5-1699/1

5-1699/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

5 JULI 2012


Wetsvoorstel tot reglementering van de uitoefening van de beroepen uit de sector van de geestelijke gezondheidszorg, in het raam van de gezondheidszorgberoepen

(Ingediend door de dames Mieke Vogels en Cécile Thibaut)


TOELICHTING


Verscheidene indicatoren geven aan dat de gezondheidsproblemen door psychische aandoeningen in onze samenleving voortdurend evolueren : werknemers zijn langdurig afwezig op het werk omdat ze depressief zijn, de werkstress wordt almaar problematischer, psychotrope geneesmiddelen van allerlei aard vinden gretig hun weg naar de bevolking in het algemeen, en naar de bewoners van rust- en verzorgingstehuizen in het bijzonder. Momenteel worden kennelijk aanzienlijke inspanningen geleverd om die gezondheidsproblemen efficiënter aan te pakken in de eigen leefomgeving van de patiënt (de zogenaamde « projecten 107 »), alsook om de ambulante verzorging op te voeren (verschuiving naar een « democratische » psychiatrie in de eigen leefomgeving).

Hoewel de nood hoog is, kan men er niet omheen dat soms te weinig mensen kunnen worden gemobiliseerd om daarop in te spelen. Zo komt het dat in de ambulante praktijk allerhande soorten van beroepsbeoefenaars aan de slag zijn die het niet al te nauw nemen met het gebruik van sommige beroepstitels die nog niet zijn erkend volgens koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies. Dit knelpunt moet dus dringend worden weggewerkt, zowel in het belang van de burger die moet worden geholpen om door het bos de bomen te zien, als in dat van de politieke wereld, die op dat vlak een welbepaalde kwalitatieve zorgverlening moet waarborgen.

Dit wetsvoorstel strekt ertoe niet alleen de voor de volksgezondheid bevoegde minister, maar ook de burger te helpen om een duidelijk zicht te krijgen op de beroepsbeoefenaars die zich bezighouden met psychologische therapieën in de ruime zin van het begrip.

Daartoe worden de beroepen van « klinisch psycholoog » en van « psychotherapeut » duidelijk omschreven. Hoewel het ene beroep het andere omvat, vindt de indienster het immers onaanvaardbaar dat de titel van psychotherapeut alleen mag worden gevoerd door klinisch psychologen en/of psychiaters. Het beroep van psychotherapeut moet toegankelijk blijven voor andere beroepsbeoefenaars die op grond van hun levenservaring en persoonlijke ontwikkeling voor dat beroep opteren. Het spreekt vanzelf dat een zekere voorkennis vereist is vooraleer de betrokkene de opleiding mag aanvatten. Daartoe wordt voorzien in een bijscholingsjaar voor de beroepsbeoefenaars met onvoldoende basiskennis; vervolgens kunnen zij dan de opleiding tot psychotherapeut als dusdanig aanvatten.

In dit wetsvoorstel wordt gewag gemaakt van de erkende opleidingsinstellingen (zowel universiteiten als hogescholen). Zij zullen de nadere regels én de inhoud van de opleidingen gedetailleerd invullen.

Dankzij die erkenning kunnen klinisch psychologen en psychotherapeuten hun beroep autonoom uitoefenen. Dat neemt uiteraard niet weg dat die beroepsbeoefenaars moeten samenwerken met alle gezondheidswerkers om gezamenlijk onze geestelijke gezondheidszorg uit te bouwen. Bovendien is het hun verantwoordelijkheid mensen door te verwijzen naar de diverse artsen wanneer dat nodig blijkt.

Al deze maatregelen vormen een noodzakelijke vereiste om een betere alomvattende benadering van de gezondheidszorg te waarborgen. Aldus wordt immers werk gemaakt van een « biopsychosociale » aanpak en wordt beklemtoond dat die aspecten samengaan. Al die aspecten moeten in aanmerking worden genomen om een billijk sociaalzekerheidsstelsel uit te bouwen.

