4-260/1

4-260/1

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

9 OKTOBER 2007


Voorstel van resolutie betreffende de overeenkomsten tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie (BLEU) en diverse Staten inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen

(Ingediend door de heer Josy Dubié c.s.)


TOELICHTING


Dit voorstel van resolutie neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 26 januari 2006 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 3-1535/1 — 2005/2006).

De bedoeling ervan is enerzijds in de BLEU-overeenkomsten systematisch een uitdrukkelijke vermelding op te nemen van het naleven van de mensenrechten, de vakbondsrechten en de fundamentele vrijheden en anderzijds de Senaat regelmatig te laten informeren over de voortgang van de overeenkomsten waarover wordt onderhandeld en die gesloten zijn.

Josy DUBIÉ.
Vera DUA.
José DARAS.
Isabelle DURANT.
Freya PIRYNS.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. Gelet op de bevoegdheden van de Federale Staat inzake internationale overeenkomsten van de Belgisch-Luxemburgse Unie (BLEU) inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen;

B. Gelet op de overeenkomsten die de BLEU om die reden heeft gesloten met diverse Staten, waaronder de Republiek Azerbeidzjan (Brussel, 18 mei 2004), en die voor onderzoek aan het Parlement zijn overgelegd;

C. Gelet op de vrees voor de omzeiling van het opgeven van de onderhandelingen over het Multilateraal akkoord over de Investeringen (MAI) in 1998, die veroorzaakt wordt door de talrijker wordende inadequate bilaterale overeenkomsten inzake de bescherming van investeringen, waardoor op slinkse wijze een wereldwijd netwerk van internationale bilaterale akkoorden tot stand wordt gebracht waarvan de antidemocratische, antisociale en anti-ecologische gevolgen even vernietigend kunnen zijn als bij het aannemen van het MAI het geval was geweest;

D. Gelet op de mislukking van de onderhandelingen van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in Cancun en de verwachting dat steeds meer gebruik zal worden gemaakt van bilaterale overeenkomsten (ook van bilaterale overeenkomsten betreffende investeringen);

E. Gelet op de verontrustende gelijkenissen van de bepalingen in de Overeenkomsten die hem ter instemming worden overgelegd met de bepalingen die in het wijlen MAI hadden moeten worden opgenomen, bijvoorbeeld inzake conflictenregeling en de zeer ruime definitie van de begrippen « investering » en « investeerder »;

F. Het ontbreken vaststellend van enige andere dan een eventueel symbolische verwijzing naar de mensenrechten en de fundamentele vrijheden;

G. Gelet op het ontbreken van elke verwijzing naar de vakbondsrechten, zoals bepaald in de acht « fundamentele overeenkomsten » van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO);

H. Gelet op het ontbreken van elke dwingende verwijzing naar de (nog minder sterke) « OESO-richtlijnen » voor een verantwoordelijk gedrag van multinationals op fiscaal, sociaal en ecologisch gebied;

I. Herinnerend aan de beslissing die de Luxemburgse overheid en de Belgische overheden — zowel de federale overheid als die van de deelgebieden — in 2001 formeel hebben goedgekeurd, om specifieke bedingen over sociale normen en milieunormen op te nemen in de basistekst van de BLEU voor internationale overeenkomsten houdende « de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen »;

J. Vaststellend dat de sociale bedingen en de milieubedingen nog niet systematisch zijn opgenomen in de Overeenkomsten die momenteel ter instemming aan het Parlement worden overgelegd.

1. Verklaart

a) niet langer te willen instemmen met een internationale overeenkomst van de BLEU « inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen » die geen expliciete en voor de overeenkomstsluitende partijen dwingende sociale bedingen en milieubedingen bevat, en die niet uitdrukkelijk vermeldt dat partijen de mensenrechten, de vakbondsrechten en de fundamentele rechten in acht zullen nemen;

b) te wensen dat in vermelde internationale overeenkomst een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de problematiek van de rechtstreekse en onrechtstreekse investeringen en dat beide afzonderlijk worden behandeld.

2. Wenst

a) dat met alle betreffende Staten opnieuw wordt onderhandeld over de Overeenkomsten die reeds in werking zijn, om er expliciete en voor de overeenkomstsluitende partijen dwingende sociale bedingen en milieubedingen in op te nemen, alsook de uitdrukkelijke vermelding dat ze de mensenrechten, de vakbondsrechten en de fundamentele rechten in acht zullen nemen;

b) voortaan jaarlijks te worden geïnformeerd over de voortgang van die Overeenkomsten waarover wordt onderhandeld en over de follow-up van de Overeenkomsten die reeds van kracht zijn;

3. belast de regering ermee alle nodige initiatieven en maatregelen terzake te nemen.

4. verzoekt de regering hem alle ontwerpen van tekst waarover wordt onderhandeld over te zenden en verzoekt de eerste minister en/of de bevoegde minister hem jaarlijks verslag uit te brengen over de hele problematiek van de overeenkomsten inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen waarover door de BLEU wordt onderhandeld en die door haar worden gesloten.

6 augustus 2007.

Josy DUBIÉ.
Vera DUA.
José DARAS.
Isabelle DURANT.
Freya PIRYNS.