5-912/1

5-912/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

29 MAART 2011


Wetsvoorstel tot afschaffing van de devolutieve kracht van de lijststemmen en tot afschaffing van het onderscheid tussen kandidaat-titularissen en kandidaat-opvolgers voor de verkiezing van het Europese Parlement

(Ingediend door de heer Guido De Padt c.s.)


TOELICHTING


Teneinde een grotere gelijkheid van kansen tussen de kandidaten mogelijk te maken en meer rekening te houden met de voorkeurstemmen uitgebracht door de kiezer, strekt dit wetsvoorstel ertoe de overdracht van de lijststemmen naar de kandidaten die de eerste plaatsen op de lijst innemen af te schaffen. Tevens wordt het systeem van de kandidaat-opvolgers afgeschaft. De niet-gekozen kandidaten worden automatisch de opvolgers.

Om de vijf jaar trekken de Belgen naar de stembus om uit te maken wie hen in het Europees Parlement zal vertegenwoordigen. Na iedere verkiezing blijken evenwel een aantal vertegenwoordigers strikt genomen niet te zijn verkozen. Ze kwamen de parlementen binnen als opvolger.

Onze parlementaire democratie kampt dus met een democratisch deficit. Op papier kiest de kiezer, maar in de praktijk beslissen de partijen door het systeem van de opvolgers en door de lijststemmen die worden verdeeld onder de eerste kandidaten op de lijst. In het huidige systeem bevoorrecht de lijststem de kandidaten die de eerste plaatsen op de lijst innemen.

De indieners menen daarom dat de afzonderlijke lijsten van opvolgers dienen te worden afgeschaft. De eerste opvolger wordt de eerste niet-verkozen effectieve kandidaat, met name de niet-verkozen kandidaat met de meeste voorkeurstemmen.

De indieners zijn tevens van oordeel dat ook de devolutieve kracht van de lijststem dient te worden afgeschaft. De lijststem mag behouden blijven om de kiezer de mogelijkheid te laten op een partij te stemmen zonder zich uit te spreken over de individuele kandidaten. Maar de verdeling van de lijststemmen over de eerste kandidaten moet worden afgeschaft.

De lijststem mag enkel nog tellen voor de zetelverdeling onder de verschillende lijsten, niet langer voor de toekenning van de zetels aan de kandidaten op die verschillende lijsten. De kandidaten die de meeste voorkeurstemmen behalen worden verkozen ongeacht hun plaats op de lijst. De afschaffing van de devolutieve kracht van de lijststemmen strekt er toe aan de kandidaten het belang toe te kennen dat zij verdienen als vertegenwoordigers van de Natie.

De doelstelling van het wetsvoorstel

Dit wetsvoorstel strekt ertoe volgende doelstellingen te verwezenlijken. In eerste instantie wil het de impact van de lijststemmen afschaffen zodat de devolutie van de zetels binnen eenzelfde lijst zal gebeuren door rekening te houden met het aantal voorkeurstemmen dat de verschillende kandidaten van de lijst hebben behaald.

Een grotere gelijkheid van kansen tussen de kandidaten zal daaruit voortvloeien en zal bijdragen tot het weer aanwakkeren van het ideeëndebat waarnaar de burger zo sterk verlangt. Volgens het voorgestelde systeem blijven de lijststemmen die gunstig zijn voor de volgorde van voordracht, meegeteld worden voor de berekening van het kiescijfer van de lijst, maar worden deze niet meer in aanmerking genomen voor de verrichtingen inzake devolutie van de zetels tussen de kandidaten van de lijst.

Het wetsvoorstel wil ook het onderscheid tussen kandidaat-titularissen en kandidaat-opvolgers afschaffen, zoals dat voor het overige reeds het geval is voor de gemeenteraads- en provincieraadsverkiezingen en voor de verkiezing van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap. Voor die drie verkiezingen worden er immers geen kandidaten voor de opvolging voorgedragen.

Dit wetsvoorstel past de voormelde principes toe voor de verkiezing van het Europees Parlement. Het moet samen worden gelezen met een wetsvoorstel dat afzonderlijk wordt ingediend en dat dezelfde principes toepast voor de verkiezing van de federale Wetgevende Kamers en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap (zie stuk 5-891/1 - 2010/2011).

