5-1807/1

5-1807/1

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

11 OKTOBER 2012


Voorstel van resolutie over het instellen op Europees niveau van sociale en milieurechten via een herziening van het douanewetboek

(Ingediend door de heer Jacky Morael c.s.)


TOELICHTING


Dat de jongste maanden en jaren almaar meer fabrieken en productiesites werden gesloten, wijst er andermaal op dat onze economie — net als die in de andere Europese landen trouwens — het slachtoffer is geworden van een vrijhandel die allesbehalve rechtvaardig te noemen is en die tot dusver alleen maar heeft geleid tot vervuiling en uitbuiting van de werknemers. De uitstekende kwaliteit van onze arbeidskrachten en van de in ons land vervaardigde producten is daarbij van geen tel. In veel domeinen en sectoren, gaande van de textielsector over de staalindustrie tot de zonne-energiesector, speelt de concurrentie wereldwijd steeds minder op het vlak van de kwaliteit van de goederen die op de internationale markten worden aangeboden. Tegelijk weerspiegelen de prijzen niet alle productiekosten en spelen ambitieuze milieubeschermingnormen niet bepaald een fundamentele rol in de wereldwijde concurrentie. Één van de beginselen van het Europese project en de interne markt, met name het principe van de « vrije en eerlijke concurrentie », wordt in dat verband duidelijk met voeten getreden.

Het vraagstuk van de delokalisering en de problemen van sectoren die ten onder gaan ondanks de vindingrijkheid van de werknemers en de inspanningen die permanent van hen worden gevraagd, kortom het vraagstuk van de vertragende Europese economie, zal niet kunnen worden opgelost door een neerwaartse harmonisatie van de loon- of productiewaarden in België of in Europa. Wel integendeel : om onze economie en onze werknemers te beschermen, eisen wij, overeenkomstig de mogelijkheden die de regelgeving van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en van de Europese Unie bieden, dat Europese douanerechten worden ingesteld met een sociale en een milieudimensie. De douanerechten vormen een krachtige hefboom die de Europese Unie kan én moet gebruiken om de crisis achter zich te laten en de economie te herlokaliseren, waardoor er dan weer minder nood zal zijn aan vervoer en de CO2-uitstoot zal dalen. Dergelijke sociale en milieudouanerechten zouden dus een duidelijke meerwaarde bieden op veel gebieden (economie, sociaal, milieu, enzovoort), in tegenstelling tot het door de lidstaten gevoerde besparingsbeleid, dat dramatische economische en sociale gevolgen heeft. Dat beleid werkt de crisis niet weg, maar versterkt en bestendigt haar nog. Zelfs de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO) moest in haar verslag « Rising Inequality » toegeven dat de kloof tussen rijk en arm in de OESO-landen in meer dan dertig jaar nog nooit zo diep is geweest.

Concreet moeten de fundamentele sociale normen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) (zoals syndicale vrijheid, de daadwerkelijke erkenning van het recht op collectief overleg, het verbod op dwangarbeid of kinderarbeid, gelijk loon voor mannen en vrouwen, enz.), alsook de milieunormen die voortvloeien uit de conferentie van de Verenigde Naties over milieu en ontwikkeling, gehouden in Rio de Janeiro van 3 tot 14 juni 1992, uit het Protocol van Kyoto van 1997 en uit het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit van 1992, stuk voor stuk bruikbare grondslagen vormen om het handelsverkeer met de niet-Europese landen te reguleren; bovendien moeten die normen die landen ertoe aanzetten het welzijn van hun bevolking te verhogen. Aldus zullen die normen, via de hier bepleite douanerechtenregeling, de landen die handelsbetrekkingen onderhouden met de EU, aanmoedigen hun prestaties op sociaal gebied en inzake leefmilieu te verbeteren en hen voor de geleverde inspanningen belonen. A contrario zullen de landen die hun concurrentievoordeel deels danken aan de niet-inachtneming van die sociale of milieunormen, dan wel aan een agressief wisselkoersbeleid om hun munt op een kunstmatig laag niveau te houden, worden benadeeld via deze mechanismen.

