5-1702/3 | 5-1702/3 |
10 JULI 2012
I. INLEIDING
Dit optioneel bicameraal wetsontwerp werd op 29 mei 2012 door de regering in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend (stuk Kamer, nr. 53-2218/1).
Het werd er op 5 juli 2012 aangenomen door de plenaire vergadering met 87 stemmen bij 49 onthoudingen.
Het werd op 6 juli 2012 overgezonden aan de Senaat en op 9 juli 2012 geëvoceerd.
In toepassing van artikel 27.1, tweede lid, van het Reglement van de Senaat, heeft de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden, de bespreking reeds aangevat voor de eindstemming in de Kamer van volksvertegenwoordigers.
De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 3 en 10 juli 2012.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE HEER VANACKERE, VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN FINANCIËN EN DUURZAME ONTWIKKELING
De heer Vanackere, vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, licht toe dat een instelling voor collectieve belegging (hierna ICB genoemd, UCITS in het Engels of OPCVM in het Frans) een instelling is die geld samenbrengt van verschillende beleggers en dat geld investeert in diverse beleggingsmogelijkheden.
Zo kan de ICB beleggen in verschillende soorten financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld aandelen, obligaties, cash, maar er kan bijvoorbeeld ook in vastgoed worden belegd. Een ICB is met andere woorden een vorm van gezamenlijk portefeuillebeheer.
Een ICB volgt het principe van risicospreiding en moet beheerd worden in het uitsluitende belang van haar deelnemers. Een ICB biedt zo de voordelen voor de kleine belegger dat hij ook met een relatief klein bedrag kan deelnemen in een beleggingsvorm waar de risico's maximaal worden gespreid en dat wordt beheerd door een professionele beheerder.
Dit wetsontwerp voorziet in de omzetting van enkele Europese richtlijnen in Belgisch recht. Die omzetting gebeurt in eerste instantie via dit wetsontwerp, dat strekt tot vaststelling van de algemene beginselen voor alle ICB's. Voorts worden de andere technische bepalingen per categorie van ICB's bij koninklijk besluit vastgesteld. Voor sommige aangelegenheden gebeurt dat via regelgeving van de bevoegde controle-instantie, met name de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA).
Met het oog op de nodige bevattelijkheid, strekt dit wetsontwerp tot vervanging van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, en neemt het de meeste bepalingen van die wet over.
Concreet beoogt dit wetsontwerp de omzetting van richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's).
Veel van de bepalingen van die richtlijn voorzien in een grondige harmonisatie van de nationale wettelijke regelgevingen in verband met de ICB's. Het is de bedoeling de gemeenschappelijke markt voor ICB's te harmoniseren en te stimuleren. Om die redenen blijft dit wetsontwerp grotendeels beperkt tot de loutere omzetting van bovenvermelde richtlijn. De richtlijn voorziet voor de ICB's in minimumregels in verband met de toestemming, het financieel toezicht, het beheer en de informatieverstrekking. Tevens heeft de richtlijn het oogmerk de consument heel goed te beschermen.
Twee van de belangrijkste vernieuwingen die deze richtlijn toevoegt, zijn de volgende :
1º specifiek met het oog op een verhoogde consumentenbescherming voorziet de richtlijn in een verplichting om een gestandaardiseerd « document met essentiële beleggersinformatie » op te stellen. Dit document moet in een begrijpelijke taal de belangrijkste kenmerken van de ICB en het beleggingsproduct voorstellen. Dit bevordert aanzienlijk de begrijpbaarheid voor de consument en laat hem toe om beter verschillende ICB's met elkaar te vergelijken;
2º een tweede cluster van wijzigingen heeft betrekking op de organisatie en werking van ICB's. Het gaat onder meer over de afstemming van de gedragsregels voor een beheerder van een ICB op de Markets for Financial Instruments Directive (dit is MIFID-regelgeving) of het voorzien van een grensoverschrijdend kader voor fusies.
Voorts strekt het wetsontwerp tot gedeeltelijke omzetting van drie andere Europese richtlijnen (de zogenaamde « niveau II »-richtlijnen) : richtlijn 2010/78/EU, richtlijn 2010/43/EU en richtlijn 2010/44/EU. Die drie richtlijnen omvatten vooral technische bepalingen en vullen de algemene bepalingen van richtlijn 2009/65/EG aan.
