4-152/1 | 4-152/1 |
10 AUGUSTUS 2007
Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van DOC 52-0155/001.
Het Franse recht kent vrouwen al geruime tijd het recht toe anoniem in een ziekenhuis te bevallen en het kind toe te vertrouwen aan de nationale adoptiediensten. De doelstelling van de onlangs aangevulde en verduidelijkte Franse wetgeving is hulp te bieden aan vrouwen in noodsituaties die hun zwangerschap hebben ontdekt op een moment dat het te laat was om ze af te breken of die principieel tegen abortus gekant zijn. Die vrouwen kunnen, door anoniem te bevallen, hun kind in alle veiligheid in een ziekenhuis ter wereld brengen, veeleer dan thuis, in hachelijke omstandigheden.
Zij hopen op die manier het kind een kans te geven op een beter leven dan wat zij volgens hen kunnen bieden. De anonimiteit van de bevalling maakt een nieuwe start mogelijk, zowel voor de vrouw, die afstand doet van alle verantwoordelijkheid en banden met het kind, als voor het kind, voor wie men het verkieslijk acht dat het zijn afstamming niet kent en dat het zo snel mogelijk door een adoptiegezin kan worden opgevangen. In die zin is het voor vertwijfelde vrouwen de enige hoop die hen doet afzien van kindermoord.
In België bestaat de mogelijkheid om anoniem te bevallen niet, ondanks het feit dat onze wettelijke bepalingen oorspronkelijk dezelfde waren als in Frankrijk. Artikel 57, 2º, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt immers dat de akte van geboorte de volgende gegevens vermeldt : « het jaar, de dag, de plaats van geboorte, de naam, de voornamen en de woonplaats van de moeder en de vader, zo de afstamming langs vaderszijde vaststaat »; artikel 312, § 1, van het Burgerlijk Wetboek stelt voorts : « Het kind heeft als moeder de persoon die als zodanig in de akte van geboorte is vermeld ».
Uit die twee artikelen blijkt dat de naam van de moeder in de akte van geboorte vermeld dient te zijn en dat die vermelding de afstamming vastlegt.
Het Belgisch positief recht sluit, uiteraard met uitzondering van een thuisbevalling en het te vondeling leggen van het kind, de mogelijkheid van een anonieme bevalling helemaal uit. Het ontkent daarmee een sociale realiteit die nochtans duidelijk is : een zwangerschap die niet vrijwillig werd afgebroken, kan voor de moeder ondraaglijk en onaanvaardbaar zijn. Omdat er voor dat probleem in België geen passende oplossing is, gaan jaarlijks meer dan honderd Belgische vrouwen anoniem bevallen in een Noord-Franse stad.
Zoals vaak voorkomt bij kiese zaken die de diepste menselijke intimiteit raken, komen ook hier uiteenlopende ethische standpunten voor.
In advies nr. 4 van 12 januari 1998 heeft het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek het vraagstuk ten aanzien van het kind, de moeder en de vader uitgebreid beschreven.
Hoewel het kind dank zij de anonieme bevalling tegen dramatische situaties kan worden beschermd, vinden sommigen dat dit de ouders ontslaat van alle verantwoordelijkheid, terwijl aan « de oorsprong en grondslag van de huidige wetgeving inzake de afstamming de gedachte ligt dat de afstamming de verantwoordelijkheid van de ouders impliceert als een belangrijke waarborg voor de toekomst en de ontwikkeling van het kind » (voornoemd advies nr. 4); anderen daarentegen menen dat hoewel in bepaalde gevallen het kind gefrustreerd kan zijn als het zijn afstamming niet kent, het trauma even groot kan zijn als het die afstamming wél kent, bijvoorbeeld bij een bevruchting ingevolge verkrachting of incest.
Iedere situatie is anders en men mag niet besluiten dat een kind dat zijn afstamming niet kent, zich psychologisch minder evenwichtig ontwikkelt dan een kind dat zijn biologische ouders heeft teruggevonden.
Ook wat de moeder betreft, zijn de redenen om anoniem te bevallen zeer verscheiden (jonge meisjes die ontdekken dat ze zwanger zijn en hun familie daar niet mee willen confronteren, vrouwen wier relatie met hun partner verandert, gevallen van verkrachting en incest enzovoort).
