5-1409/2

5-1409/2

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

23 DECEMBER 2011


Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake justitie (I)


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE UITGEBRACHT DOOR

MEVROUW KHATTABI EN DE HEER VANLOUWE


I. INLEIDING

Dit verplicht bicamerale wetsontwerp werd oorspronkelijk in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend als een wetsontwerp van de regering (stuk Kamer, nr. 53-1953/1).

Het werd op 22 december 2011 in de Kamer van volksvertegenwoordigers met 89 tegen 27 stemmen en 24 onthoudingen aangenomen, en diezelfde dag overgezonden naar de Senaat.

De commissie voor de Justitie heeft het wetsontwerp tijdens haar vergaderingen van 21 en 23 december 2011 besproken in aanwezigheid van de minister van Justitie.

Overeenkomstig artikel 27.1, tweede lid, van het Reglement van de Senaat, heeft de commissie de bespreking van het ontwerp vóór de eindstemming in de Kamer aangevat, op grond van de tekst die de Kamercommissie voor de Justitie op 21 december 2011 heeft aangenomen (stuk Kamer, nr. 53-1953/5). De bepalingen van het wetsontwerp betreffende de opdecimes op de strafrechtelijke geldboeten en betreffende de wijzigingen aan de wet van 30 november 2011 tot wijziging van de wetgeving wat de verbetering van de aanpak van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie betreft (artikelen 2, 3, 19 en 20 van stuk Kamer nr. 53-1953/5) werden eruit gelicht en opgenomen in het wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake Justitie II, die onder de optioneel bicamerale procedure valt (stuk Kamer, nr. 53-1971/1). Wat deze bepalingen betreft, wordt ook verwezen naar stuk Senaat nr. 5-1416/2.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE MINISTER VAN JUSTITIE

Het voorliggende wetsontwerp bevat, vóór de splitsing die in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd doorgevoerd, vijf hoofdstukken.

Hoofdstuk 1, dat bij amendement werd ingevoegd in de Kamer van volksvertegenwoordigers, betreft de verhoging van de opdeciemen op de strafrechtelijke geldboetes. In de wet van 5 maart 1952, gewijzigd bij de wetten van 26 juni 2000 en 7 februari 2003, wordt het woord vijfenveertig telkens vervangen door het woord vijftig, wat ertoe leidt dat de geldboetes voortaan vermenigvuldigd zullen worden met 6,5 in plaats van met 5,5.

Hoofdstuk 2 heeft betrekking op wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek wat de pensioenen van de magistraten betreft. Deze bepalingen werden bij wijze van amendement ingediend in de Kamer van volksvertegenwoordigers. De voorgestelde wijzigingen kaderen in de globale hervorming van de pensioenen en worden enkel om wetgevingstechnische redenen in de commissie voor de Justitie behandeld. De pensioenen van de magistraten zijn immers opgenomen in het Gerechtelijk Wetboek. In de grote pensioenhervorming zal de berekening van alle pensioenen op basis van het tantième 1/30 of 1/35 worden gewijzigd. Voor de berekening van het pensioen baseert men zich op een referentiewedde vermenigvuldigd met het aantal dienstjaren, wat vermenigvuldigd wordt met de tantième 1/30 of 1/35 naargelang de magistraten minder of meer dan 20 jaar hebben gewerkt en naargelang het al dan niet gaat om de eerste 5 jaar van hun loopbaan. Voor de diensten gepresteerd vanaf 1 januari 2012 wordt het tantième 1/30 vervangen door het tantième 1/48. Dit geldt niet enkel voor de magistraten, maar voor alle beroepen waarvan de berekening van het pensioen gebeurt op basis van tantièmes minder dan 1/48, bijvoorbeeld voor de professoren. De gevolgen hiervan zijn dat ook de magistraten, om tot een volledig pensioen te komen, langer zullen moeten werken. Het is de bedoeling om met deze globale hervorming te komen tot een systeem van pensioenen dat betaalbaar blijft voor de komende generaties.

Hoofdstuk 3 heeft betrekking op de tijdelijke personeelsformaties bij de hoven van beroep en van de parketten

De bedoeling is om de tijdelijke kaders van de raadsheren in de hoven van beroep en substituut procureurs-generaal te verlengen met één jaar. Dit om te voorkomen dat deze kaders verdwijnen in afwachting van de creatie van een instrument voor werklastmeting.

Bij wet van 29 november 2001 werden destijds, om de gerechtelijke achterstand bij de hoven van beroep weg te werken, veertien tijdelijke plaatsen van raadsheer gecreëerd.

