5-1172/1

5-1172/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

14 JULI 2011


Wetsvoorstel tot wettelijke erkenning van de mantelzorgers en tot behoud van hun sociale rechten

(Ingediend door de dames Cécile Thibaut en Mieke Vogels)


TOELICHTING


1. Algemeen

De mantelzorger is een niet-professionele verlener van bijstand aan een familielid dat verzwakt is en dat, wegens zijn leeftijd, een ziekte en/of een fysieke, mentale of psychische deficiëntie, nood heeft aan een continue en gepersonaliseerde bijstand bij het verrichten van dagelijkse handelingen.

De keuze voor die relatie mantelzorger-verzorgde is ingegeven door de bekommering de verzorgde, op diens verzoek of met diens instemming, een leefomgeving te bieden die rekening houdt met zijn wensen. De mantelzorg vindt plaats in de vertrouwde omgeving van de zorgbehoevende, waardoor hij niet in een instelling moet worden geplaatst.

Het is echter bekend dat sommigen verplicht zijn een beroep te doen op mantelzorg, omdat er onvoldoende kwaliteitsvolle opvang en verblijfsstructuren voorhanden zijn, wat in een samenleving als de onze onaanvaardbaar is.

De mantelzorgers in staat stellen hun sociale rechten te behouden, mag dus niet als alibi dienen om niets te doen tegen het gebrek aan rust- en verzorgingstehuizen of aan opvangstructuren voor dagverblijf of voor permanent verblijf.

Vaak hebben de mantelzorgers een beroepsloopbaan moeten onderbreken en zien zij af van een actief sociaal en cultureel leven. Talrijke onderzoeken en getuigenissen maken duidelijk dat we vandaag niet langer kunnen voorbijgaan aan hun moeilijke situatie.

Met dit wetsvoorstel willen de indiensters dat de onontbeerlijke rol van de mantelzorgers wordt erkend en dat hun sociale rechten in stand worden gehouden. Wanneer zij hun beroepsactiviteit terugschroeven of stopzetten, kiezen zij namelijk voor een ander soort werk, dat echter niet wordt erkend of vergoed maar waaraan de samenleving nood heeft. Zelfs indien er voldoende opvangstructuren waren, zouden die immers nog niet tegemoet kunnen komen aan alle individuele noden van alle zorgbehoevenden. Daarom is het primordiaal dat de mantelzorgers hun sociale rechten kunnen behouden en aanspraak kunnen maken op een fatsoenlijk pensioen, ook al hebben zij geheel of gedeeltelijk hun beroepsloopbaan moeten onderbreken om voor een naaste te zorgen.

Zoals reeds gezegd is het van belang dat die instandhouding van de sociale rechten voor de mantelzorgers de overheid er niet van weerhoudt structurele antwoorden aan te reiken. Daarom wordt hier niet gesproken over een statuut voor de mantelzorger, maar voor een behoud van diens rechten.

Het is noodzakelijk de rol van de mantelzorger te erkennen, teneinde hem een wettelijke status te geven en te garanderen dat zijn rechten in stand worden gehouden, met name op het stuk van de sociale bescherming. Op die manier wordt voorkomen dat de mantelzorg een hypotheek legt op de beroepsloopbaan van de mantelzorgers.

Tevens draagt de met dit wetsvoorstel beoogde regeling bij tot de sociale valorisatie van de rol van de mantelzorger, aangezien zijn competenties, de meerwaarde van zijn aanwezigheid, alsook het belang van de specifieke band die ontstaat tussen de mantelzorger en de verzorgde, zouden worden erkend.

Met het oog daarop is dit wetsvoorstel opgebouwd rond de omschrijving van voorwaarden die betrekking hebben op de mantelzorger, de verzorgde, alsook de band tussen beiden, teneinde te voorzien in maatregelen ter flankering van die band.

2. Resultaten van de onderzoeken naar de rol en de behoeften van de mantelzorger

Sinds verscheidene jaren wordt nagedacht over de concrete omstandigheden waarin de mantelzorgers werken, alsook over hun behoeften. Het is dan ook van belang zich op dat onderzoek te inspireren om de wetgevende initiatieven en de geboden hulp zo adequaat mogelijk te maken.

In maart 2011 werden de resultaten bekendgemaakt van recent, op 31 december 2010 door de federale regering besteld juridisch onderzoek dat werd uitgevoerd door de Facultés universitaires Notre-Dame de la Paix (FUNDP), de VZW Aidants proches en het Kenniscentrum Mantelzorg.

