4-495/3

4-495/3

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

16 DECEMBER 2008


Wetsvoorstel tot invoering in het Strafwetboek van een verzwarende omstandigheid voor daders van bepaalde misdrijven tegen bepaalde personen bekleed met een openbare hoedanigheid


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE UITGEBRACHT DOOR

DE HEER DELPÉRÉE


I. INLEIDING

Dit wetsvoorstel werd op 19 december 2007 ingediend. Het werd op 10 januari 2008 in overweging genomen en verzonden naar de commissie voor de Justitie.

De commissie heeft het voorstel besproken tijdens haar vergaderingen van 19 november, 2, 10 en 16 december 2008, in aanwezigheid van de minister van Justitie.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE HEER CLAES

Dit wetsvoorstel neemt, met wijzigingen, de tekst over van een wetsvoorstel dat reeds op 23 mei 2006 in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend, naar aanleiding van een aantal voorvallen van geweld ten overstaan van politieagenten.

Dit wetsvoorstel heeft tot doel de politiediensten beter te beschermen tegen de geweldplegingen die zij in de uitoefening van hun bediening of ter gelegenheid van de uitoefening van hun bediening ervaren.

De zaak-Hammani heeft immers aangetoond dat er enerzijds een toename is van het fysieke geweld jegens politieambtenaren en anderzijds dat het gebruikte geweld steeds driester wordt.

Meer recentelijk nog werd een jonge politieagente doodgeschoten door zware gangsters die betrapt werden bij een diefstal.

Aangezien politiediensten door de uitoefening van hun bediening een groter risico lopen aan geweld blootgesteld te worden, moet precies aan hen op wetgevend vlak een verhoogde bescherming geboden worden.

Het inschrijven in de strafwet dat de strafmaat gevoelig zal opgetrokken worden naargelang het slachtoffer van het misdrijf een politieagent is, zal immers resulteren in een grotere afschrikking en een meer doeltreffende bestraffing.

Met dit wetsvoorstel wil CD&V opnieuw de artikelen 280 en volgende van het Strafwetboek, zoals gewijzigd bij de wet van 20 december 2006 van minister Onkelinx, aanpassen.

De wet van 20 december 2006 tot wijziging van het Strafwetboek met het oog op het strenger bestraffen van geweld tegen bepaalde categorieën van personen heeft immers geweldplegingen jegens een limitatief opgesomde groep personen en politiemensen, strenger bestraft. Deze wet heeft immers als filosofie die personen beter te beschermen die een opdracht van algemeen belang uitoefenen en die in het bijzonder zijn blootgesteld aan een risico op gewelddaden.

Voormelde wet heeft echter de politiemensen en de in het nieuwe artikel 410bis van het Strafwetboek limitatief opgesomde categorie personen op voet van gelijkheid gesteld wat de bescherming betreft tegen geweldplegingen.

Geweld tegen beide categorieën wordt immers op dezelfde wijze zwaarder bestraft, tenzij voor één specifiek misdrijf : slagen of verwondingen met een ziekte of arbeidsongeschiktheid tot gevolg. In dit geval worden politiemensen door deze nieuwe wet zelfs minder goed beschermd dan de andere categorieën waarvan sprake.

Dit kan voor ons uiteraard niet.

CD&V wil dat geweld tegen politiemensen strenger wordt bestraft. Politieagenten worden in het kader van hun functie immers dagelijks blootgesteld aan agressie en bedreigingen. Zij voeren opdrachten in het kader van het algemeen belang uit waarbij de bescherming van de maatschappij centraal staat.

Daarom is het de plicht van de wetgever dit fysiek geweld, dat jegens hen gepleegd wordt in de uitoefening of naar aanleiding van de uitoefening van hun opdracht van algemeen nut, zoveel mogelijk te voorkomen.

Daarom worden de nieuwe artikelen 280 en volgende van het Strafwetboek opnieuw aangepast.

Tegen welke personen zal geweld voortaan strenger bestraft worden ?

Dit voorstel spiegelt zich aan artikel 280 en volgende van het Strafwetboek.

Er is ten eerste uitdrukkelijk geopteerd de omschrijving in de artikelen 280 en 281 van het Strafwetboek te behouden.

Met « een ministerieel ambtenaar, een agent die drager is van het openbaar gezag of van de openbare macht of enig ander persoon met een openbare hoedanigheid bekleed» worden dan ook politieagenten, ambtenaren van het bosbeheer, personeelsleden van de administratie der Douane en Accijnzen, brandweerlieden e.d.m. bedoeld.

Ten tweede werd ook de vereiste dat het strafbaar feit gepleegd moet zijn in de uitoefening van de bediening, overgenomen.

Teneinde de tekst wetgevingstechnisch te stroomlijnen, worden huidige artikelen 280 en 281, 281bis en 281ter van het Strafwetboek vervangen door een nieuw artikel 280 zodat, met betrekking tot de gewelddelicten jegens politiemensen en andere functies zoals omschreven in dit wetsvoorstel, één geïntegreerde regeling wordt uitgewerkt.

Over welke gewelddelicten gaat het precies ?

Er werd voor geopteerd enkel de gewelddelicten uit hoofdstuk I, afdeling 2 van titel VIII van het Strafwetboek te weerhouden.

Dit gaat met name over het opzettelijk doden, niet doodslag genoemd, en het opzettelijk toebrengen van een lichamelijk letsel.

Door de binding van deze nieuwe verzwarende omstandigheid aan de artikelen 398 tot 404 van het Strafwetboek wordt benadrukt dat deze verzwarende omstandigheid enkel wordt toegepast wanneer het misdrijf met opzet wordt gepleegd, zodat de onopzettelijke slagen en verwondingen en het onopzettelijk doden uitgesloten zijn.

Welke invloed heeft deze verzwarende omstandigheid op de strafmaat ?

Door de toepassing van deze verzwarende omstandigheid wordt zowel de minimumstraf als de maximumstraf opgetrokken op een manier die voor elk misdrijf afzonderlijk bepaald is.

Spreker is zich bewust van het feit dat de straffen niet al zeer moeten verzwaard gelet op de overbevolking van de gevangenissen. Wel is het belangrijk dat de wetgever een signaal van zorg voor afdoende bescherming geeft naar de 30 000 actieve politiemensen.

Dit wetsvoorstel vindt steun bij de politie, maar ook bij de bevolking.

Spreker verwijst ten slotte naar de tabellen als bijlage, waarbij in tabel I een overzicht wordt gegeven van de straffen per betreffend artikel in het Strafwetboek, en in tabel II een overzicht van straffen per categorie van personen.

III. BESPREKING

De heer Monfils wijst erop dat de voorgestelde tekst in overeenstemming gebracht moet worden met artikel 410bis nieuw van het Strafwetboek, zoals de indiener zelf heeft aangegeven. De voorliggende tekst betreft immers de brandweerlieden, maar die zijn reeds opgenomen in artikel 410bis van het Strafwetboek, dat in dit geval in een verdubbeling van de straffen voorziet.

Aangezien het om strafzaken gaat, moet men bovendien goed weten wat men precies bedoelt. Bekleden een steward of een notaris ook niet een beetje een openbare hoedanigheid ?

De toelichting bij het wetsvoorstel heeft het niet alleen over de politiediensten, maar ook over « ambtenaren van het bosbeheer, personeelsleden van de administratie der Douane en Accijnzen, brandweerlieden e.d.m ».

Er moet een sluitende regeling gevonden worden, want artikel 410bis gebruikt niet de formulering « Eenieder wie ... », maar somt de bedoelde personen op.

In sommige gevallen lijkt het er trouwens op dat geweldpleging tegen een politieagent zwaardere minimum- en maximumstraffen oplevert dan die vastgesteld in artikel 410bis, dat de straffen nochtans reeds verdubbelt. Spreker is het er volledig mee eens dat de politiediensten beschermd moeten worden, maar hij merkt op dat zij ook over middelen beschikken om zich te beschermen, wat niet het geval is voor andere categorieën als de buschauffeurs, het personeel van de spoeddiensten, de brandweerlieden, ...

Mevrouw Crombé-Berton vraagt of openbare mandatarissen (gemeenteraadsleden, senatoren, volksvertegenwoordigers, ...) ook onder het toepassingsgebied van de wet vallen.

