5-1473/1 | 5-1473/1 |
8 FEBRUARI 2012
I. INLEIDING
Tijdens haar vergadering van 8 februari 2012 heeft de commissie voor de Sociale Aangelegenheden de heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, de gelegenheid gegeven om een uiteenzetting te houden over zijn beleid. Deze uiteenzetting vindt men terug in hoofdstuk II van voorliggend verslag. Vervolgens vond in de commissie een gedachtewisseling plaats over deze aangelegenheid, die wordt weergegeven in hoofdstuk III.
II. UITEENZETTING DOOR DE STAATSSECRETARIS
A. Gezinnen
1. Voorwoord
Het gezin is een essentiële sociale omgeving. Het is dus belangrijk om een globaal beleid van steun aan gezinnen te ontwikkelen opdat zij een bevoorrechte omgeving zouden zijn om in te leven, om zich uit te drukken, te leren en om waarden over te dragen.
Ook moet de feitelijke gelijkheid tussen de verschillende gezinsvormen gewaarborgd worden.
2. Wat de kinderbijslagen betreft
De geplande overdracht van de kinderbijslagen, geboortepremies en adoptiepremies naar de gemeenschappen en de GGC op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de essentiële uitdaging die in de eerstvolgende jaren moet worden aangegaan.
Het regeerakkoord voorziet naast de eigenlijke overdracht van deze prestaties ook de inschrijving in de Grondwet van het recht op kinderbijslag.
Het akkoord voorziet dat de federale regering, op voorstel van de sociale partners, een deel van de enveloppe « welvaartsaanpassing » zal kunnen aanwenden voor de verhoging van de globale enveloppe « kinderbijslagen » toegekend aan de gemeenschappen, indien deze laatste vaststellen dat de scholingsgraad van de jongeren in het hoger onderwijs significant is gestegen tussen 2012 en het lopende jaar.
Het is duidelijk dat bij elke stap tijdens de overdracht er opties naar voor treden; er zal moeten worden bepaald welke van die opties het meest geschikt zijn om het algemeen en onontbeerlijk evenwicht te behouden, om de technische en praktische haalbaarheid te waarborgen van de te nemen maatregelen en om de financiële leefbaarheid van het geheel te verzekeren in het belang van alle gezinnen van het land.
Een nauwe samenwerking met de sociale partners en de gemeenschappen en de GGC op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waarnaar de bevoegdheden zullen worden overgedragen, is dus onontbeerlijk.
Zo moet vóór de overdracht het probleem van het op elkaar afstemmen van de bedragen tussen het stelsel van de zelfstandigen en dat van de loontrekkenden worden geregeld, hierbij rekening houdend met de budgettaire situatie en de verworven rechten om zoveel mogelijk inkomstenverlies te voorkomen in een economisch klimaat dat reeds bijzonder moeilijk is.
Het regeerakkoord voorziet in een overgangsperiode, tijdens welke de gemeenschappen en de GGC op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die dit wensen, een beroep kunnen doen op de huidige betalingsinstellingen, met name de RKW, de kinderbijslagfondsen, de sociale verzekeringsfondsen voor zelfstandigen, alsook sommige openbare instellingen, die nog zelf de kinderbijslagen betalen voor hun personeel.
Een regeling zal moeten worden getroffen met betrekking tot het personeel dat thans belast is met het beheer en de betaling van de kinderbijslagen, met aandacht voor een strategie, die naast de budgettaire en economische imperatieven ook oog heeft voor de sociale en humane dimensie.
Heel wat belangrijke en delicate stappen moeten in dit proces gezet worden en de manier waarop elke stap zal worden aangepakt, beheerd en afgehandeld zal de toekomst van de gezinsbijslagen in ons land bepalen. En laat ons niet vergeten dat die bijslagen op een efficiënte en betekenisvolle wijze bijdragen tot het welzijn van de gezinnen en van de kinderen en bijgevolg tot de toekomst van onze samenleving.
Maar naast het proces van de defederalisatie van de kinderbijslagen dat de staatssecretaris op gang zal brengen, zijn er een aantal ad hoc-hervormingen van de bestaande wet- en regelgeving nodig. Het is zeker zijn bedoeling om zo snel mogelijk vooruit te gaan met de overdracht van de bevoegdheden waarin het regeerakkoord voorziet, maar het gaat om een problematiek die een zekere tijd in beslag zal nemen gelet op zijn complexe aard. Het is bovendien wenselijk de reglementaire teksten te optimaliseren.
3. Over het FUCD
Zoals voorzien in de regeerverklaring, zal het Fonds voor de Uitrusting en Collectieve Diensten dat de onthaalstructuren voor kleine kinderen financiert ook worden overgedragen naar de Gemeenschappen.
4. Wat alimentatiegeld betreft
Heel wat gezinnen worden geconfronteerd met een situatie van echtscheiding die gepaard gaat met het in gebreke blijven van de schuldenaar van het alimentatiegeld.
De Dienst voor alimentatievorderingen (DAVO) speelt een eerstelijnsrol om te vermijden dat mensen in armoede vervallen.
Er is nog een zekere verbetering mogelijk, onder meer door de recuperatie van de voorschotten te optimaliseren bij de ouder-schuldenaar en door de bevolking nog beter te informeren over de diensten verstrekt door DAVO.
