4-1119/1

4-1119/1

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

15 JANUARI 2009


Voorstel van resolutie betreffende het Israëlisch-Palestijns conflict

(Ingediend door de heer Josy Dubié c.s.)


TOELICHTING


Als gevolg van het strenge embargo dat Israël heeft ingesteld, slaat de humanitaire crisis in de bezette Palestijnse gebieden elke dag heviger toe. Palestijnse raketbeschietingen die onschuldige burgers treffen, zijn onaanvaardbaar en moeten stoppen, maar kunnen voor Israël evenmin een rechtmatige grond zijn om het internationaal recht met voeten te treden.

Het is de verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap een einde te maken aan de collectieve bestraffing door Israël waarmee dat land al zo lang wegkomt. Zolang België en de Europese Gemeenschap wapens verkopen aan Israël en het Associatieakkoord tussen de Europese Unie en Israël toepassen, bestendigen zij het conflict. Dankzij dat akkoord kan Israël zijn producten tegen gunstvoorwaarden uitvoeren naar de Europese Unie. Heel wat uitgevoerde producten zijn evenwel afkomstig van de bezette Palestijnse gebieden. Die praktijk, die indruist tegen het internationaal recht en waaraan Europa medeplichtig is door er niet strenger op toe te zien, moet worden geëvalueerd. Overigens is het tegenstrijdig dat België en andere Europese partners het Palestijnse volk te hulp schieten via mechanismen als Pegasus, en anderzijds ook Israël ondersteunen.

Dat komt erop neer dat de Europese belastingbetaler voor de bezetting betaalt. België moet een standpunt innemen opdat de EU de illegale politieke praktijken van Israël niet erkent en niet deelneemt aan activiteiten die uit die praktijken voortvloeien. Privé-ondernemingen en onderzoeksinstituten in de nederzettingen krijgen geen enkele financiële steun in het kader van de bevoorrechte samenwerkingen tussen de EU en Israël. Wanneer de Europese Unie nieuwe bilaterale samenwerkingsdomeinen ontwikkelt, dient zij vooraf juridische voorzorgsmaatregelen te treffen. Bovendien dient de Europese Unie, als grootste donor van ontwikkelingshulp in de Palestijnse bezette gebieden, haar hulp te koppelen aan een duurzaam beleidsproces.

De goedkeuring van deze resolutie zou een krachtig signaal uitsturen naar de conflictpartijen. België weigert de ogen te sluiten voor militair ingrijpen, collectieve bestraffingen, oorlogsmisdaden en de al te talrijke onschuldige slachtoffers.

Als bezettingsmacht van de bezette Palestijnse gebieden — ook Gaza, hoewel Israël zich in 2005 officieel hieruit terugtrok — moet Israël de verplichtingen naleven die het in het licht van het internationaal humanitair recht heeft. Israël moet zij nederzettingen ontruimen en zich uit de bezette gebieden terugtrekken, zodat er zich een soevereine Palestijnse Staat kan ontwikkelen en er definitief een punt kan worden gezet achter de Nakba die begon in 1948. De militaire operaties en de beperkingen die Israël oplegt, staan elke ontwikkeling van de bezette gebieden in de weg. De vernieling van ziekenhuizen, scholen, huizen en infrastructuur, alsmede het ontbreken van de hoogstnoodzakelijke verzorging en van geneesmiddelen, van de elektriciteits- en brandstofschaarste (die ziekenhuizen, ambulances, scholen, enz. verlamt), zijn het dagelijkse lot van de bewoners van de Gazastrook. Zelfs de zwaarst zieken worden vaak niet doorgelaten. Door het tekort aan brandstof en elektriciteit hebben veel handelszaken de deuren moeten sluiten en wordt het vuilnis niet langer opgehaald, waardoor de afvalhopen groter worden en het water verontreinigd raakt.