De heer Delpérée onderschrijft het algemene beginsel van de wet. Zoals andere sprekers vraagt hij zich echter af wat men moet verstaan onder « enig ander persoon met een openbare hoedanigheid bekleed », hoewel het gaat om de huidige tekst van artikel 280 van het Strafwetboek. Hij herinnert eraan dat dit artikel opgenomen is in een hoofdstuk 2, « Smaad en geweld tegen ministers, leden van de wetgevende kamers, dragers van het openbaar gezag of van de openbare macht ». In strafrechtelijke aangelegenheden is het belangrijk om het strafbaar feit heel nauwkeurig te omschrijven.

De heer Claes verwijst naar artikel 278 van hetzelfde Wetboek, dat slagen betreft ten opzichte van een lid van de wetgevende Kamers, ministers, leden van het Arbitragehof, magistraten en officieren van de openbare macht in actieve dienst.

De heer Van Parys onderlijnt dat voorliggend wetsvoorstel, wat betreft het toepassingsgebied, niets toevoegt aan het huidige artikel 280. Het blijft van toepassing op dezelfde categorieën van personen als omschreven in het huidige artikel 280. Hierover bestaat trouwens een gevestigde rechtspraak.

Spreker verwijst ook naar tabel I, waar duidelijk omschreven is wie in de betreffende artikelen is bedoeld.

Spreker heeft de indruk dat het wetsvoorstel qua filosofie in elk geval positief is onthaald.

De heer Delpérée begrijpt de redenering van de voorgaande sprekers, maar het probleem is de zeer vage huidige (en toekomstige) formulering van artikel 280 : « ...enig andere persoon met een openbare hoedanigheid bekleed ». Er zijn twee interpretaties mogelijk. Ofwel beschouwt men dit als een restbepaling (die alle voorgaande uitsluit), ofwel als een algemene bepaling die alle andere omvat.

De minister kan het wetsvoorstel bijtreden, in zoverre dat dit beantwoordt aan een welbepaalde vraag en dat bepaalde lacunes hier worden rechtgezet. Spreker verwijst ook naar de wet van 20 december 2006, die een lacune vertoont op het vlak van de bestraffing van slagen en verwondingen met tijdelijke onbekwaamheid tot gevolg.

Wat betreft slagen tegen leden van de wetgevende Kamers en magistraten, beaamt spreker dat deze niet worden bedoeld in artikel 280. Dit wordt bestraft in specifieke artikelen.

Verder stipt spreker aan dat er in de rechtspraak en rechtsleer geen enkele discussie bestaat over wie onder artikel 280 valt. Men moet echter wel rekening houden met het feit dat een discussie zou kunnen ontstaan, omdat bijvoorbeeld aan brandweerlieden bepaalde politiebevoegdheden worden toegekend. Vallen ze dan onder artikel 280 of onder artikel 410bis ?

De heer Van Parys besluit dat uit de bespreking duidelijk blijkt dat enige reflectie nodig blijkt. Hetzij moet men in artikel 280 een meer precieze omschrijving maken van de categorieën personen die er onder vallen, hetzij moet men hierover documentatie opnemen in de parlementaire werken.

De heer Delpérée vraagt of het schrappen van de woorden « of aan enig ander persoon met een openbare hoedanigheid bekleed » de tekst zou afzwakken. Er moet een manier gevonden worden om de toelichting en het dispositief van de wet met elkaar in overeenstemming te brengen.

De heer Claes onderlijnt dat het niet te tolereren valt dat de beschermers van onze veiligheid zelf niet worden beschermd. De voorgestelde bescherming is ingegeven door gezond verstand en vindt bovendien een draagvlak in de publieke opinie.

Het is bovendien nodig bestaande anomalieën recht te zetten. Voor bepaalde misdrijven is de minimumstraf lager als men deze pleegt ten aanzien van politieagenten dan wanneer men ze pleegt op buschauffeurs.

Deze gedachte vindt trouwens steun in de omzendbrief van het College van procureurs-generaal van 26 februari 2008 over de implementatie van de wet van 20 december 2006.

Op de vraag of voorliggende tekst van toepassing is op brandweerlieden, antwoordt de heer Claes van niet. De toelichting is op dat vlak verwarrend, maar brandweermannen vallen reeds onder artikel 410bis van het Strafwetboek. Ook bovenvermelde omzendbrief van het College van procureurs generaal verduidelijkt de in aanmerking te nemen categorieën, waarbij de brandweerlieden uitdrukkelijk worden vermeld. Een probleem duikt echter op omdat de minister van Binnenlandse Zaken overweegt de brandweerlieden in bepaalde omstandigheden politiebevoegdheden te geven. Spreker meent dat zij, in dat geval, wel onder het toepassingsgebied van artikel 280 zouden vallen.

De heer Monfils is verbaasd dat de vorige spreker het steeds heeft over het optrekken van de minimumstraffen. Dat is iets heel anders dan het wegwerken van ongelijkheden. In artikel 410bis verdubbelt men immers het minimum, maar niet het maximum. De indiener daarentegen verdubbelt het maximum in alle wijzigingen die hij voorstelt. Zo voorziet het huidige artikel 399 (slagen en verwondingen met ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid tot gevolg), in een straf van 2 maanden tot 2 jaar. In het geval van een politieagent, zal de maximumstraf 4 jaar bedragen.

Spreker meent dat men moet nadenken over de hiërarchie van de straffen. Hij haalt de volgende voorbeelden aan :

— aanranding van de eerbaarheid met geweld of bedreigingen : vijf jaar;

— verlating van kinderen : 3 jaar;

— verlating van kinderen met ernstige gevolgen : 5 jaar.

Dit betekent dat als iemand tijdens een betoging of een rel een vuistslag geeft aan een politieagent, en die agent van de arts acht dagen werkonbekwaamheid krijgt, de dader vier jaar gevangenisstraf riskeert. Dat is helemaal overdreven, en wijst niet op een coherente hiërarchie van sancties.

Politieagenten oefenen weliswaar een gevaarlijk beroep uit, maar zij krijgen daar ook een opleiding voor.

Spreker begrijpt niet waarom een gewelddaad op een buschauffeur slechts met opsluiting van maximum twee jaar gestraft wordt, terwijl de opsluiting vier jaar zou zijn als het slachtoffer een politieagent was geweest.

Men kan dat nog begrijpen in het geval van een bijzondere daad van agressie met een permanente onbekwaamheid of een overlijden tot gevolg.

Maar in het geval van een vergiftiging bijvoorbeeld, zal de straf de helft lichter zijn als een gewone burger in plaats van een politieagent het slachtoffer is. Zo kan een vrouw die haar echtgenoot of minnaar vergiftigt, een twee maal zwaardere straf oplopen als die man politieagent was, terwijl de beweegreden van haar daad niets te maken hebben met deze functie. Dat is onverdedigbaar.

Wij moeten erop toezien geen categorie van onaantastbare personen in het leven te roepen die, zelfs wanneer zij zich provocerend gedragen, beschermd worden door het gerecht. In de huidige context is dat niet echt een goed signaal voor de bevolking. Laten we er eerst en vooral voor zorgen dat politieagenten goed opgeleid en uitgerust zijn, dat zij een onderscheid kunnen maken tussen wat essentieel en wat bijkomstig is, tussen verbaal geweld en slagen, en dat zij hun kalmte kunnen bewaren.

De heer Delpérée meent dat er wat het slachtoffer betreft een hiaat is tussen de toelichting en het beschikkend gedeelte van het voorliggende wetsvoorstel. De toelichting vermeldt zeer duidelijk de politieagenten, de ambtenaren van het bosbeheer, de personeelsleden van de administratie der Douane en Accijnzen, de brandweerlieden ...

De tekst zelf is veel ruimer, aangezien er sprake is van een ministerieel ambtenaar, een agent die drager is van het openbaar gezag of van de openbare macht of enig ander persoon met een openbare hoedanigheid bekleed. Een notaris of een gerechtsdeurwaarder zouden onder deze definitie kunnen vallen.

Wat het misdrijf betreft, valt het door de heer Monfils aangehaalde geval van een vrouw die haar partner vergiftigt niet onder het toepassingsgebied van het voorstel, aangezien het alleen personen betreft die het slachtoffer zijn van agressie tijdens de uitoefening van hun bediening.