Daarenboven is er een sterke vraag naar uniformisering van de berekeningen van de alimentatiebijdragen. De wet van 19 maart 2010 voorziet trouwens in de oprichting van een Commissie voor de « objectivering ».
Het doel dat wordt nagestreefd is de bevordering van de objectivering van de berekening van de alimentatiebijdragen van de vader en de moeder ten gunste van hun kinderen. De oprichting van de commissie « Objectivering » is één van de prioriteiten van de staatssecretaris.
5. Familie- en Jeugdrechtbank
Met het oog op efficiëntie is de regering ermee akkoord gegaan om een Familierechtbank te creëren om een einde te maken aan de versnippering van de bevoegdheden inzake familiale aangelegenheden tussen de rechtbank van eerste aanleg, de jeugdrechter en de vrederechter.
Het wetsvoorstel is in bespreking in het Parlement. De staatssecretaris hoopt zo vlug mogelijk tot een akkoord te komen om, indien mogelijk, tegen eind 2013 de Familierechtbank te installeren.
6. Europa
België, ondermeer tijdens het voorzitterschap van de EU, heeft altijd de « family mainstreaming » voorgestaan.
Het gaat erom de gezinsdimensie mee te nemen in de uitwerking en de implementatie van het nationale en Europese beleid.
De staatssecretaris zal op die ingeslagen weg verder gaan.
Evoluties op het Europese niveau beïnvloeden het Belgisch niveau. We moeten dus een goede coherentie van het Belgische en Europese gezinsbeleid garanderen (bijvoorbeeld, verzoening van arbeidstijd en gezinsleven, registratie van successie of samenlevingscontracten, ouderschapsverlof).
B. Personen met een handicap
1. Inleiding
Bij al zijn acties, voorstellen en maatregelen in het kader van zijn mandaat als staatssecretaris voor Personen met een Handicap, zal spreker de verenigingen die de personen met een handicap vertegenwoordigen betrekken overeenkomstig de voorschriften van het VN-Verdrag voor de rechten van personen met een handicap.
2. Institutionele hervormingen
In samenspraak met de deelgebieden en de betrokken federale diensten zal de staatssecretaris instaan voor een optimale overdracht van de bevoegdheden inzake de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB) en inzake de hulpmiddelen voor de mobiliteit.
3. Het Verdrag van de Verenigde Naties voor de rechten van personen met een handicap
De heer Courard zal er met zijn collega's in de regering op toezien dat een transversaal beleid inzake handicap wordt gevoerd. De impact op de behoeften van personen met een handicap zal moeten worden geëvalueerd in elk domein dat onder de federale bevoegdheden valt.
In die zin zal de staatssecretaris, in samenwerking met de contactpunten « Handicap » in elke FOD, POD en parastatale een specifiek actieplan voorstellen. Daarenboven zal spreker erop letten dat de overige plannen die door de regering worden uitgewerkt, in overeenstemming zijn met de voorschriften van het VN-Verdrag.
4. De deelname van de personen met een handicap aan het maatschappelijk leven
Een geslaagde integratie van personen met een handicap verloopt via het uitoefenen van een beroep.
Bijgevolg zal de staatssecretaris met zijn collega's van de regering verder inspanningen blijven doen om het jobaanbod voor personen met een handicap te doen toenemen zowel in de openbare sector als in samenspraak met de sociale partners in de privésector.
5. Een administratie in dienst van de personen met een handicap
Het stelsel van de uitkeringen voor personen met een handicap beantwoordt niet meer ten volle aan de huidige verwachtingen van personen met een handicap.
Inderdaad, de familiale en professionele situaties zijn sterk veranderd in de laatste twintig jaar.
In overleg met de vertegenwoordigers van de administratie, de Hoge Raad en externe experten zal er een voorafgaande evaluatie van het huidige systeem moeten gebeuren en zullen de principes voor een hervorming op de lange termijn moeten worden uitgewerkt.
Op basis hiervan zal de staatssecretaris aan de regering een stappenplan voor een globale hervorming van het regime voorstellen om het te vereenvoudigen en te moderniseren.
Parallel hiermee zullen natuurlijk de inspanningen worden voortgezet om te beantwoorden aan de principes uit het Charter van de sociaal verzekerde, zoals ondermeer de maximale automatisering van de rechten en het in acht nemen van de behandelingstermijn van de aanvragen.
Voor het jaar 2012 is een bedrag van 1,873 miljard euro ingeschreven in het begrotingsontwerp voor de betaling van de uitkeringen aan ongeveer 323 000 gerechtigden.
Terzelfdertijd zal de modernisering de directie-generaal voor Personen met een Handicap (DGPH) ertoe in staat stellen om zijn dienstverlening nog efficiënter en klantvriendelijker te maken door de optimalisering van de informatisering en de elektronische gegevensuitwisseling.
6. Mantelzorgers
De resultaten van de recente juridische studie uitgevoerd door de universiteit van Namen (FUNDP), de vereniging van mantelzorgers en het kenniscentrum mantelzorg, besteld door de voorganger van de staatssecretaris, tonen aan dat de rechten van mantelzorgers fragiel zijn.
Drie wetsvoorstellen die voortvloeien uit deze studie werden in het Parlement neergelegd en de staatssecretaris zal hun evolutie met aandacht volgen.
7. Het plan « grote zorgbehoevendheid »
In plenaire zitting heeft de Interministeriële Conferentie (IMC) « handicap » het plan « grote zorgbehoevendheid » concreet een aanvang laten nemen door voor een tegemoetkoming te zorgen voor personen met ernstige autistische stoornissen in combinatie met zware gedragsstoornis.
