belgische ervaring met vier wettelijke licenties (privé-kopie, reprografie, openbare uitlening en de licentie betreffende het gebruik van gedigitaliseerde werken in het onderwijs) is gebleken dat men zich echt in zeer bijzondere situaties moet bevinden om dergelijke oplossingen aan te moedigen : in België hebben we geen model om de ontwikkeling van die systemen heel efficiënt te begeleiden. De aanpassing van het tarief voor privé-kopieën verliep uiterst moeizaam; de licentie voor het onderwijs werd in 1998 aangenomen en heeft nog steeds geen aanleiding gegeven tot het vergoeden van de auteurs en de andere rechthebbenden. Die modellen wijken af van de belangen van de auteurs, soms in heel belangrijke mate;
— SACD-SCAM kant zich fel tegen de algemene licenties. Om de activiteitensectoren te kennen, heeft SACD-SCAM zich gespecialiseerd in de audiovisuele sector en in de literatuur : SACD-SCAM meent dat men per activiteitensector moet werken en dat de algemene aanpak niet aan te bevelen valt. In de audiovisuele sector bijvoorbeeld bepaalt de chronologie van de media de exploitatievolgorde en -termijnen van een audiovisueel werk : bioscoopvertoningen → DVD → video on demand → versleutelde televisie → coproducerende televisie → kosteloze televisie. Hierdoor kan beetje bij beetje de prijs van het werk, de kostprijs ervan worden terugverdiend, zonder de gehele originele kostprijs van het werk, die te hoog is, op een exploitatievorm te laten wegen. Die eerbiediging van de chronologie van de media is zeer belangrijk. Wat boeken betreft, leest men niet x maal hetzelfde boek zoals men x maal dezelfde muziek beluistert. Het feit dat men een boek in een of twee lezingen « verbruikt » doet heel andere vragen rijzen in vergelijking met het herhaalde genoegen dat men heeft bij het herbeluisteren van muziekwerken;
— SACD-SCAM meent dat men het toegestane wettelijke aanbod moet stimuleren en dat het sectoraal overleg moet worden aangemoedigd.
De reactie van SACD-SCAM op de twee wetsvoorstellen :
1. nr. 5-590/1. Een algemene licentie biedt geen antwoord op wat de auteurs die door SACD-SCAM worden vertegenwoordigd, vragen.
2. nr. 5-741/1. Het wetsvoorstel van de heer Miller biedt meer andere oplossingen : de thema's die in het wetsvoorstel aan bod komen, zijn de thema's die men in een toekomstige wetgeving zal moeten terugvinden.
Bij wijze van besluit onderstreept SACD-SCAM dat het belangrijk is dat de wetgever een evenwicht vindt tussen de netwerken en de distributeurs en de scheppende kunstenaars en de producenten. In de huidige wetgeving is dat evenwicht er niet meer : er is werkelijk een probleem. De heer Young geeft twee voorbeelden :
— het Franse boek Modem le maudit toont hoe internet gefinancierd en ontwikkeld kon worden door de kosteloosheid van de inhoud op te leggen. De kabelindustrie heeft de waarde uit de inhoud gezogen om snel te kunnen verspreiden — waarschijnlijk drie of vier maal sneller dan in de ontwikkeling van het Internet mogelijk was geweest indien de inhoud niet kosteloos was geweest. Die transfer veroorzaakt een probleem indien hij in de tijd blijft voortduren;
— de strijd die bezig is tussen « mondiale vrijheden — Telenet » en de vennootschappen die de audiovisuele werken op de netwerken beheren is precies van dezelfde aard; dat wil zeggen dat ze proberen de kostprijs van hun ontwikkeling als televisiedistributeur en netwerkoperator door te schuiven naar de rechthebbenden. Daar bevindt zich de cruciale inzet van de digitale economie. Hoe zullen de zeer hoge opbrengsten van de netwerken voor een deel terechtkomen bij de mensen die de werken concipiëren, bedenken, maken en produceren ?
D. De heer Frans Wauters, directeur Journalisten Auteurs Maatschappij (JAM)
Jam, opgericht in 1995, verdeelt geld van de wettelijke licenties reprografie, thuiskopie en van het leenrecht onder de leden-journalisten, en beheert de auteursrechten van zowel loontrekkende journalisten als zelfstandigen.
Ten tijde van de oprichting stond het Internet nog in zijn kinderschoenen.
Via Reprobel, die het wettelijk monopolie geniet om geld te innen voor de verkoop van kopieermachines, en het gebruik ervan, wordt de vergoeding geïnd voor het kopiëren voor eigen gebruik (privé en in bedrijven en het onderwijs) van auteursrechtelijk beschermd werk, in dit geval journalistiek werk.
Via Auvibel, wettelijk monopoliehouder voor het innen van de vergoeding voor het elektronisch kopiëren, de thuiskopie voor audiovisuele en geluidswerken, int Jam de vergoedingen voor radio- en televisiewerk.
Daarnaast heeft Jam de auteursrechten van verschillende journalisten in beheer, zowel zelfstandigen als loontrekkenden. Voor deze categorieën tracht Jam akkoorden te sluiten met de uitgevers die een extra vergoeding betalen voor het hergebruik van de werken van hun journalisten op andere dragers. Voor de kranten en magazines gaat het voornamelijk voor het gebruik op websites, bundeling van artikels en foto's in aparte uitgaven. De rechten voor de eerste verspreiding in de krant of op een andere drager, worden geacht vervat te zijn in het loon van de journalist.
1. Achterhaald
De bestaande wetgeving is inmiddels achterhaald door de feiten. Het internet, en de elektronische dragers, verwijzen de papieren kopie stilaan naar de scheurmand. En toch int Reprobel ieder jaar meer dan 20 miljoen euro, waarvan de journalisten een bescheiden deel ontvangen.
Deze vergoeding voor het kopiëren op papier komt niet alleen onder druk omdat er steeds minder op papier gekopieerd wordt, maar vooral omdat er voor het kopiëren van papier naar elektronische dragers wel een wet bestaat, maar die niet uitgevoerd werd. Het uitblijven van een nieuwe regering schuift dit op de lange baan.
De snelheid van deze evolutie kunnen we op verschillende manieren illustreren. Toen in 2007 Jam een overeenkomst afsloot met een Franstalige uitgever, waarin een bescheiden vergoeding werd afgesproken voor het hergebruik van het werk van de journalisten op de website van de uitgever, zag de uitgever er geen graten in om de vergoeding te koppelen aan het succes van zijn website. Het betoog van de uitgever was altijd dat er met het net geen geld te verdienen viel en het hergebruik van de journalistieke teksten geen geld waard was. Er waren amper enkele duizenden bezoekers per dag op de site van de krantenuitgever.
Hij gaf dan ook toe om de vergoeding deels te koppelen aan het stijgende succes van de site.
In die luttele jaren is het aantal dagelijkse bezoekers van de website van die krant gestegen van tienduizend naar honderdduizend.
De uitgever mort niet. Het business model op het net begint zijn vruchten af te werpen, en er is wel geld te verdienen.
Voor de enkele tientallen journalisten die van dit contract genieten, is het een goede zaak. Maar het internet heeft voor de inkomsten van de Jam negatievere gevolgen.
Steeds meer wordt er op het net gekopieerd. Iedere krant heeft zijn website, en iedere PC gebruiker heeft inmiddels een scanner. Artikels uit kranten en tijdschriften, en uit boeken, worden in enkele seconden ingescand en verspreid onder belangstellenden. Hoeveel schade loopt de sector hiermee op ? Het is niet bekend, want de studie die dat zou moeten uitzoeken blijft in de startblokken steken omdat deze regering demissionair is en de minister voor Economie zijn goedkeuring niet hecht aan het project dat al een tijdje klaar ligt om van start te gaan.
Maar wat wel meetbaar is, is bijvoorbeeld de afname van de jaarlijkse inkomsten van Reprobel voor de persoverzichten. Voor deze persoverzichten betalen de openbare besturen en de grote bedrijven een vergoeding aan Reprobel. De journalisten ontvangen daar de helft van en de uitgevers de andere helft. Deze inkomsten dalen spectaculair.
— Inningen persoverzichten via contracten, per consumptiejaar (excl. BTW)
2004 : 752 556 euro
2005 : 940 232 euro
2006 : 873 088 euro
2007 : 710 158 euro
2008 : 721 336 euro
2009 : 652 581 euro
2010 : 459 827 euro
Gemiddelde : 729 968 euro
En dat is niet omdat er geen of minder persoverzichten worden verspreid. Dat is omdat die overzichten niet meer op papier worden verspreid. De uitgevers hebben hier handig gebruik gemaakt van de leemte in de wet en verspreiden die overzichten zelf digitaal, of leveren inhoud digitaal aan bedrijven die ze over het net verspreiden bij hun klanten. Het gevolg is dat voor die kopie geen geld meer overgemaakt wordt aan Reprobel, zoals dat voor de papieren overzichten gebeurt, maar dat het geld direct bij de uitgevers terecht komt, en de journalisten hun deel daar niet meer van krijgen.
Overigens worden er massa's elektronische persoverzichten verspreid, waarvoor de journalisten nooit een vergoeding hebben ontvangen, omdat de makers van deze persoverzichten nooit de rechthebbenden betaald hebben en ze bijgevolg illegaal gemaakt worden.