Ingevolge de samenwerkingsprotocollen die mijn voorgangster Laurette Onkelinx heeft afgesloten met de gerechtelijke autoriteiten van Brussel, Antwerpen, Luik, Gent en Bergen werd bij wetten van 2004, 2005 en 2007 voorzien in een reeks benoemingen in overtal van achttien raadsheren en substituut procureurs-generaal.

Dit alles om de behandelingstermijn van de zaken in te korten en verder de strijd aan te binden met de gerechtelijke achterstand.

Deze tweeëndertig tijdelijke kaders van overtal kunnen pas in het algemeen kader worden opgenomen indien dit gerechtvaardigd en noodzakelijk blijkt uit de resultaten van een uniforme werklastmeting.

Het systeem voor werklastmeting is er echter nog niet. Het vast bureau is opgericht en 2008 en heeft reeds reeds een model van instrument voor werklastmeting voor de correctionele afdeling van de hoven van beroep ontwikkeld. Het bureau werkt momenteel aan het burgerlijke luik. De omvang en het delicate van de opdracht en de methodologische discussie tot op heden vertraagt de werkzaamheden.

De tijdelijke kaders verlopen evenwel op 17 december 2011 voor de wet van 29 november 2001 of 31 december 2011 voor de overige wetten. De verlenging van deze tijdelijke en overtallige kaders is noodzakelijk.

Indien de tijdelijke kaders niet verlengd worden, vallen deze overtallen weg naarmate er een vacature vrij komt in de hoven van beroep of bij de parketten-generaal.

De versterkingen die de afgelopen jaren aan het kader werden aangebracht, werpen hun vruchten af in de strijd tegen de gerechtelijke achterstand. Maar er bestaat nog een belangrijke achterstand bij de behandeling van de rechtszaken. Het verdwijnen van deze tweeëndertig tijdelijke plaatsen dreigt de klok terug te draaien en de geboekte vooruitgang teniet te doen.

Om de plaatsen te behouden in afwachting van een definitief instrument voor werklastmeting en om de werking van de hoven en parketten-generaal niet te ondermijnen, wordt voorgesteld om de tijdelijke plaatsen voor één jaar te verlengen. Aangezien dit wetsontwerp een bestaande situatie bestendigt, zijn er geen extra kredieten nodig dan die welke reeds voorzien waren in 2010 en 2011.

Hoofdstuk 4 betreft de internering van personen met een geestesstoornis.

De wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis moet nog worden gevolgd door uitvoeringsbesluiten. De wet kan alleen met die besluiten toepassing hebben.

Die bij wet in het vooruitzicht gestelde en nog niet uitgevaardigde uitvoeringsbesluiten behelzen de volgende negen aspecten :

— de nadere regeling en de criteria wat de erkenning van de als deskundige aangestelde psychiaters betreft (criteria te bepalen door de FOD Volksgezondheid);

— het standaardmodel van een psychiatrisch deskundigenonderzoek. Dit is een essentieel document voor het nemen van een interneringsbesluit, dat dus aan de wettelijke vereisten moet voldoen;

— de veiligheidsvoorwaarden inzake de externe instellingen waar geïnterneerden kunnen worden geplaatst en die de strafuitvoeringsrechtbanken moeten kennen;

— het begrip « slachtoffer » en de erkende instanties die de slachtoffers vertegenwoordigen;

— de inhoud van het verslag dat de justitiehuizenmoeten opstellen of van de maatschappelijke enquête die zij moeten uitvoeren;

— de nadere regeling van het elektronisch toezicht;

— de overlegstructuur;

— de nadere voorwaarden voor de subsidiëring van instellingen die laag-risicogeïnterneerden opvangen;

— de behandeling van de archieven van de commissies tot bescherming van de maatschappij.

Om de wet geldig te kunnen uitvoeren, zijn vóór de inwerkingtreding dus een aantal organisatorische aanpassingen vereist. Het zou daarom nuttig zijn dat het Parlement, aan wie deze punten in juli werden voorgelegd, de werkzaamheden hierover voortzet.

Gelet op de omvang van de organisatorische veranderingen en de noodzaak om de praktische nadere regels ondubbelzinnig vast te stellen, dient de inwerkingtreding met een jaar te worden uitgesteld.