De staatssecretaris zal erop toezien dat in 2012 het overleg met de regionale « fondsen » en het RIZIV wordt voortgezet om de haalbaarheid te evalueren van een tegemoetkoming voor de tweede door de IMC bepaalde doelgroep, namelijk personen met hersenstoornissen.
8. De toegang van de personen met een handicap tot de openbare diensten
De huidige complexiteit van het beleid inzake personen met een handicap brengt ons ertoe om te streven naar een homogenisering van de toegang tot de openbare diensten via het in de plaats stellen van een aanbod van het type « enig loket ».
Hiertoe zal de staatssecretaris aan de Interministeriële conferentie voorstellen om de implementatie van een dergelijk systeem in te leiden via het oprichten van een werkgroep, die tevens ook de haalbaarheid en de meest geëigende modaliteiten zal evalueren voor het creëren van een « handypass »-kaart.
C. Uitkeringen (RIZIV)
1. Inleiding
Er zijn momenteel ongeveer 265 000 personen die een vergoeding krijgen in het kader van het stelsel van invaliditeit (werkonbekwaamheid langer dan één jaar).
Het is per definitie tamelijk moeilijk om vooruitzichten te maken over de evolutie van het aantal personen, maar de projecties tonen aan dat dit aantal, volgens de door het RIZIV gehanteerde modellen, in 2015 tussen 294 000 en 302 000 zou liggen.
Op het vlak van de primaire ongeschiktheid (de arbeidsongeschiktheid minder dan één jaar) wijzen de gegevens ook op een stijgende evolutie aangezien het aantal uitkeringen (namelijk niet het aantal verzekerden maar het aantal vergoede ziekteperiodes gedurende deze periode van minder dan één jaar) gestegen is van 344 492 eenheden in 2004 naar 399 075 eenheden in 2010.
De verklarende factoren van deze stijging zijn meervoudig :
1º evolutie van de pathologieën gelinkt aan het werk en met de maatschappelijke evolutie : stijging van het voorkomen van geestesziekten en van spier- en gewrichtsziekten;
2º verhoging van de deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt;
3º het optrekken van de pensioenleeftijd van de vrouwen naar vijfenzestig jaar;
4º veroudering van de bevolking : de actieve bevolking is gemiddeld ouder en dus meer gevoelig voor gezondheidsproblemen.
De problematiek van de arbeidsongeschiktheid wordt op internationaal niveau meer en meer gezien als één van centrale vraagstukken verbonden met de sociale zekerheid en met de evolutie van de arbeidsmarkt. Het aantal « zieke » werknemers verhoogt in het merendeel van de geïndustrialiseerde landen.
De staatssecretaris zal met deze problematiek dus rekening houden door een reeks initiatieven verder te zetten die sinds een aantal jaren werden genomen.
2. Plan Back to Work
De reïntegratie van arbeidsongeschikte werknemers die het werk kunnen hervatten, moet een prioriteit zijn.
In het kader van procedures op basis van vrijwilligheid :
— zal de staatssecretaris voorrang geven aan initiatieven die ertoe strekken om vroegtijdig op te treden wanneer de terugkeer naar de oorspronkelijke tewerkstelling mogelijk is;
— zal spreker de uitvoering van de maatregelen in het kader van de begroting 2011 voortzetten, namelijk :
• voorrang geven aan stimuli om een deeltijdse activiteit te mogen hervatten;
• de voorwaarden en de administratieve vereenvoudiging van zo'n hervatting verbeteren;
• voorrang geven aan processen van beroepsherinschakeling door een betere ondersteuning van de sociaal verzekerden die zich wensen in te schakelen in individuele integratietrajecten;
• letten op het afsluiten van partnerschapsovereenkomsten tussen het RIZIV, de verzekeringsinstellingen en alle regionale instellingen die bevoegd zijn voor werkgelegenheid, beroepsopleiding en integratie van personen met een handicap;
— de heer Courard zal de activiteiten opvolgen van de binnen het Riziv opgerichte task force « Back to Work ». In het kader van de uitkeringsverzekering wil men de voorwaarden vaststellen voor de uitvoering van een « disability case management » binnen de procedures van werkhervatting.
In dezelfde context zal de staatssecretaris in samenspraak met de sociale partners en de Verzekeringsinstellingen, de voorwaarden bestuderen voor een beter overlegd beleid voor de preventie van arbeidsongeschiktheid.
3. Verbetering van het beheer van de verzekering « uitkeringen »
Talrijke initiatieven werden genomen gedurende de laatste jaren om het beheer van de sector van de uitkeringen te verbeteren :
— ontwikkelen van het elektronisch invaliditeitsdossier;
— opstarten van informaticastromen met de Verzekeringsinstelllingen betreffende de gedeeltelijke werkhervattingen (meer dan 30 000 per jaar).