Uiteraard moet die noodsituatie worden verholpen — daarin voorziet het wetsvoorstel trouwens — en moet de moeder vóór de bevalling alle mogelijke hulp worden geboden.
Totale onwetendheid inzake de afstamming kan bij het kind echter ernstige problemen veroorzaken. De vraag die daarom rijst is of de anonimiteit van de bevalling moet kunnen worden opgeheven.
Er moet een afweging zijn tussen enerzijds het belang van het kind dat, als het dat wenst, zijn biologische moeder moet kunnen terugvinden en anderzijds de situatie van de moeder die een sociaal leven zonder dat kind heeft opgebouwd. Men moet voorkomen dat een eventuele opheffing van de anonimiteit andere trauma's teweegbrengt bij de verwanten of de familie van de biologische moeder.
Dit wetsvoorstel strekt ertoe die beide doelstellingen te verzoenen. Voor het kind wordt het mogelijk informatie te verkrijgen over zijn biologische ouders op grond van de door de moeder ten tijde van de bevalling (of zelfs later) verstrekte inlichtingen die door het ziekenhuis aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zijn bezorgd. Het kind zal zijn moeder of eventueel zijn vader echter maar kunnen terugvinden, als zij of hij ermee instemt dat het geheim van haar of zijn identiteit wordt opgeheven.
Het wetsvoorstel biedt de moeder echter niet de mogelijkheid haar kind terug te vinden als dit laatste daar niet om heeft verzocht. Kiezen voor een anonieme bevalling impliceert immers dat men zijn kind opgeeft, met alle gevolgen van dien. Opduiken in het nieuwe leven van het kind dat er niet om gevraagd heeft zijn afkomst te kennen, zou ernstige morele en sociale gevolgen kunnen veroorzaken. De moeder moet dus wachten tot haar kind een initiatief neemt alvorens zij beslist het geheim van haar identiteit al dan niet op te heffen. Als zij het opheft, zal dat kind dezelfde rechten genieten als de andere kinderen van de moeder, bijvoorbeeld inzake erfopvolging.
Wat ten slotte de vader betreft, vragen sommigen zich af of men hem door een anonieme bevalling het recht op het vaderschap mag ontnemen. De ervaring leert dat de verwekkers zich meestal niet bij de zwangerschap betrokken voelen; voorts beperkt het afstammingsrecht al de mogelijkheid voor de vader om het kind te erkennen. Dat is bijvoorbeeld het geval als het gaat om een kind wiens moeder gehuwd is, maar dat erkend wordt door een andere man dan de echtgenoot, of om de erkenning van een kind uit een buitenechtelijke relatie van de vader, of bij kunstmatige bevruchting met sperma van een anonieme donor (waar de biologische vader uiteraard niet bekend is).
Toch biedt het wetsvoorstel de vader de mogelijkheid het geheim van zijn identiteit op te heffen als en wanneer hij dit wenst, maar, zoals bij de moeder het geval is, alleen als het kind erom verzoekt.
De oplossing mag niet louter mechanistisch zijn. Een vrouw die op deze manier wenst te bevallen, dient informatie en hulp te krijgen. Het wetsvoorstel bepaalt daarom ook dat men de vrouw vóór de bevalling volledig inlicht over de verschillende mogelijkheden waarover zij beschikt, alsook dat men haar de weg wijst naar de instellingen voor sociale of psychologische bijstand waar zij terechtkan, indien zij dat wenst.
Artikel 2
Artikel 2 kent het recht toe om de geheimhouding te vragen inzake opname in een medische instelling en bevalling. In dat geval wordt de naam van de moeder niet in de akte van geboorte vermeld.
Hetzelfde artikel bepaalt dat vóór de bevalling aan de moeder alle inlichtingen worden gegeven die haar inzicht kunnen bieden in de andere mogelijkheden waarover zij beschikt, alsook dat haar de hulp wordt geboden waar zij om vraagt. Bovendien wordt de moeder erop gewezen dat het kind naar zijn afkomst kan vragen. Daartoe kan zij in een gesloten enveloppe alle door haar gewenste inlichtingen achterlaten over haarzelf, de vader, de omstandigheden van de geboorte, alsook haar identiteit; het geheim van haar identiteit kan zij opheffen als zij dat wenst. Die lijst met inlichtingen kan zij te allen tijde aanvullen.