Alle partijen moeten komaf maken met het geweld tegen burgers en de draad van de politieke dialoog weer oppikken, om door onderhandelingen een oplossing te bereiken. Het is de verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties, de Europese Unie en de hele internationale gemeenschap om aan dit bloedige conflict een einde te maken, met name door Israël ertoe te nopen het internationaal recht en het internationaal humanitair recht in acht te nemen. Alleen met een oplossing die het resultaat is van onderhandelingen tussen de verschillende hoofdrolspelers, kan een einde worden gemaakt aan de crisis in de Gazastrook en aan de bezetting van alle Palestijnse gebieden. Talrijke burgers moesten hun geboortegrond ontvluchten vanwege het conflict en de kolonisatie van Palestijns gebied door Israël. De erkenning van « het recht op terugkeer » van de Palestijnse vluchtelingen, zoals bekrachtigd in de resolutie 3236 van de Algemene VN-Vergadering van 22 november 1974 als « het onvervreemdbare recht van de Palestijnen om terug te keren naar hun huizen en gronden vanwaar ze verjaagd werden », vormt één van de sleutels om het conflict op te lossen en om mensen met een verschillende cultuur en religie in vrede naast elkaar te laten leven.

Josy DUBIÉ.
José DARAS.
Vera DUA.
Isabelle DURANT.
Freya PIRYNS.
Carine RUSSO.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. wijst erop dat het geweld sinds enige maanden voort woedt en dat het Israëlisch-Palestijns conflict sinds 2006 almaar sneller uit de hand loopt (onder meer het bloedbad in Beit Hanoun, de vernieling van de infrastructuur), de voorzetting van de raketaanvallen op de Israëlische gemeenschap dicht bij de Gazastrook en vergeldingsmaatregelen van de Israëlische Staat tegen de Palestijnse bevolking;

B. verwijst naar de resoluties 1322 (2000), 520 (1982), 465 (1980), 478 (1980), 446 (1979), 426 (1978), 338 (1973), 252 (1968), 242 (1967) van de VN-Veiligheidsraad en 194 (1948) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties;

C. verwijst naar de verdragen van Genève betreffende het internationaal humanitair recht;

D. herinnert aan het verslag van de speciale rapporteur van de Verenigde Naties voor de situatie van de mensenrechten in de sinds 1967 bezette Palestijnse gebieden, van 21 januari 2008 aangaande « de situatie van de mensenrechten in Palestina en in de overige bezette Arabische gebieden »;

E. verwijst naar de resolutie, aangenomen tijdens de zevende zitting van de VN-Raad voor de Mensenrechten van 6 maart 2008, betreffende « de schending van de mensenrechten door de militaire aanvallen van Israël en de invallen in de bezette Palestijnse gebieden, in het bijzonder de recente aanvallen in de Gazastrook »;

F. wijst erop dat de Europese Unie en de Verenigde Staten een bijzondere verantwoordelijkheid dragen voor vrede en veiligheid in het Midden-Oosten en dat alles in het werk moet worden gesteld om het « Kwartet » nieuw leven in te blazen en het stappenplan weer op de rails te zetten, tezamen met een duidelijk tijdschema voor de tenuitvoerlegging ervan;

G. wijst er nogmaals op dat de Europese Unie, als lid van het Kwartet (dat voorts bestaat uit de Verenigde Naties, de Verenigde Staten en de Russische Federatie), een bijzondere verantwoordelijkheid draagt voor vrede en veiligheid in het Midden-Oosten, een buurregio van Europa, en dat bijgevolg werk moet worden gemaakt van een verbetering van de instrumenten en methodes tot coördinatie van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), op grond van de artikelen 15 en 16 van het Verdrag betreffende de Europese Unie;

H. verwijst naar de conclusies van de Raad van Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen van de Raad van de Europese Unie van 28 januari 2008 : « l'UE considère l'implantation de colonies de peuplement où que ce soit dans les territoires palestiniens occupées est illicite au regard du droit international. Cela s'applique également aux colonies israéliennes tant à Jérusalem-Est qu'en Cisjordanie. La construction de colonies constitue un obstacle à la paix »;

I. verwijst naar de resoluties van het Europees Parlement over de situatie in Gaza van 16 november 2006, 11 oktober 2007 en 19 februari 2008;

J. verwijst naar het Saoedische vredesplan of « het Arabische Vredesplan » dat door de lidstaten van de Arabische Liga werd aangenomen in Beiroet in maart 2002 en nieuw leven werd ingeblazen in Algerije in 2005;

