4-10/2

4-10/2

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

29 JANUARI 2008


Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van het schorsend karakter van een verzoekschrift tot vernietiging bij de Raad van State voor wat de burgerrechtelijke vordering tot schadevergoeding betreft


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEREN H. VANDENBERGHE EN VAN PARYS

Art. 3

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 3. — De wet is van toepassing op de lopende rechtsgeschillen in de mate ze niet werden beslecht door een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is getreden. »

Verantwoording

De regelen van verjaring zijn van onmiddellijke toepassing. De gevatte rechter beoordeelt derhalve het geschil, met name de beoordeling van het schorsend karakter van het verzoekschrift op het ogenblik dat hij uitspraak moet doen op de vordering ten gronde.

Hugo VANDENBERGHE
Tony VAN PARYS.

Nr. 2 VAN DE HEER DELPÉRÉE

Art. 2

Dit artikel wijzigen als volgt :

a) In de Franse tekst het woord « illicéité » vervangen door het woord « illégalité »;

b) Telkens het woord « juridiques » tussen het woord « actes » en het woord « administratifs » doen vervallen.

Verantwoording

De tekst wordt in overeenstemming gebracht met de tekst van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

Nr. 3 VAN DE HEER DELPÉRÉE

Opschrift

Het opschrift van dit wetsvoorstel wijzigen als volgt :

« Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op het schorsen van de verjaring van de burgerrechtelijke vordering tot schadevergoeding ten gevolge van een beroep tot vernietiging bij de Raad van State »

Francis DELPÉRÉE.

Nr. 4 VAN DE HEER H. VANDENBERGHE

Art. 3

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 3. — De wet is van toepassing op de bestaande rechtsgeschillen in de mate ze niet beslecht werden bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. »

Verantwoording

Zie artikel 11 van de wet van 10 juni 1998 en Arbitragehof, arrest van 2 juli 2003.

Gegeven het tweede lid van artikel 101 van de op 17 juli 1991 gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit moet deze bepaling, als ze al van toepassing zou kunnen zijn op de delictuele verjaringstermijn, niet gewijzigd worden.

Hugo VANDENBERGHE.

Nr. 5 VAN MEVROUW TAELMAN

Art. 3

Dit artikel vervangen als volgt :

« De wet is van toepassing op de lopende rechtsgeschillen en de geschillen waar een beslissing tot vernietiging van de bestreden administratieve rechtshandeling door de Raad van State is genomen 5 jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet, maar waar geen burgerlijke vordering werd ingesteld binnen vijf jaar na de vernietigde rechtshandeling ».

Verantwoording

De regelen van verjaring zijn van onmiddellijke toepassing. Er stelt zich dus geen probleem voor de rechtzoekende die reeds een burgerlijke vordering heeft ingesteld gedurende de looptijd van de zaak voor de Raad van State, zelfs al wordt er een beslissing door de Raad van State genomen meer dan 5 jaar na de bestreden beslissing. Voor het arrest van 2006 (Cass., 16 februari 2006, V.P./Belgische Staat, c.05.002N) kon de rechtzoekende ervan uitgaan dat hij na de uitspraak van de Raad van State nog een schadevergoeding voor de burgerlijke vordering kon indienen.

Het probleem stelt zich dus voor gedingen waar de Raad van State een administratieve rechtshandeling vernietigt na 16 februari 2006 en waar het geding op dat ogenblik meer dan 5 jaar na de rechtshandeling en voor de inwerkingtreding van de wet hangende was.

Deze overgangsbepaling heeft tot doel de rechtzoekende die er tot 2006 van kon uitgaan dat hij nog kon vorderen voor de burgerlijke rechtbank, maar op 16 februari 2006 opeens voor voldongen feiten werd gesteld, te beschermen. Dit terwijl de rechtzoekende die twee jaar later een uitspraak van de Raad van State verkrijgt, wel een beroep kan doen op de rechter via de nieuwe wet. Deze discriminatie dient te worden vermeden.

Martine TAELMAN.