Spreker vraagt zich echter wel af waarom de indieners van het voorstel een onderscheid maken tussen « in de uitoefening van hun bediening » en « ter gelegenheid van de uitoefening van hun bediening ». Behoort het zich naar zijn werk begeven tot de tweede categorie ?

De heer Mahoux vestigt de aandacht op het feit dat er vrijwillige brandweerlui en statutaire brandweerlui bestaan. Het lijkt vreemd om zonder verdere verduidelijking politietaken te willen toevertrouwen aan brandweerlui. Bovendien handelt artikel 410bis reeds over de brandweer. Dit artikel, waarover heel lang is gediscussieerd, was aanvankelijk trouwens bedoeld om personen die de opdracht hebben om anderen te hulp te komen, te beschermen.

Afgezien van het ontradende karakter van sommige sancties, voegt spreker eraan toe dat wij reeds over heel duidelijke repressieve maatregelen beschikken, die onlangs nog herzien zijn.

De heer Monfils vraagt of de tekst ook betrekking heeft op militairen.

De heer Claes verwijst naar de wetswijziging van 20 december 2006 met het oog op het strenger bestraffen van geweld tegen bepaalde categorieën van personen en naar de bijgevoegde tabellen, waaruit blijkt dat er heel wat anomalieën bestaan. Voorliggend wetsvoorstel poogt deze recht te zetten. Het is abnormaal dat de minimumstraf, bij bijvoorbeeld opzettelijke slagen met voorbedachte rade zonder gevolgen of bij opzettelijke slagen met ziekte of ongeschiktheid, tegen een politieman, lager is dan hetzelfde misdrijf tegen een persoon bedoeld in artikel 410bis. De politieman verdient een betere bescherming precies omdat hijzelf instaat voor de bescherming van de maatschappij. Er hebben zich een aantal concrete gevallen voorgedaan waarbij politieagenten slachtoffer waren van geweld. Het is ook niet normaal dat de maximumstraffen voor geweldpleging tegen politieagenten zo laag liggen. De vraag tot betere bescherming van deze categorie leeft niet alleen bij de politieagenten zelf, maar bij de hele bevolking. De anomalieën op het vlak van de minimumstraffen moeten worden rechtgezet, en ook de maximumstraffen moeten worden verhoogd, maar niet op buitensporige wijze.

Wat betreft de woorden « in de uitoefening van de bediening », verwijst spreker naar de bovenvermelde omzendbrief van het college van procureurs generaal. Het betreft hier een feitelijk begrip en men zal moeten oordelen, geval per geval, rekening houdend met de omstandigheden.

Spreker besluit dat de bedoeling van zijn wetsvoorstel is een betere bescherming te bieden aan de politieagenten en de misdadigers hierbij af te schrikken, en niet bij te dragen tot een verhoogde overbevolking van de gevangenissen.

De heer Van Parys stipt aan dat de invulling van het toepassingsgebied van artikel 280 niet in voorliggende tekst dient te gebeuren. Inderdaad werd dit toepassingsgebied nader omschreven bij de wet van 20 december 2006. De parlementaire voorbereidende werken en de omzendbrief van het college van procureurs generaal geven hiervan een nadere omschrijving. Uiteraard is artikel 280 enkel van toepassing op politieagenten in de uitoefening van hun functie, en niet als privé persoon.

De heer Vankrunkelsven vraagt of men onder officieren van politie ook inspecteurs en stagiairs bedoelt.

De heer Van Parys antwoordt bevestigend. Het betreft om het even welke politiefunctionaris die in de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie bepaalde daden stelt. Spreker verwijst nogmaals naar de omschrijving van artikel 280 in de wet van 20 december 2006.

De heer Monfils herinnert eraan dat het wetsvoorstel er niet alleen toe strekt de ongelijkheden weg te werken, een doelstelling waarmee spreker akkoord kan gaan, maar ook de maximumstraffen te verdubbelen. Het feit dat de politie vragende partij is voor een dergelijke hervorming, is bovendien geen argument aangezien momenteel heel wat categorieën mensen zwaardere straffen eisen voor bepaalde gedragingen (pedofiele misdaden, diefstal met geweld, misdaden door jongeren ouder dan 16 jaar voor wie spreker tevergeefs onttrekking vraagt ten voordele van het hof van assisen, voorlopig zonder resultaat, om politieke redenen ...)

Zoals reeds vermeld, moet er vooral op worden toegezien dat de politie goed wordt opgeleid.

Ten slotte herinnert spreker aan zijn vraag in verband met de toepassing van de tekst op militairen.

De heer Claes gaat ermee akkoord dat men niet steeds moet bezwijken onder de druk van belangengroepen. Anderzijds moet men wel bescherming verlenen aan de personen die de maatschappij beschermen. De voorgestelde maximumstraffen werden overgenomen uit de categorie van geweldpleging tegen minderjarigen.

Militairen vallen niet onder het voorliggende wetsvoorstel. Deze genieten immers reeds een specifieke bescherming bepaald in de artikelen 275 en 276 van het Strafwetboek.

De heer Monfils wijst erop dat een minderjarige, in tegenstelling tot een politieman, geen opleiding in zelfverdediging heeft gehad.

IV. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING

De heer Claes verwijst naar de volgende nota van de dienst wetsevaluatie :

« Opschrift

Het opschrift is niet geheel nauwkeurig. Het wetsvoorstel voert de verzwarende omstandigheid niet in, maar wijzigt ze.

Bovendien vergt de voorgenomen wijziging ook enkele aanpassingen van andere wetten (zie verder).

Om deze redenen zou men kunnen opteren voor het volgende opschrift :

« Wetsvoorstel met betrekking tot de verzwarende omstandigheid voor daders van bepaalde misdrijven tegen bepaalde personen bekleed met een openbare hoedanigheid »

Artikel 2

Tekstcorrecties in de inleidende zin :

— « of aan enig ander persoon » wordt beter « of op enig ander persoon »;

— « de uitoefening van hun bediening » wordt beter « de uitoefening van zijn bediening » (vgl. « ses » in de Franse tekst);

— « worden de straffen bepaald als volgt » wordt beter « zijn de straffen de volgende » (vgl. art. 405bis van het Strafwetboek).

Bijkomende artikelen

De opheffing van artikel 281 van het Strafwetboek brengt met zich dat sommige andere wetten eveneens moeten worden gewijzigd.

Het gaat om :

— ‏artikel 31 van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisscherij

« De opvarende die slagen toebrengt aan een van de in het vorige artikel genoemde personen in de uitoefening of ter gelegenheid van de uitoefening van hun bediening, wordt gestraft met de straffen gesteld bij de artikelen 280 en 281 van het Strafwetboek, volgens de aldaar gemaakte onderscheidingen, onverminderd de toepassing van de artikelen 399, tweede lid, 400 en 401 van hetzelfde wetboek. »

Suggestie :

« In artikel 31 van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisscherij, vervangen bij de wet van 21 oktober 1997, worden de woorden « bij de artikelen 280 en 281 » vervangen door de woorden « bij artikel 280 ».

— artikel 28, eerste lid, van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de vaartuigen.

« Met de straffen gesteld in de artikelen 276, 280 en 281 van het Strafwetboek naar het aldaar voorziene onderscheid en onverminderd de toepassing van de artikelen 399, 400 en 401 van hetzelfde Wetboek, wordt gestraft ieder die de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn in de uitoefening of naar aanleiding van de uitoefening van hun ambt smaadt of slaat. »

Suggestie :

 In artikel 28, eerste lid, van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de vaartuigen, gewijzigd bij de wet van 22 januari 2007, worden de woorden « , 280 en 281 » vervangen door de woorden « en 280 ».

— artikel 13, § 4, van de wet van 12 juli 1983 op de scheepsmeting.