Hoofdstuk 5, dat bij wijze van amendement werd ingevoegd in de Kamer van volksvertegenwoordigers, slaat op de wet van 30 november 2011 tot wijziging van de wetgeving wat de verbetering van de aanpak van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie betreft. Er wordt hier een uitstel van inwerkingtreding gevraagd met zes maanden. De minister stipt aan dat het voor haar echter wel een prioriteit is deze zaken op heel korte termijn af te werken. Spreekster verwijst naar het uitstekend werk dat de Kamer heeft verricht met betrekking tot de follow-up van de slachtoffers van seksueel misbruik. Hoewel alles zich in een eindfase bevindt, moeten wel nog een aantal brochures worden afgewerkt en een aantal afspraken moeten nog worden gemaakt. Zo vond er ook nog deze week een vergadering plaats met het College van procureurs-generaal. Er wordt een uitstel gevraagd met zes maanden, echter met het uitdrukkelijk engagement van de minister dit eerder af te handelen, indien mogelijk.

III. BESPREKING

De heer Laeremans stelt voor een hoorzitting te houden met de magistraten over de problematiek van hun pensioenen. De voorliggende bepalingen ter zake zullen zeer ingrijpende gevolgen met zich meebrengen. Het is evident dat de pensioenen moeten worden hervormd en dat iedereen, ook de magistraten, langer zal moeten werken. Wat hier echter wordt voorgesteld is zeer vergaand; de magistraten zullen voortaan immers meer dan 50 % langer moeten werken om aan een volwaardig pensioen te geraken. Dit lijkt spreker onredelijk. Een vrederechter die pas op vijfendertigjarige leeftijd tot vrederechter kan worden benoemd, kan dus niet meer aan een volledig pensioen komen, hoe verdienstelijk zijn loopbaan ook is geweest. Spreker begrijpt niet dat alle beroepen over één kam worden geschoren. Er werd ook nu in de pensioenhervorming rekening gehouden met een aantal zware beroepen. Waarom wil men dan de loopbaan van magistraten plots van 22,5 jaar tot 36 jaar optrekken ? Het is nu al niet evident om magistraten aan te werven en deze draconische maatregelen inzake de pensioenen zal ongetwijfeld verhinderen de beste elementen tot de magistratuur aan te trekken.

Bovendien werd deze enorm belangrijke en buitensporige maatregel niet vooraf besproken met de magistratuur. De wet van 8 maart 1999 bepaalt nochtans dat elke herziening van het pensioenstelsel vooraf moet worden overlegd.

Spreker wil dan ook ingaan op het verzoek van de magistraten te worden gehoord. Dit kan vandaag nog gebeuren.

De heer Vanlouwe heeft bedenkingen bij de wijziging van de wetgeving betreffende de tijdelijke personeelsformaties bij de hoven van beroep en van de parketten-generaal. De tijdelijke kaders worden opnieuw verlengd met één jaar om te voorkomen dat deze verdwijnen, en dit in afwachting van een instrument voor werklastmeting. De minister heeft hierbij ook verwezen naar het probleem van de regering in lopende zaken. Spreker is er echter van overtuigd dat er een ander probleem aan de basis ligt van deze steeds weer hernieuwde verlenging. Deze tijdelijke kaders zijn immers meer dan tien jaar ingesteld.

Het systeem van de werklastmeting blijft achterwege. Op dat vlak stelt de minister dat de werkzaamheden worden vertraagd door de omvang, het delicate van de opdracht en de methodologische discussie tot op heden. Wat bedoelt de minister hiermee ? Spreker meent dat er twee projecten lopen in verband met werklastmeting, namelijk in de hoven van beroep te Antwerpen en te Bergen. In Bergen werd de methodologische aanpak betwist, onder meer aan de hand van wetenschappelijke studies uitgevoerd door universiteiten. Ten gevolge van deze discussie werd het proefproject verplaatst naar het hof van beroep te Luik.

Het is duidelijk dat er een instrument van werklastmeting moet komen, in het belang van de magistraten en ook van de rechtsonderhorigen en Justitie. Waarom is dit er nog steeds niet ?

Het is duidelijk dat voorliggende oplossing weer een lapmiddel is en geen structurele aanpak van de gerechtelijke achterstand. De werklastmeting is een belangrijke voorwaarde voor een structurele oplossing.

De fractie van spreker zal zich dan ook onthouden bij de stemming over dit punt.