De Raad van State heeft in zijn advies van 3 april 2000 opgemerkt dat de bepalingen voor de wijziging van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement, aangelegenheden regelden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. Daarom worden er twee afzonderlijke wetsvoorstellen ingediend :

— het eerste, dat de hervorming van de devolutieve kracht toepast op de verkiezing van de federale Wetgevende Kamers en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, behoort tot het verplichte tweekamerstelsel door verwijzing naar de artikelen 68, 77, 115 en 118 van de Grondwet;

— het tweede, dat dezelfde hervorming toepast op de verkiezing van het Europees Parlement, behoort tot het optionele tweekamerstelsel door verwijzing naar artikel 78 van de Grondwet.

De wijze voor het bepalen van het verkiesbaarheidscijfer wordt niet gewijzigd door dit wetsvoorstel. Het wordt verkregen voor de verkiezing van de federale wetgevende vergaderingen, het Europese Parlement en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, door het kiescijfer van de lijst te delen door het aantal zetels dat aan die lijst is toegekend, vermeerderd met één eenheid.

Dit wetsvoorstel zorgt er voor dat voor elke lijst die minstens één gekozene behaalt, alle niet gekozen kandidaten tot opvolgers worden verklaard, in de volgorde van grootte van het aantal voorkeurstemmen dat zij zullen hebben behaald. Bij gelijk stemmenaantal is de volgorde van voordracht op de lijst beslissend.

In de huidige toestand van de kieswetten is het aantal gekozen opvolgers beperkt tot het dubbele van dat van de gekozenen van de lijst, en mag het bovendien niet minder dan drie bedragen.

Het toepassingsgebied van het wetsvoorstel

Het onderhavig wetsvoorstel is van toepassing op de verkiezingen voor het Europees Parlement.

Om de doelstellingen van het wetsvoorstel te bereiken, moet de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement worden gewijzigd.

Het wetsvoorstel dat afzonderlijk wordt ingediend, moet worden toegepast op :

— de parlementsverkiezingen (Kamer en Senaat);

— en op de verkiezingen van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap.

Hiervoor wijzigt het de hieronder opgesomde wetten :

— het Kieswetboek voor de verkiezing van de federale Wetgevende Kamers;

— de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop de Raad van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen.

Guido DE PADT
Rik DAEMS
Alexander DE CROO
Nele LIJNEN
Bart TOMMELEIN
Martine TAELMAN.

WETSVOORSTEL


HOOFDSTUK I

Algemene bepaling

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II

Wijzigingen van wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement

Art. 2

Artikel 21bis van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement wordt vervangen als volgt :

« Op elk van de lijsten mag het verschil tussen het aantal kandidaten van elk geslacht niet groter zijn dan één. De eerste twee kandidaten van elk van de lijsten mogen niet van hetzelfde geslacht zijn. »

Art. 3

In artikel 22 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het eerste lid worden de woorden « 117, eerste en tweede lid, » vervangen door het woord « 117 »;

2º het tweede lid, 2º, wordt vervangen als volgt :

« 2º moet artikel 117 als volgt gelezen worden :

« De voordrachtsakte van de kandidaten voor het mandaat van lid van het Europees Parlement wijst de volgorde aan waarin deze kandidaten worden voorgedragen. ». »

Art. 4

In artikel 23, eerste lid, van dezelfde wet, worden de woorden « Als het aantal kandidaat-titularissen en kandidaat-opvolgers hoger is dan het aantal te begeven mandaten, » vervangen door de woorden « Indien er verscheidene lijsten regelmatig zijn ingediend en indien er meer kandidaten dan te verkiezen leden zijn, ».

Art. 5

In artikel 28, derde lid, eerste zin, van dezelfde wet, vervallen de woorden « voor de effectieve mandaten ».

Art. 6

In de onderrichtingen Model I a, bijgevoegd als bijlage I bij dezelfde wet, met als titel « Onderrichtingen voor de kiezer die in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente is ingeschreven », vervangen bij de wet van 5 april 1995, gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000 en vervangen bij de wet van 11 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º de punten 2 tot 4 worden vervangen als volgt :

« 2. De kiezer kan voor het kiescollege waartoe hij behoort of voor het kiescollege van zijn keuze, naar gelang van het geval, een stem uitbrengen voor één of meerdere kandidaten van eenzelfde lijst.

3. De kandidaten worden per lijst in eenzelfde kolom van het stembiljet geplaatst. De naam en voornaam van de kandidaten worden ingeschreven in de daarvoor voorbehouden kolom, in de volgorde van de voordrachten.