« § 4. Met de straffen gesteld in artikelen 276, 280 en 281 van het Strafwetboek naar het aldaar voorziene onderscheid en onverminderd de toepassing van artikelen 299, 400 en 401 van hetzelfde Wetboek, wordt gestraft ieder die de ambtenaren van de met de scheepvaartcontrole belaste dienst in de uitoefening of naar aanleiding van de uitoefening van hun ambt smaadt of slaat. Gezegde ambtenaren kunnen de bij deze paragraaf bedoelde strafbare handelingen op staande voet vaststellen door middel van processen-verbaal die bewijskracht hebben tot het tegenbewijs is geleverd. »

Suggestie :

In artikel 13, § 4, van de wet van 12 juli 1983 op de scheepsmeting, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999, worden de woorden « , 280 en 281 » vervangen door de woorden « en 280 ».

— artikel 6 van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.

« De personen die in een onderneming, dienst of instelling, bedoeld in artikel 1) een andere functie uitoefenen dan die welke beoogd worden in artikel 5, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden :

1º niet veroordeeld geweest zijn, zelfs niet met uitstel, tot een gevangenisstraf van ten minste zes maanden wegens enig misdrijf, tot een gevangenisstraf of een andere straf wegens diefstal, heling, afpersing, misbruik van vertrouwen, oplichting, valsheid in geschriften, opzettelijke slagen en verwondingen aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, of misdrijven, bepaald bij de artikelen 379 tot 386ter van het Strafwetboek, bij artikel 227 van het Strafwetboek bij artikel 259bis van het Strafwetboek, bij de artikelen 280 en 281 van het Strafwetboek, bij de artikelen 323, 324 en 324ter van het Strafwetboek, bij de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en haar uitvoeringsbesluiten, de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie en haar uitvoeringsbesluiten, de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, of de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden. »

Suggestie :

« In artikel 6, eerste lid, 1º, eerste lid, van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, vervangen bij de wet van 7 mei 2004 en gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007, worden de woorden « bij de artikelen 280 en 281 » vervangen door de woorden « bij artikel 280 ».

— artikel 22, § 8, van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid

« In afwijking van artikel 5, eerste lid, 1º, dienen de personen die de functie zoals bedoeld in artikel 5 uitoefenden op datum van inwerkingtreding van de wet te voldoen aan volgende voorwaarden : niet veroordeeld geweest zijn, zelfs niet met uitstel, voor de datum van inwerkingtreding van de wet van 7 mei 2004 tot wijziging van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, de wet van 29 juli 1934 houdende verbod van private milities en de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective, tot een gevangenisstraf van ten minste zes maanden wegens enig misdrijf of tot een gevangenisstraf van ten minste drie maanden wegens opzettelijke slagen of verwondingen of tot een lagere gevangenisstraf wegens diefstal, heling, afpersing, misbruik van vertrouwen, oplichting, valsheid in geschriften, aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, of misdrijven, bepaald bij de artikelen 379 tot 386ter van het Strafwetboek, bij artikel 259bis van het Strafwetboek, bij de artikelen 280 en 281 van het Strafwetboek, bij de artikelen 323, 324 en 324ter van het Strafwetboek, bij de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en haar uitvoeringsbesluiten, bij de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie en haar uitvoeringsbesluiten, bij de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens of bij de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden, en niet veroordeeld geweest zijn, zelfs niet met uitstel, sedert de inwerkingtreding van dezelfde wet tot enige correctionele of criminele straf, bestaande uit een geldboete of een gevangenisstraf. »

Suggestie :

« In artikel 22, § 8, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 7 mei 2004, worden de woorden « bij de artikelen 280 en 281 » vervangen door de woorden « bij artikel 280 ». »

Aan de hand van deze nota werden amendementen nrs. 1 tot 7 (stuk Senaat nr. 4-495/2) ingediend, die enkele technische correcties aanbrengen.

Opschrift

Amendement nr. 1

De heer Claes cs dient een amendement (Stuk senaat, nr. 4-495/2) in om tegemoet te komen aan de opmerkingen van de dienst wetsevaluatie.

Artikel 1

Geen opmerkingen

Artikel 1/1

Amendement nr 10

De heer Monfils dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 4-495/2, amendement nr. 10), subsidiair amendement op amendement nr. 8 (zie infra, art. 2), dat ertoe strekt een artikel 1/1 in te voegen, luidende :

« In artikel 266 van het Strafwetboek worden de woorden « waarvan het minimum wordt verdubbeld indien het gevangenisstraf betreft, en met twee jaar verhoogd indien het opsluiting of hechtenis van vijftien jaar tot twintig jaar of gedurende een kortere tijd betreft » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 280, 1º tot 11º, gewijzigd bij de wet van ... ».

De indiener van het amendement meent dat indien de straffen die worden opgelegd aan de daders van geweldplegingen tegen agenten van de openbare macht door dit wetsvoorstel worden verdubbeld, er geen reden is om de sancties voor deze agenten lichter te houden wanneer zij zelf deze misdaden en wanbedrijven hebben gepleegd.

Indien men van oordeel is dat het uiterst strenge optreden tegenover de plegers van gewelddaden tegen de politiediensten gemotiveerd wordt door de erkenning en het respect dat de bevolking het werk van dit korps verschuldigd is, moet de politie tegelijkertijd zelf « boven elke verdenking staan » en moeten de tekortkomingen van sommigen — die trouwens vaak ongestraft blijven en zo de reputatie van het hele korps de meeste schade toebrengen — even streng worden bestraft.

De minister begrijpt de bedoeling van de heer Monfils, uitgaand van de gedachte dat gezag niet mag worden misbruikt. Artikel 266 van het Strafwetboek valt echter onder Hoofdstuk VII, met betrekking tot de wanbedrijven betreffende het houden van de akten van de burgerlijke stand, en heeft aldus niets met geweldpleging te maken.

Amendement nr. 2

De heer Claes cs dient een amendement in (Stuk senaat, nr. 4-495/2) teneinde de Nederlandse tekst van de inleidende zin te vervangen en aldus tegemoet te komen aan de opmerkingen van de dienst wetsevaluatie.

Amendementen nrs. 8 tot 11

De heer Monfils dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 4-495/ 2, amendement nr. 8), dat ertoe strekt bepaalde straffen, zoals bepaald in het 1º tot 8º van het in artikel 2 voorgestelde artikel 280, te wijzigen.

De indiener herinnert eraan dat artikel 410bis van het Strafwetboek de schuldigen van misdaden en wanbedrijven tegen personen die een ambt van openbaar belang bekleden, bestraft met zwaardere straffen dan daders die dezelfde feiten hebben gepleegd jegens andere burgers.

De minimumstraf wordt verdubbeld in geval van gevangenisstraf en wordt met twee jaar verhoogd in geval van opsluiting.

De door het amendement voorgestelde wijzigingen passen eenzelfde stelsel toe op de personen die door het wetsvoorstel worden beoogd, namelijk in hoofdzaak agenten die drager zijn van het openbaar gezag of van de openbare macht.

De indieners verantwoorden hun voorstel door te verwijzen naar de strafverhoging wanneer de feiten tegen een minderjarige zijn gepleegd (art. 405bis).

Deze vergelijking gaat echter niet op : een politieagent is opgeleid om het hoofd te bieden aan de risico's van zijn beroep, hij kan zich verdedigen en beschikt over persoonlijke bewapening die hij zo nodig kan gebruiken.

Een minderjarige staat daarentegen volstrekt machteloos ten opzichte van de geweldplegingen waarvan hij het slachtoffer is.

Om de gevolgen van een overdreven strenge wetgeving ter zake te verduidelijken, geeft spreker het voorbeeld van een hooligan uit Marseille die niet zo lang geleden in Spanje tijdens relletjes een stoel naar een politieman had gegooid. De politieman was daardoor gedurende enkele dagen werkonbekwaam. De hooligan werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie en een half jaar. Die straf leek zo overdreven zwaar dat er protest kwam en de betrokkene werd vrijgelaten op borg.

Wat het voorgestelde 5º betreft, wijst de minister erop dat de maximale gevangenisstraf vijf jaar bedraagt, en de minimale duur van de opsluiting vijf jaar. In het 5º wordt het misdrijf als een misdaad beschouwd, waarbij de minimumduur van de opsluiting vijf jaar is, en niet vier jaar, conform artikel 9 van het Strafwetboek. Er moet dus een technische rechtzetting gebeuren in dit amendement.

Spreker heeft ook bedenkingen bij de verantwoording van het amendement waarbij wordt gesteld dat een politieagent is opgeleid om het hoofd te bieden aan de risico's van zijn beroep en dat hij zich kan verdedigen en beschikt over persoonlijke bewapening die hij zo nodig kan gebruiken.

