4-254/1 | 4-254/1 |
11 OKTOBER 2007
Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 27 april 2006 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 3-1702/1 — 2005/2006).
De mondialisering mag dan al zorgen voor een tot dusver ongekende welstand, dat neemt niet weg dat de kloof tussen de bevolking van de industrielanden en die van sommige ontwikkelingslanden almaar vergroot.
Er is dan ook nood aan een voluntaristische reactie van de hele internationale gemeenschap, opdat de meest achtergestelde bevolkingsgroepen écht uitzicht krijgen op een alternatief voor de thans heersende situatie van moedeloosheid en wanhoop.
Om die reden hebben negenenzeventig landen, onder aanvoering van Algerije, Duitsland, Brazilië, Chili, Spanje en Frankrijk, een verklaring ondertekend over innoverende financieringsbronnen. Zij deden dit naar aanleiding van de Top van de Verenigde Naties van 14 september 2005 in New York, die gewijd was aan de verwezenlijking van de Millenniumdoelstellingen inzake ontwikkeling, de zogenaamde « Millennium Development Goals ».
In die verklaring wordt het belang van die nieuwe financieringsmechanismen onderstreept en wordt voorgesteld samen na te denken over de instelling van internationale solidariteitsbijdragen, met name een heffing op vliegtickets teneinde aanzienlijke middelen vrij te maken om de grote oorzaken van ontwikkelingsproblemen weg te werken. Het passagiersvervoer via de lucht is immers een van de grote gangmakers van de mondialisering en maakt een snelle groei door. Bovendien behoren de klanten van de luchtvaartmaatschappijen maar zelden tot de armste bevolkingscategorieën.
Bij de ontwikkelingslanden heeft dit initiatief hooggespannen verwachtingen geschapen : 27 Afrikaanse landen op 47 hebben de verklaring van 14 september 2005 onverkort gesteund, terwijl 5 andere er hun principieel akkoord aan hebben gegeven.
In een werkdocument heeft de Europese Commissie alle voordelen van dat mechanisme nog eens op een rijtje gezet, waaronder de makkelijke uitvoerbaarheid ervan.
Juridisch brengt de instelling van die heffing geen problemen met zich. Het internationaal luchtvervoer valt namelijk onder de Conventie van Chicago, alsook onder bilaterale akkoorden en verdragen : geen van die teksten verbiedt echter de instelling van een forfaitaire heffing op vliegtickets. Ook de Europese regelgeving en de WTO-akkoorden staan dergelijke heffingen toe, op voorwaarde dat ze geen discriminerend effect hebben.
Frankrijk heeft alvast het voortouw genomen en is zijn belofte nagekomen, door vanaf 2006 een solidariteitsheffing in te stellen op vliegtickets. De opbrengst van die heffing gaat gedeeltelijk naar de strijd tegen HIV/aids, tuberculose en malaria, waarbij inzonderheid wordt gefocust op een betere toegankelijkheid van de behandelingen. Ook België heeft zich ertoe verbonden actie te ondernemen, door de verklaring aangaande de innoverende financieringsbronnen mee te ondertekenen. Het is van belang dat ons land het niet alleen bij goede voornemens houdt. Dit wetsvoorstel strekt er dan ook toe een regeling in te stellen naar analogie van de Franse heffing op vliegtickets.
Na afloop van de ministeriële Conferentie die van 28 februari tot 1 maart 2006 plaatsvond in Parijs, kondigde Frankrijk aan dat twaalf landen bereid zijn mee gestalte te geven aan dat ambitieuze en transnationale fiscale project. Via de aanneming van dit wetsvoorstel zou België zich bij die groep van initiatiefnemers kunnen voegen.
De volledige opbrengst van die heffing moet worden gestort aan de directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) en moet meer bepaald worden besteed aan de verbetering van de gezondheidszorg in de ontwikkelingslanden.
Artikel 2
Er wordt een fonds opgericht dat tot taak heeft bij te dragen tot de financiering van de ontwikkelingslanden en tot de verwezenlijking van de « Millennium Development Goals », meer bepaald op het gebied van de gezondheidszorg.
Artikelen 3 tot 8
Deze artikelen zijn geïnspireerd op de Franse wetgeving.