Spreker heeft verder nog een opmerking bij de wijziging van de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis. De oude wet betreffende de internering dateert van 1964. Deze werd vervangen door een nieuwe wet tijdens de vorige legislatuur, bijna vijf jaar geleden. Er zijn echter nog steeds geen uitvoeringsbesluiten om deze nieuwe wet in werking te doen treden. Wat is hiervan de reden ? Men kan dit moeilijk wijten aan de regering van lopende zaken en de institutionele crisis. Reeds in 2008 werd de inwerkingtreding met een tijdelijke wet voor het eerst uitgesteld. Door de toenmalige regering werd toen uitdrukkelijk gezegd dat deze verlenging via een herstelwet geen goede zaak was. Vier jaar later is er nog steeds niets veranderd. Spreker verwijst ook naar het advies van de Raad van State, die als volgt stelt : « het is verontrustend dat tussen de datum waarop deze tekst is aangenomen, kort daarop gevolgd door de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, en de inwerkingtreding ervan een buitensporige tijdspanne ligt. De feitelijke omstandigheden of zelfs de opvattingen die heersen toen de tekst is aangenomen kunnen immers veranderen tussen deze tijdstippen in die mate dat de wijziging ervan zelfs voor de inwerkingtreding ervan noodzakelijk kan blijken, wat uiteindelijk ertoe kan leiden dat teksten worden uitgewerkt die nooit in werking treden ».

De internering is bovendien een belangrijke wet. Het opnieuw uitstellen van de inwerkingtreding ervan wijst op nalatigheid.

De fractie van spreker zal aldus tegen deze maatregel stemmen.

Wat de maatregelen voor de berekening van de magistratenpensioenen betreft, verwijst mevrouw Khattabi naar de ontmoeting die de commissie net heeft gehad met vertegenwoordigers van de Hoge raad voor de Justitie. Die hadden gemeld dat een aantal magistraten de maatregelen van de regering verwacht hadden en dat er dus een duidelijke stijging was van de aanvragen van prepensionering. Beschikt de minister over cijfergegevens in dit verband ? Welke maatregelen worden er getroffen om het massale vertrek van magistraten op te vangen ? Spreekster dringt erop aan dat er een wervingsoproep moet worden gelanceerd nog vóór de plaatsen vrijkomen. Zo kan men voorkomen dat de kaders te lang onvolledig ingevuld blijven.

Inzake de tijdelijke kaders benadrukt spreekster dat haar fractie voorstander is van de verlenging van het systeem, omdat het gevaarlijk zou zijn als de tijdelijke kaders zouden verdwijnen.

Mevrouw Khattabi toont dezelfde bezorgdheid als de vorige spreker aangaande het uitstellen van de inwerkingtreding van de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen die lijden aan een geestesstoornis. Zij is het eens met de opmerking van de Raad van State, die vindt dat een dergelijk uitstel alleen kan als er sprake is van een dwingende reden. Wat is de dwingende reden in dit geval ?

Spreekster vraagt ten slotte duidelijkheid met betrekking tot de termijn die nodig zal zijn voor de inwerkingtreding van de wet van 30 november 2011 tot wijziging van de wetgeving wat de verbetering van de aanpak van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie betreft. Het valt te betreuren dat de grote werkzaamheden die in dit verband in de Kamer plaatsvonden nog geen concrete gevolgen hebben op het terrein, vooral wanneer men ziet hoe traag de kerk reageert op feiten die reeds jarenlang bekend zijn. Het uitstel dat wordt voorgesteld in de voorliggende tekst ligt niet in de lijn van wat er gezegd is tijdens de bijzondere commissie betreffende de behandeling van seksueel misbruik en feiten van pedofilie.

De heer Mahoux stelt vast dat het voorliggende ontwerp een aantal uitstelmaatregelen voor de inwerkingtreding bevat die noodzakelijk zijn, omdat de regering van lopende zaken niet alle uitvoeringsmaatregelen kon nemen die nodig waren.

Wat de wet op de internering betreft (artikel 18 van het ontwerp) stelt spreker vast dat hoofdstuk 4 geen bepaling betreffende de inwerkingtreding bevat. Ontstaan er dan geen problemen als de voorgestelde wijziging van artikel 157 niet op 1 januari 2012 in werking treedt ?

De heer Delpérée wil graag twee opmerkingen maken over de wetgevende methode. De indiening van wetsontwerpen houdende diverse bepalingen is een terugkerend fenomeen op het einde van het jaar. Dit is een ongelukkig procédé, aangezien er in eenzelfde wetsontwerp vijf verschillende soorten problemen worden behandeld. Volgens de enen gaat het hier over een « containerwetsontwerp », anderen noemen het « mozaiek »-wetsontwerpen. Er is immers geen enkel verband tussen de verschillende hoofdstukken van het voorliggende wetsontwerp.

