5-1766/3

5-1766/3

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

18 JULI 2012


Wetsontwerp tot wijziging van artikel 3, § 1, 3º, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet


Evocatieprocedure


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN VOOR DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR

DE HEER SIQUET


I. INLEIDING

Dit optioneel bicameraal wetsontwerp werd op 6 juli 2012 door de regering in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend (stuk Kamer, nr. 53-2344/1).

Het werd er op 18 juli 2012 aangenomen door de plenaire vergadering met 113 stemmen bij 28 onthoudingen.

Het werd dezelfde dag nog overgezonden aan de Senaat en geëvoceerd.

Met toepassing van artikel 27.1, tweede lid, van het Reglement van de Senaat, heeft de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden, de bespreking reeds aangevat voor de eindstemming in de Kamer van volksvertegenwoordigers.

De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 17 en 18 juli 2012.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE STAATSSECRETARIS VOOR DE BESTRIJDING VAN DE SOCIALE EN DE FISCALE FRAUDE, TOEGEVOEGD AAN DE EERSTE MINISTER

Algemene uiteenzetting

Dit wetsontwerp beoogt artikel 3, § 1, 3º, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (WCK) te verduidelijken, zodat er geen enkele twijfel bestaat over het feit dat de kredietovereenkomsten van zeer korte duur waarvoor minstens 50 euro kosten worden aangerekend (de sms-kredieten, minikredieten, flitskredieten, enz.) ook onder het toepassingsgebied van de wet vallen. De voorgestelde wijzigingen van het artikel strekken er bijgevolg enkel toe meer rekening te houden met de huidigeratio legisvan de richtlijn en van de wet op het consumentenkrediet.

Artikel 3, § 1, 3º, van de wet zet artikel 2, f), van de richtlijn inzake consumentenkrediet om, dat bepaalde kredietsoorten waarvoor enkel « verwaarloosbare kosten » zijn vereist ongeacht de duur van de kredietovereenkomst uit zijn toepassingsgebied uitsluit. Het begrip « verwaarloosbare kosten » uit de richtlijn werd naar Belgisch recht omgezet in een indexeerbaar jaarlijks bedrag van 50 euro. De Belgische en Europese wetgever dachten hierbij in hoofdzaak aan de « accreditiefkaarten » van onbepaalde duur. Indien men vasthoudt aan een letterlijke interpretatie van de wet, zou een kredietovereenkomst die werd gesloten voor een bepaalde duur van slechts vijftien dagen bijvoorbeeld en waarvoor 49 euro kosten werden gefactureerd, evenmin onder het toepassingsgebied ervan vallen. In dat geval kan men moeilijk spreken over « verwaarloosbare » kosten. Vijftig euro kosten die worden aangerekend in het kader van een overeenkomst die een eenmalig krediet voorstelt voor een duur van vijftien dagen, vormen in verhouding een veel hogere som dan 50 euro die per jaar wordt gefactureerd voor een krediet dat betrekking heeft op een identiek bedrag, maar waarvan is bepaald dat het meermaals kan worden geleend en terugbetaald gedurende een jaar — zoals in het geval van de « accreditiefkaarten ».

Indien men wil voorkomen dat de minikredieten die gepaard gaan met niet-verwaarloosbare kosten in strijd met de ratio legis ontsnappen aan de wet, terwijl andere kredietsoorten met niet-verwaarloosbare kosten wel onder het toepassingsgebied van de wet vallen, dan moet men de tekst aanpassen.

Opmerkingen van de Raad van State

In het oorspronkelijke voorontwerp (dat aan de Raad van State werd voorgelegd voor advies) werden twee drempels vastgelegd, namelijk 50 euro per jaar wanneer de duur van de kredietovereenkomst een jaar of meer bedraagt en 4,17 euro per maand wanneer de kredietovereenkomst een looptijd heeft van minder dan een jaar.

De Raad van State heeft in zijn advies benadrukt dat de vermelding van twee drempels onvoldoende duidelijk is. Bovendien zijn deze twee bedragen niet identiek, want een twaalfde van 50 euro is 4,16666 ... euro en niet 4,17 euro.

Om tegemoet te komen aan deze opmerking, heeft men het jaarlijkse bedrag van 50 euro laten vallen en werd enkel een indexeerbaar maandelijks bedrag van 4,17 euro als uitgangspunt gehanteerd.

III. ALGEMENE BESPREKING

De heer Laaouej is verheugd dat deze tekst werd aangenomen. Hij herinnert eraan dat het vaak de minderbedeelde gezinnen met zware schulden zijn die gebruik maken van deze minikredieten waarvoor ze worden overbelast met allerlei diverse kosten. De wetgeving in dit opzicht strenger maken is dan ook een positieve zaak.