Met de bestaande websites van de kranten is het een klein kunstje voor een amateur of een professioneel om die artikels op te zoeken die sommigen interesseren en die via het net te verspreiden, al dan niet tegen een vergoeding voor de verspreider, maar niet voor de auteurs.
2. Google
Dat is overigens waarvoor de zoekgigant Google zopas werd veroordeeld. Google News plaatst(e) de artikels die door het publiek werden geraadpleegd via de zoekmachine, op zijn servers. Dat heeft het voordeel dat de artikels sneller ter beschikking staan van de zoekenden. Maar de rechter heeft reeds in 2007 geoordeeld dat het om illegale kopies gaat, waarvoor geen toestemming is gevraagd aan de journalisten, noch aan hun uitgevers. Dat is nu in beroep bevestigd. De Nederlandstalige uitgevers hebben destijds besloten juridisch geen stappen tegen Google te zetten, oordelend dat het op termijn wel eens voordelig zou kunnen zijn als Google deze krantenartikels verspreidt via het net.
De Franstalige en Duitstalige uitgevers in dit land besloten om toch de strijd aan te binden tegen deze praktijken. Wie de artikels las op het internet, door toedoen van Google, miste de reclameboodschappen, die voor de kranten een levensnoodzakelijke bron van inkomsten zijn. Google moet ter compensatie voor het maken van de kopies toestemming vragen en daar een vergoeding voor betalen. Jam heeft als vertegenwoordiger van zowel de Franstalige als de Nederlandstalige journalisten de uitgevers gevolgd, net als Assucopie, de beheersvennootschap van de Franstalige wetenschappelijke auteurs.
Na de veroordeling van Google in eerste aanleg en zopas in beroep moeten de procedures nog volgen voor het bepalen van de schadevergoeding. We vernemen dat de uitgevers die schade zouden ramen op een som ergens tussen 60 en 100 miljoen euro. Jam heeft zijn berekeningen ook al gemaakt, en raamt wat bescheidener op enkele tientallen miljoenen.
Dit geeft een idee van de geraamde schade in verkoop en advertenties voor de uitgevers en de journalisten, veroorzaakt door één zoekmachine. En dan gaat het hier alleen over teksten en foto's.
3. Geen herhaling van het leenrecht
Het idee om de abonnees een vergoeding te laten betalen in functie van de door hen gewenste capaciteit van hun aansluiting, zoals het wetsvoorstel nr. 5-590/1 van de heer Morael en mevrouw Piryns luidt, lijkt Jam dan ook welkom.
Het illegaal kopiëren op internet heeft al voor de verdwijning van een volledige kleinhandel in geluidsdragers en videotheken gezorgd. Zullen op termijn de kiosken met kranten, tijdschriften en boeken eveneens uit het straatbeeld verdwijnen ?
Een forfaitaire vergoeding voor het kopiëren op het internet kan een goede zaak zijn, maar hoe groot moet die vergoeding worden ? Moet die de verliezen van de muziekindustrie en van de journalistiek en andere sectoren volledig vergoeden ? Dan zal het internet behoorlijk duur worden, vooral voor degenen die er geen illegale kopieën maken.
Maar het kan ook een ongelooflijke afknapper voor de auteurs worden, wanneer de vergoeding te laag is, zoals voor het leenrecht, waar de overheid slechts één euro veil heeft per volwassen lid van een openbare bibliotheek, en vijftig cent voor een minderjarige. Dit leidt tot onverwachte fenomenen, zoals Vlaamse auteurs die meer geld uit het Nederlandse leenrecht ontvangen dan vanuit het Belgische, hun thuisbasis. Het leenrecht is een aalmoes die in geen enkele verhouding staat tot het verlies in de boekenverkoop.
Het lijkt ons dan eerder aangewezen om de vergoeding als een soort forfait te beschouwen voor het maken van kopieën voor eigen gebruik, zoals het maken van kopieën op papier, en op elektronische dragers, en daarnaast ook oog te hebben voor de legale handel, die moet worden aangemoedigd. Het maken van illegale kopieën en het op grote schaal verspreiden ervan moet aan banden worden gelegd.
4. Bescherming
Het wetsvoorstel nr. 5-741/1 van de heer Richard Miller loopt in het spoor van het Franse Hadopi, waarbij de overtreders van het internet moeten geweerd worden. Daar stelt zich het probleem van de privacy, en van de haast onmogelijke handhaving.
Tegenwoordig gaat een film kopiëren sneller via het gebruik van een BitTorrent. Dat is een systeem om peer-to-peer-gegevens uit te wisselen en dat gebruik maakt van een centrale locatie die de downloads coördineert maar zelf geen bestanden levert. Het downloaden gebeurt decentraal en bestaat uit het uitwisselen van stukken van bestanden tussen alle gebruikers die op dat moment meedoen aan het up- en downloaden. Zo'n gecoördineerde groep wordt torrent genoemd. Iedere gebruiker van zo'n torrent levert dus zijn bijdrage aan de download van een bestand. Één illegale kopie heeft dan tientallen bronnen. Het perverse in dit systeem is dat men wordt aangespoord om ook up te loaden, zoniet kan men uit de groep gestoten worden.
Bedrijven bieden grote capaciteiten aan op servers die ergens ter wereld, onbereikbaar voor de Belgische wetgever, staan opgesteld. Daar kan de klant kopies op stockeren zonder dat iemand erbij stil staat of die legaal zijn of illegaal. Denk aan Megaupload, Rapid share waar de internaut zijn bestanden gratis of tegen een jaarlijkse huurprijs stockeert, ver weg van zijn pc. Sommigen van deze sites geven zelfs kortingen op de abonnementsprijs als men maar voldoende uploadt.
De technologische ontwikkelingen lijken inderdaad zo spectaculair en oncontroleerbaar dat het bestrijden ervan moeilijk lijkt. Is dat een reden om de « consument » dan maar te laten begaan ? Het antwoord lijkt Jam « neen ».
Is het normaal dat de klanten van Belgacom een bericht in de bus kregen voor de lancering van « Belgacom Boost » met de duidelijke boodschap dat zij voortaan voor enkele centiemen bovenop hun bestaande abonnement 20 000 liedjes en duizenden films konden downloaden ? De overheid is nota bene aandeelhouder van Belgacom en flirt openlijk met de klant door het illegale circuit aan te prijzen.
In die zin steunt Jam zeker het voorstel van senator Miller om de providers op hun verantwoordelijkheid te wijzen en hen op te leggen om hun klanten te helpen de weg naar het beschikbare legale aanbod te vinden.
5. Het belang van auteursrechten voor de inkomsten van de journalist
Auteursrechten maken een steeds wezenlijker deel uit van de inkomsten van de journalist.
Sedert 1 januari 2008 worden auteursrechten forfaitair en vrijmakend belast aan 15 %, met een vrijstelling van 50 % forfaitaire kostenaftrek voor een eerste schijf van 13 850 euro en 25 % voor de tweede schijf van hetzelfde bedrag. Minister voor Financiën Reynders meldde in december van dat jaar wel dat er geen herkwalificatie mocht gebeuren van beroepsinkomsten naar auteursrechten.
Hoewel de auteursrechten voor de krantenuitgevers jarenlang een teer punt waren, en zij er weigerden voor te betalen, willen zij sinds deze wet van kracht is, uitsluitend nog in auteursrechten betalen. Het voordeel is duidelijk : een groot fiscaal voordeel, waardoor zij hun tarieven de komende jaren voor de medewerkers niet moeten verhogen.
De nadelen zijn voor de medewerkers : de zelfstandige journalisten worden verplicht een factuur te maken voor het overdragen van auteursrechten, die zij dan aan de fiscus na de vrijmakende afhouding niet meer moeten aangeven. De controleurs weigeren echter te aanvaarden dat een zelfstandige journalist van het ene op het andere jaar geen betaalde prestaties meer levert, maar slechts auteursrechten geniet. Daar komen dan herzieningen van en in het beste geval geen boete omdat de betrokkene zelf te goeder trouw is. In het geval de fiscus deze evolutie toch zou aanvaarden, zijn de gevolgen voor de echte zelfstandige journalist zo mogelijk nog erger : hij verliest zijn sociaal statuut want hij heeft geen beroepsinkomsten meer als zelfstandige. Dat heeft gevolgen voor zijn ziekteverzekering en zijn pensioendossier.
De Vlaamse Vereniging van Journalisten VVJ heeft samen met de Vlaamse krantenuitgevers een voorstel gedaan aan de fiscus om tot een regeling te komen waarbij 70 % van het inkomen als prestatievergoeding wordt aanvaard, en 30 % als vergoeding voor de overdracht van auteursrechten. Het kabinet van de minister van Financiën heeft hierop niet gereageerd. De administratie van financiën heeft onlangs van de VVJ een kopie van deze overeenkomst geëist. JAM hoopt dat er een eenvormige regeling komt voor iedereen.