Artikel 3
Artikel 3 bepaalt dat de anonieme bevalling een grond van niet-ontvankelijkheid vormt voor elke latere vordering tot onderzoek naar het moederschap tegen de persoon die anoniem is bevallen, uiteraard als het geheim van haar identiteit niet is opgeheven.
Artikel 4
Artikel 4 bepaalt dat de anonieme bevalling een grond van niet-ontvankelijkheid vormt voor elke gerechtelijke vordering met het oog op de vaststelling van de afstamming van moederszijde, als er geen akte van geboorte is, de naam van de moeder niet is vermeld, het kind onder valse namen is ingeschreven of niet is erkend.
Artikel 5
Artikel 5 verhindert de vader het kind te erkennen, als het geheim van zijn identiteit niet is opgeheven onder de bij dit wetsvoorstel bepaalde voorwaarden.
Artikel 6
Artikel 6 bepaalt dat de anonieme bevalling een grond van niet-ontvankelijkheid vormt voor elke latere vordering tot onderzoek naar het vaderschap, als de vader het geheim van zijn identiteit niet heeft opgeheven.
Artikel 7
Artikel 7 kent vrouwen die anoniem bevallen, een bezinningsperiode van twee maanden toe om te beslissen of zij het kind wensen terug te nemen en het officieel te erkennen. Heeft de moeder het kind binnen die periode niet erkend, dan wordt ervan uitgegaan dat zij toestemt in de adoptie van het kind.
Artikel 8
Artikel 8 bepaalt dat de kosten van een anonieme bevalling ten laste zijn van het Bijzonder solidariteitsfonds dat is opgericht bij de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. Uiteraard is het de verzorgingsinstelling die deze vergoeding ontvangt. Als de moeder binnen twee maanden na de bevalling het kind erkent, is de bevalling niet langer anoniem en wordt de tegemoetkoming uitgekeerd volgens de voor een gewone bevalling geldende regeling.
In dit stelsel dient de verzorgingsinstelling gewoonweg hoogstens twee maanden te wachten voor zij de facturen verzendt, hetzij naar het Bijzonder solidariteitsfonds, hetzij naar de gewone verzekeringsinstelling.
Artikel 9
Dit artikel breidt de bevoegdheden uit van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, in het kader van de toegang tot de persoonlijke afstammingsgegevens.
Philippe MONFILS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 57 van het Burgerlijk Wetboek, vervangen bij de wet van 30 maart 1984, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) het 2º wordt vervangen als volgt : « 2º het jaar, de dag, de plaats van de geboorte, de naam, de voornamen en de woonplaats van de moeder, behalve indien zij bij de bevalling heeft gevraagd om haar opname en haar identiteit geheim te houden, en de naam en de voornamen van de vader, zo de afstamming langs vaderszijde vaststaat; »
b) het artikel wordt aangevuld met de volgende leden :
« Indien de moeder heeft gevraagd om haar opname en haar identiteit geheim te houden, moet zij vóór de bevalling uitvoerig voorgelicht worden over de rechten, de bijstand en de voordelen die bij wet en decreet worden toegekend aan gezinnen en aan al dan niet alleenstaande moeders, alsook over de mogelijkheden van psychologische en sociale hulpverlening die wordt verstrekt door bij wet of decreet erkende instellingen en verenigingen.
Daarenboven wordt aan de moeder meegedeeld dat het kind het recht zal hebben zijn afstamming te achterhalen onder de voorwaarden opgesomd in artikel 31bis van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
Er wordt haar ook meegedeeld dat zij :
a) alle inlichtingen kan geven over haar gezondheid en over die van de vader, over de afstamming van het kind en de omstandigheden van zijn geboorte, alsook, onder gesloten omslag, over haar identiteit en eventueel die van de vader;
b) te allen tijde kan afzien van de geheimhouding omtrent haar identiteit en dat, wanneer ze dat niet doet, haar identiteit alleen mag worden meegedeeld onder de voorwaarden bepaald bij artikel 31bis, § 5, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;
c) te allen tijde haar identiteit onder gesloten omslag kan bekendmaken;
d) te allen tijde de inlichtingen die zij bij de geboorte heeft gegeven, kan aanvullen.
