4-123/1

4-123/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2007

26 JULI 2007


Voorstel van resolutie betreffende de nanotechnologieën

(Ingediend door de heer Philippe Monfils)


TOELICHTING


Dit voorstel neemt de tekst over van het DOC 51 1707/001.

Men gaat steeds verder op het vlak van het oneindig kleine. De nanotechnologie maakt het vandaag mogelijk kleine structuren atoom per atoom te concipiëren en te vervaardigen. Het gaat daarbij om een miljoenste van een millimeter of een nanometer !

Die nanostructuren hebben nieuwe eigenschappen die perspectieven openen voor nieuwe toepassingen in zeer uiteenlopende domeinen zoals de geneeskunde, de elektronica, de biotechnologie, de informatica, de communicatie, de optica enzovoort.

Op het stuk van de mededinging staat met de nanotechnologieën zeer veel op het spel op industrieel en technologisch vlak (sommigen spreken zelfs van een heuse industriële revolutie), maar ze vormen tevens een echte intellectuele en culturele uitdaging.

Enkele voorbeelden :

— In de auto-industrie en de luchtvaarttechniek : vervaardiging van acceleratiegevoelige microsondes die airbags in auto's gecontroleerd kunnen opblazen, van vuilafstotende verf bestemd voor gebruik buitenshuis, van herbruikbare met nanopartikels versterkte banden die een langere levensduur hebben.

— In de geneeskunde : het creëren van systemen voor de gerichte verspreiding van geneesmiddelen op welbepaalde plekken in het lichaam, van nanomaterialen die de regeneratie van beenderen en weefsel mogelijk maken enzovoort.

— In de optica : er bestaat al een systeem met microspiegels waarmee de resolutie van digitale beelden kan worden verbeterd.

— In de defensie-industrie : ontwikkeling van geminiaturiseerde bewakingssystemen, van licht zelfherstellend textiel, van meer resistente nanogestructureerde materialen en coatings enzovoort.

Gevolgen en risico's :

Het nanotechnologisch onderzoek staat nog in zijn kinderschoenen, maar dat nieuwe domein heeft op verschillende niveaus nu al een aanzienlijke weerslag.

Nanotechnologieën schrikken af. Op atomair niveau kunnen de materialen immers geheel verschillende eigenschappen hebben — dat is trouwens wat ze interessant maakt — die onvoorziene uitwerkingen kunnen hebben. Meer bepaald de kleine afmeting van de partikels en de samenpersing van de atoomelektronen in een beperkte ruimte zorgen voor een verscheidenheid aan chemische, thermische, optische en andere eigenschappen.

Toxicologisch onderzoek heeft aldus gewezen op risico's door de interactie van nanomaterialen met levende materie. De gezondheid van de mens en het milieu zijn derhalve rechtstreeks betrokken. Zulks is bijvoorbeeld het geval voor de koolstofnanobuizen, die reeds in wagens en tennisrackets worden verwerkt. Tot dusver is nog niet uitgemaakt of de structurele gelijkenis tussen die nanobuizen en asbest geen gevaar oplevert.

Ook op ethisch vlak lokken de toepassingen van de nanotechnologie hevige reacties uit. Dat is met name het geval voor de mogelijkheid om aan de hand van nanotechnologieën nanorobots in het lichaam in te brengen (wat aanleiding geeft tot hetzelfde debat als dat inzake de genetische manipulatie).

Tevens rijst de vraag naar het recht op « genetische intimiteit ».

Bovenop die risico's komt nog de bedreiging van de persoonlijke levenssfeer. De nanotechnologieën zullen het namelijk mogelijk maken nanoscopisch kleine — en dus voor het oog onzichtbare — bewakingscamera's of -microfoons te vervaardigen. Hoe moet dat dan met het recht op privacy ? Waar ligt de grens ?

Ten slotte geven ook de militaire toepassingen van die nanotechnologieën aanleiding tot controverse. Het Amerikaanse leger is één van de grootste investeerders op dat gebied. Een mogelijke toepassing zou bestaan in de bouw van nanorobots (of « nanobots ») die vijandelijke pantseringen kunnen vernietigen ...