Dit artikel betreft echter niet enkel politieagenten, maar ook andere ministeriële ambtenaren, zoals gerechtsdeurwaarders en notarissen.

Spreker verklaart zich dan ook eerder voorstander van de oorspronkelijke tekst.

De heer Monfils antwoordt dat de indieners van het wetsvoorstel net een belangrijk onderscheid maken tussen de personen die momenteel in artikel 410bis worden beoogd en de personen op wie de voorliggende tekst van toepassing is. Dat kan spreker niet aanvaarden. Hij gaat akkoord met het wetsvoorstel om de ordediensten in artikel 410bis op te nemen maar niet om hen te beschouwen als een speciale categorie van personen tegen wie geweldplegingen buitenmaats worden bestraft in vergelijking met geweldplegingen tegen anderen. Hij ziet bijvoorbeeld niet in waarom dezelfde gewelddaden tegen een politieman veel strenger moeten worden bestraft dan tegen een buschauffeur.

De heer Claes antwoordt dat de voorgestelde bepaling geen nieuwe categorie invoert. Er zijn reeds nu drie categorieën in het Strafwetboek, zijnde geweldplegingen tegen de gewone burger, geweldplegingen tegen personen bedoeld in artikel 410bis en geweldplegingen tegen personen met een gezagsfunctie. Er wordt hier enkel een gradatie voorgesteld in de reeds bestaande categorieën, ten voordele van dragers van de openbare macht. Verder zet het voorstel de anomalieën recht tusen de tweede en de derde categorie, overeenkomstig de initiële bedoelingen van de wetgever.

Wat betreft het door de heer Monfils voorgestelde 1º en 5º sluit spreker zich aan bij de opmerkingen van de minister. Het 1º verlaagt de huidige maximumstraf bij opzettelijke slagen zonder gevolgen van 1 jaar tot zes maand. Dit kan toch niet de bedoeling zijn. De in het amendement voorgestelde straffen in het 5º van vier tot zeven jaar zijn niet gebruikelijk. De correctionele rechtbank kan maximumstraffen opleggen tot vijf jaar; vanaf vijf jaar is het Hof van Assisen bevoegd.

Spreker onderstreept dat het belangrijk is terug te gaan naar de oorspronkelijke filosofie van het wetsvoorstel. De maximumstraf wordt verhoogd omdat de rechter bij zeer zware delicten ten aanzien van personen die het openbaar gezag uitoefenen te weinig speelruimte heeft. De rechter zal oordelen en hoeft niet per se de maximumstraf op te leggen.

De heer Monfils gaat akkoord met het voorstel van de overheid om de woorden « vier jaar » te vervangen door de woorden « vijf jaar », in punt e) van zijn amendement nr. 8. Hij dient daartoe subamendement nr. 11 in (stuk Senaat, nr. 4-495/2).

Voor het overige moet er een principiële keuze worden gemaakt tussen de benadering die hij voorstaat en de benadering van de indieners van het voorstel.

De heer Vankrunkelsven verklaart de indiener van het wetsvoorstel te kunnen volgen wat betreft de minimumstraffen. Wat betreft de verhoging van de maximumstraffen wil spreker een meer voorzichtige houding aan de dag leggen.

De heer Collignon is er niet van overtuigd dat zwaardere straffen de misdaad meer tegengaan, ook al begrijpt hij de bedoeling van het wetsvoorstel. Hij vraagt zich trouwens af of men zich gebogen heeft over de gevolgen van de beoogde maximumstraffen voor een mogelijke correctionalisering.

De heer Vankrunkelsven antwoordt dat het wetsvoorstel niets wijzigt aan de mogelijkheid tot correctionalisering. Alle hier bepaalde straffen zijn correctionaliseerbaar.

De heer Van Parys stipt aan dat de fundamentele vraag is of men al dan niet een bijzondere bescherming wil verlenen aan de personen die het openbaar gezag uitoefenen. Naar aanleiding van een aantal concrete incidenten is de vraag naar bijzondere bescherming gerezen. Dit is een keuze die men dient te maken.

De heer Claes verklaart niet te kunnen instemmen met het voorstel van de heer Monfils waarbij de bestaande derde categorie van geweldplegingen tegen personen die het openbaar gezag uitoefenen wordt opgeheven. Op deze personen wordt dan zonder meer het stelsel toegepast van artikel 410bis. Dit gaat te ver. Spreker kan wel instemmen met het voorstel om de bepalingen met betrekking tot de vergiftiging weg te laten.

De heer Monfils herhaalt dat twee redeneringen tegenover elkaar staan. Het is de taak van de commissie om een beslissing hierover te nemen.

Het voorstel van de heer Claes is geen compromisvoorstel, het betreft zijn amendement nr. 9.

De heer Monfils dient een tweede amendement in (stuk Senaat, nr. 4-495/2, amendement nr. 9), dat ertoe strekt het 9º, 10º en 11º van artikel 280, voorgesteld in artikel 2 van het wetsvoorstel, te schrappen.

Deze drie bepalingen hebben betrekking op de toediening van een stof die kan leiden tot ziekte, arbeidsongeschiktheid of de dood.

Aangezien artikel 280 doelt op misdaden en wanbedrijven die onder meer zijn begaan jegens agenten die drager zijn van het openbaar gezag of van de openbare macht in de uitoefening of ter gelegenheid van de uitoefening van hun bediening, ziet men amper gevallen waarbij een vergiftiging of een poging tot vergiftiging in deze categorie zou kunnen passen ... Tenzij men ervan uitgaat dat het volstaat dat men de stof heeft proberen toe te dienen of heeft toegediend tijdens de uitoefening van het ambt van de agenten (een vergiftigde thermos in het politiecommissariaat ... ?), opdat de strafverhoging gerechtvaardigd is.

Deze zeer zeldzame gevallen zouden trouwens meestal het resultaat zijn van privéacties die niets te maken hebben met het ambt van de agent van de openbare macht.

De strafverhoging wordt dan ook in casu niet ernstig verantwoord.

De minister besluit dat de regering voorstander is van de tekst voorgesteld door de heer Claes. Wel kan hij instemmen met het amendement nr. 9 van de heer Monfils. Vergiftiging zou zich kunnen voordoen, maar dan kan men terugvallen op de algemene regels.

De heer Vandenberghe wenst toch op te merken dat er een veralgemeende toenemende agressiviteit bestaat, ook tegen de bedienaars van het recht, zoals de advocaten en de leden van het openbaar ministerie. Terwijl de gerechtsdeurwaarders en de notarissen hier een bijkomende bescherming wordt geboden, is dat voor hen niet het geval. Dit is een anomalie. Deze discriminatie geldt des te meer daar de gewelddaden tegen bepaalde leden van verzorgingsistellingen wel aanleiding geven tot verzwarende omstandigheden.

Deze anomalieën zullen eventueel later moeten worden onderzocht en kunnen aanleiding geven tot een nieuw wetsvoorstel ter zake.

Amendement nr. 10

Zie supra, art. 1/1 (nieuw)

Artikelen 3 tot 5

Er worden geen opmerkingen gemaakt over deze artikelen.

Artikelen 6 (nieuw) tot en met 10 (nieuw)

Amendementen nrs. 3 tot en met 7

De heer Claes dient deze amendementen in om tegemoet te komen aan de opmerkingen van de dienst wetsevaluatie naar aanleiding van het opheffen van artikel 281 van het Strafwetboek.

V. STEMMINGEN

Amendement nr. 1 wordt aangenomen met 8 stemmen bij 2 onthoudingen.

Artikel 1 wordt aangenomen met 8 stemmen bij 2 onthoudingen.

Subamendement nr. 11 en amendement nr. 8 worden verworpen met 6 stemmen tegen 1 stem bij 3 onthoudingen.

Amendement nr. 2 wordt aangenomen met 7 stemmen bij 3 onthoudingen.

Amendement nr. 9 wordt aangenomen met 8 stemmen bij 2 onthoudingen.

Amendement nr. 10 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.

Het geamendeerde artikel 2 wordt aangenomen met 7 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.

De artikelen 3 tot 5 worden aangenomen met 8 stemmen bij 2 onthoudingen.