Uit dat onderzoek blijkt hoezeer de rechten van de mantelzorgers in het gedrang zijn. Het gaat daarbij om hun rechten inzake sociale zekerheid, werkloosheidsuitkeringen en wachttijd, als gevolg van het feit dat zij van hun job hebben afgezien of niet hebben gekozen voor deeltijdwerk, of nog door hun onbeschikbaarheid op de arbeidsmarkt zo zij werkloos zijn.

Op Europees vlak werd dan weer een enquête uitgevoerd door de Confederation of Family Organisations in the European Union (COFACE), in het raam van het door die confederatie ontwikkeld educatief partnerschapsprogramma Grundtvig (« Self-assessment of their needs by Family Carers : The pathway to support »).

Aldus hebben de mantelzorgorganisaties een vragenlijst opgesteld die zij eind 2010-begin 2011 hebben voorgelegd aan mantelzorgers uit verschillende landen, teneinde sociaal-demografische gegevens te verzamelen met betrekking tot de mantelzorgers. Zo werd gevraagd naar hun sociaal-economische situatie, hun opleidingsniveau, hun familiale toestand, maar ook naar de manier waarop zij hun rol als mantelzorger zien, op welke hulp zij recht denken te hebben of menen te moeten hebben, in hoeverre zij een beroep doen op professionele dienstverleners en hoe zij hun behoeften inschatten.

De resultaten van die enquêtes werden gepresenteerd tijdens een colloquium in Brussel, op 11 maart 2011 met delegaties uit Frankrijk, Italië, Ierland, Bulgarije, Slowakije, Spanje, Cyprus, Luxemburg en uiteraard — Nederlandstalig én Franstalig — België. De types ondervraagden varieerden : naaste verwanten van kinderen of van volwassenen, van mensen met een mentale of een fysieke handicap, of van mensen met psychische stoornissen.

Uiteraard is gebleken dat de situatie van de mantelzorgers en de hulp- en verzorgingsstructuren zeer uiteenlopend kan zijn van land tot land, maar toch waren er een aantal gemeenschappelijke bevindingen :

2.1. wat de sociaal-economische gegevens betreft :

a. de meeste mantelzorgers zijn vrouwen (van 60 tot 85 %);

b. ruim de helft van de mantelzorgers heeft zijn arbeidstijd verminderd of is gestopt met werken (60 %)

c. onder de werkenden heeft bijna 60 % niet de mogelijkheid zijn arbeidstijd te herschikken, rekening houdend met de hulpbehoeften van de verzorgde;

d. de helft van de mantelzorgers kampt met zware financiële moeilijkheden;

e. het studie-, onderwijs- en opleidingsniveau van de mantelzorgers is meestal hoog;

f. de meeste mantelzorgers zijn tussen veertig en vijfenzestig jaar;

g. de verzorgde woont meestal in bij de mantelzorger;

2.2. wat de perceptie betreft :

a. zo de betrokkene zijn werk heeft kunnen behouden, wordt dat werk niet alleen gezien als een manier om financieel te overleven, maar ook psychisch, omdat het aldus mogelijk blijft sociale relaties in stand te houden en nog een « eigen » leven te leiden;

b. de mantelzorgers hebben het moeilijk uiting te geven aan hun eigen behoeften en zichzelf te beschouwen als iemand met behoeften; de meeste antwoorden gaan over behoeften van de verzorgde; doorgaans blijkt overigens dat het jaren duurt vooraleer de mantelzorger zich ook daadwerkelijk als een mantelzorger beschouwt, veeleer dan als een verwante die ten behoeve van een familielid zijn plicht vervult als moeder, vader of kind;

c. het mantelzorgerschap is doorgaans een spontane keuze of wordt gezien als een plicht — iets waar men niet omheen kan;

d. ongeacht de mate waarin de professionele hulp- en verzorgingsdiensten zijn ontwikkeld, kennen de mantelzorgers vaak slecht het aanbod of doen zij er geen beroep op omdat zij aan de zijde van de verzorgde willen blijven, maar ook omdat ze bang zijn voor het oordeel van de beroepsmensen (wat de vrouwelijke mantelzorgers betreft) of voor hun inmenging (wat de mannelijke mantelzorgers betreft);

2.3. wat de vastgestelde behoeften betreft :

a. momenten van rust en verademing, tijdens welke de mantelzorgers — enkele uren of dagen — een beroep kunnen doen op externe diensten die hun vertrouwen genieten;

b. noodopvang;

c. plaatsen waar de mantelzorgers, maar ook de families, terecht kunnen voor een luisterend oor, opleiding en informatie;

d. herschikking of vermindering van de arbeidstijd, maar — indien mogelijk — geen volledige stopzetting van de beroepsactiviteit;

e. financiële steun;

f. behoud van de sociale rechten en de pensioenrechten;

g. opleidingen om na de periode van mantelzorg opnieuw werk te vinden.

