5-1580/3

5-1580/3

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

26 FEBRUARI 2013


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 41 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, met het oog op het waarborgen van de identificatie van de politieambtenaren en de betere bescherming van hun persoonlijke levenssfeer


AMENDEMENTEN


Nr. 2 VAN DE HEER DEPREZ C.S.

Art. 2

Dit artikel vervangen als volgt :

« Artikel 41 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt wordt vervangen als volgt :

« Art. 41. Politieambtenaren en politieagenten in uniform moeten een naamplaatje dragen dat op zichtbare en leesbare wijze is aangebracht op een welbepaalde plaats van hun uniform.

Voor bepaalde interventies kan de korpschef, de commissaris-generaal, de directeur-generaal of hun afgevaardigde evenwel beslissen het naamplaatje te vervangen door een interventienummer.

De politieambtenaren die in burgerkledij tegenover een persoon optreden, of ten minste een van hen, dragen een armband die op zichtbare en leesbare wijze hun interventienummer vermeldt, behalve wanneer dit door de omstandigheden niet kan.

Wanneer de persoon tegenover wie zij optreden hierom verzoekt, doen de politieambtenaren en de politieagenten van hun hoedanigheid blijken door middel van het legitimatiebewijs waarvan zij houder zijn, behalve wanneer dit door de omstandigheden niet kan.

Hetzelfde geldt wanneer politieambtenaren of politieagenten in uniform zich aanmelden aan de woning van een persoon.

Het interventienummer waarvan sprake is in deze wet, is een nummer van maximum vier cijfers, voorafgegaan door een code van de politiezone voor de lokale politie en door een code van de dienst voor de federale politie. ». »

Verantwoording

Dit voorstel maakt van het naamplaatje de regel, maar laat de mogelijkheid om voor bepaalde opdrachten dit plaatje te vervangen door een identificatiecode. Tevens worden ook de politieagenten opgenomen in de relevante bepalingen van dit artikel.

Nr. 3 VAN DE HEER DEPREZ C.S.

Art. 3 (nieuw)

Een artikel 3 invoegen, luidende :

« Art. 3. De koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze wet. »

Gérard DEPREZ.

Nr. 4 VAN MEVROUW MAES EN DE HEER DE NIJN

(Subamendement op amendement nr. 2 van de heer Deprez)

Art. 2

Tussen het tweede en het derde lid een lid invoegen, luidende :

« De korpschef, de commissaris-generaal, de directeur-generaal of hun afgevaardigde maken hun gemotiveerde beslissing over aan het Comité P. »

Verantwoording

Dit amendement heeft een dubbele doelstelling : enerzijds zal het Comité P op de hoogte zijn van de beslissing, wat belangrijk kan zijn bij eventuele klachten naar aanleiding van incidenten en anderzijds krijgt het Comité P op deze manier een zicht op de algemene toepassing van deze regel, wat belangrijk kan zijn voor eventuele aanbevelingen. Het Comité P heeft geen beslissingsrecht over de maatregel. De beslissing kan uiteraard wel getoetst worden door de rechter.

Lieve MAES.
Bart DE NIJN.

Nr. 5 VAN MEVROUW THIBAUT

(Subamendement op amendement nr. 2)

Art. 2

Het voorgestelde artikel wijzigen als volgt :

a) Tussen het eerste en tweede lid, een nieuw lid invoegen, luidende : « De politieambtenaar die het afdekt of bewust verbergt wanneer hij tegenover een persoon optreedt, krijgt een tuchtstraf»;

b) In het vierde lid, de woorden « Wanneer de persoon tegenover wie zij optreden hierom verzoekt, doen de politieambtenaren en de politieagenten » vervangen door de woorden « De politieambtenaren en de politieagenten doen ».

Verantwoording

a) Dit subamendement strekt om te bepalen dat een politiebeambte die bewust zijn naamplaatje of zijn interventienummer verbergt, een straf kan krijgen.

De indiener van het amendement beklemtoont het woord « bewust ». Het is immers niet de bedoeling een sanctie te treffen tegen een politiebeambte die in het vuur van de actie zijn plaatje verbergt zonder het te willen verbergen. Het is de bedoeling toestanden die wij vandaag vaststellen, waarbij politiebeambten vaak en opzettelijk hun plaatje verbergen, te voorkomen.

b) Het amendement brengt in de huidige wetgeving een beperking aan : een politiebeambte in burger moet naar de bepalingen van het amendement zijn identiteit slechts met zijn legitimatiebewijs bewijzen wanneer de persoon tegenover wie hij optreedt, daarom verzoekt. Dit subamendement strekt om die beperking in te trekken.