De belastingen die de Europese Unie ontvangt door die douanerechten te innen, zullen voornamelijk worden aangewend om de solidariteit met de landen van het Zuiden te versterken, de klimaatverandering tegen te gaan en ontwikkelingsfondsen te financieren. Die belastingontvangsten zullen niet alleen bijdragen tot de verwezenlijking van die essentiële doelstellingen, maar zullen ook de druk op de Europese begroting verminderen en aldus indirect de budgettaire middelen vrijmaken die vereist zijn om de Europese economie te steunen en nieuw leven in te blazen.

Het ligt geenszins in de bedoeling een blind protectionisme in te stellen, maar wel de strijd aan te gaan met de dumpingpraktijken op sociaal, monetair en milieugebied, die niet alleen nadelig zijn voor onze economie, maar ook de rechten van de werknemers met voeten treden en de hulpbronnen uitputten van bepaalde landen die naar Europa exporteren. De inachtneming van die normen moet de wereldwijde economie de weg naar duurzame ontwikkeling tonen en onder meer de uitbouw van de lokale handel, de steun aan de « korte ketens » en nauwelijks delokaliseerbare werkgelegenheid mogelijk maken.

Aangezien de crisis heeft aangetoond dat de problemen internationaal geworden zijn, vergt hij een wereldwijde aanpak. Om een en ander te bewerkstelligen, stellen de indieners van dit voorstel van resolutie voor de vrijhandel in te ruilen voor de « eerlijke handel », via het instellen van douanerechten op sociaal en milieugebied in het kader van de goederenuitwisseling met de niet-Europese landen.

Jacky MORAEL.
Freya PIRYNS.
Zakia KHATTABI.
Mieke VOGELS.
Cécile THIBAUT.
Marcel CHERON.
Claudia NIESSEN.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. geeft aan dat het handelsbeleid, met inbegrip van de bepaling van de douanetarieven, een exclusief Europese bevoegdheid is en dat het communautair douanewetboek, ingesteld bij verordening (EEG) nr. 2913/62 van de Raad van 12 oktober 1992, geregeld bij de tijd wordt gebracht;

B. wijst erop dat het Verdrag betreffende de Europese Unie (EU) in zijn omschrijving van de doelstellingen van de Europese Unie het volgende specificeert : « in de betrekkingen met de rest van de wereld handhaaft de Unie haar waarden en belangen en zet zich ervoor in, en draagt zij bij tot de bescherming van haar burgers. Zij draagt bij tot de vrede, de veiligheid, de duurzame ontwikkeling van de aarde, (...) » (artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie); is zich ervan bewust dat dit beginsel impliceert dat de Unie hindernissen aan haar grenzen moet opwerpen om te voorkomen dat haar handelspartners hun concurrentievoordelen voornamelijk bewerkstelligen door de manipulatie van hun valutawisselkoers, dan wel door hun lakse omgang met sociale of milieunormen;

C. attendeert op artikel 207, § 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat het volgende stelt : « de gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gegrond op eenvormige beginselen, met name aangaande tariefwijzigingen, het sluiten van tarief- en handelsakkoorden betreffende handel in goederen en diensten, en de handelsaspecten van intellectuele eigendom, de directe buitenlandse investeringen, het eenvormig maken van liberaliseringsmaatregelen, de uitvoerpolitiek alsmede de handelspolitieke beschermingsmaatregelen, waaronder de te nemen maatregelen in geval van dumping en subsidies. De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gevoerd in het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie »;

D. verwijst naar artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat luidt als volgt : « bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden houdt de Unie rekening met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting alsmede een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid »;

E. attendeert op artikel 11 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, volgens hetwelk « de eisen inzake milieubescherming moeten worden geïntegreerd in de omschrijving en uitvoering van het beleid en het optreden van de Unie, in het bijzonder met het oog op het bevorderen van duurzame ontwikkeling »;

F. merkt op dat artikel XX van het General Agreement of Tariffs and Trade 1994 (GATT 1994) het volgende stelt : « subject to the requirement that such measures are not applied in a manner which would constitute a means of arbitrary or unjustifiable discrimination between countries where the same conditions prevail, or a disguised restriction on international trade, nothing in this Agreement shall be construed to prevent the adoption or enforcement by any contracting party of measures; [...] (b) necessary to protect human, animal or plant life or health; [...] (d) necessary to secure compliance with laws or regulations which are not inconsistent with the provisions of this Agreement, including those relating to customs enforcement [...]; (g) relating to the conservation of exhaustible natural resources if such measures are made effective in conjunction with restrictions on domestic production or consumption; [...];