De tegenstanders van de ontwikkeling van die nieuwe technologieën zijn evenwel het meest beducht voor de « grey goo », zijnde de wildgroei van nanobots. Om te kunnen werken, moeten die nanobots zeer talrijk aanwezig zijn, alsook zichzelf kunnen repliceren. Fictie of een nabij dan wel ver toekomstbeeld ? Hoe dan ook wordt steeds meer gediscussieerd over dat mogelijke risico.

Enkele cijfers

In 2000 zet president Clinton het licht op groen voor het National Nanotechnology Initiative (NNI), waarvoor in 2001 een budget van nagenoeg 270 miljoen dollar werd uitgetrokken. In 2002 spendeerden de Verenigde Staten 604 miljoen dollar aan onderzoek in het kader van het NNI. In 2003 heeft de Staat daar 710 miljoen dollar aan besteed, wat een stijging is met 17 %. Het daaropvolgende jaar bedroeg het budget 961 miljoen dollar. Voor 2005 werd om een krediet van 982 miljoen dollar verzocht (een stijging met 2 %).

In haar zesde kaderprogramma besteedt de Europese Unie 1 300 miljoen euro aan de nanotechnologieën, wat het Europese budget terzake op zowat 216 miljoen euro per jaar brengt.

Meer dan 30 % van de wereldwijde investeringen in nanotechnologieën staat dus op naam van de Verenigde Staten, alsook op die van Japan. Europa neemt de derde plaats in.

Hoe groot het aandeel is van de privésector in de financiering van het onderzoek naar en de ontwikkeling van die nieuwe technologieën, valt moeilijk te becijferen. Op grond van ramingen mag evenwel worden aangenomen dat de financiering in Japan en in de Verenigde Staten voor 66 % in handen is van de privésector, en in Europa voor 56 %.

Aangezien de nanowetenschappen onmisbaar zijn in de strijd tegen het terrorisme, zijn de officiële militaire investeringen terzake aanzienlijk. Het Amerikaanse ministerie van Defensie (DoD) steunt tal van activiteiten van de civiele laboratoria.


Het onderzoeksveld van de nanowetenschappen is immens. Derhalve rijst de vraag of de overheid zich op een of andere wijze met de ontwikkeling van die research moet inlaten.

De antwoorden op die vraag zijn zeker niet eenduidig.

Ter voorkoming van de risico's die gepaard gaan met de toepassing van de nanotechnologieën werd aldus in de Verenigde Staten voorgesteld een comité op te richten bestaande uit verschillende regeringsagentschappen voor onderzoek en ontwikkeling inzake nanotechnologie. Dat comité oefent een soort van controle uit op de verschillende projecten die gebruik maken van nanotechnologieën.

De onderliggende idee is dat de ontwikkeling van de nanotechnologieën controleerbaar en traceerbaar moet zijn.

Anderen denken aan een reglementering die een soort van « drempelquota » vaststelt van de productie teneinde een oplossing aan te reiken voor de kwalijke gevolgen van het gebruik van nanotechnologieën voor het milieu en voor de gezondheid.

Nog anderen eisen een moratorium op de research inzake nanotechnologieën.

Net als voor andere onderzoeksdomeinen, zoals het onderzoek op levend materiaal, is de indiener van mening dat een dergelijk moratorium geen relevante oplossing is omdat zulks het onderzoek en dus de gunstige uitwerkingen voor de samenleving zou vertragen. Zoals de Europese Commissie beklemtoont, zou die handelwijze contraproductief zijn, te meer omdat dan onderzoek zal worden gevoerd dat niet aan enige regelgeving is onderworpen en waarop dus geen enkel toezicht kan worden uitgeoefend.

Voorts moet ook de idee van quota van de hand worden gewezen omdat geen kwantitatief criterium moet worden gehanteerd maar een criterium van relevantie en potentiële gevaren.


De Europese Commissie heeft in haar mededeling van 13 mei 20041 een realistischer standpunt naar voren gebracht (1) .

Daarin worden verschillende mogelijkheden geschetst en aanbevolen.