K. beklemtoont dat het verslag van de Wereldbank van 27 april 2008 aantoont dat de Palestijnse economie zware klappen krijgt door de beperkingen die Israël oplegt;

L. attendeert erop dat Israël, ondanks de terugbetaling van een deel ervan in januari 2007, nog steeds illegaal de opbrengsten vasthoudt van belastingen en invoerrechten die aan de Palestijnse Autoriteit toekomen;

M. beklemtoont dat de humanitaire crisis in de bezette gebieden steeds damatischer wordt omdat 80 % van de bevolking onder de armoedegrens leeft en de werkloosheid ruim 50 % bedraagt;

N. is uiterst bezorgd over de situatie in de Gazastrook waar een rampzalige humanitaire crisis is ontstaan door de massale vernietiging van de openbare infrastructuur en privé-woningen, de vernieling van landbouwgrond, de ontwrichting van het gezondheidssysteem, het tekort aan medicijnen en geneeskundige zorg, de desorganisatie van het onderwijssysteem en de drastische rantsoenering van water, voedingsmiddelen, elektriciteit en brandstoffen door de totale blokkering door Israël;

O. beklemtoont dat het tijdelijk internationaal mechanisme (TIM) dat sedert 1 februari 2008 voor een periode van drie jaar vervangen werd door PEGASE (1) de Palestijne Autoriteit verder heeft verzwakt zonder dat dit bijdroeg tot een verergering van of een oplossing voor de crisis; een ontoereikend antwoord is op de crisis, die nog wordt verergerd doordat de Israëlische autoriteiten zich niet houden aan de overeenkomst over verkeer en toegang;

P. klaagt aan dat in de Israëlische gevangenissen minderjarigen en duizenden gevangenen worden vastgehouden zonder inachtneming van de internationaal erkende rechtsnormen en zelfs zonder veroordeling (administratieve aanhouding); de omstandigheden aan waarin ze werden vastgehouden; en dat zij mishandeld worden alsook de illegale opsluiting van democratisch verkozen Palestijnse volksvertegenwoordigers en ministers van de Palestijnse regering; klaagt aan dat gewetensbezwaarden als misdadigers worden beschouwd (Israëlische « refuznik »);

Q. constateert dat de Palestijnse regering van nationale eenheid die de onderhandelingen tussen Israël en Palestina nieuw leven zou inblazen, mislukt is, deels omdat de Internationale Gemeenschap de regering weigert te erkennen;

R. verwijst naar de gezamenlijke verklaring van de Israëlische eerste minister Ehoud Olmert en de president van de Palestijnse Autoriteit Mahmoud Abbas van 13 juli 2008 : « wij hebben nog nooit zo dicht bij een vredesakkoord gestaan »;

S. benadrukt dat Hamas recent verklaarde bereid te zijn de oprichting van een Palestijnse staat binnen de grenzen van 1967 te aanvaarden, wat een hele stap vooruit is;

T. verwijst naar het optimisme van uittredend eerste minister Ehoud Olmert, die verklaart dat er vóór het einde van het jaar een akkoord zal zijn met de Nationale Palestijnse Autoriteit (NPA) en die benadrukt dat het onvermijdelijk is dat Israël zich terugtrekt tot de groene grens van 1949 waarmee hij erkent dat Israël « zich uit de meeste bezette gebieden, ook het oostelijke deel van Jeruzalem, en uit de Golan-hoogte moet terugtrekken » om vrede te sluiten met Syrië en de NPA; maar dat, in tegenstelling tot wat Ehoud Olmert vraagt, die terugtrekking in geen geval gekoppeld mag worden aan de voorwaarde dat de Palestijnen hun eis van « recht op terugkeer van de vluchtelingen » laten vallen.