Enkele bijkomende wijzigingen die niet rechtstreeks uit de omzetting van de Europese richtlijnen voortvloeien, werden eveneens in het wetsontwerp opgenomen.
Een eerste reeks wijzigingen strekt ertoe om de werking van ICB's te rationaliseren. Zo zal een ICB voortaan onder andere een aantal beheerstaken inzake de boekhouding kunnen delegeren aan derden en moet niet elk compartiment van een ICB nog langer apart vermeld worden in de statuten of het beheersreglement.
Een tweede reeks wijzigingen slaat uitdrukkelijk op het verbeteren van het toezicht op de ICB's. De bedrijfsrevisoren van een ICB en haar beheerder krijgen de mogelijkheid informatie met elkaar uit te wisselen en er wordt een onverenigbaarheid ingevoerd voor het mandaat van commissaris van een ICB en het mandaat van commissaris van de beheerder van diezelfde ICB.
Het bij het wetsontwerp gevoegde advies van de Raad van State bevat grotendeels wetgevingstechnische opmerkingen, maar ook enkele inhoudelijke opmerkingen. Bij de herschrijving van het wetsontwerp is geprobeerd daar zoveel mogelijk rekening mee te houden. In gevallen waarin het advies van de Raad van State niet onverkort kon worden gevolgd, wordt dit uitdrukkelijk met redenen omkleed in de memorie van toelichting en in de commentaar bij de artikelen van het wetsontwerp.
De omzettingsdatum van bovenvermelde richtlijn 2009/65/EG was 30 juni 2011. Gelet op de langdurige periode van lopende zaken en de aanslepende regeringsvorming heeft de omzetting van enkele richtlijnen vertraging opgelopen. De minister neemt zich vastberaden voor die achterstand zo spoedig mogelijk weg te werken.
III. BESPREKING
A. Algemene Bespreking
Mevrouw Maes onthoudt dat in de toekomst, naar de bescherming van de consument toe, een gestandaardiseerd document met beleggersinformatie zal worden opgesteld. Verder in de tekst van het wetsontwerp is er daarbij sprake van een prospectus en essentiële beleggersinformatie. Hoe wordt verzekerd dat de belegger deze informatie ook effectief gekregen heeft ? Waarom heeft men van de gelegenheid geen gebruik gemaakt om ook de verschillende ratings en termen te harmoniseren ?
De heer Laaouej merkt op dat er een behoorlijke som geld in de verschillende ICB's werd en wordt geïnvesteerd. Kan de minister eventueel aangeven welke bedragen er juist zijn geïnvesteerd ? Wat is de evolutie ervan ? Wat is de impact van de belasting op de meerwaarde voor obligatie-ICB's ?
Voorliggende tekst met de voorgestelde verhoogde bescherming van de beleggers is zeker belangrijk. In dit kader pleit de spreker er ook voor om bij de verdere uitwerking van de voorliggende artikelen voldoende aandacht te besteden aan de kleine en kwetsbare spaarder. Deze volgt immers het advies van zijn bankier. Het is in die zin essentieel om uit de logica van het prospectus te stappen en ervoor te zorgen dat de spaarder inderdaad over één overzichtsblad kan beschikken, met de antwoorden op de belangrijkste vragen.
De spreker merkt nog op dat de voorliggende artikelen een aanzienlijke verantwoordelijkheid en belangrijke nieuwe taken aan het FSMA toebedelen. Aangezien de recente financiële hervormingen eveneens het takenpakket van het FSMA hebben uitgebreid, vraagt het lid zich af hoe de uitwerking ervan praktisch zal verlopen. Kan de FSMA deze nieuwe taken aan ? Welke werkwijzen zal ze hiervoor hanteren ? Kan er hiervoor eventueel, na het reces, een hoorzitting met deze organisatie worden georganiseerd ?
De heer Miller is verheugd over de voorgestelde bepalingen. Zoals de heer Laaouej heeft vermeld, hebben zij betrekking op belangrijke geldsommen. Uit ervaring weet de spreker dat het momenteel niet altijd makkelijk is om uit het geheel van de beschikbare informatie de belangrijke kenmerken te distilleren. De verhoogde bescherming van de consument en het gestandaardiseerd document zijn daarom essentiële elementen. Ook belangrijk is de creatie van een gemeenschappelijk kader aangezien er wordt voorzien in een grondige harmonisatie van de nationale wettelijke regelgevingen in verband met ICB's. De richtlijn creëert onder andere een Europees paspoort waardoor het in de hele Europese Unie mogelijk wordt om instellingen voor collectieve beleggingen te beheren. Door de laattijdige omzetting konden bijvoorbeeld Luxemburgse beheerders, waar de richtlijn reeds werd omgezet, actief zijn op de Belgische markt maar niet omgekeerd, wat een vorm van deloyale concurrentie uitmaakte. Dit euvel wordt door de omzetting van de Europese richtlijn nu verholpen.
