5-1700/1

5-1700/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

5 JULI 2012


Wetsvoorstel teneinde de verschuldigde werkgeversbijdragen voor de eerste drie in dienst genomen werknemers te verminderen

(Ingediend door de dames Cécile Thibaut en Mieke Vogels)


TOELICHTING


De kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) bieden werk aan heel veel mensen (40 % van de actieve bevolking in België in 2009) en spelen vaak een vooraanstaande rol inzake innovatie. Hun troef is dat hun bedrijfsactiviteit doorgaans niet naar verre contreien kan worden verhuisd. De kmo's behoren dan ook tot de belangrijkste motoren van de Belgische economie, voorzien in een veelzijdig jobaanbod, hebben veelal een sterke lokale verankering en spelen passend in op plaatselijke behoeften en knowhow.

De situatie van de zelfstandigen en van de bedrijfsleiders van zowel de kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) als de zeer kleine ondernemingen (zko's) werd weliswaar lang veronachtzaamd, maar tegenwoordig groeit het besef dat zin voor initiatief, creativiteit en durf moeten worden aangemoedigd.

De voorbije jaren zijn diverse initiatieven genomen om dat soort van ondernemingen een duwtje in de rug te geven. Een voorbeeld daarvan is het plan « eerste aanwervingen », dat werd ingesteld bij de programmawet (I) van 24 december 2002 (titel IV, hoofdstuk 7) en dat in de plaats van het « Plus 1-2-3 »-plan is gekomen.

In het raam van dat plan kan de werkgever gedurende enkele kwartalen een forfaitaire vermindering van de werkgeversbijdragen genieten voor de indienstneming van een eerste, tweede en derde werknemer. Concreet betekent dit dat de werkgever, voor de eerste werknemer die hij in dienst neemt, een vermindering van de kwartaalbijdrage kan genieten van 1 000 euro gedurende maximaal vijf kwartalen en van 400 euro gedurende maximaal de daaropvolgende acht kwartalen. Bovendien heeft de werkgever die bij een erkend sociaal secretariaat is aangesloten, gedurende de kwartalen waarin hij de doelgroepvermindering voor de indienstneming van een eerste werknemer geniet, recht op een tegemoetkoming van 36,45 euro.

Voor een tweede werknemer die hij in dienst neemt, kan de werkgever een vermindering van de kwartaalbijdrage genieten van 400 euro gedurende maximaal dertien kwartalen. Voor een derde werknemer die hij in dienst neemt, ten slotte, kan de werkgever een vermindering van de kwartaalbijdrage genieten van 400 euro gedurende maximaal negen kwartalen. Alle werknemers met een arbeidsovereenkomst komen voor deze regeling in aanmerking. Aan hun indienstneming zijn geen verdere specifieke voorwaarden verbonden.

Vandaag kost deze maatregel jaarlijks circa 100 miljoen euro en is hij goed voor circa 44 000 voltijdse equivalenten (zie de aanpassing van de begrotingen van ontvangsten en uitgaven voor het begrotingsjaar 2012, DOC 53 2111/001, blz. 135).

De bestaande regeling is evenwel voor verbetering vatbaar. Ten eerste moeten de specifieke bijdrageverminderingen voor de kmo's en de zko's voort worden uitgebouwd, met name tijdens de eerste twee jaar na de indienstneming van de werknemers, met de bedoeling dergelijke ondernemingen te stimuleren en te zorgen voor een nog groter terugverdieneffect op het stuk van jobcreatie.

Voor de kmo's en de zko's houdt deze regeling het voordeel in dat zij de bijdrageverminderingen niet afhankelijk maakt van een specifieke doelgroep (1) . Bijgevolg kan de onderneming de werknemer met het meest geschikte profiel in dienst nemen, ongeacht diens kwalificatieniveau, leeftijd en/of de duur tijdens welke hij werkloos is geweest. Door de toegekende bijdrageverminderingen op te trekken, dikken de indieners dat voordeel nog wat aan.

Die vaststelling wordt bevestigd in een onderzoek waarmee de Europese Commissie heeft trachten te verklaren waarom eenmansbedrijven geen mensen vast in dienst nemen (2) .

In het betrokken onderzoeksrapport staat immers te lezen dat « meer dan een derde van de eenmanszaken (36 %) (...) geen personeel in dienst [neemt] vanwege de indirecte arbeidskosten (vooral de sociale lasten van de werkgever) », terwijl « slechts 18 % van de eenmanszaken het loonpeil noemt als de oorzaak van hun besluit om alleen te werken ».

Naast de hierboven aangehaalde optrekking van de bijdrageverminderingen is het bovendien aangewezen de bestaande regeling te vereenvoudigen, zoals overigens wordt gevraagd door de zelfstandigenorganisaties; de bedragen van de bijdrageverminderingen en de periodes waarop ze betrekking hebben, blijken immers sterk te verschillen naargelang het om een eerste, tweede dan wel derde werknemer gaat die in dienst wordt genomen.

