4-1443/1

4-1443/1

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

7 OKTOBER 2009


Wetsvoorstel strekkende om tuchtbeslissingen op gerechtelijk gebied eveneens te verzenden naar de Hoge Raad voor de Justitie

(Ingediend door de heer Philippe Monfils)


TOELICHTING


Momenteel worden tuchtproblemen bij de magistratuur door vijfendertig artikelen geregeld (titel V — Tucht, artikelen 398 tot 427quater van het Gerechtelijk Wetboek).

Artikel 404 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat tuchtstraffen kunnen worden toegepast : « Op diegenen die hun ambtsplichten verzuimen of door hun gedrag afbreuk doen aan de waardigheid van hun ambt » (eerste lid). Idem voor « personen die de taken van hun ambt verwaarlozen en zodoende afbreuk doen aan de goede werking van de justitie of aan het vertrouwen in die instelling » (tweede lid).

Men ziet dat er op alle tekortkomingen een sanctie kan volgen.

De misstappen kunnen, afhankelijk van de ernst ervan, aanleiding geven tot een tuchtstraf gaande van een eenvoudige waarschuwing tot de afzetting, via een hele reeks andere straffen : berisping, inhouding van wedde, intrekking van het mandaat, afzetting of ontzetting uit het ambt.

Alleen voor de lichte straffen wordt het onderzoek door de hogere hiėrarchische overheid gevoerd (waarschuwing of berisping). Het gaat dan slechts om problemen in verband met de normale werking van het gerecht.

Wanneer het om ernstiger zaken gaat, vanaf de inhouding van wedde tot de ontzetting uit het ambt of de afzetting, voert de Nationale Tuchtraad het onderzoek. De Tuchtraad bestaat uit een Nederlandstalige en Franstalige kamer, telkens met drie leden van de zittende magistratuur, twee magistraten van het openbaar ministerie en twee leden die niet tot de rechterlijke orde behoren (advocaten of universiteitsprofessoren). Het verwijt dat men soms hoort dat de hiėrarchische overheid aarzelt om een collega van hetzelfde gerechtelijk arrondissement een tuchtstraf op te leggen, is dus ongegrond, aangezien de feiten die tot een « zware » straf kunnen leiden, onderzocht worden door een hoger orgaan waarin leden zitting hebben die niet noodzakelijk « geografisch dicht » bij de belanghebbende staan.

Het klopt dat de straf door de hiėrarchische overheid wordt opgelegd, maar voor de zware straffen gebeurt dat na advies van de Nationale Tuchtraad over de op te leggen straf.

Tot slot bevat het Gerechtelijk Wetboek waarborgen inzake de rechten van de verdediging en een beroepsprocedure.

Dat systeem biedt de burger de zekerheid dat « abnormaal » gedrag van een magistraat zal worden onderzocht en in voorkomend geval bestraft.

Toch kan men uiteraard bepalingen herzien van de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek. Dat is de doelstelling van dit wetsvoorstel.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 427, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, bepaalt dat alle tuchtbeslissingen door de tuchtoverheid die ze heeft opgelegd, moeten worden overgezonden aan de minister van Justitie.

Het voorstel strekt om het overzenden van die beslissingen uit te breiden tot de Hoge Raad voor de Justitie.

Hierdoor krijgt die instelling, die bevoegd is inzake de benoeming en de bevordering van magistraten, bijkomende informatie over de kwaliteit en de verdiensten van de kandidaten.

We wijzen er nog op dat in de huidige stand van zaken artikel 259ter, § 1, eerste lid, 1ŗ, van het Gerechtelijk Wetboek, van de korpschef of van het bevoegde openbaar ministerie een gemotiveerd advies over de kandidaten vereist. Ze kunnen dus heel goed melding maken van slecht functioneren met tuchtstraffen tot gevolg.

Dit voorstel organiseert eenvoudig het automatisch overzenden van de eventuele tuchtstraffen.

Philippe MONFILS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 427, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 7 juli 2002 wordt aangevuld met de woorden « en aan de Hoge Raad voor de Justitie ».

16 september 2009.

Philippe MONFILS.