3. Voorwaarden waaronder de mantelzorger zijn werk moet doen

3.1. Over de plaats waar de mantelzorger bijstand verleent

Zoals verschillende verenigingen in het veld beklemtonen, verstrekt de mantelzorger niet alleen thuis bijstand. De mantelzorger is ook voor honderd percent zinvol binnen een opvang- of huisvestingvoorziening. Onder « thuis » moet de woonplaats van de verzorgde worden verstaan, zelfs al heeft de mantelzorger vanzelfsprekend andere behoeften naargelang de zorgbehoevende persoon met hem in diens woning samenleeft, dan wel vol- of deeltijds in een instelling verblijft.

3.2. Over de verzorgde

De erkenning als mantelzorger moet worden uitgewerkt aan de hand van de al bestaande schalen in verband met het verlies van zelfredzaamheid (FOD Sociale Zekerheid) om automatische toekenning mogelijk te maken en om voor de nodige samenhang te zorgen. Het betreft de schalen die worden gebruikt voor de verhoogde kinderbijslag voor een kind, voor de integratietegemoetkoming aan een volwassene jonger dan vijfenzestig jaar en voor de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THB) voor een volwassene ouder dan vijfenzestig jaar.

Wanneer de verzorgde aan de vereiste medische en sociale criteria voldoet, wordt hij erkend als « sterk hulpbehoevende persoon of een persoon die onafgebroken toezicht behoeft en die in aanmerking komt voor een mantelzorger ». Die erkenning wordt vastgelegd door de zorgkas van de mantelverzorgde, en verleent hem het recht op bijstand van en begeleiding door een mantelzorger, ten belope van één voltijds equivalent dat over twee mensen mag worden gespreid.

Dat voltijds equivalent moet over verscheidene zorgverleners kunnen worden gespreid omdat veel mantelzorgers, op wie de volledige zorgverlening berust, « het water aan de lippen staat ». Hun inzet is dusdanig groot dat zij niet langer de ruimte noch de tijd vinden om fysiek of psychologisch op krachten te komen.

De spreiding van één voltijds equivalent over verscheidene verzorgenden voorkomt ook dat tot op zekere hoogte meestal de vrouwen in hun eentje de rol van mantelzorger op zich nemen; voorts opent het ook de deur voor mannen die zich willen inzetten binnen een relatie van mantelzorger/mantelverzorgde. Voltijds die rol vervullen, vereist immers bijna altijd dat men zijn baan opgeeft.

Zulks heeft belangrijke consequenties op financieel vlak, op de gezinssituaties en op de ontwikkeling van de beroepsloopbanen; voorts veroorzaakt het een sociaal isolement van die mantelzorgers ten opzichte van hun sociale netwerk.

3.3. Over de mantelzorger

Als mantelzorger kunnen een of meer personen worden erkend die zich daarvoor kandidaat stellen, en die al dan niet als familielid, geografisch en affectief dicht staan bij de sterk zorgbehoevende persoon of de persoon die onafgebroken toezicht behoeft.

De hoedanigheid van de persoon uit de entourage moet geval per geval worden beoordeeld.

De activiteit van mantelzorger mag niet beroepshalve worden uitgeoefend.

Het is onontbeerlijk dat de verzorgde zijn toestemming verleent.

De mantelzorger zal lid moeten worden van een instantie of een ad hoc-vereniging en, indien nodig, moeten teruggrijpen naar de informatie, opleiding en ondersteuning die wordt aangeboden of verstrekt door die instanties of verenigingen.

Hij moet zijn taak kunnen verrichten in overleg met, en indien nodig met de eventuele hulp van professionele zorgverleners. Het is belangrijk dat die zichzelf beschouwen als een aanvulling op de mantelzorger, en niet als concurrenten of hiërarchische meerderen.

De status van mantelzorger moet worden verleend voor een welbepaalde termijn, die op grond van een periodieke evaluatie kan worden hernieuwd.