Allereerst wordt erop gewezen dat « Nanotechnologie (...) op veilige en verantwoorde wijze [moet] worden ontwikkeld » en dat « moet worden vastgehouden aan ethische principes ».

De Commissie wijst op de noodzaak de veiligheidsrisico's op te sporen, nadrukkelijker rekening te houden met de kwestie van de potentiële risico's voor de gezondheid, het milieu, de consumenten enzovoort op het vlak van onderzoek en ontwikkeling in de betrokken domeinen.

Parallel met het wetenschappelijk onderzoek moet men dus onderzoek aanmoedigen dat de eventuele toxiciteit en weerslag meet die de toepassing van nanotechonologieën heeft op het milieu en de gezondheid.

Meer concreet spoort de Commissie iedere lidstaat ertoe aan de risicoanalyseprocedures zonodig aan te passen om rekening te houden met de bijzondere problematiek van nanotechnologietoepassingen, en om ervoor te zorgen dat in alle fasen van de levenscyclus van de technologie een analyse van de risico's voor de volksgezondheid, het milieu, de consument en de werknemer plaatsvindt.

In diezelfde mededeling wordt voorts aangegeven dat « Een adequate en tijdige regelgeving op het gebied van volksgezondheid, consumentenbescherming en milieu (...) essentieel [is] ». De uitwerking van nadere regels inzake het gebruik van de nanotechnologieën doet immers de vraag rijzen van eventuele aanpassingen van de vigerende wetgevingen in domeinen zoals de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, spionage, opnames enzovoort.

Gebruik maken van nanobiotechnologieën om personen te lokaliseren of te controleren, kan in sommige omstandigheden interessant blijken, maar het kan ook erg gevaarlijk zijn als dat gebruik door minder lofwaardige bedoelingen is ingegeven (bijvoorbeeld : onderhuidse chips, gebruik van « intelligente stofdeeltjes » — die stofdeeltjes, die bestaan uit minuscule sensoren, zouden een nauwkeurige balans kunnen opmaken van bijvoorbeeld een brand of een aardbeving — voor spionagedoeleinden enzovoort).

De Commissie wijst ook op de noodzaak een coherent systeem te ontwikkelen voor de O&O-infrastructuur.


Om met een redelijke zekerheid de potentiële risico's van een ontspoorde toepassing van onderzoek inzake nanotechnologie te bepalen, lijkt het nodig de reflectie op wetenschappelijk en ethisch vlak voort te zetten.

Die reflectie zou ook nodig zijn ten aanzien van de publieksvoorlichting. De wetenschappelijke wereld heeft immers de plicht te communiceren en te dialogeren zodat de burger zich een objectieve mening kan vormen van de risico's en de voordelen van onderzoek in dat domein. De risicograad moet publiek bekend en erkend zijn en het mag niet gaan om een aanvaarding a posteriori. Die openbaarheid is des te moeilijker omdat nanotechnologieën niet met het blote oog kunnen worden waargenomen, ...

Het gebrek aan communicatie kan alleen stof leveren voor sciencefictionscenario's zoals dat van de « grey goo ».

Daarom stellen wij voor een multidisciplinaire studiegroep op te richten die ermee zou worden belast een rapport op te stellen over de huidige stand van de kennis in dat domein en over de uiteenlopende implicaties van de toepassing van nanotechnologisch onderzoek in alle betrokken sectoren.

De voorstellen van de deskundigengroep zouden indien nodig betrekking kunnen hebben op eventuele wijzigingen van de wet- of regelgeving. Zijn conclusies zouden ter kennis worden gebracht van het Parlement, dat een openbaar debat zou organiseren en uit die studie de nodige gevolgen zou trekken.

Het rapport zou binnen een tijdspanne van één jaar moeten worden opgesteld.

In België

Gelet op het aanzienlijke potentieel van de nanotechnologieën heeft een aantal landen al onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's uitgewerkt die terzake voorzien in investeringsprogramma's.

Op verzoek van het Waalse Gewest heeft professor Issi van de UCL in 2001 een studie gemaakt over het Waalse potentieel inzake nanotechnologieën.