Deze wetgevende techniek is niet onschuldig op parlementair vlak, aangezien het groeperen van verschillende thema's in één tekst betekent dat er maar één keer gestemd zal worden over de wet in zijn geheel. Spreker vindt dat het beter was geweest als het parlement aparte ontwerpen had gekregen naargelang de verschillende thema's. Zo hadden de parlementsleden zich kunnen uitspreken over elk van de voorgestelde hervormingen afzonderlijk. Bovendien zouden niet alle punten die in het ontwerp ter sprake komen even dringend zijn.

De heer Delpérée verbaast er zich trouwens over dat de minister de latere inwerkingtreding van de wet van 21 april 2007 betreffende de internering verantwoordt door het feit dat de uitvoeringsmaatregelen nog moeten worden genomen. Er was niets wat het voorbereiden van de uitvoeringsbesluiten in de weg stond tijdens de periode van « lopende zaken ». Die koninklijke besluiten hadden dan ondertekend en gepubliceerd kunnen worden zodra de nieuwe regering gevormd was.

De heer Boogaerts stipt aan dat hij het eens is met de algemene geest van de hervorming van de pensioenen van de magistraten. Wel was enig overleg aangewezen geweest. Spreker heeft dus twijfels bij de manier waarop deze hervorming door het parlement wordt gejaagd.

Ook met de verhoging van de opdeciemen bij de strafrechtelijke geldboeten, is spreker het eens.

Met betrekking tot de wijzigingen van de wet van 30 november 2011, had spreker oorspronkelijk bedenkingen bij het uitstel van de inwerkingtreding tot 2013. Inderdaad is de fractie van spreker voorstander van een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding. Hij noteert echter dat de minister zelf heeft gezegd dat dit ook voor haar een prioriteit vormt, zodat er eigenlijk geen uitstel wordt gevraagd van 1 jaar, maar ten hoogste zes maanden. Spreker hoopt in ieder geval dat dit zo snel mogelijk kan worden afgehandeld.

Mevrouw Taelman verwijst naar de maatregelen die de tijdelijke personeelsformaties bij de hoven van beroep en de parketten-generaal verlengen. Haar fractie zal deze maatregel steunen, echter niet met enthousiasme. Het gaat hier om het zoveelste uitstel op rij in deze materie. De discussie over de werklastmeting laait reeds op sinds 1999. Toen was men reeds van plan zeer snel werk te maken van de werklastmeting. Spreekster verwijst naar de ontmoeting van de commissie voor de Justitie met de hoge magistratuur, dit jaar, waarop duidelijk bleek dat de manier waarop wordt omgegaan met de proefprojecten betreffende de werklastmeting, op zijn zachtst gezegd, onrustbarend is. De vorige minister van Justitie, de heer De Clerck, stelde ongeveer een jaar geleden dat het begeleidingscomité, opgestart onder de heer Londers, in januari 2011 zou samenkomen, met de bedoeling op deze vergadering tot een consensus te komen om de wetenschappelijke controle uit te voeren op de resultaten die toen reeds voorlagen. Op die vergadering zouden ook de knelpunten worden getrancheerd en zou er een definitief akkoord komen over de methodologie en de wijze waarop de finale resultaten zouden worden geïmplementeerd. Hoever staat dit nu ? Spreekster heeft de indruk dat er op het vlak van werklastmeting nog niet veel vooruitgang is geboekt. Het is hoog tijd dat er knopen worden doorgehakt, en het is ronduit beschamend en bedroevend dat er jaar na jaar een uitstel moet worden toegekend. Elk jaar opnieuw komt men met exact dezelfde teksten, waarbij enkel het jaartal wordt veranderd. Spreekster heeft het gevoel dat deze teksten, na stemming in het Parlement, met steeds weer dezelfde bedenkingen, in de schuif worden gestoken om het jaar nadien te worden bovengehaald.

Hetzelfde geldt voor de wijziging van de wetgeving met betrekking tot de geïnterneerden.

Wat betreft de wetgevingstechniek, kan spreekster zich aansluiten bij de opmerkingen van de heer Delpérée. De regering in lopende zaken had de uitvoeringsbesluiten kunnen voorbereiden, zodat deze zouden klaarliggen voor de nieuwe regering. De huidige minister zal aldus heel wat werk hebben en puin moeten ruimen.