Kennelijk moet niet worden voorzien in enige beperking op het aantal hernieuwingen, zolang zowel voor de mantelzorger als voor de verzorgde maar voldaan is aan de toekenningsvoorwaarden.

De instantie of de vereniging waarbij de mantelzorger zich aansluit, kan worden belast met de periodieke evaluatie, zulks in samenwerking met de eventueel erbij betrokken professionele zorgverleners.

Ten slotte is het belangrijk erin te voorzien dat de activiteit een einde kan nemen in een aantal gevallen :

— de gezondheidstoestand van de verzorgde verbetert;

— de mantelzorger is kennelijk afwezig of ongeïnteresseerd;

— de mantelzorger begaat mishandelingen;

— de verzorgde wil niet langer dat de mantelzorger hem verzorgt;

— de mantelzorger wenst zijn taak niet langer voort te zetten;

— de verzorgde overlijdt.

In elk mogelijk geval waarin de functie van mantelzorger, om welke reden dan ook komt te vervallen, moet in een overgangsregeling worden voorzien om een mantelzorger, die niet langer sociale bescherming geniet, de mogelijkheid te bieden opnieuw zijn vroegere professionele of maatschappelijke positie in te nemen.

3.4. Behoefte aan ondersteunende en begeleidende verenigingen

Laatstgenoemde voorwaarde is uitermate belangrijk. Er moeten immers garanties worden geboden dat de mantelzorger :

— die functie met kennis van zaken vervult, en derhalve beschikt over voldoende informatie over wat die verbintenis inhoudt, vooraleer hij die keuze maakt;

— die functie niet alleen op bevredigende wijze vervult voor de verzorgde, maar ook voor hem- of haarzelf;

— alle nodige ondersteuning krijgt;

— de verzorgde niet in gevaar brengt.

Er moet immers aan worden herinnerd dat ouderenmishandeling wel degelijk een realiteit is, ongeacht of die nu thuis of in familieverband plaatsvindt. Ze komt er zelfs vaker voor dan in instellingen.

Lidmaatschap van een instantie of vereniging kan zorgen voor een dynamiek op het stuk van informatie, opleiding en ondersteuning van de mantelzorger bij de optimale invulling van zijn taak, en maakt voorts een kwalitatief hoogstaand begeleidingsproces mogelijk van de wijze waarop de mantelzorger zijn taak uitoefent.

Dat lidmaatschap biedt de mantelzorger ook een plaats voor dialoog en overleg met professionele zorgverleners die in staat zijn vragen te beantwoorden, de mantelzorger te ondersteunen of diens reflectie te begeleiden.

Bovendien kan dankzij het lidmaatschap het vraagstuk van de civielrechtelijke aansprakelijkheidsdekking van de mantelzorger in het kader van diens werkzaamheden worden opgelost. Dat kan door via de instantie of vereniging een verzekeringspolis te sluiten die hem verzekert op dezelfde manier zoals dat gebeurt in het kader van de verzekering voor vrijwilligers.

Om erkend te worden als vereniging ter ondersteuning en begeleiding van mantelzorgers zullen die verenigingen het statuut moeten hebben van een VZW, waarvan de organiserende instantie zal moeten bestaan uit patiëntenverenigingen, verenigingen van mantelzorgers, vertegenwoordigers van de ziekenfondsen en vertegenwoordigers van thuisverzorgers.

Ze zullen aan de eventueel door de bevoegde gemeenschap opgelegde erkenningscriteria moeten voldoen in verband met :

— het aantal en de kwalificatie van de werknemers;

— het beheer;

— de geografische spreiding van de verenigingen teneinde op korte afstand hulp te kunnen bieden, evenals de samenwerkingsvormen ervan met de mantelverzorgden, de zorgverleners en de mantelzorgers.

3.5. De vijf beginselen waarrond het wetsvoorstel is opgebouwd

De verzorgde kiest zijn mantelzorger, met de instemming van laatstgenoemde.

Het feit te zijn erkend als mantelzorger verleent geen recht op een uitkering, maar handhaaft wel rechten of doet ze ontstaan.

Een van die rechten is dat eenieder gegarandeerd aanspraak mag maken op terugbetalingen voor gezondheidszorg, op voorwaarde dat de betrokkene zijn rechten kent. Voor de ondersteunende verenigingen en de ziekenfondsen geldt terzake een voorlichtingsplicht.

In verband met de andere sociale rechten moet evenwel worden voorzien in specifieke bepalingen.

