5-1653/1 | 5-1653/1 |
6 JUNI 2012
De rechten en vrijheden van elke burger worden slechts werkelijkheid wanneer de samenleving in staat is om een snel en aangepast antwoord te bieden op alle schendingen van het samenlevingsverband. Die reactie kan verschillende vormen aannemen. Het openbaar ministerie en de rechtscolleges zijn er de institutionele actoren van. Maar opdat die reactie geloofwaardig zou zijn, moet ze prompt en aangepast zijn en moet er gevolg aan worden gegeven. Om dat doel te bereiken moeten drie acties worden ondernomen.
Eerst en vooral moet de gerechtelijke afwikkeling worden versneld. Het is raadzaam een aantal procedures te herzien om de tijd te beperken die verstrijkt tussen het plegen van het misdrijf en de bestraffing ervan. Dat moet gebeuren met eerbiediging van de rechten van de verdediging.
Vervolgens moet het strafrechtelijk antwoord worden aangepast. De rechter moet over een bredere waaier van sancties kunnen beschikken. Vandaag beschikt hij slechts over de geldboeten, de gevangenisstraf en de autonome werkstraf. Ideaal en met als doel de straf zoveel mogelijk aan het misdrijf en aan de persoonlijkheid van de delinquent aan te passen, moet de rechter kunnen kiezen uit een gamma van autonome straffen. Hij kan dan de straf kiezen waarvan verwacht kan worden dat ze het gedrag van de delinquent het meest beïnvloedt. Ons Strafwetboek bevat echter slechts een beperkt aantal hoofdstraffen. De wil om de straffen te diversifiëren mag echter niet verdoezelen dat het noodzakelijk is in specifieke of strengere sancties te voorzien voor plegers van bepaalde misdrijven : seksuele delinquenten, plegers van doodslag en moord op politie-ambtenaren, enz. Die initiatieven zijn niet tegenstrijdig.
De uitvoering van de werkstraf moet eveneens worden verzekerd. Elektronisch toezicht moet een autonome straf kunnen zijn. Men moet blijven nadenken over het diversifiëren van de straffen. Op analoge wijze moet worden nagedacht over de voorlopige hechtenis.
We menen dat de overbevolking van de gevangenissen en de ongewenste gevolgen ervan er ons moeten toe aanzetten na te denken over de zin van gevangenisstraf voor bepaalde, minder ernstige misdrijven. In plaats van die vergrijpen onbestraft te laten wegens het niet uitvoeren van de korte gevangenisstraffen, is het raadzaam de waaier aan sancties waarover de rechter beschikt uit te breiden.
Bovendien kan een korte gevangenisstraf in sommige gevallen contraproductief blijken en een aantal hinderpalen creëren voor de rehabilitatie en de reclassering van de delinquent.
Ten slotte moeten de uitgesproken straffen effectief worden uitgevoerd. Door de straffen en de modaliteiten van de voorlopige hechtenis te diversifiëren, zal men gevangeniscapaciteit recupereren. Die voorstellen worden vervolledigd door het masterplan 2008-2012 dat voorziet in humanere detentieomstandigheden.
We staan immers niet toe dat individuen die gevat zijn op grond van een degelijk dossier zonder enige vorm van strafantwoord in vrijheid worden gesteld. Evenmin kan worden toegestaan dat minderjarigen die ernstige vergrijpen hebben gepleegd opnieuw in vrijheid worden gesteld wegens het gebrek aan plaatsen in de betreffende instellingen.
We verwerpen ook de laattijdige uitvoering van de straffen, het niet uitvoeren van de korte straffen, alsook de onderbreking van een straf in afwachting van beschikbare plaatsen of elektronische enkelbanden.
We kunnen ten slotte niet aanvaarden dat het onmogelijk zou zijn een echt detentieplan uit te werken dat bijdraagt tot een verantwoordelijke houding van de veroordeelde, zijn reclassering, de bewustwording van de fout die hij heeft gemaakt en het herstel van de schade die het misdrijf heeft veroorzaakt.
