3-529/5 | 3-529/5 |
1 MEI 2007
I. Inleiding
De Werkgroep « Ruimtevaart » van de Senaat heeft op donderdag 26 april 2007 een laatste vergadering georganiseerd om een stand van zaken op te maken van de diverse discussies en projecten die gaande zijn in het kader van het Belgisch en Europees ruimtevaartbeleid.
Om deze redenen werden de vertegenwoordigers van de Belgische en Europese ruimtevaartindustrie, de wetenschappelijke instellingen, het Europees ruimtevaartagentschap (ESA), de Europese instellingen en de Belgische overheden uitgenodigd om actief deel te nemen aan deze gedachtewisseling. Meer dan 50 experten en politici namen aan deze vergadering deel.
Bij deze gelegenheid werd een overzicht gegeven van de activiteiten van de werkgroep tijdens de legislatuur 2003 — 2007. Dit document is toegevoegd als bijlage.
II. Het Belgisch ruimtevaartbeleid
De heer François Roelants du Vivier,voorzitter van de werkgroep, stelt vast dat er opnieuw geruchten gaan over de mogelijkheid het ruimtevaartbeleid in België op te splitsen. Het budget van ongeveer 200 miljoen euro dat elk jaar in ruimtevaart geïnvesteerd wordt, is aantrekkelijk. Wat denken de deelnemers van dat denkspoor ? Voelen de Belgische spelers de behoefte de splitsing uit te voeren ?
De heer Roland Gueubel, Bruspace, benadrukt dat het dankzij de coördinerende rol van het federaal wetenschapsbeleid is geweest dat de ruimtevaartsector in België zich zo positief heeft kunnen ontwikkelen als het de afgelopen jaren heeft gedaan. Het is ook om deze reden dat de economische return vanuit ESA naar België toe op een zo efficiënte wijze is beheerd. Een (gedeeltelijke) regionalisering van de Belgische bevoegdheden terzake zou niet enkel het delicate evenwicht dat thans bestaat in België tussen de regio's verstoren, maar zou zelfs kunnen leiden tot het einde van de Belgische rol in de ruimte.
De heer Paul Verhaert, Belgospace, stelt dat de Belgische industrie absoluut geen vragende partij is van een regionalisering van de bevoegdheden inzake ruimtevaart. België heeft zich steeds tot doel gesteld om zich met een belangrijk percentage in te schrijven in de kleinere programma's van ESA, waardoor de return veel belangrijker was dan bij een simpele deelname aan grote programma's. Moest men het beschikbare budget versnipperen, zou dit niet meer mogelijk zijn, en zou er onvoldoende kritische massa zijn om te wegen op het ESA — beleid. Ook formeel stellen zich problemen. Er wordt immers vanuit de gewesten nu al aan ruimtevaartbeleid gedaan, en dit gebeurt in een goede verstandhouding over de grenzen heen. Naar ESA toe is men echter verplicht om als één land op te treden, gezien het intergouvernementeel karakter van deze organisatie die bestaat uit staten, niet uit deelgebieden. Wil men de regionalisering echter per se doorduwen, dan is de industrie vragende partij om dit institutioneel te regelen voor de effectieve splitsing via samenwerkingsakkoorden, en niet erna.
De heer Peter Grognard, Septentrio Satellite Navigation, voegt nog toe dat de werkrelatie die op dit ogenblik bestaat tussen de federale overheid en de industriëlen, zeer goed verloopt en dat dit er mede toe heeft geleid dat Belgische bedrijven vandaag bijzonder actief kunnen zijn binnen de programma's van ESA. Een mogelijke regionalisering zou leiden tot een periode van hervorming, aanpassing en discontinuïteit waardoor de goede Belgische positie in ESA zou verloren gaan.
De heer Remo Pellichero, SABCA, benadrukt dat het Belgisch gewicht binnen ESA bijzonder groot is, veel groter dan de grootte van België zou vermoeden. Een regionalisering zou leiden tot het teniet gaan van dit gewicht, en de goede reputatie van België op ruimtevaartvlak zou verloren gaan. Een bevoegdheid op federaal niveau is en blijft de onontbeerlijk.
De heer Francis Vanderhaeghen, VITO, merkt op dat de samenwerking tussen de gewesten en de federale overheid nu al goed verloopt en niet moet gewijzigd worden. Vooraleer België zich engageert in ESA — programma's, is er al een lange weg afgelegd van overleg, concertatie enz tussen de betrokken partijen. Verder is er op dagelijks niveau bijna contact tussen ESA en de federale overheid en zo verder naar de regio's. Dit is een situatie die vele andere lidstaten van ESA ons benijden. Dit mag zeker niet verloren gaan. Er kan zeker nog gesleuteld worden aan de efficiëntie en de samenwerking, maar de continuïteit moet gewaarborgd blijven.
De heer Michel Gruslin, Wallonie Espace, stelt dat deze discussie nu al enkele jaren op de agenda staat. De industrie in België is steeds tegenstander hiervan geweest en blijft dit ook. Er moet eerder werk worden gemaakt van een nog betere coördinatie van het ruimtevaartbeleid tussen de regio's en met de federale overheid. Indien de voorzitter ten slotte het getal van 200 miljoen euro citeert als jaarlijks Belgisch ruimtevaartbudget, kan dit enkel maar toegejuichd worden. Men is jammer genoeg weliswaar dichtbij, maar nog niet helemaal tot dit bedrag gekomen.
De heer Jean-Pierre Swings, Universiteit Luik, benadrukt dat de wetenschappelijke sector in België zich volledig op dezelfde lijn stelt als de industrie. Er is geen enkel voordeel om over te gaan tot een regionalisering.