U. wijst erop dat het belangrijk is om, naast de 60ste verjaardag van de Israëlische Staat, ook de « ramp », « Al Nakba », namelijk de gedwongen exodus van duizenden Palestijnen, het bloedbad onder de burgerbevolking en de verwoesting van talrijke Palestijnse dorpen in 1948 te erkennen;

V. wijst erop dat het beginsel van het recht op terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen een noodzakelijke voorwaarde is om de vrede in de regio te bewaren op lange termijn;

W. meent dat een duurzame regeling van de crisissen de verantwoordelijkheid is van de Israëlische en Palestijnse leiders, dat de internationale pressie echter niet mag afnemen en dat een duurzame oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict onontbeerlijk is om in de gehele regio vrede en veiligheid te brengen;

EN VRAAGT DE REGERING :

1. de internationale gemeenschap en de partijen in het conflict aan te sporen om de eerder aangenomen resoluties van de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties strikt na te leven;

2. alle VN-resoluties te steunen die in dezelfde richting gaan als deze resolutie en in het bijzonder de resoluties die :

— buitensporig geweld en de schending van het humanitair recht en het oorlogsrecht veroordelen;

— het embargo van Israël tegen de Gazastrook veroordelen;

— het beleid van annexatie en kolonisatie veroordelen dat voortduurt ondanks de onderhandelingen met de Palestijnse autoriteit;

— een verband leggen tussen de niet-naleving van de resoluties en de gevolgen die daaruit voortvloeien;

— een wapenembargo opleggen zowel voor de import naar als de export uit Israël;

3. om er binnen de VN-Veiligheidsraad voor te ijveren dat Israël strikt alle voorgaande VN-resoluties, zoals de resolutie over de vluchtelingen (1941), zou naleven;

4. te pleiten voor een herziening van het mandaat van de speciale rapporteur voor de situatie van de mensenrechten in de sinds 1967 bezette Palestijnse gebieden, opdat de slachtoffers van schendingen van de mensenrechten en van het humanitair recht beter worden beschermd en alle verantwoordelijken rekenschap moeten afleggen in overeenstemming met het internationaal humanitair recht en met de rechten van de mens;

5. in overleg met de leden van het Kwartet en de betrokken partijen een alomvattende, duurzame en rechtvaardige politieke oplossing te vinden voor de problemen in de regio, die het recht van Israël op veilige, erkende grenzen en het recht van de Palestijnen op een leefbare, duurzame en onafhankelijke staat binnen de « grenzen » van 1967 en Oost-Jeruzalem als hoofdstad omvat, in overeenstemming met de resoluties van de Verenigde Naties;

6. ervoor te zorgen dat de structuur van het Kwartet wordt herzien en uitgebreid met de Arabische Liga; het Saoedische vredesplan of « het Arabische Vredesplan » dat door de lidstaten van de Arabische Liga werd aangenomen in Beiroet in maart 2002 en nieuw leven werd ingeblazen in Algerije in 2005 als een belangrijke bijdrage in de onderhandelingen te beschouwen en er naar behoren rekening mee te houden;

7. het initiatief te nemen binnen de Europese Raad, de Raad Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen en de VN-Veiligheidsraad, om met de leden van de Internationale Gemeenschap de dialoog aan te vatten en de onderhandelingen op te starten met de PLO, Mahmoud Abbas en Hamas en de recente verklaringen bij te treden van Hamas, die bereid zou zijn om de oprichting van een Palestijnse staat te aanvaarden op basis van de grenzen van 1967;

8. de Raad van de Europese Unie te verzoeken een spoedvergadering van de Associatieraad EU-Israël te beleggen om het standpunt van de EU na de Israëlische militaire operatie in de Gazastrook te verduidelijken, met het oog op de naleving van het internationaal recht met name ten aanzien van artikel 2 inzake de eerbiediging van de mensenrechten en de democratie en artikel 83(4) betreffende de oorsprongregels van de associatieovereenkomst, die tot zijn opheffing moet leiden zolang Israël zich niet wil schikken naar de voorwaarden;

9. de raad van ministers van de EU te vragen om terug te komen op haar beslissing in verband met de « upgrading » van het statuut van Israël binnen de Europese Unie zolang Israël zich niet schikt naar het internationaal recht en de eisen van het Kwartet;