Deze initiatieven moeten worden verder gezet en uitgebreid, ondermeer in het kader van de projecten opgenomen in het beheerscontract van het RIZIV :
— creatie van een elektronische stroom tussen de Verzekeringsinstellingen en het RIZIV voor de overdracht van de inkomende invaliditeitsfiches of voor de verlenging ervan;
— finalisering van het project « Incapacity for Work » dat het individualiseren nastreeft van de gegevens betreffende de primaire ongeschiktheid en het doorgeven ervan door de Verzekeringsinstellingen aan het RIZIV. Het doel is het verbeteren van de kennis inzake de arbeidsongeschiktheid en van de modellen van begrotingsvooruitzichten;
— creatie op verzoek van het Parlement van een stroom van de Verzekeringsinstellingen naar het RIZIV om de onverschuldigde bedragen en de redenen van verzaking eraan beter te beheren;
— verbetering van de kwaliteit van de medische beslissingen door het verspreiden van guidelines aan de doktersadviseur. Het komt erop aan de genomen beslissingen coherenter te maken;
— reflectie over de hervorming van de beslissingsprocedures binnen de Medische Raad voor de Invaliditeit, en ondermeer een reflectie over de toekomst van de regionale Commissies.
D. Fonds voor beroepsziekten
Inleiding
Het Fonds voor beroepsziekten (FBZ) moet door preventieve acties het aantal werknemers met een beroepsziekte kunnen verminderen.
Het FBZ speelt een rol van katalysator bij de duurzame werkhervatting van personen die door een beroepsziekte zijn getroffen.
1. Preventie van de psychosociale druk van werknemers
Een impactstudie in het kader van het Europees Sociaal Fonds toont aan dat 0,8 % van de Belgische werknemers (19 000 werknemers in België) te maken heeft met een burn-out. Zij toont op die manier aan dat de psychosociale druk kan worden beschouwd als een zeer belangrijke oorzaak van absenteïsme in de bedrijven.
In samenspraak met het Fonds voor beroepsziekten (FBZ) zal de staatssecretaris een bespreking opstarten met betrekking tot de preventie van aandoeningen die toe te schrijven zijn aan de psychosociale druk.
2. Spier- en gewrichtsaandoeningen : toevoegen van tendinopathie aan de lijst van beroepsziekten
Tendinitis en verwante aandoeningen zijn thans enkel erkend voor artiesten uit de wereld van het spektakel.
Deze ziekte treft nochtans talrijke andere werknemers.
De staatssecretaris zal dan ook de haalbaarheid evalueren van het opnemen van deze pathologie in de lijst van vergoedbare beroepsziekten.
3. Langdurig toezicht op de gezondheid
Het is van wezenlijk belang dat beroepsziekten vroegtijdig worden opgespoord. Dit vergt een langdurig toezicht op de gezondheid.
De staatssecretaris zal erop toezien dat de wettelijke verplichting om risicoanalyses te verrichten voor elke arbeidsplaats en om een gezondheidsdossier samen te stellen met betrekking tot elke werknemer effectief in de praktijk wordt omgezet. Het streefdoel zou moeten zijn om op middellange termijn een gecentraliseerd kadaster te ontwikkelen dat voor elke werknemer de schadelijke blootstellingen vermeldt, die hij heeft ondergaan in het kader van zijn beroepsactiviteit.
4. De beroepsmatige dermatoses
In bepaalde sectoren stelt men een zeer hoog aantal gevallen van huidaandoeningen vast. Toch worden ze maar zelden geïdentificeerd als beroepsziektes.
Dus zal de heer Courard in overleg met het FBZ nagaan hoe de diagnose van de beroepsmatige dermatose kan worden geoptimaliseerd.
E. Fonds voor arbeidsongevallen
De preventie van arbeidsongevallen, de bevordering van de veiligheid op het werk en het waarborgen van de rechten van de slachtoffers van een arbeidsongeval zijn stuk voor stuk uitdagingen die moeten worden aangegaan.
De nationale strategie 2008-2012 met als streefdoel het frequentieniveau van arbeidsongevallen met vijfentwintig procent (25 %) te verminderen zal worden voortgezet.
Zo zal de staatssecretaris erop toezien dat de strijd tegen het fenomeen van te lage aangifte van arbeidsongevallen zal worden opgevoerd.
Hij zal ook de ontwikkeling voortzetten van het elektronisch versturen van de aangifte en van de elementen van de afhandeling van de ongevallen in de openbare sector via de portaalsite van de sociale zekerheid.
Daarenboven zal de staatssecretaris voorstellen van de sociale partners implementeren met betrekking tot de vereenvoudiging van de aangiften voor kleinere ongevallen om de administratieve last ervan te verminderen.
Ten slotte zal hij het reglementaire kader aanpassen met het oog op het creëren van evenwichtige voorwaarden om de professionele reïntegratie te bevorderen van slachtoffers met tijdelijke arbeidsongeschiktheid.
III. GEDACHTEWISSELING
A. Vragen en opmerkingen van de leden
De heer du Bus de Warnaffe verheugt zich over de oprichting van een objectiveringscommissie inzake alimentatievorderingen en de voortzetting van het oprichten van familierechtbanken, een initiatief waar de cdH-fractie erg mee begaan was. Het lid steunt ook de staatssecretaris bij zijn voornemen om de nadruk te leggen op het overleg tussen de verschillende actoren die betrokken zijn bij het gehandicaptenbeleid.
Het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap betekende een stap vooruit voor de beginselverklaringen van de verschillende beleidsniveaus, zowel het federale als dat van de deelgebieden. Dit overleg werd gestart om ervoor te zorgen dat de verschillende beginselen van het Verdrag worden omgezet in passende, doeltreffende beleidsmaatregelen die gecoördineerd worden doorgevoerd. Dat is een aanpak waar de cdH bijzonder tevreden mee is.