TOELICHTING BIJ DE ARTIKELEN

Artikel 2

Dit artikel voorziet in de officiële erkenning van de titel van klinisch psycholoog en die van psychotherapeut; beide titels mogen alleen worden gevoerd door de beroepsbeoefenaars die over een ad-hocerkenning beschikken.

Artikel 3

Dit artikel bepaalt het raamwerk en het werkdomein waarbinnen de autonome klinische praktijk van de psychotherapeut kan worden gevoerd. Het omvat meer bepaald de nadere regels om de titel te verwerven, met inbegrip van de vereiste voorkennis en de verplichte praktische opleidingen. Om die opleiding te mogen aanvatten, moet de kandidaat vooraf drie jaar hoger onderwijs hebben gevolgd. Die opleidingen mogen naar keuze worden gegeven in een universiteit, dan wel in een hogeschool.

Artikel 4

Dit artikel bepaalt de nadere regels om de titel van klinisch psycholoog te mogen voeren. De studie duurt vijf jaar en geeft recht op de titel. Op grond van deze titel mag de houder autonoom handelingen stellen binnen het voor de klinische psychologie omschreven kader.

Artikel 5

Dit artikel bepaalt dat de beroepsbeoefenaars van de twee vormen van geestelijke gezondheidszorgberoepen die in dit wetsvoorstel worden omschreven, de patiënt zo nodig moeten doorverwijzen naar het artsenkorps.

Artikel 6

Dit artikel strekt tot bescherming van de twee beroepstitels die in dit wetsvoorstel aan bod komen, zelfs al worden bepaalde aspecten van de uitoefening van die beroepen in het kader van een ander beroep aangewend. Dat is het geval wanneer een huisarts een patiënt psychologisch begeleidt. Zulks houdt niet in dat die huisarts een psychotherapeut is, behalve wanneer hij daartoe een bijkomende ad-hocopleiding heeft gevolgd.

Artikel 7

Dit artikel heeft betrekking op de oprichting van een Nationale Raad voor de geestelijke gezondheidszorg binnen de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu.

Naast de taken bepaald in de artikelen 2, 3, 4 en 5 van dit wetsvoorstel, wordt deze Raad gelast eensdeels de minister te adviseren, en anderdeels op hun verzoek advies te verlenen aan de gemeenschapsregeringen over alle aangelegenheden die de opleiding aanbelangen. De Raad zal twee kamers omvatten, met name een kamer voor de klinisch psychologen en een kamer voor de psychotherapeuten.

Artikel 8

Tevens wordt een Hoge Raad voor Deontologie opgericht, die tot taak heeft de voor de Volksgezondheid bevoegde minister de deontologische regels voor te stellen die inherent zijn aan elk geestelijke gezondheidszorgberoep.

Artikelen 9 tot 13

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.

Mieke VOGELS.
Cécile THIBAUT.

WETSVOORSTEL


HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

§ 1. Onverminderd de bevoegdheid die is toegekend aan de andere beoefenaars van een gezondheidszorgberoep, mogen de psychotherapie en de klinische psychologie alleen worden uitgeoefend door de houders van een erkenning verleend door de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.

§ 2. Nadat de Koning het advies van de Nationale Raad voor de geestelijke gezondheidszorg heeft ingewonnen, bepaalt Hij de voorwaarden en de regels voor de verkrijging, de verlening, het behoud en de intrekking van de in paragraaf 1 bedoelde erkenning.

De kwalificatievoorwaarden hebben inzonderheid betrekking op de vakgebieden waarin men moet onderwezen zijn en de stages die men moet hebben gevolgd in de diverse disciplines.