Aan Franstalige zijde willen de uitgevers de salarissen verminderen, maar dit verlies compenseren door een vergoeding voor de overdracht van auteursrechten aan te bieden. Tegelijk wordt een compensatie geboden voor de verliezen in de sociale zekerheid, verlies van pensioenrechten, verminderde uitkering van de ziekteverzekering, en dit in de vorm van een groepsverzekering. Dit is een vorm van privatisering van de sociale zekerheid. De druk op de journalisten om dit te aanvaarden is groot, en op de klassieke manier wordt het dilemma gesteld : ofwel dit aanvaarden, of we praten over herstructureringen, met ontslagen en desgevallend weer een lading brugpensioenen. Aan Vlaamse kant laten de uitgevers nog niet in hun kaarten kijken, maar waarom zouden zij niet hetzelfde doen als de Franstalige uitgevers hiermee wegkomen ?
Bij de VRT werd in 2008 een overeenkomst gesloten waarbij het eigen personeel zou kunnen meegenieten van de uitzendrechten. Er zou ook bij de openbare omroep een vergoeding voor de eigen medewerkers komen in de vorm van auteursrechten. Hierbij wordt de vermoedelijke overdracht van de auteursrechten, zoals die in de wet staat, voor een stuk omgedraaid. De reden hiervan is dat concurrerende productiehuizen de beste medewerkers weghalen, en hen hogere vergoedingen bieden onder de vorm van auteursrechten. Ook de journalisten van de VRT maken aanspraak op deze vergoeding.
Al deze gebeurtenissen zijn een teken dat auteursrechten ook voor de journalisten een wezenlijk deel gaan uitmaken van hun inkomen. De Auteursrechtenmaatschappij Jam ondervindt ook dat haar leden steeds nadrukkelijker vragen naar de datum van de uitbetaling van de jaarlijks geïnde rechten. Zeker voor de zelfstandige journalisten is dit relatief bescheiden bedrag broodnodig. En dat is te verklaren door de lage geboden tarieven voor de zelfstandige journalisten, waardoor die het steeds moeilijker hebben om de kost te verdienen met hun journalistiek werk.
De diverse vergoedingen zoals die voor het kopiëren voor eigen gebruik, zowel op papier als elektronisch, zijn een stukje eindejaarsvergoeding van de journalist geworden. Als op dezelfde manier een compensatie wordt geboden om het kopiëren op het internet te vergoeden, zal dit op applaus onthaald worden.
E. De heer Julek Jurowicz, gedelegeerd bestuurder van SMART
SMART is een marginale speler in de inning, de verdeling van de auteursrechten en in de belangenverdediging door de collectieve beheersvennootschappen.
SMART wordt niet rechtstreeks geconfronteerd met de problemen die de twee wetsvoorstellen proberen te reglementeren.
Uit de praktijk van de kunstenaars waarmee SMART omgaat — meestal jongeren zonder veel commercieel succes — ziet SMART alternatieve economische modellen in de productie ontstaan. De technische middelen veranderen zeer snel en in de sector van de muziek bijvoorbeeld snoeit men drastisch in de productiekosten. SMART ziet producten in eigen beheer ontstaan, met eigen promotie, waarbij vrij wordt bepaald wat kosteloos is en wat men liever te koop aanbiedt. SMART gelooft dat die praktijken in de muziekwereld en in de audiovisuele sector waarschijnlijk in de komende decennia in het landschap van de kunstproductie navolging zullen krijgen.
F. Mevrouw Isabelle De Vinck, ISPA (Internet Service Providers Association Belgium Coordinator)
ISPA deelt de mening van veel van de actoren dat er hoognodig een debat moet worden gevoerd over de problematiek van het illegaal downloaden.
ISPA verheugt zich ook over het standpunt van SACD-SCAM en de initiatieven van deze organisatie om het debat te voeden met wetenschappelijk onderbouwde analyses.
ISPA is de vereniging van de Belgische Internet Service Providers en vertegenwoordigt zowel de verleners van internetdiensten (zoals Google, Microsoft) als de verschaffers van toegang tot Internet (zoals Belgacom, Telenet) alsook de « hosting »-bedrijven die de informatie opslaan en de bedrijven die de transit via internet regelen (zoals kabelbedrijven, ...).
ISPA heeft als missie « to bring Internet companies together in order to build a better Information Society through Internet services » « réunir les sociétés de l'Internet pour ensemble construire une meilleure société de l'information à travers les services Internet ». ISPA pleit voor een open en constructieve discussie met alle actoren, waarbij het uitgangspunt moet zijn : innovatie in plaats van stagnatie.
De Informatie Maatschappij heeft nood aan innovatie en een competitieve markt voor « online content » :
— meer, beter en veiliger internet;
— innovatieve business models;
— meer online diensten van betere kwaliteit;
— wetgeving die innovatie stimuleert.
ISPA onderkent volgende obstakels voor innovatie :
— internettaks : ISPA is duidelijk tegen een internettaks; wél kan een licentie overwogen worden. Belangrijk is dat de consument iets in ruil krijgt en dit kan wél via licenties;
— Investeren in snel achterhaalde technische maatregelen is de foute manier : Internet is ontworpen om open te zijn. De openheid van het internet is de reden voor haar succes ! In het Engels spreekt men van « the resilient nature of the Internet ». Blokkeringsmechanismen en filters zijn dan ook geen goede zaak en vaak zeer snel achterhaald.
— ISPA is van oordeel dat het niet de taak is van de Internet Providers (ISP's) om de Internet-politie te zijn.
— ISPA wenst voor de ISP dan ook geen aansprakelijkheid voor het detecteren van illegaal gedrag.
De rol van ISP's is :
— het bouwen van de snelwegen waarop informatieverkeer plaatsvindt;
— betere diensten aanbieden aan een betere prijs;
— nieuwe innovatieve diensten mogelijk maken.
De rol van de ISP's is niet :
— de klanten bespioneren;
— oordelen wat legaal en illegaal is;
— onnodig interfereren met het internet verkeer.
Wat de regelgeving betreft, wijst mevrouw De Vinck erop dat de Europese Commissie op 23 mei 2011 haar « Intellectual Property Rights (IPR) — Strategy » zal bekendmaken. Deze tekst zal een sterke basis vormen voor verdere discussie. ISPA is ook voorstander van een Europese regelgeving ter zake.
De twee voorliggende wetsvoorstellen, moeten verder grondig worden besproken op hun haalbaarheid met alle betrokken actoren.
Ten slotte wijst mevrouw De Vinck erop dat er twee rechtszaken lopende zijn voor het Europese Hof van Justitie, waarvan de uitspraak zeer bepalend zullen zijn voor de uit te werken wetgeving in verband met de verantwoordelijkheid van de internetproviders.
Bij wijze van conclusie wijst mevrouw De Vinck er nog op dat er geen magische of eenvoudige oplossingen zijn om de intellectuele rechten en het internet met elkaar te verzoenen.
ISPA is in elk geval bereid samen te werken om te bouwen aan een echte digitale markt, die artiest en consument dichter bij elkaar brengt en die erover waakt dat er geen drempels voor innovatie worden opgeworpen.
G. De heer Nico De Bie en mevrouw Caroline Koelman, Test Aankoop
De heer De Bie wijst op de reden waarom er vandaag de dag illegaal wordt gedownload, er is een vraag die niet wordt beantwoord.
Test Aankoop pleit er dan ook voor een legaal platform te ontwikkelen, eerder dan elke consument als een potentiële crimineel te behandelen.
Mevrouw Koelman, deskundige « auteursrechten » van Test Aankoop, onderstreept dat in het debat de relatie tussen auteur en gebruiker van primordiaal belang is.
Internet en de nieuwe technologieën hebben de deuren geopend voor een andere vorm van consumptie van de werken. Internet biedt de gebruikers de mogelijkheid om het even waar, wanneer en hoe snel en gemakkelijk toegang te krijgen tot muziek, audiovisueel werk en literatuur, in antwoord op een steeds sneller groeiende vraag. De consument verwerft nu een « gedematerialiseerd » digitaal werk, waardoor het gemakkelijk op diverse dragers kan worden gekopieerd, maar ook gemakkelijk kan worden verspreid.
1) Relatie tussen auteur en gebruiker
De gebruiker is altijd diegene geweest die zich aan het einde van het creatieve proces bevindt : hij is het die uiteindelijk het werk al dan niet apprecieert, geld blijft uitgeven voor cultuur, oordeelt, zijn ervaring deelt, anderen met het werk laat kennismaken, ...
Test Aankoop erkent dat de auteursrechten en algemener, de intellectuele eigendomsrechten moeten worden geëerbiedigd om ervoor te zorgen dat ons cultureel erfgoed zich goed ontwikkelt en dat de creativiteit blijft bestaan en zich vernieuwt. De auteurs moeten worden vergoed voor hun werk en het is noodzakelijk dat wie dat recht met voeten treedt, dus eenieder die met handelsdoeleinden ongeoorloofde winst haalt uit piraterij, vervolgd wordt en streng gestraft. Internet is weliswaar een ruimte van vrijheid, maar daarom is het nog geen ruimte van rechteloosheid.
Alhoewel het auteursrecht moet worden geëerbiedigd, geldt toch hetzelfde voor de elementaire beginselen voor de gebruiker inzake rechtvaardige licentievoorwaarden en respect voor zijn privacy.