De toestand vergt een gestructureerd antwoord, vooral omdat de vaststelling niet nieuw is. Het is dus nu aan ons om de bouwstenen aan te dragen voor het organiseren van een snel, efficiënt, proportioneel en gediversifieerd strafrechtelijk antwoord om misdrijven en recidive te voorkomen en de slachtoffers te respecteren zoals het hoort.
« De zekerheid van een — zelfs milde — bestraffing zal altijd meer indruk maken dan de vrees voor een vreselijke straf wanneer die vrees gepaard gaat met de hoop op straffeloosheid » (Cesare Beccaria, Over misdrijven en straffen, Livorno, 1764).
Christine DEFRAIGNE. | |
Alain COURTOIS. | |
Dominique TILMANS. | |
Gérard DEPREZ. | |
Richard MILLER. |
De Senaat,
A. Overwegende dat bepaalde voorwaardelijke invrijheidstellingen felle emotionele reacties bij de bevolking hebben veroorzaakt;
B. Overwegende dat de samenleving in staat moet zijn om een effeciënt en geloofwaardig maatschappelijk antwoord te organiseren op alle schendingen van het strafrecht om een gevoel van onveiligheid, straffeloosheid en onrechtvaardigheid te voorkomen;
C. Overwegende dat de burgers recht hebben op de eerbiediging van hun fundamentele rechten en vrijheden;
Overwegende dat de gevangenis door haar ontradingseffect en haar « neutraliserend » effect een noodzaak blijft, maar moet worden beschouwd als een straf in een waaier van straffen waarover de rechters beschikken, die opgelegd wordt afhankelijk van de aard van het misdrijf en de persoonlijkheid van de delinquent;
D. Overwegende dat het onaanvaardbaar is dat gevangenisstraffen van minder dan drie jaar niet worden uitgevoerd wanneer de veroordeelde niet in voorlopige hechtenis is genomen;
E. Overwegende dat de overbevolking van de gevangenissen geen voldoende verantwoording kan zijn voor een inefficiënt strafuitvoeringsbeleid;
F. Overwegende dat die overbevolking ook bij het gevangenispersoneel begrijpelijke spanningen veroorzaakt, wat niet gunstig is voor een goede strafuitvoering;
G. Overwegende dat de straf zoveel mogelijk in verhouding moet staan tot het gepleegde misdrijf en zoveel mogelijk aangepast moet zijn aan de persoonlijkheid van de delinquent;
H. Overwegende dat de de mogelijkheid van de individualisering van de straf met een vervroegde invrijheidstelling gehandhaafd moet blijven;
I. Overwegende dat de problematiek van de strafuitvoering een totaalaanpak vereist, met name een snellere gerechtelijke afwikkeling, een aangepast strafrechtelijk antwoord en de efficiënte uitgesproken straffen,
Vraagt de regering :
1. De uitvoering van het meerjarenplan voor de verhoging van de gevangeniscapaciteit en voor de renovatie van de penitentiaire gebouwen voort te zetten;
2. Voor zover het gevangenispersoneel een belangrijke rol te spelen heeft in het raam van de detentie, zijn statuut op te waarderen en zijn basis- en voortgezette opleiding te verzorgen;
3. De nodige human resources en materiële middelen beschikbaar te stellen om de efficiënte werking te verzekeren van de versnelde procedure, waardoor eenvoudige dossiers snel kunnen worden beoordeeld. De procureur des Konings kan aldus een persoon die aangehouden is of die zich bij hem meldt, oproepen om te verschijnen voor de politierechtbank of de correctionele rechtbank binnen een termijn die niet korter mag zijn dan tien dagen, noch langer dan twee maanden. Hij stelt hem in kennis van de feiten die hem ten laste worden gelegd alsook van de plaats, de dag en het uur van de zitting en deelt hem mede dat hij het recht heeft een advocaat te kiezen. Deze kennisgeving wordt vermeld in een proces-verbaal waarvan hem onmiddellijk een afschrift wordt overhandigd. De kennisgeving geldt als dagvaarding om te verschijnen. Binnen twee maanden moet een vonnis worden geveld. Die procedure wordt onvoldoende gebruikt, hoewel ze een snelle reactie mogelijk maakt;