HOOFDSTUK 2

De uitoefening van de psychotherapie

Art. 3

§ 1. Onverminderd de bevoegdheid die is toegekend aan de andere beoefenaars van een gezondheidszorgberoep, wordt onder de uitoefening van de psychotherapie verstaan : het gewoonlijk verrichten van autonome handelingen die gericht zijn op de analyse van de vraag, de psychotherapeutische diagnosticering en de totstandkoming van een therapeutisch kader en therapeutische relatie, teneinde bij mensen of groepen van mensen het psychisch of psychosomatisch lijden te begeleiden, te behandelen of te verminderen, via de coherente en systematische toepassing van een geheel van psychotherapeutische middelen en technieken die deel uitmaken van een van de in paragraaf 2 bedoelde psychotherapeutische referentiekaders.

§ 2. De kwalificatievoorwaarden voor het verkrijgen van de erkenning als psychotherapeut hebben met name betrekking op de vakgebieden waarin men moet onderwezen zijn en de stages die men moet hebben gevolgd in de psychotherapie.

De erkenning kan slechts worden verleend aan mensen die aan de volgende voorwaarden voldoen :

1º houder zijn van een diploma dat werd behaald na een opleiding die, in het kader van voltijds hoger onderwijs, ten minste drie studiejaren omvat;

2º een aanvullende opleiding hebben gevolgd waarvan de inhoud wordt vastgesteld door de Koning en die wordt georganiseerd door een universiteit of een hogeschool;

3º een opleiding in de psychotherapie hebben gevolgd die is georganiseerd door een universiteit of een door de Koning erkende psychotherapeutische vereniging; die opleiding bestaat uit ten minste vijfhonderd uur theoretische opleiding en duizendtweehonderd uur gesuperviseerde klinische praktijk, gespreid over ten minste drie jaar.

De psychotherapeutische referentiekaders zijn van de volgende aard :

a. psychoanalytisch en psychodynamisch;

b. cognitief en gedragstherapeutisch;

c. patiënt- en ervaringsgericht;

d. interactioneel en systeemtheoretisch.

§ 3. Nadat de Koning het advies van de Nationale Raad voor de geestelijke gezondheidszorg heeft ingewonnen, kan Hij bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en op voordracht van de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, de lijst van de in § 2, derde lid, bedoelde psychotherapeutische referentiekaders aanvullen of veranderen.

§ 4. Alleen de houders van de in paragraaf 2 bedoelde erkenning mogen de beroepstitel van psychotherapeut voeren.

§ 5. Nadat de Koning het advies van de Nationale Raad voor de Geestelijke Gezondheidszorg heeft ingewonnen, kan Hij de in paragraaf 1 bedoelde handelingen bepalen en de voorwaarden vaststellen waaronder zij moeten worden uitgevoerd.

HOOFDSTUK 3

De uitoefening van de klinische psychologie

Art. 4

Onder de uitoefening van de klinische psychologie wordt verstaan het gewoonlijk verrichten van autonome handelingen die gericht zijn op de preventie, de opvang, het horen, de opsporing, de informatieverstrekking, de psychologische diagnosticering, de evaluatie, de oriëntering, de begeleiding en de sturing bij mensen die individueel of in een institutioneel kader consult vragen naar aanleiding van een situatie die psychologische steun of verduidelijking vergt door een daartoe opgeleide derde.

Nadat de Koning het advies van de Nationale Raad voor de geestelijke gezondheidszorg heeft ingewonnen, kan Hij de in het eerste lid bedoelde handelingen bepalen en de voorwaarden vaststellen waaronder zij moeten worden uitgevoerd.

De erkenning als klinisch psycholoog kan slechts worden verleend aan de houders van een universitair diploma in de klinische psychologie, dat werd behaald na een opleiding die, in het kader van voltijds hoger onderwijs, ten minste vijf studiejaren omvat.

HOOFDSTUK 4

Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 5

Om een eventueel somatisch probleem te kunnen vaststellen of uit te sluiten, draagt elke beoefenaar van een beroep uit de sector van de geestelijke gezondheidszorg op elk tijdstip de verantwoordelijkheid om te beslissen of hij de patiënt al dan niet aanraadt een arts te raadplegen. Nadat de Koning het advies van de Nationale Raad voor de geestelijke gezondheidszorg heeft ingewonnen, kan Hij de voorwaarden bepalen voor de supervisie op en de evaluatie van de praktijken van de beoefenaars van een beroep uit de sector van de geestelijke gezondheidszorg.