Artikel 9
In de rubriek « Buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking » wordt een nieuw begrotingsfonds opgericht onder de benaming « Solidariteitsfonds voor de ontwikkeling ». Dat fonds zal worden gefinancierd met de ontvangsten uit de heffing op vliegtickets die wordt ingesteld via het tweede hoofdstuk van deze wet. Die ontvangsten moeten worden aangewend voor de financiering van de ontwikkelingslanden en met name voor de verwezenlijking van de « Millennium Development Goals » op het gebied van de gezondheidszorg.
Isabelle DURANT. Vera DUA. Josy DUBIÉ. Freya PIRYNS. |
HOOFDSTUK I
Algemene bepaling
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK II
Instelling van een « heffing burgerluchtvaart »
Art. 2
§ 1. De publieke luchtvaartmaatschappijen zijn een « heffing burgerluchtvaart » verschuldigd ten behoeve van het in artikel 9 van deze wet bedoelde begrotingsfonds.
Deze heffing wordt geheven op het aantal in België ingescheepte passagiers en de hoeveelheid in België aan boord genomen vracht en post, ongeacht de door de luchtvaartmaatschappij toegepaste tarifering, met uitzondering van :
a) het personeel waarvan de aanwezigheid aan boord direct met de vlucht te maken heeft, met name de bemanningsleden die voor de vlucht instaan, de veiligheids- of politieagenten, de vrachtbegeleiders;
b) kinderen onder de twee jaar;
c) de doorreizende passagiers, de vracht en de post die op de luchthaven een tussenlanding maken en met hetzelfde vliegtuig met hetzelfde vluchtnummer de reis vervolgen;
d) de passagiers, de vracht en de post die een gedwongen tussenlanding maken als gevolg van technische incidenten, ongunstig weer of enig ander geval van overmacht.
De heffing geldt voor elke commerciële vlucht.
§ 2. Voor de inning van de heffing worden niet beschouwd als commerciële vluchten van publieke luchtvaartmaatschappijen :
a) noodevacuaties om gezondheidsredenen;
b) de lokale vluchten in de zin van punt 2º) van artikel 1 van verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen.
Art. 3
Het tarief van de heffing voor de passagiers is het volgende :
— voor vluchten naar België vanuit een andere lidstaat van de Europese Unie of van een lidstaat die tot de Europese Economische Ruimte behoort : 1 euro per passagier in economy class en 4 euro per passagier in business class of een daarmee gelijkgestelde klasse;
— voor de vluchten met andere bestemmingen : 10 euro per passagier in economy class en 40 euro in business class of een daarmee gelijkgestelde klasse.
Art. 4
§ 1. De luchtvaartmaatschappijen geven elke maand op een door het bestuur van de burgerluchtvaart verstrekt voorbedrukt formulier het aantal passagiers en de hoeveelheid vracht en post op die de vorige maand zijn ingescheept en/of aan boord genomen voor de vluchten vanuit België.
Die aangifte wordt samen met de betaling van het verschuldigde bedrag gericht aan de directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking.
De aangifte wordt gecontroleerd door de diensten van de algemene directie van de Burgerluchtvaart. Daartoe kunnen de beëdigde personeelsleden ter plaatse de nodige documenten raadplegen.
Vooraf wordt aan de maatschappij een aankondiging gestuurd, zodat ze zich door een raadsman kan laten bijstaan.
De vastgestelde tekortkomingen en de desbetreffende sancties worden ter kennis gebracht van de maatschappij, die beschikt over een termijn van dertig dagen om haar opmerkingen mee te delen.
Na onderzoek van de eventuele opmerkingen schrijft de directeur van het bestuur van de burgerluchtvaart zo nodig een uitvoerbare titel uit die de nog steeds verschuldigde bijkomende rechten omvat, samen met de in artikel 5, § 1, bepaalde verwijlinterest en eventueel de in artikel 5, § 3, bepaalde verhogingen.
§ 2. Als binnen de termijnen geen aangifte plaatsheeft, wordt overgegaan tot de ambtshalve belasting op grond van de laadcapaciteit van het type vliegtuigen dat voor alle vluchten tijdens de betrokken maand vanaf elke luchthaven is gebruikt, uitgedrukt als volgt :
a) totaal aantal aangeboden zetels, voor de passagiersvliegtuigen;
b) totaal aantal voor passagierstransport aangeboden zetels en maximale laadcapaciteit voor het transport van vracht en post, voor de vliegtuigen die zowel passagiers, vracht of post vervoeren;
c) totale commerciële lading, voor de vrachtvliegtuigen.
De maatschappij kan evenwel, binnen dertig dagen volgend op de betekening van de uitvoerbare titel, ter vervanging van die titel, een verklaring betreffende die rechten indienen, onder voorbehoud van een latere controle op grond van de in § 1 opgenomen voorwaarden.