De voornamen die aan het kind zijn gegeven en eventueel de vermelding van het feit dat de voornamen gegeven werden door de moeder, alsook het geslacht van het kind en de datum, de plaats en het uur van zijn geboorte worden vermeld op de buitenkant van die omslag.
Voor de toepassing van dit artikel zijn geen identiteitsbewijzen vereist en is elk onderzoek overbodig. ».
Art. 3
Artikel 313, § 2, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 31 maart 1987 en gewijzigd bij de wet van 1 juli 2006, wordt aangevuld als volgt :
« en indien de moeder bij de bevalling heeft gevraagd om haar opname en haar identiteit geheim te houden en zij niet heeft afgezien van de geheimhouding van haar identiteit onder de voorwaarden bepaald bij artikel 31bis van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. ».
Art. 4
Artikel 314, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, en gewijzigd bij de wet van 1 juli 2006 wordt aangevuld als volgt :
« en indien de moeder bij de bevalling heeft gevraagd om haar opname en haar identiteit geheim te houden en zij niet heeft afgezien van de geheimhouding van haar identiteit onder de voorwaarden bepaald bij artikel 31bis van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. ».
Art. 5
Artikel 321 van hetzelfde Wetboek en gewijzigd bij de wet van 1 juli 2006 wordt aangevuld als volgt :
« en, bij een anonieme bevalling, indien de vader niet heeft afgezien van de geheimhouding van zijn identiteit onder de voorwaarden bepaald bij artikel 31bis van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. ».
Art. 6
Artikel 325 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 31 maart 1987 en gewijzigd bij de wet van 1 juli 2006, wordt aangevuld met het volgende lid :
« Evenzo is het onderzoek naar het vaderschap onontvankelijk wanneer het kind geboren is uit een moeder die bij de bevalling heeft gevraagd om haar opname en haar identiteit geheim te houden en hij niet heeft afgezien van de geheimhouding van zijn identiteit onder de voorwaarden bepaald bij artikel 31bis van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. ».
Art. 7
Artikel 348-4 van hetzelfde Wetboek ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt aangevuld met het volgende lid :
« Indien de naam van de moeder niet vermeld staat in de akte van geboorte wordt zij, twee maanden na de geboorte van het kind, geacht haar toestemming te hebben heeft gegeven indien zij op dat moment het kind niet heeft erkend. ».
Art. 8
In artikel 25 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt een paragraaf 2bis ingevoegd, luidende :
« § 2bis. — De in artikel 34, 2º, bedoelde verstrekkingen worden vergoed aan de instelling die een bevalling heeft uitgevoerd waarbij de moeder heeft gevraagd om haar opname en haar identiteit geheim te houden, voor zover de moeder binnen twee maanden na de geboorte het kind niet heeft erkend, als bedoeld in artikel 348, § 1, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek. ».
Art. 9
In de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, wordt een artikel 31ter ingevoegd, luidende :
« Art. 31ter. — § 1. De commissie heeft eveneens tot taak de toegang te bevorderen tot de persoonlijke afstammingsgegevens als bedoeld in artikel 57 van het Burgerlijk Wetboek.
Daartoe ontvangt zij :
1º de aanvraag tot toegang tot de afstammingsgegevens van het kind, die uitgaat :
— van het kind zelf indien het meerderjarig is,
— van zijn wettelijke vertegenwoordiger(s) of van het kind zelf met instemming van die vertegenwoordigers indien het kind minderjarig is,
— van zijn voogd indien het kind meerderjarig is doch onder voogdij staat,
— van zijn meerderjarige afstammelingen in rechte lijn indien het kind overleden is;
2º de uitdrukkelijke verklaring van de moeder of, eventueel, van de vader, waarin wordt afgezien van de geheimhouding van haar of zijn identiteit;
3º de identiteitsverklaringen van de bloedverwanten in de opgaande lijn, van de bloedverwanten in de nederdalende lijn en de bevoorrechte bloedverwanten in de zijlijn van de moeder en vader;
4º het verzoek van de vader of moeder waarin zij informeren of het kind hen eventueel zoekt.