Mevrouw Maes vraagt zich af of er hierover onderzoek is gevoerd en of er cijfers bestaan die bewijzen dat er in dit verband sprake is van heel wat misbruik. Spreekster legt uit dat de informatie over de kostprijs van deze minikredieten op de betrokken websites duidelijk is, maar dat die informatie moeilijker te vinden is wanneer het om grotere sommen gaat.

Indien deze kredietsoort goedkoper wordt, bestaat het gevaar dan niet dat de consumenten hierop vaker een beroep zullen doen dan in het verleden ?

De heer Crombez, staatssecretarisvoor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, herinnert eraan dat de kwestie van de consumentenkredieten meermaals druk werd besproken in het parlement. Deze besprekingen tonen trouwens aan dat er sprake is van een reëel probleem en dat de consument — ook al is de informatie duidelijk — soms met aanzienlijke problemen te kampen heeft.

Het is belangrijk te voorkomen dat deze problemen alsmaar toenemen. Dit probleem bestaat al in aanzienlijke mate in het buitenland en doet voorzichtig zijn intrede in België. Het komt erop aan het probleem zo spoedig mogelijk in de kiem te smoren door de wet snel aan te passen.

Het klopt dat men zich de vraag kan stellen of een tariefverlaging niet meer consumenten zal lokken, maar men mag de duidelijkheid van de informatie en de behoefte aan bewustmaking van de bevolking met betrekking tot het gebruik van kredieten niet uit het oog verliezen. De kosten blijken geen bepalende factor te zijn, want men heeft kunnen vaststellen dat heel wat mensen ondanks hoge kosten en tarieven uiteindelijk toch problemen krijgen.

Het parlement moet deze materie van nabij blijven volgen, want het is duidelijk dat men de markt van de consumentenkredieten niet volledig vrij mag laten.

Mevrouw Maes vraagt zich af of dit soort van krediet wordt geregistreerd.

De heer Crombez, staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, legt uit dat artikel 3, § 2, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet de kredieten behelst voor bedragen lager dan 200 euro. Het gaat dan om het totaalbedrag of over de maximale bovengrens die door de kredietovereenkomst ter beschikking wordt gesteld.

Wanneer een minikrediet overeenkomstig artikel 3, § 2, eerste lid, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, een bedrag behelst van bijvoorbeeld 50 euro dat binnen twee maanden moet worden terugbetaald (en de overeenkomst niet voorziet in de mogelijkheid om meer op te nemen), dan kan die kredietovereenkomst niet worden geregistreerd bij de Kredietcentrale. Wanneer een minikrediet een bedrag van 200 euro behelst dat binnen veertien dagen moet worden terugbetaald, dan moeten de kredietovereenkomst en de eventuele niet-betaling worden geregistreerd.

IV. BESPREKING VAN DE AMENDEMENTEN

Opschrift

Mevrouw Maes en de heer Boogaerts dienen amendement nr. 1 in (stuk Senaat, nr. 5-1766/2) dat ertoe strekt het opschrift aan te vullen met de verwijzing naar de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor kredieten aan particulieren.

Zij wensen immers artikel 3, § 1, 1º, van deze wet te wijzigen.

Artikel 2/1 (nieuw)

Mevrouw Maes en de heer Boogaerts dienen amendement nr. 2 in (stuk Senaat, nr. 5-1766/2) dat ertoe strekt een artikel 2/1 (nieuw) in te voegen in het wetsontwerp met het oog op het wijzigen van artikel 3, § 1, 1º, van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor kredieten aan particulieren.

Mevrouw Maes verduidelijkt dat het antwoord dat de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee, die stelde dat minikredieten enkel worden geregistreerd als om het maximale bedrag gaat, voor haar niet voldoende is. Mevrouw Maes en de heer Boogaerts wensen dat alle minikredieten in de Centrale worden geregistreerd, waardoor de grootorde van de problematiek waarbij sociaal zwakkere groepen tegelijkertijd, eventueel bij verschillende verstrekkers, verschillende minikredieten aangaan, in kaart wordt gebracht. Om die reden zijn de indieners van de amendementen ook voorstander van het registreren van huurachterstallen en onbepaalde telecomfacturen. Uit eerdere commissiebesprekingen heeft mevrouw Maes onthouden dat de bekommernis voor sociaal zwakkeren die een accumulatie van financiële engagementen aangaan, ook leeft bij andere commissieleden.

V. STEMMINGEN

De amendementen nrs. 1 en 2 van mevrouw Maes en de heer Boogaerts worden verworpen met 9 stemmen tegen 2.

Het wetsontwerp in zijn geheel wordt ongewijzigd aangenomen met 10 stemmen bij 2 onthoudingen.


Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van een mondeling verslag.

De rapporteur, De voorzitter,
Louis SIQUET. Ludo SANNEN.

De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp (zie stuk Kamer, nr. 5-2344/3).