G. verwijst naar de fundamentele sociale normen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), met name de conventies inzake gedwongen of verplichte arbeid (nr. 29, 1930), syndicale vrijheid en vrijheid van vereniging (nr. 87, 1948), de toepassing van de beginselen van het recht op organisatie en collectieve onderhandelingen (nr. 98, 1949), gelijk loon voor gelijk werk voor mannen én vrouwen (nr. 100, 1951), de afschaffing van de dwangarbeid (nr. 105, 1957), het verbod op discriminatie in arbeid en beroep (nr. 111, 1958), de oplegging van een minimumleeftijd voor de toelating tot het arbeidsproces (nr. 138, 1973) en het verbod op de ergste vormen van kinderarbeid en een onmiddellijk optreden om ze af te schaffen (nr. 182, 1999);

H. stipt aan dat de deskundigencommissie van de Internationale Arbeidsconferentie opmerkingen heeft geformuleerd ter attentie van de landen waar tekortkomingen werden vastgesteld;

I. wijst erop dat de Wereldtop, die in 1992, onder leiding van de Verenigde Naties, in Rio de Janeiro plaatsvond zevenentwintig beginselen heeft aangenomen, waaronder :

a) beginsel 4, dat luidt : « [t]eneinde duurzame ontwikkeling te bereiken, dient milieubescherming een integrerend bestanddeel van het ontwikkelingsproces te vormen en niet afzonderlijk daarvan te worden beschouwd »;

b) beginsel 16, luidende : « nationale autoriteiten zouden zich moeten inspannen om te bevorderen dat milieukosten worden geïnternaliseerd en economische instrumenten worden toegepast, er rekening mee houdend dat de vervuiler in beginsel de kosten van de verontreiniging behoort te dragen, met inachtneming van het publieke belang en zonder de internationale handel en investeringen te verstoren »;

J. verwijst naar het verslag van het Europees Parlement over het internationaal handelsbeleid met de verplichtingen zoals door de klimaatverandering geboden (2010/2103 (INI)), dat onder meer « beklemtoont dat erop toegezien moet worden dat negatieve milieugevolgen van handel in de prijzen tot uiting komen en dat het beginsel dat « de vervuiler betaalt » toepassing vindt »;

K. merkt op dat de belastingontvangsten uit douanerechten voor de EU een bron van eigen inkomsten zijn die 13 % van de Europese begroting stijft;

L. is zich ervan bewust dat de Europese Unie met een marktaandeel van 16,8 % wereldwijd de belangrijkste importeur is, gevolgd door de Verenigde Staten (16,4 %), China (11,1 %) en Japan (5,8 %); geeft aan dat Europa voornamelijk invoert uit China ((18,9 %), de Verenigde Staten (11,3 %), Rusland (10,4 %), Zwitserland (5,6 %) en Noorwegen (5,3 %) (1) ;

M. meent dat initiatieven inzake de douanetarieven niet mogen worden ingegeven door een terugkeer naar het protectionisme;

N. is ervan overtuigd dat, met betrekking tot de uitstoot van broeikasgassen en vervuiling allerhande, met inbegrip van giftig en radioactief afval, het de OESO-landen en meer bepaald de G7 toekomt het goede voorbeeld te geven en hun historische verantwoordelijkheid op te nemen ten aanzien van de armste landen in het bijzonder, alsook te participeren aan de technologieoverdracht naar die landen;

O. geeft aan dat het eensdeels misplaatst zou zijn dat de Europese Unie, via het hier bepleite instrument, haar sociaal model zonder meer zou proberen op te leggen, zonder rekening te houden met de nationale (of zelfs regionale en lokale) toestand en praktijken, maar dat anderdeels de fundamentele arbeidsconventies van de IAO-normen met een universele draagwijdte zijn; aangezien voorts de verbetering van de levensomstandigheden in de minst gegoede landen een proces van lange duur is dat bovendien voor elk land anders verloopt, kunnen de in dat verband geleverde inspanningen worden beloond met een regeling inzake sociale en milieudouanerechten,

Verzoekt de regering :

1. gebruik te maken van de geregelde herzieningen en bijwerkingen van het communautair douanewetboek van 1992 door de instellingen van de Europese Unie, om het te amenderen overeenkomstig de in dit voorstel van resolutie vervatte regeling;