De taak van mantelzorger kan over verscheidene mensen worden verdeeld om uitputting en isolement te vermijden en om te proberen te voorkomen dat alleen de vrouw die rol op zich neemt en volledig haar baan opgeeft (wat momenteel meestal het geval is).

Om als mantelzorger te worden erkend, moet men zijn aangesloten bij een vereniging ter ondersteuning van mantelzorgers; zulks zal hen een plaats bieden waar zij een luisterend oor vinden, evenals begeleiding, permanente co-evaluatie, voorlichting en opleiding voor mantelzorgers.

De indiensters van dit wetsvoorstel zijn zich ervan bewust dat zulks, bovenop deze bepalingen, ook vereist dat de Vlaamse, de Franse en de Duitstalige Gemeenschap dergelijke verenigingen zullen moeten oprichten en erkennen.

TOELICHTING BIJ DE ARTIKELEN

Artikel 2

Dit artikel definieert wat wordt verstaan onder « sterk zorgafhankelijke persoon », « mantelzorger » en « mantelzorgcentra en -verenigingen ».

De erkenning van de hoedanigheid van mantelzorger is immers in het bijzonder afhankelijk van de erkenning van de hoedanigheid van de verzorgde.

Met deze definitie wordt het kader afgebakend waarin dit wetsvoorstel toepassing vindt.

Het komt de Koning toe om, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de procedures inzake de erkenning van « sterke zorgafhankelijkheid » vast te stellen. Die wordt beoordeeld op basis van de door de Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zekerheid al in de praktijk gebrachte schalen in verband met het verlies aan zelfredzaamheid.

Artikel 3

Dit artikel preciseert de voorwaarden voor de erkenning als mantelzorger.

De opgesomde voorwaarden zijn cumulatief.

Zij strekken ertoe het kader te bepalen voor de relatie tussen mantelzorger en verzorgde, zodat die totstandkomt in een klimaat van vertrouwen, wederzijds respect, en in overleg met en met de steun van erkende beroepsorganisaties.

Het komt de Koning toe om, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de procedure van de erkenning als mantelzorger vast te stellen.

Artikel 4

Dit artikel preciseert de erkenningsvoorwaarden waaraan de mantelzorgcentra en -verenigingen moeten voldoen.

Dit artikel preciseert ook de fundamentele taken die dergelijke centra en verenigingen moeten vervullen.

Artikel 5

Dit artikel voorziet in de mogelijkheid de perioden van arbeidsongeschiktheid of moederschapsverlof te combineren met een activiteit van mantelzorger, op voorwaarde dat de adviserend arts een dergelijke activiteit met de gezondheidstoestand verenigbaar verklaart.

Artikel 6

Dit artikel strekt ertoe de mantelzorgers die hun werk als werknemer hebben onderbroken, het voordeel van de uitkeringsverzekering te verlenen. Er wordt hun vrijstelling van wachttijd verleend om de taak van mantelzorger te kunnen uitoefenen. Het biedt ook bescherming aan wie na de onderbreking van zijn werk, opnieuw gerechtigde is van de verplichte verzekering gezondheidszorg.

Artikelen 7 en 8

De artikelen 7 en 8 strekken ertoe, met het oog op het voordeel van de uitkeringsverzekering, aan mantelzorgers die hun werk als zelfstandige hebben onderbroken, een kortere wachttijd toe te kennen.

Artikel 7 voorziet in een kortere wachttijd voor zelfstandigen die hun werk hebben onderbroken om de taak van mantelzorger uit te oefenen.

Artikel 8 biedt bescherming aan wie na de onderbreking van zijn werk, opnieuw gerechtigde is van de verplichte verzekering gezondheidszorg.

Artikelen 9 en 10

Het voordeel van werkloosheidsuitkeringen is afhankelijk van de voltooiing van een wachttijd gedurende een referentieperiode.

De artikelen 10 en 11 voorzien in automatische verlenging van de referentieperiode, in overeenstemming met het aantal dagen dat de activiteit van mantelzorger werd uitgeoefend.

Artikel 11

Dit artikel strekt ertoe de mantelzorger te beschermen tegen eventuele sancties met betrekking tot het begrip « werkloosheid wegens omstandigheden afhankelijk van zijn wil », als de werkloosheid het gevolg is van het opgeven van de baan.

Artikel 11 bepaalt uitdrukkelijk dat het opgeven van iemands baan om de activiteit van mantelzorger uit te oefenen, niet kan worden beschouwd als het opgeven van een baan zonder wettige reden.