10. een meer actieve verbintenis van de Europese Unie plegen om de crisis in het Midden-Oosten aan te pakken, omdat ze een belangrijke bijdrage levert aan de zoektocht naar een duurzame oplossing voor de Israëlisch-Palestijnse crisis en aan het bewaren van de vrede. Zo kan de burgerbevolking worden beschermd;

11. de lidstaten van de Europese Unie op te roepen hun nationaal beleid in verband met het Israëlisch-Palestijns conflict meer gecoördineerd te laten verlopen ondanks de sterke onderlinge verschillen zodat er voor de Europese Unie een grotere rol is weggelegd in het vinden van een oplossing voor de crisis, een oplossing waarmee de betrokken partijen akkoord gaan;

12. Palestina binnen zijn grenzen van 1967 officieel te erkennen naar het voorbeeld van andere Europese regeringen (Oostenrijk, Griekenland, Hongarije, Polen, Tsjechië en Cyprus);

13. de daartoe bevoegde deelgebieden en de lidstaten van de Europese Unie op te roepen tot de strikte inachtneming van de « gedragscode wapenexport » met betrekking tot alle wapenleveringen aan Israël, alsook de Europese Raad te verzoeken het vraagstuk van de wapenleveringen aan Israël op de agenda van zijn volgende vergadering te plaatsen, teneinde de huidige — onbevredigende — toestand te analyseren en de balans op te maken;

14. te werken aan een wederzijdse erkenning van de twee staten, een onontbeerlijke stap om tot een rechtvaardige en duurzame oplossing te komen;

15. op te roepen tot de verdere vrijlating van de Palestijnse gevangenen en de vrijlating van de Israëlische soldaat Gilad Shalit;

16. een einde te maken aan de straffeloosheid van de Israëlische soldaten en kolonisten die de mensenrechten van de Palestijnen hebben geschonden;

17. de Israëlische autoriteiten op te roepen onmiddellijk een einde te maken aan de collectieve represailles tegen de Palestijnse bevolking, die in strijd zijn met het internationaal recht;

18. aan de Israëlische regering te vragen dat zij een einde maakt aan de militaire operaties, buitengerechtelijke executies, schending van de mensenrechten en herhaalde overtreding van de Verdragen van Genève, het beleg van de Gazastrook opbreekt en onverwijld de overeenkomst van 15 november 2005 inzake verplaatsingen en toegang in acht neemt zodat het vrij verkeer van goederen en personen mogelijk wordt;

19. Israël aan te sporen zijn verantwoordelijkheden als bezettingsmacht op te nemen, de missies van de VN-agentschappen, van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan en ECHO te vergemakkelijken, de humanitaire organisaties en de UNRWA ononderbroken toegang te verlenen tot de bezette Palestijnse gebieden, in het bijzonder de Gazastrook, humanitaire hulp, medicijnen, water, brandstof en andere basisgoederen niet tegen te houden, het afvalwater af te voeren en afval op te halen om de humanitaire crisis daar in te dijken;

20. de Israëlische regering aan te sporen om zich te schikken naar het advies van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag van 9 juli 2004 in verband met de veiligheidsmuur;

21. de Israëlische regering aan te moedigen om de economische blokkade van Gaza op te heffen en de fiscale en douane-inkomsten opnieuw door te storten aan de Palestijnse autoriteiten en alle tot nu toe in beslag genomen inkomsten terug te geven;

22. Israël te vragen het non-proliferatieverdrag te ratificeren;

23. zowel de raketaanvallen van de Palestijnse groeperingen in Zuid-Israël als de Israëlische militaire operaties in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever te veroordelen;

24. de Palestijnse en Israëlische autoriteiten aan te sporen om het staakt-het-vuren van 19 juni 2008 te versterken en het uit te breiden tot de Westelijke Jordaanoever en geen geweld te gebruiken;

25. « Al Nakba » en het beginsel van het recht op terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen te erkennen en de onderhandelingen op basis van resolutie 194 over het recht op terugkeer aan te vatten.

12 juni 2008.

Josy DUBIÉ.
José DARAS.
Vera DUA.
Isabelle DURANT.
Freya PIRYNS.
Carine RUSSO.

(1) Palestijns-Europees mechanisme voor het beheer van de sociaaleconomische steun.