Art. 6

Wanneer een andere beoefenaar bepaalde handelingen verricht die vallen onder een beroep uit de sector van de geestelijke gezondheidszorg, dan gebeurt dat in het raam van zijn beroep en binnen de aan zijn beroep gekoppelde bevoegdheden; in dat geval kan die beoefenaar geen aanspraak maken op de titel van beoefenaar van het bewuste beroep uit de sector van de geestelijke gezondheidszorg, noch de daaraan gekoppelde titel voeren.

Art. 7

§ 1. Bij de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu wordt een Nationale Raad voor de Geestelijke Gezondheidszorg opgericht. Behalve de in de artikelen 2, 3, 4 en 5 vermelde taken heeft die Raad tot taak de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, op diens verzoek of op eigen initiatief, advies te verstrekken over alle aangelegenheden in verband met de uitoefening van de beroepen uit de sector van de geestelijke gezondheidszorg, behalve wat de plichtenleer betreft. De Raad kan ook aan de gemeenschapsregeringen, op hun verzoek, advies geven in elke aangelegenheid in verband met de opleiding van de psychotherapeuten en de klinisch psychologen.

De Nationale Raad voor de geestelijke gezondheidszorg bestaat uit twee kamers : de kamer van de psychotherapie en de kamer van de klinische psychologie.

§ 2. De kamer van de psychotherapie bestaat uit twintig leden van wie :

— acht de universiteiten vertegenwoordigen;

— twaalf de titel voeren van psychotherapeut, kunnen bewijzen dat zij een geregelde klinische praktijk op het gebied van de psychotherapie hebben en de beroepsverenigingen voor psychotherapie vertegenwoordigen.

§ 3. De kamer van de klinische psychologie bestaat uit :

1. zeven leden die houder zijn van het in artikel 4, derde lid, bedoelde universitair diploma en die academische leeropdrachten hebben die worden aangeboden door de faculteiten die het in dat artikel bedoelde voltijds onderwijs organiseren;

2. zeven leden die houder zijn van het in artikel 4, derde lid, bedoelde universitair diploma en die de klinische psychologie daadwerkelijk uitoefenen; zij worden voorgedragen op een lijst van dubbeltallen door de representatieve beroepsverenigingen die op grond van door de Koning vastgestelde criteria door Hem zijn erkend;

3. twee leden-artsen die op een lijst van dubbeltallen worden voorgedragen door de Hoge Raad van geneesheren-specialisten en huisartsen, als bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen;

4º twee leden, van wie de ene ethicus en de andere jurist is, die elk een academische leeropdracht hebben en die worden voorgedragen door de minister tot wiens bevoegdheden de Volksgezondheid behoort.

§ 4. De leden van de Nationale Raad voor de geestelijke gezondheidszorg worden door de Koning benoemd voor een hernieuwbare periode van vier jaar. De twee kamers kiezen onder hun leden een voorzitter en een ondervoorzitter.

Het secretariaat van de Nationale Raad wordt waargenomen door ambtenaren, benoemd door de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort. Aan elk lid wordt een plaatsvervanger toegevoegd, die aan dezelfde voorwaarden beantwoordt.

§ 5. De Koning regelt de werking en de organisatie van de Nationale Raad voor de Geestelijke Gezondheidszorg. Die kan alleen geldig beraadslagen wanneer ten minste de helft van de leden aanwezig zijn of door hun plaatsvervanger vertegenwoordigd zijn. De beslissingen van de Nationale Raad voor de geestelijke gezondheidszorg worden genomen bij gewone meerderheid van de aanwezige of door hun plaatsvervanger vertegenwoordigde leden. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Behalve de ethicus en de jurist moeten de leden van de Nationale Raad voor de geestelijke gezondheidszorg erkend zijn als klinisch psycholoog of psychotherapeut, uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van het koninklijk besluit dat de erkenningsvoorwaarden vaststelt.