De amendementen nrs. 3 tot 7 worden aangenomen met 7 stemmen bij 3 onthoudingen.

Het geamendeerde wetsvoorstel in zijn geheel wordt aangenomen met 7 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.


Dit verslag werd eenparig goedgekeurd door de 10 aanwezige leden.

De rapporteur, De voorzitter,
Francis DELPÉRÉE. Patrik VANKRUNKELSVEN.

Tabellen I & II

Tabel I : Overzicht straffen per artikel in het Strafwetboek

Slagen en verwondingen

Toepasselijke artikelen

278-281ter : ministers, leden van wetgevende kamers, dragers van het openbaar gezag of van de openbare macht

392-397 : Doodslag

398-410 : Opzettelijke slagen en verwondingen

Artikelnummer —  Article Wat ? —  Quoi ? Tegen wie —  Contre qui Gevolgen —  Conséquences Minimumstraf —  Peine minimale Maximumstraf —  Peine maximale Geldboete —  Amende
278, 1e lid. — 278, alinéa 1er Slagen. — Coups Lid Wetgevende kamers, ministers, leden van het Arbitragehof, magistraten, officieren van de openbare macht in actieve dienst. — Membre des Chambres législatives, ministres, membres de la Cour constitutionnelle, magistrats, officiers de la force publique en service actif Geen. — Aucune 2 maanden. — 2 mois 2 jaar. — 2 ans 50 — 500
278, 2e lid. — 278, alinéa 2 Slagen tijdens zitting Parlement of zitting rechtbank of hof. — Coups durant l'assemblée du Parlement ou l'audience du tribunal ou de la cour Lid Wetgevende kamers, ministers, leden van het Arbitragehof, magistraten, officieren van de openbare macht in actieve dienst. — Membre des Chambres législatives, ministres, membres de la Cour constitutionnelle, magistrats, officiers de la force publique en service actif Geen. — Aucune 3 maanden. — 3 mois 3 jaar. — 3 ans 200-1000
279 Slagen. — Coups Lid Wetgevende kamers, ministers, leden van het Arbitragehof, magistraten, officieren van de openbare macht in actieve dienst. — Membre des Chambres législatives, ministres, membres de la Cour constitutionnelle, magistrats, officiers de la force publique en service actif Bloedstorting, verwonding of ziekte. — Effusion de sang, blessures ou maladie 6 maanden. — 6 mois 5 jaar. — 5 ans 200-1500
280 Slagen. — Coups Ministrieel ambtenaar, agent belast met openbaar gezag, iedere persoon met openbare hoedanigheid tijdens zijn dienst. — Officier ministériel, agent dépositaire de l'autorité publique, toute personne ayant un caractère public, durant leur service Geen. — Aucune 1 maand. — 1 mois 1 jaar. — 1 an 50-300
281, eerste lid. — 281, alinéa 1er Slagen. — Coups Ministrieel ambtenaar, agent belast met openbaar gezag, iedere persoon met openbare hoedanigheid tijdens zijn dienst. — Officier ministériel, agent dépositaire de l'autorité publique, toute personne ayant un caractère public, durant leur service Bloedstorting, verwonding of ziekte. — Effusion de sang, blessures ou maladie 3 maanden. — 3 mois 2 jaar. — 2 ans 100-500
281, 2e lid (wet 20/12/2006). — 281, alinéa 2 (loi du 20/12/2006) Slagen met voorbedachten rade. — Coups avec préméditation Ministrieel ambtenaar, agent belast met openbaar gezag, iedere persoon met openbare hoedanigheid tijdens zijn dienst. — Officier ministériel, agent dépositaire de l'autorité publique, toute personne ayant un caractère public, durant leur service Bloedstorting, verwonding of ziekte. — Effusion de sang, blessures ou maladie 6 maanden. — 6 mois 3 jaar. — 3 ans 100-500
281bis, 1e lid (wet 20/12/2006). — 281bis, alinéa 1er (loi du 20/12/2006) Slagen. — Coups Ministrieel ambtenaar, agent belast met openbaar gezag, iedere persoon met openbare hoedanigheid tijdens zijn dienst. — Officier ministériel, agent dépositaire de l'autorité publique, toute personne ayant un caractère public, durant leur service Ongeneeslijke ziekte, blijvende arbeids-ongeschiktheid, verlies van een orgaan, zware verminking. — maladie incurable, incapacité permanente de travail, perte d'un organe, mutilation grave 4 jaar. — 4 ans 5 jaar. — 5 ans 200-500
281bis, 2e lid (wet 20/12/2006). — 281bis, alinéa 2 (loi du 20/12/2006) Slagen met voorbedachten rade. — Coups avec préméditation Ministrieel ambtenaar, agent belast met openbaar gezag, iedere persoon met openbare hoedanigheid tijdens hun dienst. — Officier ministériel, agent dépositaire de l'autorité publique, toute personne ayant un caractère public, durant leur service Ongeneeslijke ziekte, blijvende arbeids-ongeschiktheid, verlies van een orgaan, zware verminking. — maladie incurable, incapacité permanente de travail, perte d'un organe, mutilation grave 7 jaar. — 7 ans 10 jaar. — 10 ans
281ter, 1e lid (wet 20/12/2006). — 281ter, alinéa 1er (loi du 20/12/2006) Slagen, zonder het oogmerk te doden. — Coups, sans intention de donner la mort Ministrieel ambtenaar, agent belast met openbaar gezag, iedere persoon met openbare hoedanigheid tijdens zijn dienst. — Officier ministériel, agent dépositaire de l'autorité publique, toute personne ayant un caractère public, durant leur service Dood. — Mort 7 jaar. — 7 ans 10 jaar. — 10 ans
281ter, 2e lid (wet 20/12/2006). — 281ter, alinéa 2 (loi du 20/12/2006) Slagen, zonder het oogmerk te doden, maar met voorbedachten rade gepleegd. — Coups, sans intention de donner la mort, mais portés avec préméditation Ministrieel ambtenaar, agent belast met openbaar gezag, iedere persoon met openbare hoedanigheid tijdens zijn dienst. — Officier ministériel, agent dépositaire de l'autorité publique, toute personne ayant un caractère public, durant leur service Dood. — Mort 12 jaar. — 12 ans 15 jaar. — 15 ans
393 Doodslag (doden, met oogmerk te doden). — Meurtre (homicide commis avec intention de donner la mort) Iedereen. — Toute personne Dood. — Mort 20 jaar. — 20 ans 30 jaar. — 30 ans
394 Moord (Doodslag met voorbedachte rade). — Assassinat (Meurtre commis avec préméditation Iedereen. — Toute personne Dood. — Mort Levenslang. — Perpétuité
395 Oudermoord. — Parricide Ouder, bloedverwant in opgaande lijn. — Père, mère, ascendant Dood. — Mort Levenslang. — Perpétuité
397 Vergiftiging. — Empoisonnement Iedereen. — Toute personne Dood. — Mort Levenslang. — Perpétuité
398, 1e lid. — 398, alinéa 1er Opzettelijke slagen en verwondingen. — Coups et blessures volontaires Iedereen. — Toute personne Geen. — Aucune 8 dagen. — 8 jours 6 maanden. — 6 mois 26-100
398, 2e lid. — 398, alinéa 2 Opzettelijke slagen en verwondingen, met voorbedachte rade. — Coups et blessures volontaires, avec préméditation Iedereen. — Toute personne Geen. — Aucune 1 maand. — 1 mois 1 jaar. — 1 an 50-200
399, 1e lid. — 399, alinéa 1er Opzettelijke slagen en verwondingen. — Coups et blessures volontaires Iedereen. — Toute personne Ziekte, arbeidsongeschiktheid. — Maladie, incapacité de travail 2 maanden. — 2 mois 2 jaar. — 2 ans 50-200