De wijziging van de wetgeving betreffende de inning van de geldboetes is hier wel op zijn plaats. Spreekster verwijst naar de cijfers in het verslag van de Kamer waaruit blijkt dat zelfs niet de helft van de geldboetes wordt geïnd. Men kan dus op dat vlak heel wat vooruitgang boeken, wat trouwens een schitterend project is in budgettair moeilijke tijden. Spreekster verwijst naar haar wetsvoorstel en de voorstellen van amendement van de heer Van Rompuy om de inning van geldboetes in de toekomst te vergemakkelijken (stuk Senaat, nr. 5-54).

Ook de bepalingen met betrekking tot de pensioenen van de magistratuur kunnen deel uitmaken van een wetsontwerp houdende diverse bepalingen in de echte zin van het woord, namelijk in die zin dat het zaken betreft met een budgettaire weerslag. Het lijkt haar niet zinvol hierover in deze commissie een grondig debat te voeren, aangezien de voorliggende maatregel kadert in een globaal hervormingsplan, dat uitgebreid aan bod komt in de commissie voor sociale aangelegenheden. Het is onvermijdelijk dat men langer zal moeten werken.

Mevrouw Defraigne gaat akkoord met de opmerkingen over de aan het Parlement opgelegde werkmethode, ook al heeft spreker begrip voor de omstandigheden waarin de minister haar nieuwe bevoegdheden opneemt in een moeilijk departement.

De heer Courtois stipt aan dat het voorliggend wetsontwerp in een algemener plan past waarin iedereen wordt opgeroepen om inspanningen te leveren. Spreker meent dat men aandacht moet hebben voor de gevolgen van de voorgestelde pensioenmaatregelen voor de vacante betrekkingen en, onrechtstreeks, de gerechtelijke achterstand. Bij de uitvoering van de maatregelen dient er bijzondere aandacht te worden besteed aan dit probleem.

IV. ANTWOORDEN VAN DE MINISTER

De minister geeft toe dat er sinds een aantal jaren de verlenging wordt gevraagd van de tijdelijke personeelsformaties bij de hoven van beroep en van de parketten-generaal. Wel moet men rekening houden met het feit dat de werklastmeting, waarvan de proefprojecten lopen sinds eind 2008, een omvangrijk werk is. Alle behandeltijden dienen immers te worden gemeten, ook alle werkzaamheden van griffiers en magistraten moeten worden in kaart gebracht, in tijd gemeten en geanalyseerd.

De minister dringt erop aan dat het begeleidingscomité volkomen bereid is in het Parlement uitleg te geven over de stand van zaken. De minister heeft het begeleidingscomité zelf reeds ontmoet in de loop van deze week.

Voor het correctionele luik is de behandeltijd reeds gemeten. Er moet enkel worden gevalideerd.

Wat betreft het burgerlijke luik, dienen de behandeltijden nog te worden vastgesteld. Het is de bedoeling dit af te ronden tegen eind 2012. De arbeidsrechtbanken zijn als volgende aan de beurt, en nadien de hoven van beroep.

Het gaat hier inderdaad om een mozaïekwet, die elk jaar opnieuw tegen het einde van het jaar opduikt om enkele hoogdringende en noodzakelijke maatregelen te treffen. Spreekster is het eens met de opmerking dat de term « mozaïek » eigenlijk te mooi is om deze diversiteit van regelgeving te duiden.

Wat betreft het uitstel van de inwerkingtreding op het vlak van de internering, stipt de minister aan dat het niet opgaat wetten in werking te laten treden waarvoor het terrein niet klaar blijkt te zijn. Er moeten eerst nog diverse aanpassingen gebeuren bijvoorbeeld op het vlak van de databanken inzake informatiedoorstroming tussen politie en justitie, criteria voor de erkenning van psychiaters, aanwervingen en opleidingen, enz. Uiteraard zou de minister liever geen verlenging moeten vragen en zich enkel bekommeren om de plannen voor de toekomst. Tussen droom en daad staan er nog een aantal praktische bezwaren in de weg zodat een uitstel onontkoombaar is.

In verband met de pensioenen legt de minister uit dat het systeem van de tantièmes vandaag 1/30e bedraagt voor de eerste vijf jaar als magistraat en 1/35e voor de volgende jaren als magistraat, als men meer dan twintig jaren dienst heeft. Als men echter minder dan twintig jaren dienst heeft, bedroeg de tantième nu reeds 1/50ste. De aanpassing van de tantièmes geldt bovendien ook voor andere beroepsgroepen, bijvoorbeeld voor het emeritaat van de professoren. Deze maatregel schrijft zich in de duidelijke beslissing van de regering om de pensioenregelingen veel meer te harmoniseren. Bovendien mag men niet vergeten dat iemand die op latere leeftijd in de magistratuur terecht komt zijn jaren die hij in een andere sector heeft gepresteerd, bijvoorbeeld in de advocatuur, blijft meenemen. Men kan niet zeggen dat het onmogelijk wordt om nog een pensioen op te bouwen. Men komt wel moeilijker tot een volledig pensioen als magistraat.