4. Bijkomende elektronische enkelbanden te verwerven om te voorkomen dat veroordeelden hun straf niet ondergaan of zonder enige controle in vrijheid worden gesteld. De justitiehuizen moeten voldoende middelen en personeel krijgen opdat ze voor een werkelijke follow-up kunnen zorgen. Er zal ook moeten worden overwogen gebruik te maken van de GSM- en GPRS-technologie;
5. Het elektronisch toezicht in te stellen als autonome straf door het uit te sluiten voor doodslag gepleegd om diefstal, gijzeling, verkrachting of aanranding op de eerbaarheid met de dood tot gevolg mogelijk te maken, voorafgegaan door of gepaard gaande met foltering of gepleegd op een persoon in een bijzonder kwetsbare toestand, omdat de schuldige macht heeft over het slachtoffer. Het gaat om een constructief en economisch alternatief voor gevangenisstraf en om een strenge maatregel waarbij de beschuldigde gedurende welomschreven periodes op welbepaalde plaatsen aanwezig moet zijn. Zijn vrijheid om zich vrij te bewegen wordt aanzienlijk beknot;
6. Nieuwe autonome straffen in te voeren, zoals de door de rechter opgelegde behandeling, onder andere voor de plegers van seksuele misdrijven, die in de gevangenis kan aanvangen en indien nodig kan worden voortgezet bij het verlaten ervan, de bijzondere verbeurdverklaring als hoofdstraf en de probatie als hoofdstraf;
7. Ook voor de voorlopige hechtenis gebruik te maken van elektronisch toezicht. In bepaalde gevallen kan dankzij die technologie worden voorkomen dat de beschuldigde vlucht of nieuwe misdrijven pleegt. Het gaat om een strenge vrijheidsbeperkende maatregel, waarbij de beschuldigde gedurende welomschreven periodes op welbepaalde plaatsen aanwezig moet zijn;
8. De toepassing van de wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis regelmatig en grondig te evalueren, om grote verschillen tussen de gerechtelijke arrondissementen te voorkomen inzake het soort misdrijven dat leidt tot het afgeven van een aanhoudingsbevel, de gemiddelde duur van de voorlopige hechtenis en het aantal afgegeven en bekrachtigde aanhoudingsbevelen. Aan de hand van de conclusies van die evaluatie kan men alternatieve oplossingen voor de voorlopige hechtenis uitwerken en in zekere mate ook voor de overbevolking in de gevangenissen, op grond van goede praktijken die door de spelers in het veld tot stand werden gebracht;
9. De uitvoeringvan de autonome werkstraf grondig te evalueren en daarvan een verslag aan de Kamer van volksvertegenwoordigers over te zenden. De resultaten, voorstellen van wijzigingen en voorgestelde oplossingen die in dat verslag worden vermeld, kunnen worden besproken in de commissie voor de Justitie;
10. Te zorgen voor een werkelijke uitvoering en follow-up van de autonome werkstraf door de aanwerving van bijkomende justitieassistenten en een billijk financieringsmechanisme tot stand te brengen voor de gemeenten die meewerken aan de follow-up van de uitvoering van de autonome werkstraffen. Vorig jaar werden immers iets meer dan tienduizend werkstraffen uitgesproken — een record — maar die toename heeft tot het ontstaan van wachtlijsten geleid. Het aantal werkstraffen is opgelopen van 8 903 in 2005 tot 10 530 vorig jaar. Volgens de indieners van deze resolutie zijn het vooral de correctionele rechtbanken en de politierechtbanken die dat soort straffen opleggen. De Franstalige politierechtbanken leggen driemaal meer werkstraffen op dan hun Vlaamse tegenhangers. Amper een goede helft van die werkstraffen (58 %) kon vorig jaar binnen de wettelijke termijn, dat is uiterlijk een jaar na het vonnis, worden verricht.