Ook de evaluatie van het systeem van tegemoetkomingen met het oog op een hervorming, is een positief initiatief.
In de sector van de kinderbijslag, heeft het lid door toevallige contacten vastgesteld dat er grote verwarring heerst bij het personeel van de betrokken FOD. Die mensen wachten op een duidelijke mededeling van de staatssecretaris in verband met de toekomst van hun loopbaan en de hypothese van het schrappen van jobs.
De mogelijke tewerkstelling bij de overheid voor mensen met een handicap is reeds meermaals besproken. De overheidssector slaagt er maar niet in om de doelstelling van 2 of 3 % van personeelsleden met een handicap te halen (naargelang van de beleidsniveaus). Er moet worden herinnerd aan die intentie en zonodig moet dat gekoppeld worden aan stimulansen.
Het lid pleit voor de aanwerving van bijkomend personeel op het groene nummer, zelfs als de budgetten zeer beperkt zijn.
Wat de bedenking betreft als zou de staatssecretaris zich willen informeren over de preventie van aandoeningen die verband houden met de psycho-sociale belasting, merkt het lid op dat het Europees Sociaal Fonds een deel van een studie over burn-outs financiert. Hij herinnert ook aan het bestaan van een gegevensbank die is samengesteld door het Nationaal Instituut voor onderzoek naar de arbeidsvoorwaarden en die de psychosociale belasting van de werknemers betreft. Daar zijn 50 000 gegevens verzameld. De senator pleit voor een optimaal gebruik van dit instrument.
Tegenwoordig weet men dat één van de toegankelijke oplossingen voor de ondernemingen de wetgeving omtrent stress op het werk is, naast het meerjarenpreventieplan voor stressmanagement op het werk. Het lijkt ons nuttig om samen met de minister van Werk te controleren in hoeverre alle publieke en privéondernemingen dat meerjarenplan in de praktijk brengen, met de hulp van de vakbonden, die zich op dat vlak zeer betrokken zullen voelen.
Wanneer worden de bepalingen met betrekking tot de bestrijding van fraude met invaliditeitsuitkeringen van kracht ? Staan er hervormingen van het asbestfonds op stapel ? Worden er maatregelen genomen om de uitkeringen voor arbeidsongevallen welvaartsvast te maken ?
Het Rekenhof heeft opgemerkt dat de begroting niet voorziet in een specifiek bedrag voor de uitvoering van de Europese Reach-verordening. Het is dus onmogelijk na te gaan of de betrokken FOD's hun verplichtingen nakomen. Is dit zo gebleven ?
Zullen er inspanningen worden geleverd om de federale gebouwen toegankelijker te maken voor de gehandicapten ?
De Nationale Hoge Raad voor personen met een handicap heeft meerdere keren de aandacht gevestigd op het probleem van de parkeerkaarten, die steeds talrijker worden. Worden daar oplossingen voor voorgesteld ?
Mevrouw Stevens is van oordeel dat de beleidsnota zeer diepgaand is. Zij neemt ook vele elementen over van het regeerakkoord. Spreekster heeft enkele vragen over de beleidsnota van de regering.
Het eerste deel van de beleidsnota betreft de gezinnen. Wat de vervanging van wachtuitkeringen door inschakelingsuitkeringen betreft, heeft zij begrepen dat de wachttijd voor iedere schoolverlater vanaf 1 januari 2012 uniform op driehonderdentien kalenderdagen wordt vastgelegd. Dit geldt voor iedere schoolverlater die als werkzoekende ingeschreven is, en dit ongeacht de leeftijd van de betrokkene. Overeenkomstig de wetgeving inzake kinderbijslag blijft deze evenwel behouden tot maximaal tweehonderdzeventig dagen. Zal de wetgeving op dit punt worden aangepast ? Zal, met andere woorden, het recht op kinderbijslag blijven bestaan voor de volledige duurtijd van de beroepsinschakeling ? Indien het antwoord op deze vraag positief is, zal deze aanpassing van de wetgeving met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012 gelden ? Hoe zal de uitbetalingsinstelling voor gezinsbijslag worden geïnstrueerd ?
Welke bijkomende maatregelen zal de staatssecretaris nemen teneinde een goede overheveling van de middelen van het stelsel van de gezinsbijslag naar de gemeenschappen te verzekeren ?
Mevrouw Stevens wenst eveneens te vernemen welke maatregelen de staatssecretaris heeft genomen om een gelijkschakeling tussen de algemene regeling van de gezinsbijslag en de regeling voor de zelfstandigen te bewerkstelligen.
Wat de personen met een handicap betreft — deel II van de beleidsnota —, is spreekster verheugd dat de staatssecretaris in zijn beleidsnota verwijst naar het VN-verdrag voor de Rechten voor Personen met een handicap. Hij kondigt aan om, in samenwerking met de contactpunten « handicap » die zijn aangesteld in elke FOD, POD en parastatale instelling, een specifiek actieplan op te stellen. Het is mevrouw Stevens niet helemaal duidelijk of dit plan wordt opgesteld in samenspraak met de contactpunten, dan wel met de contactpersonen. Zijn er contactpersonen in elke instelling aangesteld ? Wie zijn deze mensen en zijn zij als dusdanig gekend ? Is er een actief netwerk van deze contactpersonen opgebouwd ? Welke is hun rol en taakomschrijving ?