2. dat een vermenigvuldigingsfactor wordt toegepast op de douanerechten en op de belastingen met een gelijkwaardige uitwerking voor de import van extracommunautaire goederen zoals die worden aangegeven in de verordening met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (gecombineerde nomenclatuur), als het land van oorsprong :

a) het Protocol van Kyoto of de internationale overeenkomsten die het aanvullen wat de landen van de Bijlage I betreft; en voor deze landen en de andere geen uitstootverbetering aantoont in de loop van de laatste drie jaar ten opzichte van de verwachtingen van het Internationaal Energie Agentschap voor dezelfde periode teneinde bij te dragen tot de doelstelling om de broeikasgassen te stabiliseren;

b) geen partij is bij het Verdrag inzake biologische diversiteit;

c) de fundamentele normen van de IAO niet in acht neemt en binnen twaalf maanden niet op voldoende wijze gevolg geeft aan de opmerkingen van de commissie van deskundigen voor de toepassing van de conventies en aanbevelingen zodat het aantal opmerkingen van de Commissie geleidelijk afneemt; en/of

d) op manifeste wijze zijn wisselkoers manipuleert zodat de munt en dus de prijs van de export van dat land worden onderschat en concurrentievervalsing ontstaat.

De vermenigvuldigingsfactor zal worden aangepast naar gelang van het aantal overtredingen van de punten a) tot d) en naar gelang van de omvang van de wisselkoersmanipulatie, conform een methodologie die — na overleg met betrokken partijen zoals de ngo's voor mensenrechten, ontwikkeling en milieu, de vakbonden en de werkgeversorganisaties — zal worden voorgesteld door de Commissie en zal worden goedgekeurd door de Raad en het Europees Parlement.

De Raad zal de vermenigvuldigingsfactor om de tien jaar aanpassen op voorstel van de Commissie en na overleg met de betrokken partijen;

3. dat de in het communautair douanewetboek van 1992 vervatte gunstmaatregelen niet zouden gelden voor de in het vorige punt bedoelde landen, en dat de vrijstellingen waarin de gecombineerde nomenclatuur voorziet, worden vervangen door ontradende douanetarieven;

4. dat de regeling niet wordt toegepast op de goederen met beperkte afzetmogelijkheden op de internationale markten omdat het aantal exporterende landen beperkt is en er voor die goederen weinig vervangingsgoederen bestaan. De beperkte afzetmogelijkheden zullen worden bepaald aan de hand van een indicator zoals die van Herfindal-Hirschmann (2) ;

5. de fiscale ontvangsten die de Europese Unie uit de toepassing van die sancties haalt te gebruiken om de financiële instrumenten te versterken buiten het Europees meerjarig financieel kader (MFK), met name :

a) het Solidariteitsfonds (met een voorgesteld bedrag van 7 miljard euro voor de periode 2014-2020), de Reserve voor de crisissen in de landbouwsector (3,5 miljard euro), het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (3 miljard euro);

b) de Global Monitoring for Environment and Security (GMES) (5,841 miljard euro), het wereldfonds voor klimaat en biodiversiteit (geen vooraf bepaald bedrag);

c) de Europese Ontwikkelingsfondsen (ten behoeve van de Afrika-Caribisch gebied-Stille Oceaan (ACS)-landen en van de overzeese gebieden) (30 miljard euro).

6. de in dit voorstel van resolutie vervatte regeling zo snel mogelijk op te nemen in het MFK van de Europese Unie om de toewijzing van die fiscale ontvangsten aan in het MFK bedoelde financiële instrumenten, zoals de structuur- en cohesiefondsen, te vergemakkelijken.

8 mei 2012.

Jacky MORAEL.
Freya PIRYNS.
Zakia KHATTABI.
Mieke VOGELS.
Cécile THIBAUT.
Marcel CHERON.
Claudia NIESSEN.

(1) Bron : Europese Commissie : cijfers voor 2010.

(2) De indicator van Herfindahl-Hirschmann (IHH of HHI) meet de marktconcentratie. Hij wordt berekend door de som te maken van de gekwadrateerde individuele marktaandelen (doorgaans vermenigvuldigd met 100) van alle ondernemingen van de betrokken sector. Hoe hoger de HHI, hoe geconcentreerder de productie.