De lijsten worden op het stembiljet gerangschikt in stijgende volgorde van het nummer dat aan elk van de lijsten bij trekking werd toegekend.

4. Kan de kiezer zich verenigen met de orde van voordracht van de kandidaten van de door hem gesteunde lijst, dan vult hij in het stemvak bovenaan op die lijst het helle stipje in met het te zijner beschikking gestelde potlood.

Als hij die volgorde wil wijzigen, dan geeft hij een naamstem door het helle stipje in het stemvak na de naam van de kandidaat of kandidaten van zijn keuze, met het te zijner beschikking gestelde potlood in te vullen.

Het kiescijfer van een lijst wordt samengesteld door de optelling van het aantal stembiljetten waarop een stem is uitgebracht bovenaan op deze lijst en het aantal stembiljetten ten gunste van één of meerdere kandidaten. »;

2º in punt 7, 2º, worden b tot en met d vervangen als volgt :

« b) als er meer dan één lijststem of naamstemmen op verschillende lijsten zijn uitgebracht;

c) als een stem bovenaan een lijst en tegelijk een stem voor één of meerdere kandidaten van een andere lijst is uitgebracht;

d) als een stem voor één of meerdere kandidaten van een lijst en voor één of meerdere kandidaten van een andere lijst is uitgebracht; ».

Art. 7

In de onderrichtingen Model I b, bijgevoegd als bijlage I bij dezelfde wet, met als titel « Onderrichtingen voor de Belgische kiezer die gewoonlijk op het grondgebied van een andere lid-Staat van de Europese Gemeenschap verblijft », gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000 en vervangen door de wet van 11 maart 2003, wordt onderdeel 2º vervangen als volgt :

« 2º U dient uw stem uit te brengen op het stembiljet dat zich in de neutrale omslag B bevindt, rekening houdend met de volgende onderrichtingen :

a) U mag een stem uitbrengen voor één of meerdere kandidaten van eenzelfde lijst.

Wij vestigen uw bijzondere aandacht erop dat u bij gebruikmaking van uw stemrecht én in België én in de Staat waar u verblijft, strafbaar bent met een gevangenisstraf van acht tot vijftien dagen en met een geldboete van 26 euro tot 200 euro.

Indien u zich kan verenigen met de volgorde waarin de kandidaten op de door u gesteunde lijst voorkomen, vult u in het stemvak bovenaan op de lijst van die kandidaten het helle stipje in met een rood potlood. Als u die volgorde wilt wijzigen, geeft u een naamstem door in het stemvak naast de kandidaat of de kandidaten van uw keuze het helle stipje in te vullen.

b) Ongeldig is :

1. elk ander stembiljet dan het zich in de neutrale omslag B bevindend stembiljet;

2. laatstgenoemd stembiljet :

— als u daarop geen stem uitbrengt;

— als u daarop meer dan één lijststem of naamstemmen uitbrengt op verschillende lijsten;

— als u daarop een stem bovenaan op een lijst en tegelijk een stem voor één of meerdere kandidaten van een andere lijst uitbrengt;

— als vorm en afmetingen ervan veranderd zijn of als het, binnenin, een papier of enig voorwerp bevat;

— als een doorhaling, een teken of een bij de wet niet geoorloofd merk aangebracht zijn waardoor de kiezer herkend kan worden.

c) U bent strafbaar indien u stemt zonder dat u de kiesbevoegdheidsvoorwaarden vervult. »

Art. 8

De modellen van stembiljet II a, II b, II c en II d, bijgevoegd als bijlage bij dezelfde wet, vervangen bij de wet van 26 juni 2000 en de wet van 11 maart 2003, worden vervangen door de modellen die als bijlagen 1 en 2 bij deze wet opgenomen zijn.

HOOFDSTUK III

Wijzigingen van de wet van 19 mei 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven gedaan voor de verkiezing van het Europees Parlement

Art. 9

In artikel 2, § 2, van de wet van 19 mei 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van het Europees Parlement, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º de bepaling onder 3º wordt vervangen als volgt :

« 3º voor elke andere kandidaat : 10 000 euro. »;

2º de bepaling onder 4º wordt opgeheven.

3 maart 2011.

Guido DE PADT
Rik DAEMS
Alexander DE CROO
Nele LIJNEN
Bart TOMMELEIN
Martine TAELMAN.