We mogen de redeneerfout niet maken die erin bestaat de zogenaamde « schade veroorzaakt door digitale en multimediale piraterij » te meten door ons te beperken tot de stelling dat de teruglopende winsten in de audiovisuele industrie uitsluitend te wijten zijn aan de verspreiding van nieuwe digitale en multimediale technologieën (en bijgevolg aan de nieuwe omloopdynamiek van culturele inhoud op het internet).
Bij de « gemiddelde » consumenten en gebruikers van digitale producten en culturele dienstverlening leeft een groeiende vrees bij het idee dat nieuwe ongunstige en repressieve reglementeringen zullen worden aangenomen om het verschijnsel dat piraterij van digitale en multimediale inhoud wordt genoemd — definitie en plannen ervan blijven vluchtig — te bestrijden, zonder dat tegelijk het bredere probleem van het stimuleren van het legale aanbod van dergelijke culturele producten en diensten op internet tegen een redelijke prijs wordt aangepakt. De piraterij is een pathologisch aspect (1) van het bredere verschijnsel van het verkeer op het internet van de culturele inhoud in digitaal formaat.
Het is raadzaam het belang van de banden tussen auteur en eindgebruiker, eigen « cliënt » van entertainment en cultuur, die niet gecriminaliseerd mag worden, niet te minimaliseren (of zelfs te negeren). Het is duidelijk dat het auteursrecht zoals het nu bestaat niet is uitgerust om een antwoord te bieden op die relatie van een nieuwe soort.
Test Aankoop stelt vast dat het huidige legale aanbod niet representatief is voor de diversiteit van de inhoud.
Het enige echte alternatief is het scheppen van een legaal aanbod dat aantrekkelijk genoeg is om te wedijveren met het vrije downloaden. De VOD- en andere systemen voldoen de consument niet volledig, onder andere wegens hun kostprijs of de beperking in de mogelijkheid om het beeld op scherm te brengen of er een kopie voor eigen gebruik van te maken.
Test Aankoop vraagt dan ook dat er een aangepast antwoord komt op het gebrek aan diversiteit van het cultuuraanbod op het internet, opdat er meer aanbod voor legaal downloaden komt tegen een voor de consument betaalbare en aantrekkelijke prijs, zowel qua diversiteit als qua kostprijs.
Het model van de uitgebreide collectieve licentie
Test Aankoop denkt dat een vrijwillig systeem op basis van een uitgebreide collectieve licentie op het eerste gezicht de beste oplossing is om de belangen van de rechthebbenden met die van de consumenten te verzoenen. De eersten krijgen een billijke vergoeding voor het gebruik van hun werken, de anderen hebben de waarborg dat ze een kwaliteitsvolle toegang hebben tot cultuur tegen een redelijke prijs.
Die collectieve en algemene akkoorden kunnen worden gesloten tussen de vennootschappen voor het beheer van de auteursrechten en de andere actoren.
Dat alternatieve model biedt het voordeel :
a. dat het rechtstreeks wordt gelegitimeerd door considerans 18 van de auteursrechtenrichtlijn (2) ;
b. dat het het exclusieve wettelijke exploitatierecht niet reduceert tot het eenvoudige recht op (financiële) compensatie; en
c. dat het de toegang tot en het gebruik van alle beschermde werken die op het internet in omloop zijn wettelijk mogelijk maakt, ook voor de werken die in omloop zijn op netwerken voor de uitwisseling van bestanden en de werken die niet voorkomen in de repertoria van de vennootschappen voor collectief beheer. Dat systeem impliceert de inning van een bedrag op de internetabonnementen voor een onbeperkte toegang tot de door het auteursrecht beschermde werken. De internauten krijgen het recht om (zonder winstoogmerk) bestanden van beschermde werken uit te wisselen
2) Debat over de wetsvoorstellen nr. 5-741/1 en nr. 5-590/1
Om bovenstaande redenen kan Test Aankoop zich slechts verzetten tegen wetsvoorstel nr. 5-741/1 van de heer Miller.
Overigens doet dat voorstel wetgevingstechnische problemen rijzen. Enkele voorbeelden :
Artikel 6
Dat artikel strekt om een nieuwe oneerlijke praktijk in te stellen, terwijl richtlijn 2005/29 van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken, die maximaal harmoniseert, een zwarte lijst bevat van praktijken die als oneerlijk worden beschouwd.
Artikel 14
Test Aankoop betreurt het feit dat men de weg opgaat van een sanctionerende wet, die louter repressief is, met de bedoeling toezicht te houden op het gedrag van de internauten op het internet, waarbij hun privacy geschonden wordt.
Bovendien gooit het voorstel het downloaden op kleine schaal door particulieren voor eigen gebruik op één hoop met het downloaden op grote schaal voor handelsdoeleinden (dus de eigenlijke piraterij) en met uitgevers van illegale inhoud of platformen waar illegaal wordt gedownload.
Dat voorstel bevat niets dat in het bijzonder de illegale websites, waar de consument zelf vaak wordt geschaad omdat hij betaalt om werken te downloaden, bestraft (zie artikel « Makkelijk en goedkoop muziek downloaden » — Test Aankoop magazine, nr. 538, januari 2010).
Artikelen 15, 16 en 17
Die tekst strekt om de houder van een IP-adres van een verbinding waar die zogenaamde illegale uitwisseling heeft plaatsgevonden te zoeken (en te bestraffen) of om een vermoeden van toerekenbaarheid van een illegale handeling op repressief gebied in te stellen. Dat systeem pakt niet diegene aan die illegaal downloadt, maar de abonnee die niet heeft kunnen voorkomen dat het IP-adres van zijn lijn in de peer-to-peer-netwerken staat.
Heel wat mensen kunnen vandaag echter zelf hun IP-adres wijzigen of dat van een derde misbruiken en om het even wie kan met een WIFI-aansluiting downloaden. Informaticagenieën kunnen bijgevolg mechanismen gebruiken die hun IP-adres maskeren, of zelfs onwettige handelingen in de schoenen schuiven van heel andere mensen. Niets garandeert dus dat de dader via zijn IP-adres wordt geïdentificeerd.
Artikelen 18 en 19
Test Aankoop meent dat de sanctie die wordt opgelegd (de schorsing of zelfs de beperking van de internettoegang, naast het betalen van de abonnementsprijs en/of van geldboeten) in het licht van het misdrijf buiten alle proportie is. Dat systeem kan de toegang tot het internet, een universele dienst (universele dienstrichtlijn), beletten.
Wat wetsvoorstel nr. 5-590/1 van mevrouw Piryns en de heer Morael betreft, gaat het voorstel weliswaar de richting uit van een algemene licentie en de bescherming van de privacy van de gebruikers, maar roept de tekst, zoals hij nu is ingediend, nog vele vragen op die opheldering vergen, zoals de manier waarop het systeem zal worden gefinancierd en hoe dergelijk systeem, dat uiteindelijk niet mag terugkeren naar het instellen van een wettelijke licentie waarvoor de consument een nieuwe bijdrage moet betalen (waarvan het bedrag nog niet is vastgelegd of zal worden vastgelegd door de wetgever), ten uitvoer zal worden gelegd.
Overigens is artikel 3 van het voorstel niet overtuigend. Test Aankoop deelt weliswaar de zorg te voorkomen dat de factuur voor de consument hoog oploopt, maar het heeft zich niettemin verzet tegen een prijsblokkering die de concurrentie dreigt te verstikken (met als gevolg dat de « kleine » operatoren van de markt verdwijnen). Test Aankoop meent dat het een extreme oplossing is en dat er andere oplossingen mogelijk zijn (vb. de functionele splitsing).
Test Aankoop hoopt dan ook dat er gesprekken zullen worden gevoerd met alle betrokken actoren, om tot een economisch model te komen dat zoveel mogelijk rekening houdt met het evenwicht tussen de eisen van de gebruikers, de eerbiediging van hun privacy en de billijke vergoeding van de rechthebbenden.
Inmiddels stelt Test Aankoop voor de wetsvoorstellen voor onderzoek aan de Raad van State voor te leggen.
H. De heer Christian Depreter, algemeen directeur SABAM
De heer Depreter wenst in naam van SABAM volgende vaststellingen te doen :
1º muziek, audiovisuele producten en fotografie zijn nooit zo aanwezig geweest als vandaag : de consumptie van deze producten is nooit zo groot geweest;
2º van 2002 tot 2010 hebben de artiesten, auteurs, componisten, ...die lid zijn van SABAM samen ongeveer 2,5 tot 3 miljoen euro inkomsten gederfd per jaar. In 2002 ontving SABAM voor het geheel van haar leden 28 miljoen aan auteursrechten voor de CD en DVD-creaties; in 2010 is dit bedrag teruggelopen tot ongeveer 8,2 miljoen euro. Jaarlijks verliezen onze leden gezamenlijk 20 miljoen euro aan inkomsten door de verminderde verkoop van CD's en DVD's;
3º de consumptie is zeker niet teruggelopen, maar er heeft zich een verschuiving voorgedaan : in het verleden werden veel CD's en DVD's geproduceerd, deze productie is echter sterk teruggelopen. Muziek en films worden niet meer als CD of DVD verspreid maar online. Dus zijn de nieuwe leveranciers van deze producten de internetproviders geworden. Anders dan de producenten in het verleden betalen de IP's geen auteursrechten. De vigerende wetgeving biedt op deze nieuwe situatie geen afdoend antwoord.