Volgens de staatssecretaris zal de regering ook andere plannen uitwerken om de toepassing van het VN-verdrag te verzekeren. Hoe zal het toezicht op de naleving concreet worden bewerkstelligd ?
De staatssecretaris kondigt inspanningen aan om het jobaanbod voor personen met een handicap uit te breiden, ook in de privésector. Dit laatste is evenwel eerder een aangelegenheid die tot de bevoegdheid van de gewesten behoort. Hoe zal de staatssecretaris dit aanpakken ? Is er overleg met de gewestministers gepland ? Men moet immers opletten geen initiatieven te nemen die mekaar overlappen. Spreekster verwijst naar het voorbeeld van de vijftigplussers, waar er verschillende maatregelen door mekaar lopen.
Mevrouw Stevens is het volledig eens met het uitgangspunt van de staatssecretaris, dat de administratie ten dienste moet staan van de personen met een handicap. Het stelsel voor uitkeringen van personen met een handicap is volledig verouderd. Er wordt geen rekening gehouden met gewijzigde situaties op vlak van familiale en professionele situaties. Het stelsel is vijfentwintig jaar oud en behoeft een hervorming. De vorige staatssecretaris, de heer Delizée, heeft hier reeds voorbereidend werk geleverd en zette reeds stappen in de goede richting. Hopelijk neemt de heer Courard dit studiewerk en de resultaten van het overleg dat tijdens de vorige legislatuur werd opgestart mee, zodat men snel vooruitgang kan boeken. Men moet vermijden dat niet van voor af aan moet begonnen worden : de hervorming is immers reeds heel lang aangekondigd en men kan zich geen « processie van Echternach » permitteren. Wat is het concrete plan van aanpak van de staatssecretaris, die maar twee jaar heeft om zijn plannen te realiseren ?
Voor het jaar 2012 is een bedrag van 1,873 miljard euro ingeschreven in het begrotingsontwerp voor de betaling van de uitkeringen aan ongeveer 323 000 gerechtigden. Dit is een zeer grote groep. Zal de staatssecretaris bijkomende initiatieven nemen om de druk op het stelsel op te vangen en, zo ja, welke initiatieven ? Mevrouw Stevens is van oordeel dat, in de mate dat het mogelijk is op het fysieke vlak, elke poging moet worden ondernomen om de personen met een handicap te activeren en te herintegreren in het arbeidsproces, al was het maar op deeltijdse basis.
Inzake mantelzorgers, pleit de senator voor een grote betrokkenheid met de gemeenschappen.
Verder erkent mevrouw Stevens dat zij nooit eerder heeft gehoord van het plan « grote zorgbehoevendheid », waar in de beleidsnota naar wordt verwezen. Kan de staatssecretaris iets meer duiding verstrekken bij dit plan ? Wat betekent het ? Over hoeveel mensen gaat het ? Zijn hierover statistische gegevens beschikbaar ? Waarom de beide doelgroepen ? Is een en ander tot stand gekomen in samenspraak met de gemeenschappen ?
Deel III van de beleidsnota betreft de uitkeringen. Het aantal mensen dat recht heeft op een uitkering blijft steeds stijgen : intussen zit men aan 300 000 personen die langdurig ongeschikt zijn en 400 000 personen met een primaire ongeschiktheid, zo blijkt uit de beleidsnota. Het lijdt geen twijfel dat deze aantallen de verschillende stelsels onder een enorme druk zetten. Spreekster verwijst naar de hervorming van de arbeidsmarkt en naar het regeringsbeleid inzake langer werken. Welke maatregelen plant de staatssecretaris voor personen met een handicap voor de invaliden ? Beogen de initiatieven van de staatssecretaris zowel de mensen die in de algemene regeling zitten als de regeling voor zelfstandigen ? Deze laatsten staan immers zeer vaak in de kou. Welke initiatieven plant de minister voor de primair arbeidsongeschikten ? Welke maatregelen stelt hij voor om de inactiviteitsvallen voor arbeidsgehandicapten weg te werken ?
Verder wenst mevrouw Stevens te vernemen of de arbeidsgeneesheer de enige medische instantie blijft die moet oordelen in de fase van de primaire arbeidsongeschiktheid ? Zijn er voldoende adviserend geneesheren en hebben zij voldoende middelen om de grote groep van arbeidsongeschikten op te volgen en terug te activeren ? Zal de Medische Raad voor de Invaliditeit de enige medische instantie blijven die oordeelt in de fase van de invaliditeit ? Hoe verloopt de samenwerking tussen de Dienst voor de Uitkeringen en de Dienst voor Geneeskundige evaluatie en controle van het RIZIV ?
Spreekster herinnert eraan dat de minister van Sociale Zaken in deze tijden van budgettaire krapte wil besparen op de werkingskosten van de ziekenfondsen. Heeft de staatssecretaris er enig idee van welke impact dit zal hebben op de ziekfondsdiensten die de uitkeringsverzekering betreffen ? Als staatssecretaris is de heer Courard bevoegd voor het beheer van de verzekering « uitkeringen » van het RIZIV, maar is hij ook bevoegd voor de administratieve en medische controle op de arbeidsongeschiktheid ?