In die studie kwam hij tot het besluit dat de belangrijke wetenschappelijke activiteit in het Waalse Gewest niet tot gevolg heeft dat Wallonië wordt erkend als een regio die in die sector een activiteit ontwikkelt. De afgelopen tien jaar heeft de Franse Gemeenschap evenwel een opmerkelijke groei gekend van het onderzoek op het gebied van de wetenschap van de materialen en meer bepaald op het gebied van systemen met kleine afmetingen en op nanovlak.

Het rapport beval dus het opstarten aan van een dynamisch programma aan ter bevordering van het onderzoek op dat vlak.

Zo geschiedde. Er werd een « programme nanotechnologies » gelanceerd met de volgende doelstellingen :

— onderzoeksprojecten ontwikkelen met het oog op de vorming van een competentiebasis inzake nanotechnologie, waarop de industrie kan steunen om nieuwe producten te ontwikkelen en op die manier bij te dragen tot de gewestelijk economische ontwikkeling;

— het wetenschappelijk en technologisch potentieel van de universitaire onderzoekseenheden, van de hogescholen en van de onderzoekscentra in het Waalse Gewest versterken;

— de samenwerking tussen de universiteiten, de hogescholen en/of de onderzoekscentra bevorderen op complementaire gebieden die gericht zijn op de nanotechnologie, zoals die zal worden gedefinieerd in het volgende kaderprogramma van de Europese Unie;

— steun verlenen aan de oprichting van Waalse nanotechnologienetwerken, zodanig dat de integratie ervan in de Europese onderzoeks- en innovatieruimte wordt bevorderd.

In september 2001 heeft het gewest een oproep tot voorstellen gedaan. Als gevolg daarvan heeft de « Direction Générale des Technologies, de la Recherche et de l'Énergie » 13 109 097,25 euro toegewezen aan 7 van de 19 ingediende projecten. De in aanmerking genomen projecten zijn verdeeld als volgt :

Technologische domeinen. — Domaines technologiquesChimic-Materialen. — Chimic-MatériauxUitrustingsgoederen. — Biens d'équipementMenselijke gezondheid. — Santé humaineTechnologieën in verband met het leven en de voedingsmiddelenindustrie. — Technologies du vivant et Agroalimentaires
Aantal projecten. — Nombre de projets3121
Begroting (in euro). — Budget en euros5 066 665,502 335651,003 841 549,751 865 231,00

Verdeling van de begroting, per technologisch domein, voor het programma « NANOTECHNOLOGIES » in 2002.

Die studies lopen over een periode van 4 à 5 jaar en worden om de zes maanden geëvalueerd.

Op Europees vlak

Het heeft geduurd tot het zesde kaderprogramma 2002-2006 van de Europese Commissie vooraleer de belangrijkheid van de nanotechnologie werd erkend, en dit hoewel het vierde en het vijfde kaderprogramma al bepaalde projecten hadden gefinancierd.

De doelstelling van dit kaderprogramma — in het deel nanotechnologieën en nanowetenschappen — is « Europa te helpen de nodige capaciteit te verwerven om de nanotechnologieën en nanowetenschappen te ontwikkelen en te benutten teneinde nieuwe materialen, componenten en systemen te creëren voor de manipulatie van de materie op atomaire schaal ». Het programma brengt nieuwe instrumenten tot stand, zoals de geïntegreerde projecten en de topnetwerken.

De aan het deel nanotechnologie toegewezen begroting bedraagt 1 300 miljoen euro, die over drie grote activiteitsdomeinen worden verdeeld :

— nanotechnologieën en nanowetenschappen : het doel is de totstandbrenging van een Europese nanotechnologie-industrie te bevorderen, door de ontwikkeling ervan te stimuleren;

— op kennis gebaseerde multifunctionele materialen : de ontwikkeling stimuleren van nieuwe materialen die de drijvende krachten voor de industriële innovatie zullen zijn;

— nieuwe productieprocedés en apparatuur : het doel is industriële systemen te ontwikkelen, waarbij wordt uitgegaan van de levenscyclus van producten.