Het is de uitdrukkelijke ambitie van de regering te harmoniseren en het pensioenstelsel te hervormen.

De minister belooft de magistratuur te zullen ontmoeten in de komende dagen. Er bestaat immers nog tot maart de mogelijkheid om verfijningen aan te brengen. Dit zal gebeuren samen met de minister van pensioenen.

V. REPLIEKEN VAN DE LEDEN EN GEDACHTEWISSELING

De heer Laeremans blijft aandringen op een dringende hoorzitting met de magistratuur. De commissie heeft zich trouwens tijdens de ontmoeting met de Adviesraad voor de magistratuur ertoe verbonden hen uit te nodigen als er een voor hen belangrijke hervorming op til was. Dit is vandaag bij uitstek het geval. Dat de minister de magistraten wil ontmoeten in de komende dagen of weken lijkt hem zinloos. Men moet ook de magistratuur voldoende aantrekkelijk houden, en deze hervorming doet spreker daaraan twijfelen.

Spreker heeft nog een bijkomende vraag met betrekking tot de problematiek van de internering. Als er nieuwe instellingen komen in Antwerpen en Gent, wordt de nu reeds prangende vraag naar voldoende psychiatrische omkadering en psychiatrisch personeel des te groter. Spreker vraagt of de minister zich bewust is van het tekort aan psychiatrisch personeel. Zal zij inspanningen leveren om deze job aantrekkelijker te maken en de zaak niet volledig overlaten aan de minister van volksgezondheid ? Paraplupolitiek is niet aangewezen.

De heer Courtois antwoordt dat de minister heeft beloofd binnenkort de verenigingen van magistraten te ontvangen. Hiermee bewijst zij duidelijk haar gevoeligheid voor de eventuele gevolgen van de getroffen maatregelen.

Op de opmerking van de heer Mahoux over de inwerkingtreding van artikel 18 van het wetsontwerp antwoordt de minister dat er een amendement zal worden ingediend tijdens de besprekingen in de plenaire vergadering van de Kamer van volksvertegenwoordigers om een nieuw artikel in te voegen in hoofdstuk 4 van het wetsontwerp dat voorziet in de inwerkingtreding van de bepaling op 1 januari 2012.

De heer Laeremans herinnert aan zijn verzoek om vertegenwoordigers van de magistraten te horen over de pensioenwijzigingen.

De minister verwijst in dat verband naar de wijsheid van de commissie. Zij benadrukt wel dat er geen enkele hoorzitting over de algemene pensioenhervorming werd georganiseerd in de Kamer van volksvertegenwoordigers noch in de Senaat. Het artikel over het pensioen van de magistraten is uit het algemene ontwerp gehaald omdat het het Gerechtelijk Wetboek wijzigt. De regering overlegt met de sociale partners over de uitvoeringsmaatregelen van de pensioenhervorming. Er is echter geen overleg geweest per socioprofessionele categorie. Dient men van die aanpak af te wijken voor de specifieke categorie van de magistraten ?

De heer Mahoux meent dat de commissie, zoals vaak gebeurt, verenigingen van magistraten kan horen over alle problemen die zij willen aankaarten bij de commissieleden. Het is daarentegen niet aangewezen hen, bij hoogdringendheid, te horen over een bijzonder probleem dat veel verder reikt dan de bevoegdheden van de commissie voor de Justitie.

De heer Vanlouwe wenst nog terug te komen op de problematiek van de werklastmeting die reeds meer dan tien jaar oud is. Er blijkt een discussie te bestaan over de gebruikte methodologie bij de proefprojecten die in 2008 werden ingevoerd in de hoven van beroep van Bergen, intussen verschoven naar Luik, en Antwerpen. Inderdaad zijn er studies van de universiteit van Bergen die de hele methodologie in vraag stellen. Bij de ontmoeting met de hoge magistratuur in de commissie voor Justitie, bleek dat de methodologie door het hof van beroep te Antwerpen wel als correct werd ervaren. Dezelfde methodologie en berekening werd daarentegen betwist door het hof van beroep te Bergen. Vanwaar deze verschillende benadering ? Hoe kan men deze totaal verschillende benadering verklaren ?