De markt voor het verspreiden van cultuurproducten heeft zich met andere woorden verplaatst;
4º SABAM is nochtans van oordeel dat de basisconcepten van het auteursrecht, zoals het recht van reproductie, het recht op publieke verspreiding, geen achterhaalde concepten zijn. Maar de toepassing van deze basisconcepten moet evolueren. De huidige wetgeving kent ter zake een aantal belemmeringen, maar SABAM is van oordeel dat, vanuit juridisch oogpunt, deze belemmeringen oppervlakkig en zelfs onbestaande zijn;
5º wat er ook van zij, in alle gevallen halen de technologische ontwikkelingen het recht in het algemeen en het auteursrecht in het bijzonder, in.
Vanuit deze vaststellingen is SABAM van oordeel dat elke wetgeving die tussenkomt, vernieuwend en zeer ruim zal moeten zijn;
6º de gratis toegang tot alle creaties doodt elk commercieel initiatief om deze creaties tegen betaling ter beschikking te stellen;
7º bij het publiek wordt door initiatieven, waarbij men voor één euro, zeer snel een CD of DVD kan downloaden, verwarring gezaaid : de mensen denken dat ze door de betaling van deze één euro, volledig legaal handelen en reeds voldaan hebben aan de wet op de auteursrechten.
Op basis van deze zeven vaststellingen, formuleert SABAM de drie volgende voorstellen :
1º er moet snel gehandeld worden met het oog op de vrijwaring van culturele creaties;
2º de IP's moeten beschouwd worden als het equivalent van de kabeldistributiemaatschappijen : als zij op actieve wijze culturele creaties verspreiden via hun netwerken, dan moeten zijn een globale licentie vragen aan de rechthebbenden; omwille van hun actieve rol, is de vrijstelling voorzien in de e-commerce richtlijn 2000/31/CE, niet meer van toepassing;
3º SABAM stelt dan ook de invoering van een licentie voor distributeurs van culturele creaties, uitgevoerd door de IP's voor; bij wijze van overgangsperiode stelt SABAM een moratorium van twee jaar voor, waarbij de eindgebruiker niet meer zou worden geviseerd : dit laatste is immers niet meer redelijk.
SABAM pleit voor een grondige reflectie bij het tot stand brengen van de nieuwe regelgeving :
1º Hadopi : SABAM is geen voorstander van dit Franse systeem : het is zeer duur en vanuit technisch oogpunt zal dit systeem zeer snel achterhaald zijn;
2º in 2003 heeft SABAM geprobeerd een filtersysteem te bekomen bij één van de grootste Europese internetproviders, en wacht ter zake op een uitspraak van het Europese Hof van Justitie, maar, gezien het negatieve advies van de advocaat-generaal, zijn de verwachtingen niet erg hoopvol;
3º een mogelijke oplossing zou ook kunnen zijn om het systeem van de kopie-privé uit te breiden naar de consumenten;
4º een algemene licentie mag niet het geheel van de toepassingen omvatten : op dit ogenblik betaalt Apple I-Tunes aan SABAM — en dit is de quasi unieke bron van inkomsten — ongeveer 800 000 — 1 miljoen euro per jaar aan auteursrechten; dit terwijl het zakencijfer van SABAM niet hoger ligt dan 1,4 miljoen euro per jaar. Er moet over gewaakt worden dat dergelijke algemene licentie, de enige bron van inkomsten waarover SABAM beschikt, niet zou worden opgedroogd.
II.2. Gedachtewisseling
1. Vragen en opmerkingen van de leden
Mevrouw Arena dankt de sprekers om de maatschappelijke dialoog betreffende deze problematiek mee op gang te trekken.
Zij stelt zich vragen bij de houding van de Europese Unie (EU) ten aanzien van de ICT-markt : zo staat de EU zeer wantrouwig tegenover elke vorm van financiële ondersteuning aan de culturele sector vanwege de overheid, dit wordt immers beschouwd als niet-geoorloofde staatssteun aan de « culturele industrie ».
Ook uit de verscheidene tussenkomsten onthoudt spreekster dat er gepleit wordt om « het aan de ICT-markten » over te laten. Men wenst niet dat een vrije en gratis markt wordt gereguleerd.
Mevrouw Arena vreest dat, bij toepassing van deze twee vermelde uitgangspunten, er geen culturele diversiteit meer mogelijk zal zijn. Men zal meer en meer evolueren naar een MTV-maatschappij met een eengemaakt culturele eenheidsworst, waar enkel plaats is voor de grote spelers.
Voorts erkent spreekster dat er inderdaad een evenwicht moet worden gevonden tussen de vrije toegang voor de consument en het correct vergoeden van de auteurs, componisten, artiesten, ...
Mevrouw Arena is ook van oordeel dat de meer en meer gangbare praktijk, waarbij muziek via Internet ter beschikking gesteld wordt van de consument met de boodschap « pay what you want » zeer gevaarlijk is voor het in stand houden van de culturele diversiteit.
Na de tussenkomst gehoord te hebben van mevrouw De Vinck, ISPA, is mevrouw Arena ervan overtuigd dat er gezocht moet worden naar een evenwicht tussen de verschillende belangen, die van de gebruiker-consument, die van de ter beschikkingstellers van de creaties en die van de creatoren. Als de creatoren niet correct betaald worden voor hun œuvre, zal het aanbod hoe dan ook verschralen.
Spreekster wenst van de vertegenwoordigster van de internetproviders te vernemen welke mogelijke oplossing zij ziet. Zij onthoudt de voorkeur voor de introductie van een licentie. Maar ook bij dit systeem zijn er door anderen heel wat bezwaren en moeilijkheden geformuleerd.
Ten slotte verklaart mevrouw Arena verbaasd te zijn door de tussenkomst van de vertegenwoordiger van SMART, toch een organisatie die vijfentwintig duizend creatoren vertegenwoordigt ! Deze personen hebben toch reeds meermaals verklaard dat hun businessplannen in moeilijkheden verkeren omwille van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën. Daar moeten oplossingen voor gevonden worden.
De heer Morael dankt de sprekers voor hun uiteenzetting en wenst vooreerst drie zaken recht te zetten :
1º geen van de beide wetsvoorstellen beoogt een nieuwe belasting in te voeren; de idee in het wetsvoorstel nr. 5-590/1 is om een bijdrage te integreren in de abonnementsprijs, met een plafonnering van de prijzen. Naast een debat over kwaliteit op het Internet, mag men immers niet vergeten dat de abonnementsprijzen in België voor de toegang tot Internet uitzonderlijk hoog zijn, vergeleken met de ons omringende landen. Spreker wenst meer uitleg over het waarom;
2º men moet vaststellen dat, ondanks de grote woorden van vrijheid, de sector zelf tot nog toe niet in staat is gebleken om tot autoregulatie over te gaan. Hoe komt dit ? Waarom hebben de voorgestelde onderhandelingen per sector nog niet plaatsgehad ?
3º op de analyse van mevrouw Dusollier van het wetsvoorstel nr. 5-590/1, die het wetsvoorstel nogal hybride vond omdat het enerzijds de publieke overheden voor zijn verantwoordelijkheden plaatst en anderzijds marge laat voor onderhandelingen, antwoordt de heer Morael dat het voorstel is geïnspireerd op het Belgische sociaal overlegmodel.
Iedereen is het erover eens dat de huidige situatie onbevredigend is. Er heeft zich een massale verschuiving voorgedaan in de « cultuurconsumptie » : de consumptie via Internet-downloads is gigantisch toegenomen, terwijl de creatoren er alsmaar minder voor vergoed worden. De ISP's doen er alles aan om het downloaden te versnellen en uit te breiden. Maar het is ondenkbaar dat de consument hiervoor de klassieke auteursrechten zou betalen. Dit is niet haalbaar.
De heer Morael verheugt zich erover dat het debat is geopend en hoopt dat er een evenwichtige oplossing kan worden bereikt.
De heer De Croo onthoudt uit de inleidende uiteenzetting van mevrouw De Vinck vooral het belang dat ISPA hecht aan innovatie in de hele elektronische sfeer. Dit kan niet voldoende worden benadrukt.
Innovatie zorgt ervoor dat men creatiever is op momenten dat het economisch moeilijker gaat.
Tevens mag men niet uit het oog verliezen dat de problematiek van het illegaal downloaden geen nieuw probleem is. Ook de waarschuwingen als zou alle creativiteit volledig stilvallen, zijn niet nieuw. Uit de recente evoluties blijkt dat het cultureel aanbod niet is verschraald, eerder in tegendeel. De culturele participatie is sterk toegenomen, ook in de breedte. De prijs is ook sterk gedaald voor de consument.
Het voorstel nr. 5-590/1 betreffende de algemene licentie heeft als nadeel dat iedereen zou worden verplicht bij te dragen voor het gedrag van een groep die, algemeen genomen, relatief gezien kleiner en kleiner wordt.
De bewering dat gebruikers die Gigabytes verbruiken van hun Internetabonnement per definitie illegale downloaders zijn, is volgens de spreker niet correct. Niet alle multimedia-gebruikers zijn per definitie gebruiker van illegale multimedia.