Op 13 mei 2004 heeft de Europese Commissie op het vlak van de nanotechnologieën een strategie aangenomen ter versterking van de investeringen, de infrastructuur en de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten. De Commissie beveelt terzake een geïntegreerde Europese aanpak aan.

In de Verenigde Staten

Er is de « Nanotechnology Research and Developement Act of 2003 », die ertoe strekt inzake onderzoek en opleiding een nationaal investeringsprogramma tot stand te brengen en in de privésector de commerciële toepassingen te versnellen. Over een periode van drie jaar worden door die wet vanaf 2005 uitgaven toegestaan ten belope van 3,7 miljard dollar aan federale susbsidies, om projecten te financieren die worden gevoerd onder de bescherming van het National Nanotechnology Initiative (NNI).

Dat programma wordt geschraagd door een twintigtal federale agentschappen en instellingen die werkzaam zijn op het gebied van het milieu, de landbouw, de nationale veiligheid, de volksgezondheid en de ruimtevaart.

Die financiering moet de oprichting mogelijk maken van een permanente instelling, het National Nanotechnology Research Program (NNRP), ter vervanging van het al bestaande NNI. Dat nieuwe programma zal dienen om de verschillende agentschappen te coördineren die het nanotechnologisch onderzoek stimuleren op het vlak van de materialen, de elektronica, de geneeskunde, de gezondheid, de chemie, de biotechnologie enzovoort.

Het programma zal ook dienen om centra op te richten waar de verschillende nationale agentschappen zullen kunnen optreden om hun kennis te delen, zodat de sterkte van de al bestaande centra wordt opgevoerd.

Philippe MONFILS.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. Overwegende dat onderzoek inzake het oneindig kleine (te weten de nanotechnologie) perspectieven opent voor vooruitgang en ontwikkeling in talrijke domeinen zoals informatica, gezondheidszorg en biotechnologie, communicatie, aëronautiek of defensie;

B. Overwegende dat het net zoals bij alle nieuwe onderzoeksvelden zaak is, zonder de wetenschappelijke vrijheid te schaden, alle onevenredig ernstige risico's voor de mens te voorkomen en de inachtneming van de fundamentele rechten, zoals het recht op de persoonlijke levenssfeer, te waarborgen;

C. Overwegende dat de instelling van een moratorium op dergelijk onderzoek de samenleving elk vooruitzicht op vooruitgang op die gebieden zou ontnemen, alsook dat een dergelijk moratorium blijk zou geven van het onvermogen van de democratische Staten om de grenzen van proefnemingen terzake af te bakenen teneinde de ongunstige effecten ervan teniet te doen en tegelijk de voordelen van die nieuwe technologieën te valoriseren;

D. Overwegende dat de nanotechnologieën desalniettemin een aanzienlijke weerslag dreigen te hebben op de levenswijzen van de toekomstige generaties;

E. Overwegende dat het in de huidige stand van de kennis terzake wenselijk is die weerslag grondig te analyseren, alsmede de burgers nu al in te lichten over dat onderzoeksveld en over de gevolgen van de industriële toepassingen van dat onderzoek;

Vraagt de regering :

1. een studiegroep op te richten, bestaande uit deskundigen in alle betrokken disciplines, die ermee wordt belast te bepalen hoe ver het thans staat met de kennis en het onderzoek inzake nanotechnologie;

2. een analyse te verrichten betreffende het huidige en toekomstige belang van nanotechnologische toepassingen in de verschillende sectoren, alsmede betreffende de consequenties daarvan voor de samenleving en de ethiek;

3. in voorkomend geval de nodige wijzigingen in de wet- of regelgeving voor te stellen welke de toepassing van de nanotechnologieën mogelijkerwijs vergt, zulks teneinde alle ongunstige gevolgen voor de mens en voor de fundamentele vrijheden te voorkomen;

4. ervoor te zorgen dat die studiegroep binnen een termijn van één jaar een rapport uitbrengt dat ter kennis wordt gebracht van de wetgevende Kamers alsook van de parlementen van de gemeenschappen en gewesten.

12 juli 2007.

Philippe MONFILS.

(1) Mededeling van de Commissie — Naar een Europese strategie voor nanotechnologie (COM 2004/338 (definitief)).