Met betrekking tot de verlenging van de tijdelijke personeelskaders bij de hoven van beroepen en van de parketten-generaal, vraagt spreker of de minister een definitieve oplossing in het vizier stelt tegen volgend jaar. Of is het opnieuw een tijdelijke beslissing ?

Met betrekking tot de wet van 21 april 2007 over de internering, verwijst spreker naar de toelichting van de minister en de negen opgesomde knelpunten met betrekking tot de uitvoering. Welke uitvoeringsbesluiten zijn er reeds in voorbereiding ?

Mevrouw Khattabi neemt nota van de redenen die de minister aanhaalt om het uitstellen van de inwerkingtreding van de wet betreffende de internering van personen die lijden aan een geestestoornis te verklaren. Zij denkt dat dit niet het soort « dwingende reden » is die de Raad van State bedoelt. Het uitstel is gewoon te wijten aan een vertraging bij de uitvoering van de wetsbepalingen die in 2007 door het Parlement waren aangenomen. Spreekster besluit hieruit dat de hervorming niet tijdig is doorgevoerd vanwege het terrein, of dat de politieke meerderheid indertijd te enthousiast was en de realiteit van het terrein niet in aanmerking heeft genomen bij het aannemen van de tekst.

De heer Delpérée verwijst naar de ontmoeting met de hoge magistraten, op 22 juni 2011. Daar is het probleem van de inschatting van de werklast van de magistraten besproken. Het gaat om een zeer brede discussie, die ruim buiten het kader van het voorliggende wetsontwerp valt. Dit wetsontwerp wil een welomlijnd probleem oplossen, door de tijdelijke kaders bij de hoven van beroep te verlengen.

De heer Courtois geeft dat toe. Het inschatten van de werklast is een probleem dat zeer moeilijk op te lossen is, omdat ook de aard van het werk van de magistraat moet worden ingecalculeerd. Een klein dossier kan juridisch veel ingewikkelder zijn dan een zeer uitgebreide zaak.

De minister beschikt niet over cijfers in verband met magistraten die hun prepensionering hebben aangevraagd.

Met betrekking tot de methode van de werklastmeting, legt de minister uit dat de methode op een bepaald ogenblik werd bijgestuurd. Dit gebeurde na een universiteitsstudie die enkele verbeteringen had voorgesteld, maar echter niet de methode fundamenteel in vraag had gesteld. Die verbeteringen werden goedgekeurd door het begeleidingscomité en de methodologie werd verbeterd. Het hof van beroep te Bergen kon zich vinden in die conclusies, maar wenste niet langer als pilootsite te fungeren. Het hof van beroep te Luik nam deze rol over.

De minister heeft geen verklaring waarom er tussen de hoven van beroep een verschillende visie bestond over de methodologie. Zij herhaalt dat de essentie van de methodologie niet in vraag werd gesteld.

Met betrekking tot de uitvoeringsbesluiten betreffende de wet op de internering, meent de minister dat er nog geen start is gegeven. Er was wel een vraag van de vorige minister van Justitie aan het parlement om de basiswet opnieuw aan te passen. De minister zal dit onderzoeken en staven met het opstellen van de uitvoeringsbesluiten.

Mevrouw Taelman meent dat het goed zou zijn het begeleidingscomité werklastmeting te horen, ook over de vraag met betrekking tot de verschillende benadering ten aanzien van de methodologie.

VI. STEMMINGEN

Artikel 1 wordt aangenomen met 12 stemmen bij 1 onthouding.

De artikelen 2 en 3 worden achtereenvolgens aangenomen met 13 stemmen en 1 onthouding.

De artikelen 4 tot 6 worden achtereenvolgens aangenomen met 12 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.

De artikelen 7 tot 11 worden aangenomen met 10 stemmen bij 4 onthoudingen.

De artikelen 12 tot 16 worden aangenomen met 11 stemmen bij 4 onthoudingen.

Artikel 17 wordt aangenomen met 10 stemmen tegen 1 stem bij 4 onthoudingen.

Het wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met 10 stemmen tegen 1 stem bij 4 onthoudingen.

Met eenparigheid beslist de commissie vertrouwen te schenken aan de rapporteurs voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteurs, De voorzitter,
Zakia KHATTABI. Karl VANLOUWE. Alain COURTOIS.

De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp (zie stuk Kamer, nr. 53-1953/011).