5-12/1

5-12/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2010

29 JULI 2010


HERZIENING VAN DE GRONDWET


Herziening van artikel 77 van de Grondwet, om het eerste lid, 3º, 5º, 6º, 7º, 8º, 9º, 10º, en tweede lid, te herzien, alsook om een nieuw lid toe te voegen betreffende de wetten inzake belasting in het geval dat een meerderheid in elke taalgroep vereist is


(Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad, nr. 135, Ed. 2 van 7 mei 2010)


Voorstel tot herziening van artikel 77, tweede lid, van de Grondwet om een algemene verwijzing naar de bijzondere wet in te voegen


(Ingediend door de heren Francis Delpérée en Johan Vande Lanotte)


TOELICHTING


Dit voorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 19 oktober 2009 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-1463/1 - 2009/2010).

Een bijzondere wet is een wetgevend instrument met twee kenmerkende eigenschappen. Zij komt tot stand via een zwaardere procedure dan een gewone wet, en regelt aangelegenheden die de Grondwet onttrekt aan het algemene toepassingsgebied van een gewone wet. Het bijzondere van een bijzondere wet ligt met andere woorden zowel in de vereisten voor de aanneming als in het voorwerp ervan (1) .

Wat de aannemingsvereisten betreft, moet een dubbel aanwezigheidsquorum bereikt zijn in elk van de Kamers : zoals steeds moet de meerderheid van de leden van elke vergadering aanwezig zijn; bovendien moet in elke vergadering de meerderheid van de leden van elke taalgroep aanwezig zijn. In elke Kamer moet ook een dubbel quorum van stemmen bereikt zijn : een tweederde meerderheid van de stemmen en een meerderheid van de stemmen in elke taalgroep.

Deze procedure wordt momenteel beschreven in artikel 4, laatste lid, van de Grondwet (2) , betreffende het wijzigen en corrigeren van de grenzen van de taalgebieden. De term « bijzondere wet » komt er echter niet in voor. In plaats van deze term te gebruiken, verwijzen de andere grondwetsbepalingen die het aannemen van een dergelijke wet vereisen, op omslachtige wijze naar de wet aangenomen « met de meerderheid bepaald in artikel 4, laatste lid ».

Deze oplossing is om twee redenen onbevredigend. Ten eerste is een bepaling betreffende de grenzen van de taalgebieden niet de meest aangewezen plaats om de totstandkoming van een specifiek soort wet te regelen. Vervolgens maakt het systematische gebruik van een lange verwijzing in plaats van de term « bijzondere wet » de Grondwet minder leesbaar.

Niet onbelangrijk is dat wanneer de Raad van State een voorstel of ontwerp van bijzondere wet behandelt, hij systematisch een dergelijke term aanbeveelt voor het opschrift ervan. Dit is een nuttige voorzorgsmaatregel. De toekomstige wetgever wordt immers gewaarschuwd dat hij een bijzondere procedure zal moeten volgen indien hij de betreffende wet wil wijzigen volgens de meerderheidsvereisten die de Grondwet oplegt.

Er wordt voorgesteld een algemene verwijzing naar de bijzondere wet op te nemen in artikel 77 van de Grondwet, door in het tweede lid de voorwaarden voor de totstandkoming van een bijzondere wet, zoals zij vandaag bepaald zijn in artikel 4, laatste lid, ongewijzigd over te nemen. Dit heeft twee voordelen. Ten eerste zou de definitie van bijzondere wet verschijnen in het hoofdstuk van de Grondwet betreffende de federale wetgevende macht. Ten tweede zouden de talrijke omslachtige verwijzingen naar « de meerderheid bepaald in artikel 4, laatste lid », kunnen worden vervangen door een eenvoudigere verwijzing naar de « bijzondere wet », waarvan de definitie is opgenomen in artikel 77, en die voor de hele Grondwet geldt.

De procedure hiervoor verloopt in twee stappen.

Eerst moet op grond van artikel 195 gebruik worden gemaakt van de verklaring van de wetgevende macht van 7 mei 2010, en moet het tweede lid van artikel 77 worden herzien teneinde er een definitie van de bijzondere wet in op te nemen. Dat is het voorwerp van het voorliggende voorstel.

Vervolgens moet op grond van artikel 198 de tekst van de Grondwet in overeenstemming worden gebracht met de nieuwe terminologie van het tweede lid van artikel 77. Dat is het voorwerp van het voorstel tot wijziging van de terminologie van de Grondwet.

Dat voorstel wordt samen met het voorliggende voorstel ingediend, en moet in samenhang ermee worden gelezen. Ook dit tweede voorstel vereist een tweederde meerderheid van de stemmen (stuk nr. 5-13/1 - BZ 2010). Professor H. Simonart, die hierover werd geraadpleegd, heeft verklaard dat een dergelijke procedure, waarbij artikel 195 wordt uitgevoerd en er een beroep wordt gedaan op artikel 198, binnen het toepassingsgebied van deze bepalingen valt (3) .

Francis DELPÉRÉE.
Johan VANDE LANOTTE.

VOORSTEL


Enig artikel

In artikel 77, tweede lid, van de Grondwet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º de woorden « wet aangenomen met de meerderheid bepaald in artikel 4, laatste lid, » worden vervangen door de woorden « bijzondere wet »;

2º het lid wordt aangevuld als volgt :

« Elke bijzondere wet wordt aangenomen met de meerderheid van de stemmen in elke taalgroep van elke Kamer, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van elke taalgroep aanwezig is en voor zover het totaal van de ja-stemmen in beide taalgroepen twee derden van de uitgebrachte stemmen bereikt. »

20 juli 2010.

Francis DELPÉRÉE.
Johan VANDE LANOTTE.

(1) Zie Fr. Delpérée, Le droit constitutionnel de la Belgique, Bruxelles, Bruylant, Parijs, LGDJ, 2000, pp. 61-63; A. Alen, Handboek van het Belgisch Staatsrecht, Deurne, Kluwer, 1995, pp. 77-78; J. Vande Lanotte, S. Bracke en G. Goedertier, België voor beginners, Brugge, Die Keure, 2008, p. 67.

(2) Met uitzondering van de vereiste van het eerste aanwezigheidsquorum — de meerderheid van de leden van de Vergadering —, die opgenomen is in artikel 53, derde lid, en die zowel op de bijzondere wet als op de gewone wet van toepassing is.

(3) Van dezelfde auteur, zie « La coordination de la Constitution belge », R.B.D.C., 1995, pp. 133 e.v. Over hetzelfde thema, zie M. Van der Hulst, « De nieuwe wetgevingsprocedures in de praktijk : over mengen en splitsen », T.B.P., 1987, pp. 589 e.v.; F. delpérée, « Constitution et codification », in L'État de droit. Mélanges offerts à Guy Braibant, Parijs, Dalloz, 1996, pp. 135 e.v.; J. Van Nieuwenhove, « De herziening en de coördinatie van de Grondwet », in M. Van der Hulst en L. Veny (dir.), Parlementair Recht — Commentaar & Teksten, Nys & Breesch, 1998, nr. A.2.5.1.1.