Bij niet-betaling van de rechten voorziet artikel 5, § 1, van deze wet in verwijlintrest, en artikel 5, § 2, in een verhoging van de rechten.
§ 3. Het recht op rectificatie van de heffing verjaart na drie jaar.
Die verjaringstermijn wordt geschorst en gestuit op grond van de bepalingen van het gemeen recht, meer bepaald door de indiening van een verklaring overeenkomstig de voorwaarden bedoeld bij § 2.
Art. 5
§ 1. De verwijlintrest bedoeld in artikel 4 van deze wet bedraagt 0,40 % per maand.
Hij wordt toegepast op de bedragen die de belastingplichtige ten laste worden gelegd, of waarvan de storting is uitgesteld.
De verwijlintrest wordt berekend van de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de belasting moest worden vereffend, tot de laatste dag van de maand van betaling.
Wanneer het bepaalde in § 2 of § 3 wordt toegepast, is niet langer verwijlintrest verschuldigd van de laatste dag van de maand waarin het voorstel tot rectificatie wordt gedaan, dan wel van de maand waarin de verklaring of de akte wordt ingediend.
§ 2. Indien de verklaring bedoeld bij artikel 4 van deze wet niet binnen de gestelde termijn wordt overgelegd, wordt het bedrag van de rechten dat de belastingplichtige ten laste wordt gelegd, dan wel het gevolg is van de laattijdige indiening van de verklaring of akte, verhoogd met :
1º 10 % bij ontstentenis van ingebrekestelling of in geval van indiening van de verklaring of van de akte binnen dertig dagen volgend op de ontvangst van een ingebrekestelling, betekend bij aangetekende brief, tot overlegging ervan binnen die termijn;
2º 40 % wanneer de verklaring of de akte niet werd ingediend binnen dertig dagen volgend op de ontvangst van een ingebrekestelling, betekend bij aangetekende brief, tot overlegging ervan binnen die termijn.
§ 3. Wanneer in de verklaring bedoeld in artikel 4 van deze wet onjuiste gegevens zijn opgenomen dan wel gegevens zijn weggelaten, wordt een verhoging toegepast van :
1º 40 % in geval van opzettelijk verzuim;
2º 80 % in geval van bedrieglijke handelingen of van verzwijging.
Art. 6
Onder voorbehoud van de voormelde bepalingen, wijst de Koning de ambtenaar aan die met de invordering van de heffing wordt belast.
De geschillen worden behandeld door het Directoraat-generaal van de Burgerluchtvaart.
De klachten worden ingediend, onderzocht en beoordeeld zoals in aangelegenheden betreffende de inkomstenbelasting.
Art. 7
De volledige opbrengst van de heffing wordt maandelijks gestort aan het Fonds dat is opgericht krachtens artikel 9 van deze wet.
Art. 8
De bepalingen van artikel 3 zullen door de minister die de ontwikkelingssamenwerking onder zijn bevoegdheid heeft, worden geëvalueerd na een periode van vierentwintig maanden volgend op de inwerkingtreding van deze wet.
De in artikel 3 van deze wet bedoelde bedragen kunnen jaarlijks door de Koning worden herzien, teneinde rekening te houden met de inflatie.
HOOFDSTUK III
Oprichting van een begrotingsfonds
Art. 9
In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen1 wordt « sectie 14 — FOD Buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking » aangevuld als volgt :
1º de eerste kolom, « Benaming van het organiek begrotingsfonds », wordt aangevuld als volgt :
« 14-3 Solidariteitsfonds voor ontwikkeling »;
2º de tweede kolom, « Aard van de toegewezen ontvangsten », wordt aangevuld met rubriek 14-3, luidende :
« Ontvangsten van de heffing ingesteld bij hoofdstuk II van de wet van (...) »;
3º de derde kolom, « Aard van de gemachtigde uitgaven », wordt aangevuld met rubriek 14-3, luidende :
« Uitgaven die bijdragen tot de financiering van de ontwikkelingshulp en beogen de « Millenniumdoelstellingen inzake ontwikkeling », meer bepaald op het gebied van de gezondheidszorg, te verwezenlijken. ».
Dit Fonds is een begrotingsfonds in de zin van artikel 45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991.
12 juli 2007.
Isabelle DURANT. Vera DUA. Josy DUBIÉ. Freya PIRYNS. |