Art. 8

§ 1. Bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu wordt een Hoge Raad voor deontologie opgericht.

§ 2. Die Hoge Raad voor deontologie heeft tot doel de minister onder wiens bevoegdheid de Volksgezondheid valt, voorstellen te doen inzake de plichtenleer eigen aan elk beroep uit de sector van de geestelijke gezondheidszorg.

§ 3. Hij is samengesteld uit :

1. vier als psychotherapeut en vier als klinisch psycholoog erkende beroepsbeoefenaars, die hun beroepsactiviteit daadwerkelijk uitoefenen en die worden voorgedragen op een lijst van dubbeltallen;

2. vier vertegenwoordigers van de universiteiten;

3. één ethicus;

4. één jurist.

Aan elk lid wordt een plaatsvervanger toegevoegd, die aan dezelfde voorwaarden beantwoordt.

§ 4. De beslissingen van de Hoge Raad voor deontologie worden genomen bij gewone meerderheid van de aanwezige of door hun plaatsvervanger vertegenwoordigde leden. De Hoge Raad kan alleen geldig beraadslagen wanneer ten minste de helft van de leden aanwezig zijn.

§ 5. De Koning regelt de organisatie en de werking van de Hoge Raad voor deontologie.

Art. 9

De Koning bepaalt de toelagen, vergoedingen en presentiegelden die mogen worden verleend aan de leden van de Nationale Raad voor de geestelijke gezondheidszorg en aan de leden van de Hoge Raad voor deontologie, alsook aan al de personen op wie op grond van hun bijzondere bekwaamheden een beroep wordt gedaan.

Art. 10

Overeenkomstig de plichtenleer hebben de psychotherapeuten en klinisch psychologen recht op honoraria of forfaitaire vergoedingen voor de door hen geleverde prestaties.

Art. 11

Onverminderd de toepassing van de straffen waarin het Strafwetboek voorziet, wordt gestraft met een geldboete van tweehonderd euro tot duizend euro :

1. hij die zich in het openbaar een beroepstitel uit de sector van de geestelijke gezondheidszorg toe-eigent, zonder dat hij er overeenkomstig artikel 2 recht op heeft;

2. hij die een beroepstitel uit de sector van de geestelijke gezondheidszorg ten onrechte toekent aan personen die daar overeenkomstig artikel 2 geen recht op hebben.

Art. 12

Onverminderd de toepassing van de straffen waarin het Strafwetboek voorziet, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en een geldboete van tweehonderd euro tot tweeduizend euro, hij die, ondanks de krachtens artikel 11 opgelopen straf, een beroep uit de sector van de geestelijke gezondheidszorg blijft uitoefenen of erin volhardt de eraan gekoppelde beroepstitel ten onrechte toe te kennen aan personen die daar overeenkomstig artikel 2 geen recht op hebben.

HOOFDSTUK 5

Overgangsbepaling

Art. 13

Gedurende twee jaar na de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad mogen de personen die een bij deze wet erkend beroep uit de sector van de geestelijke gezondheidszorg al ten minste vijf jaar op regelmatige wijze uitoefenen zonder de desbetreffende beroepstitel te bezitten, die uitoefening voortzetten. Tijdens die periode kunnen zij bij de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, een verzoek tot erkenning indienen. De minister kan de beroepstitel verlenen nadat hij een gunstig advies van de Nationale Raad voor de geestelijke gezondheidszorg heeft ontvangen.

Op grond van een advies van de Nationale Raad voor de geestelijke gezondheidszorg kan de Koning andere overgangsbepalingen afkondigen.

14 juni 2012.

Mieke VOGELS.
Cécile THIBAUT.