Ten slotte verwijst mevrouw Stevens naar de publicatie « Boek 2011 over de Sociale Zekerheid — Globale beheren en openbare instellingen van de sociale zekerheid — Verslag van het Rekenhof aan de Kamer van volksvertegenwoordigers » van oktober 2011. Daarin wordt gesteld dat er nog steeds geen werk is gemaakt van een algemeen beleid voor een reactivering van arbeidsgehandicapten in de verschillende geledingen : ziekteverzekering, arbeidsongevallen en beroepsziekten. Er is geen algemene regeling, terwijl deze wel noodzakelijk is. Is de staatssecretaris op de hoogte van de bedenkingen van het Rekenhof en welke initiatieven plant hij terzake ?
De heer Claes stelt vast dat de staatssecretaris het jobaanbod voor personen met een handicap wil stimuleren. Hij suggereert om een « incentive » in het leven te roepen die overheden op het lokale, regionale en federale niveau aanspoort om meer personen met een handicap aan te werven. Spreker meent dat een dergelijk beleid wellicht tot meer resultaat zal leiden dan het verplichten om dit te doen aan de hand van quota.
In de beleidsnota van de staatssecretaris is verder sprake van een « handypass »-kaart. Hoe ziet de staatssecretaris dit concreet ?
Ten slotte verwijst de heer Claes naar de nieuwe pensioenwetgeving die eind 2011 door het parlement werd goedgekeurd. De cijfers die in de beleidsnota werden geciteerd houden hier wellicht geen rekening mee. Het zou interessant zijn te weten welke invloed de nieuwe pensioenwetgeving heeft op het beleid inzake de personen met een handicap, inzonderheid op de sector invaliditeit, maar ook op de sector primaire arbeidsongeschiktheid, op de arbeidsongevallen — langer werken vergroot immers het risico op arbeidsongevallen — en op de tegemoetkomingen voor de personen met een handicap. Het zou eventueel kunnen blijken dat er niet zozeer sprake is van besparingen maar wel van verschuivingen in de uitgaven tussen de verschillende takken van de sociale zekerheid.
Mevrouw Thibaut merkt op dat de staatssecretaris de nadruk heeft gelegd op de noodzaak om coherentie te verzekeren tussen het Europese en het Belgische niveau. Welke verbintenissen gaat de regering aan om het ouderschapsverlof te verlengen tot vier maanden ? De regeringsverklaring zegt dat de Europese richtlijn over het ouderschapsverlof omgezet moet worden. Kan de staatssecretaris meer vertellen over de termijnen en de bepalingen die zullen worden aangenomen ?
De staatssecretaris heeft in het kader van de tenuitvoerlegging van het Verdrag van de Verenigde Naties in de media de aanwijzing aangekondigd van een contactpersoon in elk kabinet, om rekening te houden met de dimensie « handicap » bij het uitwerken van de beleidslijnen op elk gebied. De senator vindt die maatregel een beetje magertjes. Zij vindt dat er een bredere visie moet komen, die in de praktijk wordt gebracht met een plan.
Wat de deelname van mensen met een handicap aan de samenleving betreft, betreurt het lid dat men de publieke sector geen quota oplegt en niet de middelen biedt om die quota te bereiken.
Hoewel er geen duidelijkheid is over de middelen, liet de regering doorschemeren dat er overleg zou zijn met de sociale partners inzake mogelijke quota voor de privésector. Daar is geen spoor van terug te vinden in de algemene beleidsnota.
Het is absoluut noodzakelijk om de federale overheidsdiensten toegankelijk te maken voor mensen met beperkte mobiliteit en voor mensen die een geestelijke beperking of zintuiglijke handicap hebben, door een meerjarenplan voor de aanpassing van de gebouwen en een ware programmering. Alleen met een plan en een programmering kunnen we de situatie veranderen. Er zijn al veel verbeteringen doorgevoerd in samenwerking met de NMBS, maar die zijn niet voldoende. Veel stations zijn nog steeds niet toegankelijk. De bepalingen met betrekking tot personen met beperkte mobiliteit zijn te strikt en te zwaar, zij vragen om anticipatie, wat een belemmering van de vrijheid inhoudt.
Hetzelfde geldt voor de toegankelijkheid van de postpunten en de geldautomaten.
De staatssecretaris heeft het over een denkoefening over aandoeningen die het gevolg zijn van de psycho-sociale belasting. Die zou moeten plaatsvinden in samenwerking met het Fonds voor de beroepsziekten. In zijn advies nr. 1683 dringt de Nationale Arbeidsraad er bij de minister op aan dat er maatregelen zouden komen om de problemen van de inspectiediensten op het vlak van het personeel en de middelen op te lossen. Het huidige aantal personeelsleden beantwoordt niet aan de verbintenissen die in de IAO-conventie nr. 81 staan wat de arbeidsinspectie betreft. In de begroting ziet men geen middelen die bedoeld zijn om dit personeelsbestand aan te vullen.
De minister heeft de mogelijkheid aangehaald om tendinopathie aan de lijst van beroepsziekten toe te voegen. Overweegt hij geen algemenere benadering van alle ziekten ?
De bestrijding van de te lage aangifte van arbeidsongevallen, het ontwikkelen van een elektronische aangifte en de vereenvoudiging van de aangifte voor kleine ongevallen zijn positieve maatregelen. Is er daarentegen geen misverstand, wanneer de staatssecretaris zegt de incidentie van de arbeidsongevallen met 25 % te willen terugdringen ? Bedoelt hij niet dat het aantal arbeidsongevallen met 25 % moet verminderen ?