Mevrouw Talhaoui is verheugd over de voorgestelde Europese harmonisatie waarbij er eigen accenten worden gelegd. Belangrijk is echter om te vernemen hoe de controle op de voorgestelde bepalingen in de andere lidstaten wordt georganiseerd. Zal, wat België betreft, de FSMA alle voorgestelde nieuwe controles wel kunnen uitvoeren ? Zijn er soms alternatieve controlemechanismen uit andere lidstaten ? Kunnen deze de consumenten uiteindelijk beter beschermen ?
De minister antwoordt op de vraag van mevrouw Maes dat het betrokken document met essentiële beleggersinformatie volledig gereglementeerd en geharmoniseerd is. De inhoud ervan wordt bepaald in de verordening 583/2010 van de Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft essentiële beleggersinformatie en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan als de essentiële beleggersinformatie of het prospectus op een andere duurzame drager dan papier of via een website wordt verstrekt. Deze verordening is rechtstreeks van toepassing en ze zorgt ervoor dat de inhoud van de informatie relevant is, dat ze op een logische manier wordt georganiseerd, dat de gebruikte taal geschikt is voor de niet professionele belegger en de aandacht van de beleggers trekt. Bovendien moeten de vorm en gebruikte taal toelaten om goede vergelijkingen te kunnen maken en moet deze vooraf aan de belegger worden bezorgd. Spreker vermeldt vervolgens dat ook gedetailleerd werd vastgelegd hoe het risico en het opbrengstprofiel van een belegging worden gepresenteerd. Zo is er een synthetische indicator met een risicoschaal van 1 tot 7 voorzien. In de verordening worden ook nog de vorm en presentatie van de kostenstructuur bepaald. Dit alles vormt dus een aanzienlijke verbetering op het vlak van de consumentenbescherming. Toch blijft controle essentieel. De clausule waarbij de cliënt verklaart alle noodzakelijke informatie te hebben ontvangen mag geen formaliteit zijn. In die zin is het ook belangrijk dat de bevoegde minister voor Economie de nodige controles uitvoert. Tevens is het ook belangrijk dat de investeerder daarvan op de hoogte wordt gesteld en op een bepaald moment overgaat tot het eisen van de nodige transparantie en informatie.
Wat vervolgens de architectuur van het toezicht betreft, wordt uitgelegd dat zowel de NBB als de FSMA in deze een rol te vervullen hebben. Immers, naar de controle van de documenten toe die aan de consument worden bezorgd in het kader van een belegging in een ICB, wordt verduidelijkt dat deze moeten worden goedgekeurd door het FSMA vooraleer het desbetreffende beleggingsfonds op de markt wordt gebracht. Ook worden er regelmatig controles uitgevoerd met de bedoeling om ervoor te zorgen dat de regels door iedereen worden gerespecteerd.
Tot slot verwijst de minister, naar aanleiding van de vraag van de heer Laaouej omtrent de netto-activa van de Belgische ICB's, naar de bijlage bij het verslag waarin een overzicht wordt gegeven van de volgende gegevens, op datum van 31 december 2011 :
— de evolutie van het aantal Belgische ICB's die bij het FSMA zijn ingeschreven;
— de evolutie van het totale netto-actief, sinds 2003, van de Belgische ICB's met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die bij het FSMA zijn ingeschreven.
De heer Laaouej wenste ook een zicht te kunnen krijgen op de impact van de belasting op de meerwaarde voor obligatie-ICB's. In theorie zou hiervoor een overzicht nodig zijn van de evolutie van het netto-actief van de ICB's die geviseerd zijn door de belasting bedoeld in artikel 19bis van het Wetboek Inkomstenbelasting en waarvan meer dan 40 pct van het vermogen rechtstreeks of onrechtstreeks is belegd in schuldvorderingen. Voor deze ICB's worden in het kader van de controle-activiteiten geen afzonderlijke gegevens bijgehouden, enkel de globale evolutie van het netto-actief van de Belgische ICB's met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die zijn ingeschreven.