§ 2. De aanvraag tot toegang tot de afstammingsgegevens wordt schriftelijk ingediend bij de commissie; zij kan te allen tijde schriftelijk worden ingetrokken.
§ 3. Aan de moeder of vader die een uitdrukkelijke verklaring heeft opgesteld waarin wordt afgezien van de geheimhouding van haar of zijn identiteit, dan wel aan de bloedverwanten in de opgaande lijn, aan de bloedverwanten in de nederdalende lijn of aan de bevoorrechte bloedverwanten in de zijlijn van de vader of moeder die een identiteitsverklaring hebben opgesteld, wordt meegedeeld dat die verklaring niet aan de betrokkene wordt meegedeeld dan indien die zelf een aanvraag tot toegang van zijn afstamming indient.
§ 4. Teneinde te voldoen aan de aanvragen die haar worden voorgelegd, ontvangt de commissie van elke gezondheidsinstelling de informatie die is ingewonnen naar aanleiding van elke anonieme bevalling alsmede de gesloten omslag die de identiteit van de vader of moeder bevat, indien er een dergelijke omslag is. Elke gezondheidsinstelling wijst een contactpersoon aan die de informatie en de eventuele gesloten omslag moet ontvangen teneinde beide aan de commissie over te zenden.
§ 5. De commissie deelt aan de in § 1, 1º, vermelde personen de identiteit mee van de moeder nadat zij zich ervan heeft vergewist dat zij hun aanvraag handhaven :
a) indien, ingevolge de stappen die de commissie ondernomen heeft uitgaande van de identiteit in de gesloten omslag, de moeder uitdrukkelijk de wil te kennen geeft af te zien van de geheimhouding naar aanleiding van de aanvraag tot het achterhalen van de afstamming;
b) indien de commissie reeds beschikt over een uitdrukkelijke verklaring waarin wordt afgezien van de geheimhouding van haar identiteit en die verklaring bevestigd wordt naar aanleiding van de aanvraag tot het achterhalen van de afstamming.
Heeft de moeder uitdrukkelijk ingestemd met de opheffing van de geheimhouding van haar identiteit, dan deelt de commissie aan het kind dat een aanvraag tot toegang tot zijn afstammingsgegevens heeft ingediend, de identiteit van de in § 1, 3º, bedoelde personen mee.
Is de moeder overleden, dan wordt de aanvraag tot het achterhalen van de afstamming onontvankelijk verklaard.
§ 6. De commissie deelt aan de in § 1, 1º, vermelde personen de identiteit van de vader mee, nadat zij zich ervan heeft vergewist dat zij hun aanvraag handhaven :
a) indien, ingevolge de stappen die de commissie ondernomen heeft uitgaande van de identiteit in de gesloten omslag, de vader uitdrukkelijk de wil te kennen geeft af te zien van de geheimhouding naar aanleiding van de aanvraag tot het achterhalen van de afstamming;
b) indien de commissie reeds beschikt over een uitdrukkelijke verklaring waarin wordt afgezien van de geheimhouding van zijn identiteit en die verklaring bevestigd wordt naar aanleiding van de aanvraag tot het achterhalen van de afstamming.
Heeft de vader uitdrukkelijk ingestemd met de opheffing van de geheimhouding van zijn identiteit, dan deelt de commissie aan het kind dat een aanvraag tot toegang tot zijn afstammingsgegevens heeft ingediend, de identiteit van de in § 1, 3º, bedoelde personen mee.
Is de vader overleden, dan wordt de aanvraag tot het achterhalen van de afstamming onontvankelijk verklaard.
§ 7. De commissie deelt aan de in § 1, 1º, vermelde personen de inlichtingen mee die geen betrekking hebben op de identiteit van de vader en moeder en die zijn ingewonnen door de gezondheidsinstellingen of die de commissie later ter kennis zijn gebracht. ».
12 juli 2007.
Philippe MONFILS. |