4-1444/1

4-1444/1

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

7 OKTOBER 2009


Wetsvoorstel tot uitbreiding van de elementen opgenomen in de gegevensbank bedoeld in artikel 427, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, tot de adviezen van de Nationale Tuchtraad over de voorgestelde straffen

(Ingediend door de heer Philippe Monfils)


TOELICHTING


Momenteel worden tuchtproblemen bij de magistratuur door vijfendertig artikelen geregeld (titel V — Tucht, artikelen 398 tot 427quater van het Gerechtelijk Wetboek).

Artikel 404 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat tuchtstraffen kunnen worden toegepast : « Op diegenen die hun ambtsplichten verzuimen of door hun gedrag afbreuk doen aan de waardigheid van hun ambt » (eerste lid). Idem voor « personen die de taken van hun ambt verwaarlozen en zodoende afbreuk doen aan de goede werking van de justitie of aan het vertrouwen in die instelling » (tweede lid).

Men ziet dat er op alle tekortkomingen een sanctie kan volgen.

De misstappen kunnen, afhankelijk van de ernst ervan, aanleiding geven tot een tuchtstraf gaande van een eenvoudige waarschuwing tot afzetting, via een hele reeks andere straffen : berisping, inhouding van wedde, intrekking van het mandaat, afzetting of ontzetting uit het ambt.

Alleen voor de lichte straffen wordt het onderzoek door de hogere hiėrarchische overheid gevoerd (waarschuwing of berisping). Het gaat slechts om problemen in verband met de normale werking van het gerecht.

Wanneer het om ernstiger zaken gaat, vanaf de inhouding van wedde tot de ontzetting uit het ambt of de afzetting, voert de Nationale Tuchtraad het onderzoek. De Tuchtraad bestaat uit een Nederlandstalige kamer en een Franstalige kamer, telkens met drie leden van de zittende magistratuur, twee magistraten van het openbaar ministerie en twee leden die niet tot de rechterlijke orde behoren (advocaten of universiteitsprofessoren). Het verwijt dat men soms hoort dat de hiėrarchische overheid aarzelt om een collega van hetzelfde gerechtelijk arrondissement een tuchtstraf op te leggen, is dus ongegrond, aangezien de feiten die tot een « zware » straf kunnen leiden, onderzocht worden door een hoger orgaan waarin leden zitting hebben die niet noodzakelijk « geografisch dicht » bij de belanghebbende staan.

Het klopt dat de straf door de hiėrarchische overheid wordt opgelegd, maar voor de zware straffen gebeurt dat na advies van de Nationale Tuchtraad over de op te leggen straf.

Tot slot bevat het Gerechtelijk Wetboek waarborgen inzake de rechten van de verdediging en een beroepsprocedure.

Dat systeem biedt de burger de zekerheid dat « abnormaal » gedrag van een magistraat zal worden onderzocht en in voorkomend geval bestraft.

Toch kan men uiteraard een aantal bepalingen herzien van de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek. Dat is de doelstelling van dit wetsvoorstel.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 427, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de minister van Justitie een gegevensbank opricht betreffende de rechtspraak in tuchtzaken waarin, met inachtneming van de anonimiteit, alle beslissingen genomen op grond van de artikelen 404 tot 407 van het Gerechtelijk Wetboek, dit wil zeggen hoofdzakelijk de beslissingen van de diverse hiėrarchische overheden, worden gecentraliseerd. De adviezen van de Nationale Tuchtraad zijn daarentegen niet in deze gegevensbank opgenomen. Die adviezen zijn nochtans van essentieel belang. Er moet aan worden herinnerd dat de Nationale Tuchtraad is belast met het onderzoeken van feiten die aanleiding kunnen geven tot een zware tuchtstraf en het uitbrengen van een advies dat wel niet bindend is, maar uiteraard essentieel is met betrekking tot de in dat geval op te leggen straf voor de betrokken magistraat.

Men dient er bovendien aan te herinneren dat volgens artikel 259bis-14, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek de verenigde advies- en onderzoekscommissie belast is met het algemeen toezicht op en de bevordering van het gebruik van de middelen van interne controle binnen de bedoelde rechterlijke orde en dan met name wat de tucht betreft.

Bovendien dienen de bevoegde overheden jaarlijks verslag uit te brengen aan de verenigde advies- en onderzoekscommissie (artikel 259bis-14, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek). Tot slot kan deze commissie perfect een jaarlijks verslag opstellen over de wijze waarop de middelen van interne controle worden aangewend en hun werking kan worden verbeterd (artikel 259bis-14, § 3, van hetzelfde Wetboek).

Het spreekt vanzelf dat het interessant zou zijn om in dit jaarlijks verslag te vermelden of de adviezen van de Nationale Tuchtraad geheel of gedeeltelijk werden gevolgd door de hiėrarchische overheid die belast is met de vaststelling van de straffen. Dit is een bijkomend element dat de bevoegde organen van de Hoge Raad voor de Justitie in staat stelt de opdrachten die hem in artikel 259bis-14 van het Gerechtelijk Wetboek worden toegewezen, te vervullen.


WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 427, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 7 juli 2002, wordt tussen de woorden « op grond van de artikelen 404 tot 407 » en de woorden « worden gecentraliseerd » de zinsnede « en de krachtens artikel 409, § 1, tweede lid, uitgebrachte adviezen van de Nationale Tuchtraad over de op te leggen straffen in de gevallen die de Raad heeft onderzocht alsook over het gevolg dat hieraan werd gegeven, » ingevoegd.

15 september 2009.

Philippe MONFILS.