Bovendien vraagt de heer De Croo zich af of het voorstel betreffende de algemene licentie niet reeds is achterhaald : in sommige Europese lidstaten bestaat bijvoorbeeld het product « Spotify », dat een bedrag per maand vraagt om ongelimiteerd toegang te krijgen tot een volledige muziekbibliotheek.
Is dat commercieel aanbod in de feiten niet hetzelfde als een licentie ?
De heer Miller dankt alle sprekers en wijst erop dat hij met zijn wetsvoorstel nr. 5-741/1 in de eerste plaats de intentie heeft gehad om het debat op gang te brengen. Alle mogelijke verbeteringen aan het wetsvoorstel zijn dan ook bespreekbaar. De bedoeling is om in de commissie te streven naar een zo grote mogelijke consensus over een wettelijke regeling die op de meest adequate wijze een antwoord biedt op het geheel van de probleemstellingen.
Hét groot probleem dat een oplossing moet krijgen, is dat de artiesten op dit ogenblik meer dan onbehoorlijk vergoed worden voor hun creaties. Achter elke intellectuele, culturele en artistieke creatie, schuilt immers heel wat werk : creatie, repetitie, promotie, ... Al dat werk moet op een behoorlijke wijze worden vergoed en beschermd.
Er moet gezorgd worden voor een adequate actualisering van het auteursrecht aan de nieuwe technologieën en de uitdagingen die zij meebrengen.
Met mevrouw Arena deelt de heer Miller de bekommernis dat de culturele diversiteit moet worden gewaarborgd en dat er op dit ogenblik een gevaar bestaat op een uniformisering van de cultuur. Juist aan de basis van de auteursrechten lag de doelstelling om de culturele diversiteit te vrijwaren. Dit uitgangspunt staat onder druk van de technologische evoluties.
Voorts heeft de heer Miller de volgende vragen :
— aan de vertegenwoordiger van SABAM : graag wat meer uitleg over het voorgestelde moratorium gedurende twee jaar;
— uit de verschillende tussenkomsten onthoudt de heer Miller dat hoofdstuk V. van zijn wetsvoorstel betreffende de « graduele reactie bij het niet naleven van de voorwaarden waaronder de houder werken die door het auteursrecht of de naburige rechten worden beschermd, mag uitwisselen en bij het illegaal downloaden van werken » sterk onder vuur ligt. Bij deze kritieken werd vaak verwezen naar het gelijkaardige Franse systeem « Hadopi » genaamd.
Eerder dan nu reeds de wetsvoorstellen voor advies voor te leggen aan de Raad van State, pleit spreker ervoor dat er eerst naar een consensustekst zou worden gewerkt, die dan ter toetsing aan de Raad van State kan worden voorgelegd.
De heer Miller kondigt dan ook aan dat hij zijn wetsvoorstel zal amenderen.
De heer Van Rompuy verheugt zich over de opening van het nodige debat over hoe men in een nieuwe wereld intellectueel, cultureel en artistiek kapitaal en arbeid kan valoriseren. Hij heeft het persoonlijk moeilijk met elke poging om bestaande modellen uit de fysieke wereld om te zetten in de digitale wereld. Intellectuele eigendom in de fysieke wereld geeft de mogelijkheid om anderen uit te sluiten, terwijl dit in de digitale wereld juist de bedoeling moet hebben om iedereen toegang te geven. De basisprincipes tussen beide werelden zijn niet zomaar op elkaar transponeerbaar.
Spreker gelooft niet dat de in de wetsvoorstellen voorgelegde modellen de meest adequate oplossing bieden voor het probleem. Hij is ook niet zo pessimistisch ingesteld dat het gevaar van culturele verschraling reëel is. Uit bijvoorbeeld het principe van de Long Tail (3) , blijkt dat men ook in een gratis wereld kan komen tot grote kansen voor kleine projecten. Hij begrijpt evenwel de noodzaak om toch iets te doen, maar is van oordeel dat er verder moet gezocht worden naar creatievere en betere oplossingen.
Mevrouw Piryns stelt verheugd vast dat vele van de aanwezige sprekers het toch eens lijken te zijn met het uitgangspunt dat cultuur voor zoveel mogelijk mensen op zoveel mogelijk verschillende manieren toegankelijk moet zijn.
Maar zij is van oordeel dat er ook voor gezorgd moet worden dat de creatoren op een zo fair mogelijke manier worden vergoed. Vandaag de dag hebben bijvoorbeeld steeds meer auteurs, artiesten, ..., het moeilijk om te blijven creëren.
Deze bekommernis ligt ten grondslag aan het wetsvoorstel nr. 5-590/1 dat zij met de heer Morael heeft ingediend. Tevens hebben de auteurs van het wetsvoorstel erover willen waken dat een nieuwe regeling conform de privacyregels zou zijn. Vandaar dat zij absoluut gekant zijn tegen elke regeling die zou gelijken op het Hadopi-systeem.
Spreekster verklaart dat zij ook bereid is amendementen op het wetsvoorstel nr. 5-590/1 te overwegen, na een grondig gevoerd debat.
Voorts is zij van oordeel dat er één stem vandaag op de hoorzitting onvoldoende is naar voren gekomen en dat is de stem van de artiesten zelf. Zij stelt dan ook voor om op een later tijdstip een vertegenwoordiging van BEA (Belgian Entertainment Association) uit te nodigen op een hoorzitting. Het is daarenboven genoegzaam bekend dat downloaden op allerlei manieren worden gepromoot, door ISP's, maar ook door de overheid. Daartegenover moet een vergoeding voor de creatoren staan.
Ingaande op de verklaring van ISPA dat zij wel iets voelen voor een licentie, maar niet wensen dat daarvoor een taks wordt betaald, nodigt mevrouw Piryns hen uit om een alternatief voor te stellen voor de algemene licentie. Vandaag de dag zijn het toch de internetproviders die met de winst gaan lopen. Zij hebben toch ook nood aan een kwalitatieve inhoud die via hun kanalen wordt aangeboden.
Ten slotte verklaart mevrouw Piryns de opmerking van de heer De Croo te onderschrijven dat de « best practices » van de ons omringende landen moeten worden bestudeerd. Zij is er bovendien van overtuigd dat kwaliteitsvolle aanbieders, zoals bijvoorbeeld i-Tunes, naast een algemene licentie perfect kunnen blijven bestaan. Maar zij is van oordeel dat er altijd naar zal gestreefd worden door sommige gebruikers om toch gratis te downloaden, vandaar haar voorstel voor de algemene licentie.
Mevrouw Maes verklaart dat N-VA ook van mening is dat de nieuwe business-modellen, zoals bijvoorbeeld Spotify, een goed voorbeeld zijn, maar wijst erop dat dergelijke modellen op dit ogenblik nog niet voldragen zijn. Spreekster wenst van mevrouw De Vinck, ISPA, te vernemen hoelang de sector nodig heeft om ervoor te zorgen dat dergelijke business-modellen volledig operationeel zouden zijn. Is er via deze modellen een mogelijkheid om op deze wijze de auteursrechten te vrijwaren ?
De heer Laaouej onthoudt uit de verschillende tussenkomsten dat soms toch te veel aan kortetermijndenken wordt gedaan. Hij is van oordeel, zoals mevrouw Arena, dat culturele diversiteit maar kan overleven dankzij overheidssteun. Maar uiteraard zijn de overheidsmiddelen te beperkt om aan alle vragen te voldoen, wat spijtig genoeg tot het verloren gaan van talenten leidt. Daarnaast moet men vaststellen dat de ISP's op een gemakkelijke manier hun financieel voordeel doen dankzij deze cultuurproducten, zonder enige vorm van bezoldiging van de betreffende creatoren. Hij is dan ook van oordeel dat het fout is om te beweren dat, ondanks het Internet, er toch geen achteruitgang is in culturele creatie. Wat indien de overheidssteun niet meer voorhanden zou zijn ?
2. Antwoorden van de genodigden
Op de vraag van de heer De Croo antwoordt mevrouw Dusollier, CRIDS, dat de hele discussie rond peer-to-peer gepaard gaat met een discussie over het bevorderen en ontwikkelen van legale aanbiedingen. Er zijn grote verschillen binnen Europa, waardoor verbruikers soms klagen dat zij een bepaald werk niet in België kunnen verkrijgen, maar wel in andere landen. Een debat over peer-to-peer moet samengaan met de vraag hoe legale aanbiedingen kunnen worden bevorderd. De ontwikkeling van legale aanbiedingen stuit ook op economische en juridische beperkingen. Op dit vlak is er een enorme evolutie aan de gang op Europees niveau. Dit betekent niet dat nationale parlementen geen initiatieven meer kunnen nemen, maar wel dat zij oplossingen moeten vinden binnen het Europees wettelijk kader dat zich aan het ontwikkelen is.
In de praktijk stelt men immers vast dat een hele reeks diensten opkomen die enorm veel zaken aan de verbruikers aanbieden. Het valt te hopen dat deze aanbiedingen zich ontwikkelen en dat peer-to-peer steeds marginaler wordt.