Artikelen 12 en 13

De artikelen 12 en 13 strekken ertoe de mantelzorgers vrij te stellen van de voorwaarde van « beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt », waarvan het voordeel van de werkloosheidsuitkeringen afhankelijk is.

Deze vrijstelling wordt verleend zolang een activiteit van mantelzorger wordt verricht.

Artikel 14

Dit artikel beoogt de gelijkstelling van de periodes van loopbaanonderbreking als mantelzorger met arbeidsperiodes voor de berekening van het pensioen van een mantelzorger in de hoedanigheid van werknemer.

Dit artikel heeft dus alleen betrekking op de werknemers die door de RVA worden vergoed in het kader van de wetgeving op het tijdkrediet.

Artikel 15

Dit artikel beoogt de gelijkstelling van de periodes van loopbaanonderbreking als mantelzorger met arbeidsperiodes voor de berekening van het pensioen van een mantelzorger in de hoedanigheid van zelfstandige.

Het voordeel van deze bepaling is gekoppeld aan de betaling van vrijwillige persoonlijke bijdragen door de zelfstandige mantelzorger.

Artikel 16

Dit artikel strekt ertoe de mantelzorgers vrij te stellen van de voorwaarde van « beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt », waarvan het voordeel van de integratie-uitkering afhankelijk is.

Zo bepaalt dit artikel uitdrukkelijk dat de activiteit van mantelzorger een billijke reden vormt om van de voorwaarde inzake arbeidsbeschikbaarheid te zijn vrijgesteld.

Artikel 17

Aangezien sommige bepalingen van dit wetsvoorstel bepalingen van koninklijke besluiten wijzigen, zouden deze aldus aangepaste bepalingen later maar niet worden gewijzigd dan bij wet.

Om het de Koning mogelijk te maken deze bepalingen in de toekomst zelf te wijzigen, machtigt deze bepaling Hem daartoe, zodat zijn actiemogelijkheden niet worden beperkt.

Cécile THIBAUT.
Mieke VOGELS.

WETSVOORSTEL


HOOFDSTUK 1

Algemene bepaling

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2

Definities

Art. 2

Voor de toepassing van deze wet dient te worden verstaan onder :

1º sterk zorgafhankelijke persoon : elke persoon die een ander nodig heeft om de doordeweekse handelingen te verrichten om in zijn of haar levensonderhoud te voorzien, en/of die een ander nodig heeft om zijn levenskwaliteit te handhaven;

2º mantelzorger : de persoon uit iemands kring die niet beroepsmatig en eventueel bijgestaan door professionele zorgverleners aan een sterk zorgafhankelijke persoon permanente ondersteuning en hulp biedt; de mantelzorgactiviteit kan deeltijds dan wel voltijds en per zorgafhankelijke persoon door twee personen worden uitgeoefend;

3º mantelzorgcentrum of -vereniging : elke door de bevoegde overheid erkende organisatie, met de rechtsvorm van een VZW, die mantelzorgers ondersteunt en begeleidt en waarvan de organiserende instantie bestaat uit leden van patiëntenverenigingen en mantelzorgorganisaties, vertegenwoordigers van de ziekenfondsen en de thuiszorgdiensten.

De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de procedure voor de erkenning als « sterk zorgafhankelijke persoon » en voor de registratie van die hoedanigheid door de gezondheidszorgverzekeringsinstellingen. De bijbehorende beoordeling zal gebeuren op grond van de criteria die zijn vastgelegd in artikel 6 van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap.

HOOFDSTUK 3

Toekenningsvoorwaarden

Art. 3

Aan de erkenning als mantelzorger zijn de volgende voorwaarden verbonden :

1º de verzorgde persoon moet zijn erkend als « sterk zorgafhankelijke persoon », zoals bepaald in deze wet;

2º de mantelzorger moet tot de geografische, affectieve of familiale kring van de zorgafhankelijke persoon behoren;

3º de zorgafhankelijke persoon moet met de keuze voor een mantelzorger instemmen;

4º de mantelzorger moet zijn aangesloten bij een mantelzorgcentrum of -vereniging.

De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels van de procedure voor de erkenning als mantelzorger.