11. Na te denkenover de strafmaat;
12. De bodemrechter de mogelijkheid te geven de straf die hij uitspreekt te voorzien van een beveiligingsperiode die verstreken moet zijn voor vervroegde invrijheidstelling mogelijk wordt. Die mogelijkheid kan bestaan voor bepaalde misdrijven zoals terroristische misdrijven met de dood tot gevolg, verkrachtingen of aanrandingen van de eerbaarheid met de dood tot gevolg, foltering met de dood tot gevolg, ontvoering van een minderjarige met de dood tot gevolg, doodslag of moord op politieambtenaren of wanneer het rechtscollege een straf van levenslange opsluiting uitspreekt;
13. Een beroepsprocedure te organiseren voor de beslissingen van de strafuitvoeringsrechtbank. Die beslissingen zijn belangrijk omdat ze over het gevangenistraject van de gedetineerde gaan, over zijn ontwikkeling, zijn mogelijkheden tot reclassering en zijn toekomstplannen. Overigens zijn de rechtsmiddelen voor dat soort beslissingen voor het Hof van Cassatie overeenkomstig de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van gedetineerden reeds talrijk en tonen ze de noodzaak aan te voorzien in een rechtsmiddel ten gronde;
14. In het Strafwetboek het begrip herhaling van misdaad na wanbedrijf op te nemen inzake de strafbepaling, wat de facto de toepassing ervan op de voorwaardelijke invrijheidstelling met zich zal brengen;
15. Ontsnapping strafbaar te stellen of de straffen voor de misdrijven die werden gepleegd om de ontsnapping mogelijk te maken te verzwaren;
16. De waaier van misdrijven die voor een administratieve sanctie in aanmerking komen uit te breiden.
17. In onze gevangenissen :
— een efficiënte opdeling van de gedetineerden te waarborgen, op basis van de soort criminaliteit en de strafduur. Personen in voorlopige hechtenis moeten bijvoorbeeld worden gescheiden van veroordeelden en jongvolwassen delinquenten van zware misdadigers;
— de geïnterneerden, die ten onrechte in onze gevangenissen worden vastgehouden, zo snel mogelijk in aangepaste instellingen te plaatsen. Momenteel zijn er meer dan duizend geïnterneerden in de gevangenissen;
— te zorgen voor een werkelijke therapeutische en multidisciplinaire behandeling van de gedetineerde seksuele delinquenten door gespecialiseerde teams in alle penitentiaire instellingen. Het is ook essentieel dat wordt gezorgd voor een operationele en werkelijke sociale controle bij vervroegde vrijlating van een seksueel delinquent, door een strengere follow-up door de justitieassistenten en het aanwijzen van een politiebeambte als aanspreekpunt in elke lokale politiezone;
— de opspoorbaarheid van seksuele delinquenten te verbeteren door de oprichting van een nationaal register van plegers van seksuele misdrijven in het centraal strafregister;
— een waar statuut te creëren voor de penitentiaire ambtenaren;
— het specifieke veiligheidskorps dat belast is met het vervoer van gedetineerden tussen de gevangenissen en de justitiehuizen te versterken;
— de aanwezigheid van politie bij de zittingen in de correctionele rechtbank verplicht te maken;
— een minimum dienstverlening in te stellen bij staking van de cipiers om de werklast van de politiediensten te verlichten;
— overleg te plegen met de gewesten en gemeenschappen om tot een efficiënt reclasseringsbeleid voor de gedetineerden te komen.De vaststellingen zijn zorgwekkend : schaarste aan opvoeders, gebrek aan activiteiten voor de gedetineerden, onvoldoende opleiding voor het personeel dat hen moet resocialiseren, enz.
12 oktober 2011.
Christine DEFRAIGNE. | |
Alain COURTOIS. | |
Dominique TILMANS. | |
Gérard DEPREZ. | |
Richard MILLER. |