B. Antwoord van de staatssecretaris
De heer Courard, staatssecretaris voor personen met een handicap, verklaart dat men nog bezig is met het voorstellen van de algemene beleidsnota. Al het werk ligt nog voor hem en wat dat betreft, heeft hij alle opmerkingen en verzoeken goed genoteerd. Zelf gelooft hij sterk in de noodzaak van een dialoog tussen de overheidsdiensten en de betrokken sectoren, maar ook met de personen met een handicap, vertegenwoordigd door hun verenigingen. De wet van 1987 is niet meer actueel en moet gecorrigeerd worden, op basis van de realiteit.
De staatssecretaris wil doorwerken in de lijn van zijn voorganger en het aangevatte werk voortzetten, in nauwe samenwerking met zijn collega's in de regering. Het gehandicaptenbeleid is immers een transversale materie.
De bevoegdheid inzake kinderbijslag moet snel worden overgedragen, maar de staatssecretaris wil dat het recht op kinderbijslag eerst in de grondwet wordt ingeschreven en dat de bedragen voor de kinderbijslag van zelfstandigen worden afgestemd op die voor de loontrekkenden. De overdracht moet gepaard gaan met de garantie dat de bijslagen doorbetaald zullen worden. Er is ten slotte ook een dialoog nodig met het bestuurscomité en het personeel van de FOD Volksgezondheid om tot een menselijk en verantwoordelijk personeelsbeleid te komen.
Het welvaartsvast maken van de uitkeringen van het Fonds voor de arbeidsongevallen zal in het kader van de programmawet worden geregeld.
Inzake de familierechtbank zal de staatsscretaris het werk van zijn voorganger voortzetten, in samenwerking met de minister van Justitie.
Wat de overdracht van de kinderbijslagen betreft, bevestigt de staatssecretaris dat het zijn doel is om ervoor te zorgen dat de gemeenschappen en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in Brussel beschikken over de noodzakelijke middelen om te kunnen doorgaan met de betaling van kinderbijslagen.
Inzake de contactpersonen, meldt de staatssecretaris dat het netwerk van aandachtsambtenaren en contactpersonen in de kabinetten nog in oprichting is. Hij heeft een schrijven gericht naar al mijn collega's met de oproep mensen aan te duiden. Een vergadering daarover vindt eerstdaags plaats.
Voor het luik tewerkstelling en activering van personen met een handicap zal de staatssecretaris samenwerken met de collega's — zowel op federaal als op regionaal niveau — die bevoegd zijn.
Inzake de aanpassing van de wet van 1987 zal de heer Courard voortbouwen op het werk van zijn voorganger, de heer Jean-Marc Delizée.
De staatssecretaris zal erop toezien dat de toegankelijkheid van de stations meetelt bij de onderhandeling over de beheerscontracten. Er moeten inderdaad meer inspanningen worden geleverd.
De verlenging van het ouderschapsverlof staat op de agenda van de staatssecretaris en er wordt over overlegd met de minister van Werk.
Wat de psycho-sociale belasting betreft, is het goed te weten dat het welzijn op het werk onder de bevoegdheid valt van de minister van Werk. Ook over dit onderwerp wordt overleg gepleegd.
In strikte navolging van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van Personen met een handicap (artikel 4.3 van het Verdrag), wil de staatssecretaris de betrokkenen zelf structureel betrekken bij het bepalen van het beleid en de beslissingen die hij zal nemen. Hij moedigt zijn collega's binnen de regering aan hetzelfde te doen voor de dossiers waarvoor ze bevoegd zijn. Daartoe werden instrumenten gecreëerd die door het Verdrag (met name artikel 4.3) worden opgelegd :
— inspraak van de Personen met een handicap bij het beslissings- en reflectieproces;
— netwerk contactpunten Handicap : de Ministerraad besliste op 20 juli 2011 tot de verplichting om bij elke administratie en elk kabinet een contactpunt Handicap op te richten.
Nu deze instrumenten in het leven zijn geroepen, moet de dynamiek ervan worden ondersteund. Gedurende de komende periode zal de heer Courard mensen op het terrein ontmoeten en hen de rechten van personen met een handicap helpen verwezenlijken. Hij is werkelijk van plan om, met respect voor ieders rol, de beleids- en administratieve actoren op federaal, gewestelijk en gemeenschapsniveau ertoe te brengen op structurele en duurzame wijze samen te werken met de personen met een handicap via hun organisaties en de adviesraden die hen vertegenwoordigen. Tijdens deze ontmoetingen wil de staatssecretaris te weten komen wat de behoeften zijn, om zo een actieplan voor de volgende maanden en jaren op te stellen en realistische doelstellingen vast te leggen die bijdragen tot het sociale leven van personen met een handicap en hun familie.
Inzake de mantelzorg bevestigt de heer Courard dat de initiatieven die hij neemt kaderen binnen de interministeriële conferentie. Verder verklaart hij dat zijn bevoegdheid zich beperkt tot de Dienst Uitkeringen. Het luik controle valt daar niet onder.
De heer Courard is op de hoogte van de opmerkingen van het Rekenhof inzake de sociale zekerheid en meent dat men in elk geval en als eerste stap moet gaan naar een afstemming van de verschillende stelsels. Hij is het eens met de opmerking dat de effecten van de recente pensioenhervorming op de personen met een handicap grondig moet worden onderzocht.
De rapporteurs, | De voorzitster, |
Cécile THIBAUT. Helga STEVENS. | Elke SLEURS. |