5-1952/3 | 5-1952/3 |
7 MAART 2013
I. INLEIDING
Het wetsontwerp tot wijziging van artikel 344 van het Wetboek van strafvordering, dat onder de optioneel bicamerale procedure valt, werd oorspronkelijk op 16 januari 2013 als een wetsontwerp van de regering in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend (stuk Kamer, nr. 53-2603/1).
Het werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers op 31 januari 2013 aangenomen met 78 tegen 46 stemmen, en op 1 februari 2013 naar de Senaat overgezonden. Op 5 februari 2013 werd het geëvoceerd.
De commissie voor de Justitie heeft dit wetsontwerp samen met het wetsontwerptot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten besproken, dat onder de verplicht bicamerale procedure valt. Voor de bespreking van dit laatste wetsontwerp wordt ook verwezen naar stuk nr. 5-1953/3.
Overeenkomstig artikel 27.1, tweede lid, van het Reglement van de Senaat, heeft de commissie de bespreking van deze twee wetsontwerpen aangevat vóór de eindstemming in de Kamer van volksvertegenwoordigers.
De commissie heeft haar vergaderingen van 30 januari, 5, 6, en 19 februari, en 6 en 7 maart 2013 gewijd aan de bespreking van deze teksten, in aanwezigheid van de minister van Justitie.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Zie stuk Senaat, nr. 5-1953/3.
III. ALGEMENE BESPREKING
Zie stuk Senaat, nr. 5-1953/3.
IV. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING
Artikel 2
Mevrouw Faes dient amendement nr. 1 in (stuk Senaat, nr. 5-1952/2), dat ertoe strekt het artikel te vervangen en tot doel heeft te voorzien in een omvattende regeling inzake de herhaling,
De indienster verwijst naar de verantwoording bij het amendement.
De minister wijst erop dat de tekst van het voorliggend wetsontwerp een uitvoering is van het regeerakkoord en er aldus toe strekt herhaling bij de strafuitvoering te voorzien bij misdaad na wanbedrijf in geval van een effectieve correctionele straf van minimum drie jaar in de voorbije tien jaar.
Het amendement wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
Artikel 2/1
Mevrouw Faes dient amendement nr. 2 in (stuk Senaat, 5-1952/2) dat ertoe strekt een artikel 2/1 in te voegen met betrekking tot een betere motivering door de rechter met het oog op een betere communicatie naar de slachtoffers en de maatschappij.
De indienster verwijst naar de verantwoording bij het amendement.
De minister kan niet akkoord gaan met dit amendement. Artikel 195 van het Wetboek van strafvordering werd immers reeds aangepast door de wet van 17 mei 2006 waarbij een informatieplicht aan de partijen over de strafuitvoering werd ingevoerd. Ook bestaat reeds een informatieplicht naar de slachtoffers, burgerlijke partijen, toe, over wat zij moeten doen om in het kader van de strafuitvoering te worden gehoord en/of te worden geïnformeerd.
Het amendement wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
Artikel 2/2
Mevrouw Faes dient amendement nr. 3 in (stuk Senaat, nr. 5-1952/2) dat ertoe strekt een artikel 2/2 in te voegen, dat de voorzitter van het hof van assisen verplicht de slachtoffers in te lichten over de strafuitvoering en de strafuitvoeringsmodaliteiten.
De minister verwijst naar haar opmerking bij amendement nr. 2 op artikel 2/1.
Het amendement wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
Artikel 2/3
Mevrouw Faes dient amendement nr. 4 in (stuk Senaat, nr. 5-1952/2) dat ertoe strekt een artikel 2/3 in te voegen en dat tot doel heeft om de controle op de uitvoering van de strafuitvoeringsmodaliteiten, en in het bijzonder de naleving van de bijzondere voorwaarden, te versterken. Aldus wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd met als opschrift « Controle van personen ten aanzien van wie een strafuitvoeringsmodaliteit werd uitgesproken door de strafuitvoeringsrechtbank of de strafuitvoeringsrechter ».
De hierop volgende amendementen nrs. 5 tot 7 voorzien enerzijds in een regeling om onderzoekshandelingen waarvoor enkel de onderzoeksrechter bevoegd is, door de onderzoeksrechter te kunnen laten uitoefenen in de strafuitvoeringsfase ter ondersteuning van de controle op de strafuitvoeringsmodaliteiten, en anderzijds in een regeling die de bijzondere opsporingsmethoden ook mogelijk maken in deze fase.
De indienster verwijst naar de verantwoording bij deze amendementen.
De minister is van mening dat deze voorgestelde regeling zich buiten de scope van voorliggend wetsontwerp bevindt. Dit is een aparte thematiek die een afzonderlijke discussie vereist.
Mevrouw Faes leidt hieruit af dat de minister dit debat noodzakelijk acht, en dit vooral in het belang van de slachtoffers.