399, 2e lid. — 399, alinéa 2 Opzettelijke slagen en verwondingen, met voorbedachten rade. — Coups et blessures volontaires, avec préméditation Iedereen. — Toute personne Ziekte, arbeidsongeschiktheid. — Maladie, incapacité de travail 6 maanden. — 6 mois 3 jaar. — 3 ans 100-500
400, 1e lid. — 400, alinéa 1er Opzettelijke slagen en verwondingen. — Coups et blessures volontaires Iedereen. — Toute personne Ongeneeslijke ziekte, blijvende arbeidsongeschiktheid, verlies van een orgaan, zware verminking. — maladie incurable, incapacité permanente de travail, perte d'un organe, mutilation grave 2 jaar. — 2 ans 5 jaar. — 5 ans 200-500
400, 2e lid. — 400, alinéa 2 Opzettelijke slagen en verwondingen, met voorbedachten rade. — Coups et blessures volontaires, avec préméditation Iedereen. — Toute personne Ongeneeslijke ziekte, blijvende arbeidsongeschiktheid, verlies van een orgaan, zware verminking. — maladie incurable, incapacité permanente de travail, perte d'un organe, mutilation grave 5 jaar. — 5 ans 10 jaar. — 10 ans
401, 1e lid. — 401, alinéa 1er Opzettelijke slagen en verwondingen, zonder het oogmerk te doden. — Coups et blessures volontaires, sans intention de donner la mort Iedereen. — Toute personne Dood. — Mort 5 jaar. — 5 ans 10 jaar. — 10 ans
401, 2e lid. — 401, alinéa 2 Opzettelijke slagen en verwondingen, zonder het oogmerk te doden, maar met voorbedachten rade gepleegd. — Coups et blessures volontaires, sans intention de donner la mort, mais portés ou faites avec préméditation Iedereen. — Toute personne Dood. — Mort 10 jaar. — 10 ans 15 jaar. — 15 ans
402 Vergiftiging, zonder het oogmerk te doden. — Empoisonnement, sans intention de donner la mort Iedereen. — Toute personne Ziekte, arbeidsongeschiktheid. — Maladie, incapacité de travail 3 maand. — 3 mois 5 jaar. — 5 ans 50-500
403 Vergiftiging, zonder het oogmerk te doden. — Empoisonnement, sans intention de donner la mort Iedereen. — Toute personne Ongeneeslijke ziekte, blijvende arbeidsongeschiktheid, verlies van een orgaan, zware verminking. — maladie incurable, incapacité permanente de travail, perte d'un organe, mutilation grave 5 jaar. — 5 ans 10 jaar. — 10 ans
404 Vergiftiging, zonder het oogmerk te doden. — Empoisonnement, sans intention de donner la mort Iedereen. — Toute personne Dood. — Mort 15 jaar. — 15 ans 20 jaar. — 20 ans
405 Poging tot vergiftiging. — Tentative d'empoisonnement Iedereen. — Toute personne Geen. — Aucune 1 maand. — 1 mois 1 jaar. — 1 an
405bis, 1º Opzettelijke slagen en verwondingen. — Coups et blessures volontaires Minderjarigen. — Mineurs Geen. — Aucune 1 maand. — 1 mois 1 jaar. — 1 an 26-100
405bis, 2º Opzettelijke slagen en verwondingen, met voorbedachten rade. — Coups et blessures volontaires, avec préméditation Minderjarigen. — Mineurs Geen. — Aucune 2 maanden. — 2 mois 2 jaar. — 2 ans 50-200
405bis, 3º Opzettelijke slagen en verwondingen. — Coups et blessures volontaires Minderjarigen. — Mineurs Ziekte, arbeidsongeschiktheid. — Maladie, incapacité de travail 4 maanden. — 4 mois 4 jaar. — 4 ans 50-200
405bis, 4º Opzettelijke slagen en verwondingen, met voorbedachten rade. — Coups et blessures volontaires, avec préméditation Minderjarigen. — Mineurs Ziekte, arbeidsongeschiktheid. — Maladie, incapacité de travail 1 jaar. — 1 an 5 jaar. — 5 ans 100-500
405bis, 5º Opzettelijke slagen en verwondingen. — Coups et blessures volontaires Minderjarigen. — Mineurs Ongeneeslijke ziekte, blijvende arbeidsongeschiktheid, verlies van een orgaan, zware verminking. — maladie incurable, incapacité permanente de travail, perte d'un organe, mutilation grave 5 jaar. — 5 ans 10 jaar. — 10 ans
405bis, 6º Opzettelijke slagen en verwondingen, met voorbedachten rade. — Coups et blessures volontaires, avec préméditation Minderjarigen. — Mineurs Ziekte, arbeidsongeschiktheid. — Maladie, incapacité de travail 10 jaar. — 10 ans 15 jaar. — 15 ans
405bis, 7º Opzettelijke slagen en verwondingen, zonder het oogmerk te doden. — Coups et blessures volontaires, sans intention de donner la mort Minderjarigen. — Mineurs Dood. — Mort 10 jaar. — 10 ans 15 jaar. — 15 ans
405bis, 8º Opzettelijke slagen en verwondingen, zonder het oogmerk te doden, maar met voorbedachte rade gepleegd. — Coups et blessures volontaires, sans intention de donner la mort, mais portés ou faites avec préméditation Minderjarigen. — Mineurs Dood. — Mort 15 jaar. — 15 ans 20 jaar. — 20 ans
405bis, 9º Vergiftiging, zonder het oogmerk te doden. — Empoisonnement, sans intention de donner la mort Minderjarigen. — Mineurs Ziekte, arbeidsongeschiktheid. — Maladie, incapacité de travail 5 jaar. — 5 ans 10 jaar. — 10 ans
405bis, 10º Vergiftiging, zonder het oogmerk te doden. — Empoisonnement, sans intention de donner la mort Minderjarigen. — Mineurs Ongeneeslijke ziekte, blijvende arbeidsongeschiktheid, verlies van een orgaan, zware verminking. — maladie incurable, incapacité permanente de travail, perte d'un organe, mutilation grave 10 jaar. — 10 ans 15 jaar. — 15 ans
405bis, 11º Vergiftiging, zonder het oogmerk te doden. — Empoisonnement, sans intention de donner la mort Minderjarigen. — Mineurs Dood. — Mort 17 jaar. — 17 ans 20 jaar. — 20 ans
405ter Per categorie. — Par catégorie Minderjarigen, door ouders, toezichter. — Mineurs, par leurs parents, par toute personne ayant autorité sur eux Ingeval van gevangenisstraf : Minimumstraf × 2, ingeval van opsluiting : minimum + 2 jaar. — En cas d'emprisonnement : peine minimale × 2, en cas de réclusion : minimum + 2 ans
405quater Per categorie, met discriminatiemotief. — Par catégorie, avec motif discriminatoire Iedereen. — Toute personne Mogelijkheid tot minimumstraf × 2. — Possibilité de doubler la peine minimale
410bis, 1e lid. — 410bis, alinéa 1er Per categorie. — Par catégorie Chauffeur, begeleider, controleur of loketbediende van openbaar vervoer, Postbode, brandweerman, lid van de civiele bescherming, ambulancier, arts, apotheker, kinesitheurapeut, verpleegkundige, onthaalpersoneel spoeddienst, maatschappelijk werker, psycholoog. — Conducteur, accompagnateur, contrôleur ou guichetier d'un transport public, facteur, pompier, membre de la protection civile, ambulancier, médecin, pharmacien, kinésithérapeute, infirmier, membre du personnel affecté à l'accueil dans les services d'urgence, assistant social, psychologue Ingeval van gevangenisstraf : Minimumstraf × 2, ingeval van opsluiting : minimum + 2 jaar. — En cas d'emprisonnement : peine minimale × 2, en cas de réclusion : minimum + 2 ans
410bis, 1e lid. — 410bis, alinéa 1er Per categorie. — Par catégorie Leerling/ouder tegen leerkracht of personeelslid van de school. — Élève/parent contre un enseignant ou un membre du personnel de l'école Ingeval van gevangenisstraf : Minimumstraf × 2, ingeval van opsluiting : minimum + 2 jaar. — En cas d'emprisonnement : peine minimale × 2, en cas de réclusion : minimum + 2 ans