B. Bespreking van de amendementen
Artikel 150
Mevrouw Maes dient een amendement nr. 1 in (stuk Senaat, nr. 5-1702/2) dat ertoe strekt een aantal wijzigingen aan te brengen in artikel 150, § 1, van het wetsontwerp.
Mevrouw Maes verklaart dat het, ter bescherming van de belegger, niet volstaat dat een instelling voor collectieve belegging naar buitenlands recht in België communiceert in één van de landstalen. Wanneer zij zich richt tot de beleggers, dient zij te communiceren in de officiële taal of de talen van het taalgebied. In Brussel houdt dit in dat de instelling voor collectieve belegging de documenten zoals een prospectus in het Frans en het Nederlands ter beschikking van de belegger stelt. In de andere taalgebieden wordt in de officiële taal van dat taalgebied gecommuniceerd. Dit is zowel ter bescherming van de beleggers die in Vlaanderen wonen, die in het Nederlands zullen worden aangesproken, als die in het Franstalige of Duitstalige taalgebied wonen, die respectievelijk in het Frans en het Duits zullen worden aangesproken. De FSMA kan beslissen om eventueel een andere taal dan de officiële landstalen te gebruiken. Gezien de moeilijkheidsgraad van de toegestuurde documenten, is mevrouw Maes van oordeel dat de beleggers recht hebben op de informatie in hun eigen taal.
De minister verwijst voor zijn antwoord naar hetgeen hij in dit verband reeds in de Kamercommissie heeft verklaard bij de bespreking van het amendement nr. 11 van mevrouw Wouters en de heer Vandeput (stuk Kamer, 2011-2012, nr. 53 2218/4, blz.25). Het voorliggende wetsontwerp doet op geen enkele wijze afbreuk aan de bestaande taalwetgeving. Uiteraard is de bescherming van de consumenten een na te streven doel, maar de minister is van oordeel dat het artikel 150 van het wetsontwerp reeds voldoende tegemoetkomt aan deze bekommernis : er is immers bepaald dat, wanneer de reclame of marketing in een bepaalde landstaal gebeurt, de daarop volgende documenten ook in dezelfde landstaal moeten worden verstrekt. Vanuit commercieel oogpunt is het wellicht ondenkbaar dat een financiële instelling in het Frans reclame zou maken naar een Vlaams doelpubliek en omgekeerd. Aangezien in de feiten de lancering van de financiële producten waarvan sprake in het wetsontwerp, over het algemeen plaatsvindt in het kader van een reclamecampagne, wordt op deze wijze dan ook de bescherming van de consument gegarandeerd.
Het amendement van mevrouw Maes zou bovendien voor gevolg hebben dat de banken de informatie aan de consument telkens verplicht in de drie landstalen op hun website zouden moeten ter beschikking stellen, wat een belangrijke meerkost zou betekenen voor de banken.
De minister vraagt de commissie het amendement nr. 1 van mevrouw Maes te verwerpen.
Mevrouw Maes verklaart het stemadvies van de minister te betreuren.
IV. STEMMINGEN
Het amendement nr. 1 van mevrouw Maes wordt verworpen met 8 tegen 2 stemmen.
Het wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met 8 stemmen bij 2 onthoudingen.
Vertrouwen wordt geschonken aan de rapporteurs voor het uitbrengen van dit verslag.
De rapporteurs, | De voorzitter, |
Lieve MAES. Fauzaya TALHAOUI. | Ludo SANNEN. |
A. Behoudens de hieronder weergegeven tekstcorrecties, is de door de commissie aangenomen tekst van het wetsontwerp nr. 5-1702/1 « betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles » dezelfde als de tekst aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers (zie stuk Kamer, nr. 53-2218/6) :
1. In de Franse tekst van de artikelen 16,§ 2, 21,§ 2, 27,§ 2, 119,§ 3, 122,§ 3, 126,§ 3, 136,§ 3 en 139,§ 3, de woorden « ou être suivie immédiatement de ces mots » vervangen door de woorden « ou sa dénomination est suivie immédiatement de ces mots »;
2. In artikel 42,§ 1, 4º, b) en in artikel 202,§ 1, 4º, b) de woorden « onverminderd de bepaling onder 1º » vervangen door de woorden « onverminderd de bepaling onder a) »;
3. De tekst van artikel 42, § 3, opsplitsen in twee leden, naar analogie met artikel 202,§ 3, van het wetsontwerp.