4-815/1

4-815/1

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

19 JUNI 2008


Wetsvoorstel betreffende de toekenning van dotaties aan leden van de koninklijke familie

(Ingediend door de heer Philippe Monfils)


TOELICHTING


Het stelsel van de dotaties aan de leden van de koninklijke familie bestaat sinds 1853, jaar waarin het werd ingevoerd voor de twee mannelijke kinderen van Koning Leopold I, te weten Prins Leopold, die een dotatie ontving tussen 1853 en zijn troonsbestijging in 1865, en Prins Filips, Graaf van Vlaanderen, die een dotatie ontving tussen 1856 en 1905.

Sindsdien hebben alle mannelijke troonopvolgers, behalve zij die vroegtijdig gestorven zijn, een dotatie ontvangen : Prins Albert voordat hij Koning Albert I werd, Prins Leopold voordat hij Leopold III werd en Prins Karel na zijn regentschap.

Koning Boudewijn heeft nooit een dotatie ontvangen aangezien hij de troon besteeg bij zijn meerderjarigheid, maar zijn broer, Prins Albert, de toekomstige Albert II, ontvangt een dotatie sedert 1959.

Tijdens de regering van Boudewijn I werd een dotatie toegekend aan zijn neef, Prins Filip, en na de wijziging van de Salische wet werd ze voor de eerste keer toegekend aan een troonopvolgster, Prinses Astrid.

De wet van 13 november 2001 kent aan Prins Laurent een dotatie toe, die dezelfde is als die van zijn zuster Prinses Astrid, maar kleiner dan die van Prins Filip, de eerste troonopvolger.

Sindsdien zijn er herhaaldelijk vragen gerezen rond de problematiek van de dotaties en is er zelfs kritiek geuit.

Sommigen hebben eraan herinnerd dat bepaalde dotaties « met de natte vinger » zijn toegekend. Door de uitbreiding van de koninklijke familie moet ook worden nagedacht over de vraag of nieuwe dotaties moeten worden toegekend.

Het komt mij voor dat alle speculatie in die zin moet worden beëindigd en de enige manier om dat te doen is een wet goed te keuren die de criteria voor de toekenning van dotaties vaststelt.

Dat is het doel van dit voorstel.

Het voorstel is drieledig :

1. Er wordt een dotatie toegekend aan de Koning of de Koningin die afstand heeft gedaan van de troon, alsook aan de overlevende echtgenoot.

De dotatie aan de vorst die afstand doet van de troon, stelt hem in staat een waardig leven te blijven leiden na zijn voormalig ambt als Staatshoofd.

De dotatie aan de overlevende echtgenoot stelt hem in staat er een hofhouding te blijven op nahouden, met alle personeelskosten en vertegenwoordigingskosten die eraan verbonden zijn.

2. Er wordt een dotatie toegekend aan de vermoedelijke troonopvolger. Die moet zich op zijn toekomstige taak voorbereiden. Hij moet ervoor zorgen dat hij op de hoogte blijft van de toestand in België en in het buitenland. Hij heeft natuurlijk heel wat officiële verplichtingen.

3. Met uitzondering van de dotaties aan Prinses Astrid en aan Prins Laurent (zie verder), lijkt het niet verantwoord er aan andere leden van de koninklijke familie, zoals de andere afstammelingen van de Koning, broers en zusters, ... toe te kennen.

Niet alleen dreigt het aantal dotaties dan aanzienlijk op te lopen, er is ook geen enkele reden om ze toe te kennen, aangezien de kans dat de betrokken personen op de troon komen heel klein is.

Sommige leden van de koninklijke familie zullen evenwel moeten deelnemen aan officiële aangelegenheden, waardoor zij een publiek leven hebben dat niet het gevolg is van hun eventueel beroep, maar van het feit dat zij deel uitmaken van de koninklijke familie.

De civiele lijst van de Koning kan nu al de vertegenwoordigingskosten vergoeden bij publieke activiteiten van de leden van de koninklijke familie die geen dotatie ontvangen.

De toekenningscriteria, de bedragen, de eventuele frequentie, ... dat alles zal afhangen van de beslissingen die worden genomen naar aanleiding van de activiteiten van het Koninklijk Paleis.

Dit voorstel handhaaft ten slotte als een overgangsmaatregel en op permanente wijze de dotaties die aan Prinses Astrid en aan Prins Laurent werden toegekend.

Indertijd vond men dat alle kinderen van de Koning moesten worden voorbereid op een eventuele troonsbestijging en dat zij dus de middelen moesten krijgen om zich volledig toe te leggen op hun vertegenwoordigende taak, ongehinderd door enige beroepsactiviteit.

Men vond dus niet dat de Prinses en de Prins burgers zoals de anderen waren en dat zij vrij een beroep konden kiezen.

Men kan niet plots, met als excuus dat de opvattingen over de rol van de koninklijke familie veranderd zijn, de klok terugdraaien en de verworven rechten van Prinses Astrid en van Prins Laurent afschaffen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikelen 2 en 3

De verantwoording wordt in de toelichting gegeven.

Artikel 4

Vanzelfsprekend kunnen de bedragen van jaar tot jaar veranderen. Tevens dient erop te worden gewezen dat zowel de dotaties als de civiele lijst in de Rijksbegroting zijn opgenomen en dat parlementaire controle vanzelfsprekend mogelijk is.

Philippe MONFILS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Volgende personen hebben recht op een bij de wet bepaalde dotatie :

1º de Koning of de Koningin die troonsafstand gedaan heeft;

2º de overlevende echtgenoot van de Koning of van de Koningin;

3º de vermoedelijke troonopvolger, zodra hij of zij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt.

Art. 3

De dotaties die bij de wet van 7 mei 2000 aan Prinses Astrid en aan Prins Laurent zijn toegekend, worden gehandhaafd.

Art. 4

De dotaties worden persoonlijk en voor het leven toegekend. Zij worden jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.

25 april 2008.

Philippe MONFILS.