HOOFDSTUK 4

Mantelzorgcentra en -verenigingen

Art. 4

De mantelzorgcentra en -verenigingen moeten beantwoorden aan de erkenningscriteria die in voorkomend geval door de bevoegde gemeenschap worden opgelegd, in verband met :

1º het aantal en de beroepskwalificatie van de werknemers;

2º het beheer;

3º de spreiding over het grondgebied, met het oog op het aanbieden van lokale zorg en vormen van samenwerking met de zorgafhankelijke personen, de zorgverleners en de mantelzorgers.

De mantelzorgcentra en -verenigingen moeten de volgende taken uitvoeren :

1º voorlichting : de mantelzorger en de zorgafhankelijke persoon inlichten over de te maken keuze, over de mogelijke ondersteunende organisaties, alsook over de aard en de inhoud van de ondersteuning;

2º opleiding van de mantelzorgers : de mantelzorgers via opleidingen de nodige handelingen aanleren, zodat zij de soms moeilijke relatie met de zorgafhankelijke persoon leren beheren en op krachten kunnen komen om zelf geestelijk gezond te blijven;

3º beoordeling : de kwaliteit van de relatie tussen de mantelzorger en de zorgafhankelijke persoon op geregelde tijdstippen evalueren.

De mantelzorgorganisaties moeten een burgerlijke-aansprakelijkheidsverzekering sluiten voor de personen die bij hen als erkend mantelzorger aangesloten zijn.

HOOFDSTUK 5

Voorbehouden rechten

Uitkeringsverzekering

Afdeling 1

Werknemers

Art. 5

Artikel 100, § 1, van de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, gecoördineerd op 14 juli 1994, het laatst gewijzigd bij de wet van 13 juli 2006, wordt aangevuld met een lid, luidende :

« De uitoefening van een mantelzorgactiviteit als bedoeld in artikel 3 van de wet van ... tot erkenning bij wet van de mantelzorgactiviteit en vrijwaring van de sociale rechten van de mantelzorgers wordt niet als een activiteit beschouwd, op voorwaarde dat de arts vaststelt dat die activiteit verenigbaar is met de algemene gezondheidstoestand van de betrokkene. »

Art. 6

In artikel 205, § 1, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1. het 3º, 2, wordt aangevuld met een letter e), luidende :

« e) de duur van de periode tijdens welke de betrokkene, op grond van zijn mantelzorgactiviteit als bedoeld in de wet van ... tot erkenning bij wet van de mantelzorgactiviteit en vrijwaring van de sociale rechten van de mantelzorgers, niet in staat is geweest de hoedanigheid van gerechtigde te verkrijgen als bedoeld in artikel 86, § 1, 1º, van de gecoördineerde wet; »;

2. voornoemde paragraaf wordt aangevuld met een 7º, luidende :

« 7º de persoon die, binnen dertig dagen na het einde van een activiteitsperiode als mantelzorger als bedoeld in de wet van ... tot erkenning bij wet van de mantelzorgactiviteit en vrijwaring van de sociale rechten van de mantelzorgers, opnieuw de hoedanigheid van gerechtigde verkrijgt als bedoeld in artikel 86, § 1, 1º, van de gecoördineerde wet, of arbeidsongeschikt wordt als bedoeld in artikel 100, § 1, van de gecoördineerde wet, voor zover hij de in artikel 128 van de gecoördineerde wet bedoelde wachttijd had vervuld, tenzij hij daarvan was vrijgesteld en bij de aanvang van de activiteitsperiode als mantelzorger voldeed aan de toekenningsvoorwaarden voor het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen; ».

Afdeling 2

Zelfstandigen

Art. 7

Artikel 15 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, wordt aangevuld met een 3º, luidende :

« 3º de persoon die, binnen dertig dagen na het einde van een activiteitsperiode als mantelzorger, opnieuw de hoedanigheid van gerechtigde verkrijgt en bij de aanvang van de activiteitsperiode als mantelzorger aan de toekenningsvoorwaarden voor het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voldeed, voor zover niet meer dan dertig dagen zijn verstreken tussen het verlies van de hoedanigheid van mantelzorger en de verkrijging van de hoedanigheid van gerechtigde, als bedoeld in artikel 3 van de wet van ... tot erkenning bij wet van de mantelzorgactiviteit en vrijwaring van de sociale rechten van de mantelzorgers. »

Art. 8

In het hetzelfde besluit wordt een artikel 15/1 ingevoegd, luidende :

« Art. 15/1. Voor de zelfstandigen die dertig dagen nadat zij in het stelsel van de zelfstandigen werden ingeschreven mantelzorger zijn moeten worden in de zin van artikel 3 van de wet van ... tot wettelijke erkenning van de mantelzorgers en tot behoud van hun sociale rechten, is de wachttijd beperkt tot dertig dagen. ».