De minister kondigt aan dat er een afzonderlijk wetsontwerp zal worden ingediend over de positie van de slachtoffers.
De heer Torfs hoopt dat het monopolie van de strafuitvoering van het openbaar ministerie hierdoor niet in het gedrang zal komen. Spreker blijft immers voorstander van de rechtstaat.
De heer Laeremans heeft bedenkingen bij het feit dat de onderzoeksrechter door deze amendementen met formalistisch oogmerk een bijkomende omvangrijke last krijgt en aldus een functie met een andere finaliteit. Het aantal onderzoeksrechters zal dan ook drastisch moeten worden verhoogd.
Mevrouw Faes stipt aan dat het niet de bedoeling is dat de onderzoeksrechter actief een onderzoek instelt en permanente controle uitoefent van alle personen die onder voorwaardelijke invrijheidstelling staan. Men creëert hier een mogelijkheid tot onderzoek op grond van bepaalde aanwijzingen.
Het amendement wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
Artikel 2/4
Mevrouw Faes dient amendement nr. 5 in (stuk Senaat, nr. 5-1952/2) dat ertoe strekt een artikel 2/4 in te voegen en onderzoekshandelingen waarvoor enkel de onderzoeksrechter bevoegd is, mogelijk te maken in de strafuitvoeringsfase en zodoende de controle op de strafuitvoeringsmodaliteit doeltreffend te versterken. De indienster verwijst naar haar toelichting bij amendement nr. 4 en naar de verantwoording bij het amendement.
De minister verwijst naar haar opmerkingen bij amendement nr. 4 op artikel 2/3.
Het amendement wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
Artikel 2/5
Mevrouw Faes dient amendement nr. 6 in (stuk Senaat, nr. 5-1952/2) dat ertoe strekt een artikel 2/5 in te voegen dat voorziet in een nieuwe regeling voor de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie met het oog op de controle van de strafuitvoeringsmodaliteiten.
De indienster verwijst naar haar toelichting bij amendement nr. 4 en naar de verantwoording bij het amendement.
De minister verwijst naar haar opmerkingen bij amendement nr. 4 op artikel 2/3.
Het amendement wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
Artikel 2/6
Mevrouw Faes dient amendement nr. 7 in (stuk Senaat, nr. 5-1952/2) dat ertoe strekt een artikel 2/6 in te voegen. Dit amendement voegt een nieuw artikel 524sexies in het Wetboek van strafvordering in opdat de bijzondere opsporingsmethode van de informantenwerking ook kan worden toegepast bij de controle op de strafuitvoeringsmodaliteiten.
De indienster verwijst naar haar toelichting bij amendement nr. 4 en naar de verantwoording bij het amendement.
De minister verwijst naar haar opmerkingen bij amendement nr. 4 op artikel 2/3.
Het amendement wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
Artikelen 2/7 en 2/8
Mevrouw Faes dient amendementen nrs. 8 en 9 in (stuk Senaat, nr. 5-1952/2) die ertoe strekken de artikelen 2/7 en 2/8 met betrekking tot informatie en pers, in te voegen. Deze amendementen willen tegemoetkomen aan de kritiek dat het gerecht te weinig oog heeft voor de communicatie naar de maatschappij toe.
Een nieuw artikel 646 wordt ingevoegd in het Wetboek van strafvordering teneinde de communicatie van de zetel naar de maatschappij toe te versterken.
Paragraaf 1 behandelt de publicatie van vonnissen en arresten van veroordeling, vrijspraak of toekenning van strafuitvoeringsmodaliteiten en heeft tot doel dat elk eindvonnis toegankelijk gemaakt wordt voor het publiek.
Paragraaf 2 betreft de noodzaak aan duidelijke communicatie, in het bijzonder in gevallen van maatschappelijk belang.
Paragraaf 3 bepaalt de mogelijkheid aansluitend op de uitspraak van het vonnis of het arrest in een persconferentie te voorzien waarbij dit nader kan worden toegelicht.
Paragraaf 4 herhaalt het belang van duidelijkheid naar slachtoffer en maatschappij toe wat betreft de uitgesproken straf.
Voor het overige verwijst de indienster naar de verantwoording bij haar amendement.
De minister meent dat ook deze amendementen een afzonderlijk debat vereisen.
Het amendement wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
V. STEMMINGEN
Het wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met 9 tegen 2 stemmen.
Dit verslag werd eenparig goedgekeurd door de 10 aanwezige leden.
De rapporteurs, | De voorzitter, |
Zakia KHATTABI. Yoeri VASTERSAVENDTS. | Alain COURTOIS. |
De tekst aangenomen door de commissie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden wetsontwerp (zie stuk Kamer, nr. 53-2603/6 — 2012/2013).