Op de vele vragen betreffende de rol van de tussenpersonen, antwoordt mevrouw Dussolier dat zij ervan overtuigd is dat zij een fundamentele rol spelen. Niemand zal betwisten dat zij zich economisch hebben ontwikkeld vanuit de uitwisseling van werken en dat zij impliciet en soms zelfs expliciet downloadmogelijkheden aanbieden.
Er moet ook rekening worden gehouden met de rol van de tussenpersonen, al is het duidelijk dat het Europees recht hen in een vrij comfortabele positie aan het plaatsen is.
Mevrouw De Vinck, ISPA, verklaart niet verwonderd te zijn over de verschillende vragen die aan het adres van ISPA worden gesteld.
Zij wenst toch ook een aantal zaken duidelijk te stellen :
De internetproviders verdienen niets aan het illegale downloaden, met andere woorden, ook niets meer dan aan het legale downloaden. Zij hebben er dan ook geen belang bij dat er veel illegaal gedownload wordt. Anders dan wordt beweerd, promoten de ISP's het illegaal downloaden niet, zij maken enkel reclame voor de download-limieten. Technici kunnen perfect verduidelijken dat het illegale downloaden van bijvoorbeeld muziek, slechts een beperkt aandeel uitmaakt in het algemene Internetverkeer. Het grootste Internetverbruik komt van het e-mailverkeer, het uitwisselen van documenten, het uitwisselen van programma's zoals Google, Microsoft en alle verschillende toepassingen van dergelijke programma's.
De eerste vier in de top-tien in het verbruik van Internet-volume zijn : Facebook, Skype, Google, Microsoft.
Een internetprovider haalt informatie van de « Internet-cloud » om het ter beschikking te stellen van de klanten. Hoe meer informatie de internetprovider ophaalt, des te duurder het wordt. De ISP's streven ernaar om zoveel mogelijk download-capaciteit ter beschikking te stellen van de gebruikers, maar dit is om een betere dienstverlening in het algemeen aan de klanten te bieden, niet om het illegaal downloaden te promoten.
Mevrouw De Vinck wijst er zelfs op dat de ISP's niet beter worden van het illegaal downloaden; dit vervuilt immers de netwerken.
ISPA is er ook voorstander van dat de auteurs, artiesten, ... op een correcte wijze worden vergoed voor hun creaties. De wijze waarop dit moet gebeuren, staat ter discussie. Op Internet kan muziek legaal gedownload worden via bijvoorbeeldi-Tunes of Aweyer, ... Om de artiesten correcter te kunnen vergoeden, moet het aanbod van legaal downloaden sterk worden uitgebreid.
De internetproviders moeten gezien worden als de ter beschikkingstellers van de « autostrades », daarnaast zijn er de Internetdienstenverstrekkers. Het gaat om verschillende actoren : zo is i-Tunes bijvoorbeeld een dergelijke internetdienstenverstrekker.
De internetproviders schrokken met andere woorden het geld van de artiesten niet op.
Ingaande op de opmerkingen van de senatoren De Croo en Van Rompuy, wijst mevrouw De Vinck erop dat de internetproviders niet de nieuwe « kabelmaatschappijen » zijn van het digitale tijdperk. De ISP's controleren op geen enkele wijze wat via de netwerken wordt doorgestuurd.
Het is een vaststaand feit dat alle Internetgebruikers vragende partij zijn voor een verhoging van de downloadcapaciteit. Dit in de eerste plaats omdat de moderne Internetapplicaties heel wat capaciteit vereisen. Het is hen in de eerste plaats niet te doen om het frequenter downloaden van muziek, films of boeken. Bij de nieuwe Internet-generatie, Cloud genoemd, betekent dat dat alles wat de gebruiker op zijn harde schijf heeft, in de toekomst permanent ter beschikking is via de « Cloud ». Hiervoor hebben de gebruikers een zeer hoge downloadcapaciteit nodig.
Ook de Europese Commissie moedigt de internetproviders aan om de downloadcapaciteit en -snelheid verder op te drijven.
ISPA is niet gekant tegen elke vorm van regulering, maar is van oordeel dat bij het uitwerken ervan rekening moet gehouden worden met het belang en de noodzaak van innovatie en de technische specificiteit van de Internetsector.
Mevrouw De Vinck erkent dat er veel van de verloning van de creatoren is verloren gegaan : videotheken hebben hun deuren gesloten, er worden minder CD's en DVD's verkocht. ISPA is van oordeel dat er goede ideeën zijn opgenomen in de twee voorliggende wetsvoorstellen en juicht de opening van het debat toe. Maar volgens ISPA is het debat nog niet uitgeput en is het bijgevolg voorbarig om nu reeds concrete wettelijke maatregelen te treffen.
Waarom is ISPA tegen een Internettaks ? Omdat dit onherroepelijk een impact zal hebben op de prijzen die de ISP's aan de gebruikers aanrekenen. Dit is de realiteit van de markt.
Op de vraag waarom een bedrijf als Spotify niet op de Belgische markt aanwezig is, moet mevrouw Devinck het antwoord schuldig blijven. Zij stelt enkel vast dat er geen interesse is vanwege dergelijke bedrijven en dit zou nog een tijd zo blijven. Maar, zoals spreekster reeds eerder uitlegde, is er bij de aanbieders van diensten via Internet wél veel aan het bewegen.
Ten slotte verklaart mevrouw Devinck de bekommernis voor culturele diversiteit te delen. Maar zij is van oordeel dat deze diversiteit juist gestimuleerd wordt via Internet. Er wordt via Internet heel wat muziek online verkocht : zo zijn er immers heel wat catalogi online van muzikanten waarvan het werk nooit werd opgenomen en die dus ook niet als CD verkocht worden. Dit werkt zeer goed. Op deze wijze kan men ook zeer snel en efficiënt jongeren promoten die het geld niet hebben om een CD op te nemen.
Zij onderlijnt nogmaals dat de enige rol die de internetproviders spelen in dergelijke processen, het verzekeren van de transit van de data is. De ISP's controleren geen inhoud en wensen op geen enkele wijze in de rol van Internetpolitie te worden geduwd.
ISPA blijft in elk geval bereid om verder het geopende debat te voeden.
De heer Young, SACD-SCAM, wenst toch nog eens te onderlijnen dat bijvoorbeeld de auteurs lijden onder de huidige situatie.
Mensen die beroepshalve in de culturele sector werken, hebben het moeilijk. Hun inkomsten dalen. Dit geldt voor de audiovisuele sector, de sector van de stripverhalen, de muziek, ...
Er moeten weliswaar oplossingen komen, en het is een ingewikkelde kwestie omdat er een evenwicht moet worden gevonden tussen verschillende rechten : het recht op toegang tot informatie, het recht op toegang tot cultuur (diversiteit en culturele democratie), ...
De studie van de CRIDS in opdracht van SACD-SCAM toont aan dat wettelijke algemene licenties juridisch niet mogelijk zijn in het huidige juridische wereldkader.
Mechanismen om onderhandelingen te steunen zouden een oplossing kunnen zijn. Maar dit voorstel stuit op de voorkeurbehandeling die internetproviders genieten in de Europese richtlijnen. Hoe kan men internetproviders ertoe bewegen echt te onderhandelen met vertegenwoordigers van kunstenaars, producers, uitgevers, enz. ? Dergelijke onderhandelingen zouden moeten gaan over de economische belangen.
SACD-SCAM heeft aan CRIDS gevraagd om na te gaan welke juridisch realistische voorstellen men kan doen. De sector zal de hulp van de wetgever nodig hebben om een wettelijk kader op te richten dat onderhandelingen bevordert. De uitgebreide collectieve licentie is inderdaad een van de meest realistische mogelijkheden. Met vennootschappen die echte vertegenwoordigers zijn van auteurs, kunstenaars, producers, uitgevers, en die overeenkomsten sluiten met operatoren, zou men daarna, dankzij het wettelijk kader, de toepassing van deze maatregelen kunnen uitbreiden en zorgen voor juridische en economische zekerheid voor zowel de auteurs als de verbruikers.
De heer Young stelt voor een precontractuele fase met de overheden in te voeren. Sommige overheden zijn aandeelhouders in vennootschappen/operatoren of beschikken over de middelen om bedrijven als Telenet, die een monoplie hebben op kabeldistributie of internettoegang in sommige zones, aan te zetten om ernstig te gaan onderhandelen. Zo zouden een aantal convergentiepunten kunnen worden gevonden. Ook universitaire deskundigen kunnen helpen bepalen welke economische waarden op het spel staan, hoe men ernstige economische modellen kan ontwikkelen, tot waar men kan gaan in een bepaalde verdeling, of er een return zal zijn voor de overheden, die voorafgaand worden gefinancierd in een verdelingsstelsel zoals met het kopiëren voor eigen gebruik.
De heer Depreter, vertegenwoordiger van SABAM, verduidelijkt, in zijn antwoord op de vraag van de heer Miller met betrekking tot het voorgestelde moratorium voor twee jaar, dat men de Internetactoren zeer schematisch in drie categorieën kan onderverdelen :
— zij die hetzij gratis, hetzij tegen betaling, diensten aanbieden op Internet : bijvoorbeeld Google, Apple i-Tunes, Youtube en gelijk welke Internetgebruiker die zijn harddisk met data op één of andere wijze ter beschikking stelt;
— de telefoonoperatoren en de bedrijven die toegang verlenen tot Internet die aan de dienstenverstrekkers de faciliteiten verstrekken om het geheel van producten die zij aan het publiek ter beschikking wensen te stellen : deze toegangsverstrekkers exploiteren tevens de oeuvres die via hun netwerk circuleren en zijn daarom vergoeding verschuldigd aan de creatoren van deze werken.