HOOFDSTUK 6

Werkloosheid

Art. 9

In artikel 30 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, voor het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 juni 2007, wordt het derde lid aangevuld met een punt 12º, luidende :

« 12º erkenning van de hoedanigheid van mantelzorger in de zin van artikel 3 van de wet van ... tot wettelijke erkenning van de mantelzorgers en tot behoud van hun sociale rechten. »

Art. 10

Artikel 42, § 2, van het hetzelfde koninklijk besluit, voor het laatste gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 juni 2007, wordt aangevuld met een punt 12º, luidende :

« 12º erkenning van de hoedanigheid van mantelzorger in de zin van artikel 3 van de wet van ... tot wettelijke erkenning van de mantelzorgers en tot behoud van hun sociale rechten. »

Art. 11

Aan artikel 51, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1. in het derde lid, 2º, worden de woorden « artikel 30, derde lid, 2º of 3º of 42, § 2, 2º of 3º » vervangen door de woorden « artikel 30, derde lid, 2º, 3º of 12º of 42, § 2, 2º, 3º of 12º »;

2. tussen het derde en het vierde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende :

« Voor de toepassing van het tweede lid, 1º, kan het feit dat iemand zijn werk heeft moeten opzeggen om een activiteit van mantelzorger uit te oefenen niet worden beschouwd als een geval van werkverlating zonder geldige reden. Het bewijs van die activiteit wordt geleverd door middel van een attest tot erkenning van de hoedanigheid van mantelzorger dat werd afgegeven krachtens artikel 3 van de wet van ... tot wettelijke erkenning van de mantelzorgers en tot behoud van hun sociale rechten. »

Art. 12

Aan artikel 90, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, voor het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1. paragraaf 1, 1º, wordt aangevuld de woorden :

« of een activiteit van mantelzorger uit te oefenen in de zin van artikel 3 van de wet van ... tot wettelijke erkenning van de mantelzorgers en tot behoud van hun sociale rechten »;

2. paragraaf 2, derde lid, wordt aangevuld als volgt :

« , behalve als die vrijstelling werd verleend wegens de uitoefening van een activiteit van mantelzorger in de zin van artikel 3 van de wet van ... tot wettelijke erkenning van de mantelzorgers en tot behoud van hun sociale rechten. »

Art. 13

In artikel 110, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, voor het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 januari 2002, wordt het eerste lid aangevuld met een 8º, luidende :

« 8º erkend is als mantelzorger in de zin van artikel 3 van de wet van ... tot wettelijke erkenning van de mantelzorgers en tot behoud van hun sociale rechten. »

HOOFDSTUK 7

Pensioen

Afdeling 1

Werknemers

Art. 14

Artikel 34, § 1, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, voor het laatste gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 december 2010, wordt aangevuld met een V, luidende :

« V. De perioden van loopbaanonderbreking als mantelzorger in de zin van artikel 3 van de wet van ... tot wettelijke erkenning van de mantelzorgers en tot behoud van hun sociale rechten. »

Afdeling 2

Zelfstandigen

Art. 15

Artikel 38 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, voor het laatste gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 december 1974, wordt aangevuld met het volgende lid :

« De zelfstandige die zijn beroepsactiviteit stopzet om een activiteit van mantelzorger uit te oefenen in de zin van artikel 3 van de wet van ... tot wettelijke erkenning van de mantelzorgers en tot behoud van hun sociale rechten kan gedurende ten hoogste vijf jaar bijdragen betalen om zijn rechten op de uitkeringen te vrijwaren. »

HOOFDSTUK 8

Integratietegemoetkomingen

Art. 16

In het koninklijk besluit van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie wordt een artikel 2ter ingevoegd, luidende :

« Art. 2ter. De activiteit van mantelzorger in de zin van artikel 3 van de wet van ... tot wettelijke erkenning van de mantelzorgers en tot behoud van hun sociale rechten is een billijkheidsreden die vrijstelt van de voorwaarde tot werkbereidheid in de zin van de artikelen 3, 5º en 10, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie. »

HOOFDSTUK 9

Bevoegdheden van de Koning

Art. 17

De Koning is ertoe gemachtigd de bepalingen van de artikelen 4, 5 en 7 tot 17 van deze wet te wijzigen.

16 mei 2011.

Cécile THIBAUT.
Mieke VOGELS.