Tableau 2 : Aperçu des peines par catégories de personnes

Burger — Citoyen 410bis Politieman — Policier Nieuw voorstel — Nouvelle proposition
Opzettelijke slagen, zonder gevolgen — Coups volontaires, sans conséquence 7/12/2007
Straf — Peine 8 dagen — 6 maanden. — 8 jours — 6 mois 16 dagen — 6 maanden. — 16 jours — 6 mois 1 maand 1 jaar. — 1 mois — 1 an 1 maand — 1 jaar. — 1 mois — 1 an
Geldboete — Amende 26 — 100 26 — 100 50-300 50-300
Artikel — Article 398, eerste lid. — 398, alinéa 1er 280 nieuw 280, 1º. — 280, 1º, nouveau
Opzettelijke slagen, met voorbedachten rade, zonder gevolgen — Coups volontaires, avec préméditation, sans conséquence 7/12/2007
Straf — Peine 1 maand — 1 jaar. — 1 mois — 1 an 2 maanden — 1 jaar. — 2 mois — 1 an 1 maand — 1 jaar . — 1 mois — 1 an 2 maanden — 2 jaar. — 2 mois — 2 ans
Geldboete — Amende 50 — 200 50 — 200 50 — 300 50 — 300
Artikel — Article 398, tweede lid. — 398, alinéa 2 280 nieuw 280, 2º. — 280, 2º, nouveau
Opzettelijke slagen, met ziekte of ongeschiktheid (en bloedstorting bij 281) — Coups volontaires ayant entraîné une maladie ou une incapacité de travail (et une effusion de sang pour ce qui est de l'article 281)
Straf — Peine 2 maanden — 2 jaar. — 2 mois — 2 ans 4 maanden — 2 jaar. — 4 mois — 2 ans3 maanden — 2 jaar . — 3 mois — 2 ans 4 maanden — 4 jaar. — 4 mois — 4 ans
Geldboete — Amende 50 — 200 50 — 200 100 — 500 100 — 500
Artikel — Article399, tweede lid . — 399, alinéa 1er 281, eerste lid. — 281, alinéa 1er nieuw 280, 3º. — 280, 3º, nouveau
Opzettelijke slagen, met ziekte of ongeschiktheid (en bloedstorting bij 281), met voorbedachte rade — Coups volontaires ayant entraîné une maladie ou une incapacité de travail (et une effusion de sang pour ce qui est de l'article 281), avec préméditation
Straf — Peine 6 maanden — 3 jaar. — 6 mois — 3 ans 12 maanden —3 jaar. — 12 mois — 3 ans 6 maanden — 3 jaar. — 6 mois — 3 ans 1 jaar — 5 jaar. — 1 an — 5 ans
Geldboete — Amende 100 — 500 100 — 500 100 — 500 100 — 500
Artikel — Article 399, tweede lid. — 399, alinéa 2 281, tweede lid (wet 20/12/2006). — 281, alinéa 2 (loi du 20/12/2006) nieuw 280, 4º. — 280, 4º, nouveau
Opzettelijke slagen, met ongeneeslijke ziete, blijvende arbeidsongeschiktheid, verlies van een orgaan, zware verminking tot gevolg — Coups volontaires ayant entraîné une maladie incurable, une incapacité permanente de travail, la perte de l'usage d'un organe ou une mutilation grave
Straf — Peine 2 jaar — 5 jaar. — 2 ans — 5 ans 4 jaar — 5 jaar. — 4 ans — 5 ans 4 jaar — 5 jaar. — 4 ans — 5 ans 5 jaar — 10 jaar. — 5 ans — 10 ans
Geldboete — Amende 200 — 500 200 — 500 200 — 500
Artikel — Article 400, eerste lid. — 400, alinéa 1er 281bis, eerste lid (wet 20/12/2006). — 281bis, alinéa 1er (loi du 20/12/2006) nieuw 280, 5º. — 280, 5º, nouveau
Opzettelijke slagen, met ongeneeslijke ziekte, blijvende arbeidsongeschiktheid, verlies van een orgaan, zware verminking tot gevolg, met voorbedachten rade — Coups volontaires ayant entraîné une maladie incurable, une incapacité permanente de travail, la perte de l'usage d'un organe ou une mutilation grave, avec préméditation
Straf — Peine 5 jaar — 10 jaar. — 5 ans — 10 ans 7 jaar — 10 jaar. — 7 ans — 10 ans 7 jaar — 10 jaar. — 7 ans — 10 ans10 jaar — 15 jaar . — 10 ans — 15 ans
Geldboete — Amende
Artikel — Article 400, tweede lid. — 400, alinéa 2 281bis — tweede lid (wet 20/12/2008). — 281bis, alinéa 2 (loi du 20/12/2006) nieuw 280, 6º. — 280, 6º, nouveau
Opzettelijke slagen, zonder het oogmerk te doden, met de dood tot gevolg — Coups volontaires ayant entraîné la mort sans intention de la donner
Straf — Peine 5 jaar — 10 jaar. — 5 ans — 10 ans 7 jaar — 10 jaar. — 7 ans — 10 ans 7 jaar — 10 jaar. — 7 ans — 10 ans 10 jaar — 15 jaar. — 10 ans — 15 ans
Geldboete — Amende
Artikel — Article 401, eerste lid. — 401, alinéa 1er 281ter, eerste lid (wet 20/12/2006). — 281ter, alinéa 1er (loi du 20/12/2006) nieuw 280, 7º. — 280, 7º, nouveau
Opzettelijke slagen met voorbedachten rade, zonder het oogmerk te doden, met de dood tot gevolg — Coups volontaires, avec préméditation, ayant entraîné la mort sans intention de la donner
Straf — Peine 10 jaar — 15 jaar. — 10 ans — 15 ans 12 jaar — 15 jaar. — 12 ans — 15 ans 12 jaar — 15 jaar. — 12 ans — 15 ans 15 jaar — 20 jaar. — 15 ans — 20 ans
Geldboete — Amende
Artikel — Article 401, tweede lid. — 401, alinéa 2 281ter, tweede lid (wet 20/12/2006). — 281ter, alinéa 2 (loi du 20/12/2006) nieuw 280, 8º. — 280, 8º, nouveau
Vergiftiging met niet-dodelijke stoffen, die ziekte of arbeidsongeschiktheid veroorzaken — Empoisonnement au moyen de substances non mortelles ayant entraîné une maladie ou une incapacité de travail
Straf — Peine 3 maanden — 5 jaar. — 3 mois — 5 ans 6 maanden — 5 jaar. — 6 mois — 5 ans Geen aparte regeling. — Pas de régime spécifique 5 jaar — 10 jaar. — 5 ans — 10 ans
Geldboete — Amende 50 — 500 50 — 500
Artikel — Article 402 . — 280, 9º, nouveau
Vergiftiging met niet-dodelijke stoffen, die een ongeneeslijke ziekte, blijvende arbeidsongeschiktheid of het verlies van een orgaan veroorzaken — Empoisonnement au moyen de substances non mortelles ayant entraîné une maladie incurable, une incapacité permanente de travail ou la perte de l'usage d'un organe
Straf — Peine 5 jaar — 10 jaar. — 5 ans — 10 ans 7 jaar — 10 jaar. — 7 ans — 10 ans Geen aparte regeling. — Pas de régime spécifique 10 jaar — 15 jaar. — 10 ans — 15 ans
Geldboete — Amende 403 nieuw 280, 10º. — 280, 10º, nouveau
Artikel — Article
Vergiftiging met stoffen, die de dood veroorzaken, zonder het oogmerk te doden — Empoisonnement au moyen de substances ayant entraîné la mort sans intention de la donner
Straf — Peine 15 jaar — 20 jaar. — 15 ans — 20 ans 17 jaar — 20 jaar. — 17 ans — 20 ans Geen aparte regeling. — Pas de régime spécifique 17 jaar — 20 jaar. — 17 ans — 20 ans
Geldboete — Amende
Artikel — Article 403 nieuw 280, 10º. — 280, 10º, nouveau

Opmerking categorie 410bis : misdrijven tegen chauffeur, een begeleider, een controleur of een loketbediende van een uitbater van een netwerk voor openbaar vervoer, een postbode, een brandweerman, een lid van de civiele bescherming, een ambulancier, een arts, een apotheker, een kinesitherapeut, een verpleegkundige, een lid van het onthaalpersoneel van de spoeddienst, maatschappelijk werker, een psycholoog in openbare dienst.

Nieuw voorstel heeft betrekking op : ministeriële ambtenaren, een agent die drager is van het openbaar gezag of van de openbare macht, of enig ander persoon die een openbare hoedanigheid bekleed.