Spreker is het wel eens met ISPA dat de bandbreedte die gebruikt wordt om muziek te downloaden inderdaad verwaarloosbaar is. Inderdaad, de 20 miljoen euro dat SABAM jaarlijks verliest aan auteursrechten zijn inderdaad peanuts vergeleken met bijvoorbeeld de winstmarges van Belgacom. Maar voor de auteurs zijn deze inkomsten wél van levensbelang;
— de individuele gebruiker die thuis verschillende diensten downloadt met de hulp van de providers.
Overeenkomstig de Wet betreffende auteursrechten moeten deze drie categorieën auteursrechten betalen. SABAM pleit voor het invoeren van een algemene licentie ten voordele van de ISP en stelt voor voorlopig geen auteursrechten meer te innen bij de individuele downloader met het oog op het uitwerken van een definitieve oplossing, in dialoog met de verschillende actoren.
De vertegenwoordiger van SMART, de heer Jurowizc, verduidelijkt dat SMART niet kan beschouwd worden als een vakbond, maar zij is een beroepsvereniging.
SMART is van oordeel dat het debat dat in de commissie wordt gevoerd, niet in het belang van de ontwikkeling van de artiesten is. SMART stelt wel vast dat haar leden grote financiële verliezen lijden, maar dat is niet nieuw. Dit was ook reeds het geval voor het fenomeen Internet.
Men mag zo niet uit het oog verliezen dat, wanneer SABAM haar zakencijfer weergeeft, hiervan een belangrijk aandeel naar het buitenland verdwijnt. De in België verdeelde middelen zijn relatief beperkt. Het is inderdaad zo dat de inkomsten van de artiesten uit auteursrechten in België dalen, maar het gaat om relatief marginale bedragen.
Dit wil niet zeggen dat SMART illegaal downloaden en kopiëren voor commerciële doeleinden niet totaal verwerpelijk vindt, wel in tegendeel. Maar de leden van SMART, vooral de muzikanten, zoeken andere manieren om hun inkomstenverlies goed te maken, bijvoorbeeld meer optredens, merchandising, ...
De sector van de Stripverhalen lijkt hem wél echt in moeilijkheden te verkeren.
Ten slotte verklaart spreker het wel eens te zijn met volgende opmerking van de heer De Croo : het cultureel aanbod en de artistieke productie zijn niet aan het krimpen, zij groeien sterk. Jonge kunstenaars weten heel goed dat zij het moeilijk zullen hebben. Maar zij kunnen erkenning en steun krijgen van de Staat : België is op dit vlak heel genereus.
Uiteindelijk worden de volgende cijfers uit Frankrijk aangehaald : in twintig jaar is het aantal kunstenaars verviervoudigd, is het aantal vergoede uren verdrievoudigd en zijn de totale inkomsten van kunstenaars verdubbeld. Zonder staatssteun zouden sommige kunstenaars ander werk moeten zoeken.
Wat de kwestie van de cultuurbudgetten betreft, merkt SMART dat men zich op alle beleidsniveaus verwacht aan min of meer drastische ingrepen in de budgetten voor cultuur.
SMART is erg begaan met dit onderwerp en wenst een heffing op het internetverkeer, niet om een log en gebrekkig herverdelingsstelsel in te voeren, maar om de budgetten voor cultureel beleid te spijzen.
SMART gelooft in « small is beautiful » of « cheap is beautiful ». Er kan een enorme productiviteit uit dergelijke modellen voortkomen, die aangemoedigd moet worden. Er zijn werktuigen in ontwikkeling, zoals fundraising, crowdfunding, ...
3. Replieken
De heer Miller kondigt, bij wijze van afsluiting van het debat, aan dat hij een amendement zal indienen op het wetsvoorstel nr. 5-741/1 tot schrapping van de artikelen 14-24 van het wetsvoorstel betreffende de graduele reactie.
III. ALGEMENE KRACHTLIJNEN EN STANDPUNTEN IN HET ADVIES VAN DE RAAD VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM VAN 29 JUNI 2012
1. Het is in het algemeen belang dat wetten ook hun volle toepassing kennen op het Internet. Zo ook dient het auteursrecht en de naburige rechten te worden nageleefd en effectief gehandhaafd voor de verschillende vormen van exploitaties van werken en prestaties op het internet. Een status-quo van de huidige situatie zou schadelijk zijn voor de auteurs en andere rechthebbenden.
2. De juridische middelen om het auteursrecht op internet te doen naleven moeten in verhouding staan tot het legitieme doel dat wordt nagestreefd, namelijk de houders van rechten in staat stellen om ook op het internet hun werken en prestaties te valoriseren. Die maatregelen moeten niet absoluut zijn en, zoals aangegeven door het Hof van Justitie van de Europese Unie, rekening houden met andere vrijheden en fundamentele rechten zoals de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van ondernemen, de bescherming van de privacy en het recht op een eerlijk proces. Ze moeten bovendien in overeenstemming zijn met de specifieke regels betreffende de aansprakelijkheid voor bepaalde activiteiten van internetdienstverleners die als tussenpersoon optreden, als bedoeld in het Europese recht.
3. De juridische middelen om het auteursrecht te doen naleven op het internet moeten een aanvulling zijn bij maatregelen die het wettelijke aanbod van beschermde werken op het internet stimuleren, en moeten samen met andere maatregelen (zie hoofdstuk 3) bijdragen tot de uitbreiding en de bescherming van dergelijk aanbod.
4. De juridische middelen om het auteursrecht te doen naleven op het internet moeten een juridische zekerheid en voorspelbaarheid bieden aan alle betrokken actoren : houders van rechten, aanbieders van content, internetproviders die als tussenpersoon optreden, gebruikers en consumenten. Een status-quo zou schadelijk zijn voor de auteurs en andere rechthebbenden.
5. Het bestaande juridische kader moet geanalyseerd worden om duplicatie en overlapping van rechtsmiddelen te vermijden.
6. Er bestaat geen uniek juridisch model om een effectieve naleving van het auteursrecht op het internet te verzekeren.
Men moet veeleer, rekening houdende met het bestaande juridische arsenaal, een reeks maatregelen overwegen die, enerzijds, « het onwettig ter beschikking stellen van beschermde werken en prestaties » (maatregelen « stroomopwaarts ») en, anderzijds, « het ontvangen/reproduceren van beschermde werken en prestaties die illegaal op internet werden geplaatst » (maatregelen « stroomafwaarts ») beogen (zie hoofdstuk 2).
Er moet voorrang worden gegeven aan maatregelen, die erop gericht zijn die activiteiten te doen stopzetten waarbij op duidelijk onwettige wijze en op grote schaal, vanuit kwantitatief of kwalitatief oogpunt, beschermde werken en prestaties op het internet ter beschikking worden gesteld.
Wat maatregelen ten aanzien van consumenten betreft, is de Raad van mening dat een pedagogische aanpak moet worden verkozen, bijvoorbeeld in de vorm van waarschuwingen, boven een algemene repressieve aanpak die de Raad niet aanbevolen acht.
Om de fundamentele rechten en vrijheden te eerbiedigen, moeten deze maatregelen meer bepaald de vorm aannemen van « notice and action » procedures en, indien mogelijk, gebaseerd zijn op een nauwe en actieve samenwerking tussen houders van rechten, internetproviders en overheden. Om het proportionaliteitsprincipe te garanderen, zullen deze maatregelen voldoende precies moeten worden verwoord.
7. Over de vraag of de uitzondering voor privékopie de reproductie van werken die onwettig op internet ter beschikking worden gesteld al dan niet dekt, bestaat er geen consensus binnen de Raad.
8. Alhoewel de Raad de doelstellingen deelt die worden nagestreefd door de wetsvoorstellen die bij het Parlement werden ingediend, met name het verzekeren van de naleving van het auteursrecht op internet, meent hij eveneens dat sommige essentiële elementen in die wetsvoorstellen gevoelige juridische vragen doen rijzen en een miskenning zouden kunnen inhouden van de internationale en Europese verplichtingen die België moet naleven.
Voor het volledige advies raadplege men de website van de Raad van intellectuele eigendom :
http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/Intellectuele_Eigendom/Instellingen_en_actoren/Raad_Intellectuele_Eigendom/adviezen/Advies_29_06_2012/
De rapporteurs, | De voorzitter, |
Peter VAN ROMPUY. Louis SIQUET. | Ludo SANNEN. |
(1) Zie wat dat betreft het onderzoek « La loi Création et Internet : une mauvaise solution à un faux problème » : synthese van de vaststellingen van de UFC Que Choisir — http://www.quechoisir.oreciocument/loi-creation-et-internet.pdf.
(2) Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001.
(3) Theorie die poneert dat producten die maar weinig afnemers hebben of waar weinig vraag naar is, gezamenlijk een groter deel van de markt kunnen innemen dan de grote « hits » in de industrie, zolang de winkel of het distributiekanaal maar groot genoeg is.