4-1442/1

4-1442/1

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

7 OKTOBER 2009


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 418, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, teneinde de termijn voor het instellen van een tuchtprocedure tegen een magistraat te verkorten van zes tot drie maanden

(Ingediend door de heer Philippe Monfils)


TOELICHTING


Momenteel worden tuchtproblemen bij de magistratuur door zesendertig artikelen geregeld (titel V — Tucht, artikelen 398 tot 427quater van het Gerechtelijk Wetboek).

Artikel 404 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat tuchtstraffen kunnen worden toegepast : « Op diegenen die hun ambtsplichten verzuimen of door hun gedrag afbreuk doen aan de waardigheid van hun ambt » (eerste lid). Idem voor « personen die de taken van hun ambt verwaarlozen en zodoende afbreuk doen aan de goede werking van de justitie of aan het vertrouwen in die instelling » (tweede lid).

Men ziet dat er op alle tekortkomingen een sanctie kan volgen.

De misstappen kunnen, afhankelijk van de ernst ervan, aanleiding geven tot een tuchtstraf gaande van een eenvoudige waarschuwing tot de afzetting, via een hele reeks andere straffen : berisping, inhouding van wedde, intrekking van het mandaat, afzetting of ontzetting uit het ambt.

Alleen voor de lichte straffen word het onderzoek door de hogere hiėrarchische overheid gevoerd (waarschuwing of berisping). Het gaat dan slechts om problemen in verband met de normale werking van het gerecht.

Wanneer het om ernstiger zaken gaat, vanaf de inhouding van wedde tot de ontzetting uit het ambt of de afzetting, voert de Nationale Tuchtraad het onderzoek. De Tuchtraad bestaat uit een Nederlandstalige en een Franstalige kamer, telkens met drie leden van de zittende magistratuur, twee magistraten van het openbaar ministerie en twee leden die niet tot de rechterlijke orde behoren (advocaten of universiteitsprofessoren). Het verwijt dat men soms hoort dat de hiėrarchische overheid aarzelt om een collega van hetzelfde gerechtelijk arrondissement een tuchtstraf op te leggen, is dus ongegrond, aangezien de feiten die tot een « zware » straf kunnen leiden, onderzocht worden door een hoger orgaan waarin leden zitting hebben die niet noodzakelijk « geografisch dicht » bij de belanghebbende staan.

Het klopt dat de straf door de hiėrarchische overheid wordt opgelegd, maar voor de zware straffen gebeurt dat na advies van de Nationale Tuchtraad over de op te leggen straf.

Tot slot bevat het Gerechtelijk Wetboek waarborgen inzake de rechten van de verdediging en een beroepsprocedure.

Dat systeem biedt de burger de zekerheid dat « abnormaal » gedrag van een magistraat zal worden onderzocht en in voorkomend geval bestraft.

Toch kan men uiteraard bepalingen herzien van de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek. Dat is de doelstelling van dit wetsvoorstel.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Artikel 418 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de tuchtprocedure wordt ingesteld binnen zes maanden nadat de tuchtoverheid bevoegd om de tuchtprocedure in te stellen kennis heeft gekregen van de feiten.

Het komt ons voor dat drie maanden volstaan om na te gaan of er een tuchtprocedure moet worden ingesteld. Dergelijke procedure moet binnen een redelijke termijn tot resultaten leiden. De geloofwaardigheid van de magistratuur staat op het spel.

Philippe MONFILS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 418, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 7 juli 2002, wordt het woord « zes » vervangen door het woord « drie ».

15 september 2009.

Philippe MONFILS.