5-1340/1

5-1340/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

22 NOVEMBER 2011


Wetsvoorstel tot wijziging van het ministerieel besluit van 7 mei 1999 betreffende de parkeerkaart voor mensen met een handicap

(Ingediend door de dames Cécile Thibaut en Mieke Vogels)


TOELICHTING


Momenteel wordt invaliditeit pas erkend als ze blijvend is, hoewel ook mensen met een tijdelijke handicap kunnen voldoen aan de criteria inzake autonomieverlies.

Die berekeningswijze komt niet tegemoet aan de noden van wie tijdelijk minder mobiel is. Daardoor blijven heel wat zieken in de kou staan en worden zij onterecht het slachtoffer van de huidige methode voor de toekenning van een gehandicaptenparkeerkaart.

Invaliditeit gedurende een min of meer lange periode treft een aanzienlijk aantal patiënten. Die invaliditeit mag dan al níet blijvend zijn, dat maakt haar zeker niet minder reëel en ingrijpend. Heel wat ziekten zijn ernstig genoeg om de patiënten recht te geven op het bij de regelgeving geboden voordeel van een gehandicaptenparkeerkaart, omdat ze soms gepaard gaan met zeer zware functionele stoornissen. Denken we maar aan een CVA (1) of aan andere neurologische ziekten, aan bot- en gewrichtsdegeneratie of -letsels, of aan slepende ziekten. Momenteel wordt een gehandicaptenparkeerkaart slechts toegekend aan patiënten met een blijvende invaliditeit, waardoor een onredelijke discriminatie ontstaat. Een van de specifieke kenmerken van mensen die aan voormelde ziekten lijden, is namelijk dat hun invaliditeit net níet blijvend is. Wanneer ze van hun ziekte genezen of wanneer hun revalidatie succesvol is, worden zij weer min of meer normaal mobiel. Valide en tijdelijk invalide periodes wisselen elkaar af, in een tempo dat van patiënt tot patiënt verschilt en dat bovendien niet altijd te voorspellen is.

Die pathologieën vergen een frequente follow-up en geneeskundige zorg, met heel wat heen-en-weergereis tot gevolg. De patiënten krijgen doorgaans geen hulp in het dagelijks leven en moeten dus vaak zelf verschillende dagelijkse verplichtingen nakomen : boodschappen doen, de kinderen naar sport- of andere activiteiten rijden enzovoort. Daartoe kunnen ze jammer genoeg niets steeds een beroep doen op het openbaar vervoer. Soms moeten zij lange afstanden te voet afleggen tussen hun parkeerplaats en hun eindbestemming. De uitgestrektheid van de parkeerterreinen van ziekenhuizen en winkelcentra, alsook de moeilijkheden om in de stadscentra een parkeerplaats te vinden, zeggen in dat opzicht al genoeg.

Bovenop de ziekte, de pijn en de bijzonder zware medische kosten komen nog de moeilijkheden in verband met de toegankelijkheid van de plaatsen waar zij absoluut heen moeten om te worden verzorgd, voorts die in verband met de organisatie van het dagelijkse leven, en het feit dat een bezoek aan de bioscoop, het theater of een terrasje in het centrum van de stad schier onmogelijk is geworden. Het is bekend hoezeer personen die chronisch pijn lijden, ook worstelen met gevoelens van isolement en depressie. Het verlies aan mobiliteit, gepaard gaande met parkeermoeilijkheden die óns onbeduidend lijken, komt hen vaak onoverkomelijk voor.

Het moet mogelijk worden, na een nieuwe evaluatie van de invaliditeit, op gezette tijden, de uitreiking van de parkeerkaart te verlengen voor personen met een tijdelijke handicap.

Door de vereiste af te schaffen dat de invaliditeit van blijvende aard moet zijn, zullen de criteria voor de toekenning van een parkeerkaart voor personen met een handicap het mogelijk maken te beantwoorden aan de verwachtingen van een groter aantal zieken die op een of ander moment in hun leven te lijden hebben onder invaliditeit die mobiliteitsbevorderende hulp noodzakelijk maakt.

Cécile THIBAUT.
Mieke VOGELS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 1 van het ministerieel besluit van 7 mei 1999 betreffende de parkeerkaart voor mensen met een handicap, vervangen bij het ministerieel besluit van 3 maart 2003 en gewijzigd bij het ministerieel besluit van 26 september 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

— in punt 1º, in a), en b), wordt het woord « blijvende » telkens weggelaten;

— dit artikel wordt aangevuld met een punt 3º, luidende :

« 3º Alleen indien de handicap tijdelijk is en ten minste één maand aanhoudt, is de uitreiking van de parkeerkaart gewettigd. De arts die het attest ondertekent, moet de duur ervan preciseren en verantwoorden. Bij dergelijke tijdelijke handicaps moet de kaart zo nodig om de twee jaar worden hernieuwd. »

Art. 3

De bevoegde minister wordt gemachtigd de bepalingen van het bij deze wet bedoelde ministerieel besluit van 7 mei 1999 te wijzigen.

21 november 2011.

Cécile THIBAUT.
Mieke VOGELS.

(1) CVA : cerebrovasculair accident.