Cécile THIBAUT.

Nr. 6 VAN DE HEER DE PADT

(Subamendement op amendement nr. 2)

Art. 2

Het voorgestelde artikel 2, die § 1 zal vormen, aanvullen met een § 2, luidende :

« § 2. In de gevallen waarbij de politieambtenaren en politieagenten optreden met gebruik van het interventienummer in toepassing van paragraaf 1, wordt in alle processen verbaal die worden opgesteld ook geen vermelding gemaakt van de naam van de agenten. »

Verantwoording

Om de veiligheid in deze uitzonderlijke gevallen voor de volle honderd procent te garanderen, worden ook de PV's best geanonimiseerd.

Guido DE PADT.

Nr. 7 VAN DE HEER DEPREZ C.S.

(Subamendement op amendement nr. 2)

Art. 2

In het voorgestelde artikel 41 de volgende wijzigingen aanbrengen :

a) voor het artikel, het volgende lid invoegen :

« Alle politieambtenaren en politieagenten in functie dienen in alle omstandigheden te kunnen worden geďdentificeerd »;

b) het artikel aanvullen met een lid, luidende :

« De Koning legt de nadere regels vast die de identificatie, in alle omstandigheden, van de politieagenten mogelijk moet maken. ».

Gérard DEPREZ.
Philippe MOUREAUX.
Guido DE PADT.
Dirk CLAES.

Nr. 8 VAN MEVROUW THIBAUT

(Subamendement op amendement nr. 2)

Art. 2

Artikel 2, gewijzigd bij amendement nr. 2 van de heer Deprez c.s., wordt gewijzigd als volgt :

a) tussen het eerste en het tweede lid, een lid invoegen, luidende : « Op straffe van tuchtsanctie, mag de politieambtenaar dit niet bewust bedekken of verbergen wanneer hij tegen een persoon optreedt. »;

b) in het vierde lid, tussen de woorden « tegenover wie zij optreden » en de woorden « hierom verzoekt », de woorden « of al wie ter plaatse aanwezig is » invoegen;

c) het artikel wordt aangevuld met een lid luidende :

« De praktische regelingen voor het dragen van het naamplaatje en het interventienummer worden door de Koning vastgesteld. Er wordt in een specifieke regeling voorzien voor de speciale eenheden. ».

Verantwoording

a) Dit subamendement strekt ertoe te verduidelijken dat een politieagent die bewust zijn naamplaatje of zijn interventienummer verbergt een tuchtstraf kan krijgen.

De indiener van het amendement benadrukt de term « bewust ». Het is immers niet de bedoeling de politieagent te sanctioneren die, in volle actie, ongewild zijn naamplaatje verbergt. Het gaat er echter om situaties te voorkomen die vandaag worden vastgesteld waarbij politieagenten vaak en bewust hun naamplaatje verbergen.

b) Dit subamendement strekt ertoe het aantal personen uit te breiden tegenover wie een politieagent zijn hoedanigheid moet bewijzen aan de hand van een legitimatiebewijs. Het is immers de bedoeling dat de personen tegenover wie de politieagent optreedt en de getuigen de politieagent kunnen vragen zijn hoedanigheid als politieambtenaar of politieagent te bewijzen met een legitimatiebewijs.

c) De bepalingen betreffende de grootte, de kleur, de plaats op het uniform, het fluorescerend karakter van het naamplaatje en het interventienummer worden bij koninklijk besluit vastgesteld.

Voor het overige, wordt er bij koninklijk besluit in een specifieke regeling voorzien voor het dragen van een permanent interventienummer om de noodzakelijke anonimiteit te bewaren van de leden van die eenheden.

Cécile THIBAUT.

Nr. 9 VAN DE HEER DEPREZ

(Subamendement op amendement nr. 2)

Het voorgestelde artikel 2, dat § 1 zal worden, aanvullen met een § 2, luidende :

« § 2. Onverminderd artikel 47bis, § 1.3, van het Wetboek van strafvordering, staat de naam van de politieambtenaren of de politieagenten niet in de aanvankelijke processen-verbaal vermeld indien zij optreden onder een interventienummer met toepassing van § 1. »

Gérard DEPREZ.