In dat opzicht strekt dit wetsvoorstel ertoe de toegekende bijdrageverminderingen als volgt op te trekken en te harmoniseren :

Stimulation des premiers emplois créés —  Stimulering van de eerste indienstnemingen Réductions de cotisations déjà existantes —  Bestaande bijdrageverminderingen Proposition de loi —  Wetsvoorstel
Embauche du premier salarié — Eerste in dienst genomen werknemer 1 000 euros/trimestre durant 5 trimestres puis 400 euros/trimestre pendant 8 trimestres — 1 000 euro/kwartaal gedurende 5 kwartalen en vervolgens 400 euro/kwartaal gedurende 8 kwartalen 2 000 euros/trimestre durant 8 trimestres — 2 000 euro/kwartaal gedurende 8 kwartalen
Embauche du deuxième salarié — Tweede in dienst genomen werknemer 400 euros/trimestre pendant 13 trimestres — 400 euro/kwartaal gedurende 13 kwartalen 2 000 euros/trimestre durant 8 trimestres — 2 000 euro/kwartaal gedurende 8 kwartalen
Embauche du troisième salarié — Derde in dienst genomen werknemer 400 euros/trimestre pendant 9 trimestres — 400 euro/kwartaal gedurende 9 kwartalen 2 000 euros/trimestre durant 8 trimestres — 2 000 euro/kwartaal gedurende 8 kwartalen

Het bedrag van 2 000 euro per kwartaal stemt ongeveer overeen met twee derde van de werkgeversbijdrage voor een gemiddelde werknemer, exclusief de structurele bijdrageverminderingen die daar nog bij komen (volgens een onderzoek van de FOD Economie bedraagt het brutomaandloon in België gemiddeld 3 027 euro). Het is aangewezen dat de werkgevers het resterende deel van de bijdragen blijven betalen, niet alleen om de financiering van de sociale zekerheid te waarborgen, maar ook om de kmo's en de zko's in staat te stellen hun activiteiten voort te zetten wanneer de werkgelegenheidsbevorderende maatregelen aflopen en ingeval zij een vierde werknemer in dienst nemen.

Volgens de eigen ramingen van de indieners zou dit wetsvoorstel minstens het equivalent van 30 000 voltijdse banen kunnen genereren over een periode van vier jaar, voor een bruto budgettaire kostprijs van 250 miljoen euro per jaar (zonder rekening te houden met de terugverdieneffecten van de jobcreatie).

In de onderstelling dat een kwart van die nieuwe banen wordt ingenomen door werkzoekenden (wat een voorzichtige hypothese is), zou de maatregel de overheid op termijn niets kosten, aangezien de kosten worden gedekt door het via de tewerkstelling van de werkzoekenden gecreëerde terugverdieneffect.

Cécile THIBAUT.
Mieke VOGELS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 336, eerste lid, van de programmawet (I) van 24 december 2002, gewijzigd bij de wetten van 23 december 2005, 19 juni 2009 en 30 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1. de woorden « G1 is gelijk aan 1 000 EUR » worden vervangen door de woorden « G1 is gelijk aan 2 000 euro »;

2. de woorden « G2 is gelijk aan 400 EUR » worden vervangen door de woorden « G2 is gelijk aan 2 000 euro ».

Art. 3

Artikel 16, § 1, van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het hoofdstuk 7 van titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, wordt vervangen door wat volgt :

« Art. 16. § 1. Een doelgroepvermindering voor eerste aanwervingen wordt op de volgende wijze toegekend :

1. de werkgever geniet voor een werknemer een forfaitaire vermindering van 2 000 euro gedurende maximaal acht kwartalen. De betreffende kwartalen moeten zich situeren in een periode van twaalf kwartalen, te rekenen vanaf het kwartaal waarin de werkgever, in de hoedanigheid van nieuwe werkgever in de zin van artikel 343, § 1, van de programmawet van 24 december 2002, een eerste werknemer in dienst neemt;

2. de werkgever geniet voor een werknemer een forfaitaire vermindering van 2 000 euro gedurende maximaal acht kwartalen, voor zover hij tijdens die kwartalen minimaal twee werknemers in dienst heeft. De betreffende kwartalen moeten zich situeren in een periode van twaalf kwartalen, te rekenen vanaf het kwartaal waarin de werkgever, in de hoedanigheid van nieuwe werkgever in de zin van artikel 343, § 2, van de programmawet van 24 december 2002, een tweede werknemer in dienst neemt;

3. de werkgever geniet voor een werknemer een forfaitaire vermindering van 2 000 euro gedurende maximaal acht kwartalen, voor zover hij tijdens die kwartalen minimaal drie werknemers in dienst heeft. De betreffende kwartalen moeten zich situeren in een periode van twaalf kwartalen, te rekenen vanaf het kwartaal waarin de werkgever, in de hoedanigheid van nieuwe werkgever in de zin van artikel 343, § 2, van de programmawet van 24 december 2002, een derde werknemer in dienst neemt.

De in 1º, 2º en 3º bedoelde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen. »

Art. 4

De Koning wordt gemachtigd de in artikel 3 bedoelde bepaling te wijzigen.

14 juni 2012.

Cécile THIBAUT.
Mieke VOGELS.

(1)  Daarbij zij opgemerkt dat, zo verschillende doelgroepgerichte bijdrageverminderingen kunnen worden toegepast op eenzelfde werknemer, de werkgever de voor hem gunstigste vermindering mag kiezen, maar dat cumulatie van verminderingen onmogelijk is. Gelet op het bedrag van de bijdrageverminderingen die de indieners van dit wetsvoorstel beogen voor de eerste drie indienstnemingen, zullen die bijdrageverminderingen voortaan automatisch de gunstigste doelgroepgerichte bijdrageverminderingen zijn. Wanneer een werkgever één van zijn eerste drie werknemers in dienst neemt, zal hij dus niet meer moeten nagaan welke doelgroepgerichte vermindering hem het gunstigste uitvalt, rekening houdend met het profiel van de in dienst genomen werknemer. Uiteraard zullen de doelgroepgerichte bijdrageverminderingen wel cumuleerbaar blijven met de structurele bijdrageverminderingen.

(2)  Europese Commissie, directoraat-generaal Ondernemingen en Industrie, Bevordering van het concurrentievermogen van het MKB, Verslag van de groep deskundigen, Eerste werknemer — Belemmeringen in de groei — De eerste werknemer in dienst nemen, april 2005.