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter van de werkgroep, bevestigt dat het steeds de positie van de werkgroep is geweest om tot 200 miljoen euro per jaar te komen. Verder hebben de andere leden van de werkgroep bevestigd dat zij in contact staan met de onderhandelaars van de eigen partij om na de verkiezingen te zorgen dat het niet tot een radicale breuk in het Belgische ruimtevaartbeleid komt.
De heer Philippe Mettens, Federaal wetenschapsbeleid, wijst op een probleem dat niet zo gekend is, maar de positie van België in ESA dreigt te ondermijnen. Om allerlei redenen die weinig of niets te maken hadden met ruimtevaart, heeft men in het verleden beslist om een aantal sommen aan ESA niet te betalen. Dit heeft geleid tot de situatie van vandaag waarbij België een 100 miljoen euro verschuldigd is aan ESA. Indien men dit probleem niet oplost, dreigt men te komen tot een situatie waarbij men in 2008 niet meer zoals vroeger kan wegen op de beleidsbepaling binnen ESA, omdat men geen financiële middelen meer heeft om dit te doen.
III. Het principe van de « juste retour »
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter van de werkgroep, merkt op dat Belgospace in zijn jaarverslag 2006 het multiplicatoreffect heeft onderstreept van de investeringen in onderzoek en ontwikkeling op het gebied van de ruimtevaart. De economische return is niet gering. Men mag ervan uitgaan dat de multiplicator voor de Belgische economie tussen 2 en 14 ligt, afhankelijk van het toepassingsgebied. Tegelijk zien we dat de ruimtevaartindustrie zich in twee groepen consolideert in Europa : EADS Astrium en TAS Space (recente fusie tussen Thales en Alcatel Alenia). Anderzijds zien we bijvoorbeeld een Duitse onderneming die in Portugal een spin-off opricht om via dat kanaal aan de ESA-programma's te kunnen deelnemen. Men kan zich dus het volgende afvragen : moet het principe van de « juste retour » behouden blijven, is een scenario zoals dat in Portugal, denkbaar in België en wat zijn de mogelijke gevolgen van de groei van de ruimtevaartindustrie voor de Belgische ondernemingen ?
Mevrouw Monique Wagner, Federaal Wetenschapsbeleid, benadrukt dat een situatie zoals in Portugal in België niet mogelijk is. Er moet een reële band zijn met België, zowel inzake werkgelegenheid, beslissingscentrum enz.
De heer Paul Verhaert, Belgospace, denkt dat het Belgisch beleid dat erop gericht is om een grote participatie te verkrijgen in kleine programma's en zo een grote toegevoegde waarde te genereren voor de Belgische bedrijven, steeds zijn vruchten heeft afgeworpen, en gehandhaafd moet blijven.
De heer Remo Pellichero, SABCA, voegt toe dat er ook een strategie mogelijk is waarbij men ook in grote programma's een zekere rol kan spelen. Hierbij is het principe van de « juste retour » essentieel, om ervoor te zorgen dat de grote bedrijven soms « verplicht » moeten worden om een aantal taken uit te besteden aan kleinere (Belgische) bedrijven, die vaak beter geplaatst zijn om dit te doen dan de eigen structuren van de grote bedrijven.
De heer Michel Praet, ESA, benadrukt dat dit principe niet an sich in het ESA — handvest is opgenomen. Enkel onrechtstreeks via de vereiste van competitiviteit, kan men dit principe verdedigen. Daarnaast spreekt men in ESA liever over « juste contribution ». Er is immers een belangrijk nuanceverschil. Landen bekijken, vooraleer zich in te schrijven in programma's, welke er het meest geschikt zijn voor de eigen onderzoekscentra en industrieën om er het meeste voordeel uit te halen. Competentie en knowhow spelen dus een grote rol, en dit heeft al vele jaren prima gewerkt. Men kan dus niet spreken over een retour van fondsen op basis van de globale contributie in verhouding tot het totale BBP, maar veeleer over « sectoriële BBPs », waarbij het de relatieve waarde is in de onderscheiden sectoren.
In de marge van dit debat wordt er opgeroepen om de werkgroep « ruimtevaart » van de Senaat permanent te maken en eventueel uit te breiden met leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers.
De heer Peter Grognard, Septentrio Satellite Navigation, wil twee dingen toevoegen aan dit debat. Vooreerst heeft de Belgische delegatie bij ESA tot op vandaag prima werk geleverd om de Belgische belangen te vrijwaren. Maar men moet opletten, want in debatten zoals in Galileo, wordt meer en meer geëvolueerd naar een situatie waar de facto het mechanisme van « juste retour » niet meer werkt. Dit is nefast voor de positie van de kleine landen.
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter van de werkgroep, roept diegenen die van oordeel zijn dat de werkzaamheden van de werkgroep nuttig en nodig zijn in het domein van de ruimtevaart, dit te melden aan het volgende voorzitterschap van de Senaat.
IV. Het Europees ruimtevaartbeleid
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter van de werkgroep, herinnert eraan dat men een gemeenschappelijke mededeling verwacht van de ESA en de Europese Unie over het Europese ruimtevaartbeleid. Wat is de huidige toestand van dat dossier ? Ligt er een akkoord in het verschiet of moeten er nog problemen worden opgelost ?
De heer Paul Weissenberg, Europese Commissie, benadrukt in de eerste plaats dat België een cruciale rol speelt in de ontwikkeling van een Europees ruimtevaartbeleid. Iedereen erkent deze rol, die er mee voor heeft gezorgd dat men vandaag kan spreken van een Europees beleid.
Gedurende 18 maanden heeft men onderhandeld over de definitie van een Europees beleid. Dit zijn moeilijke onderhandelingen geweest, maar mede dankzij België is men eindelijk gekomen tot een situatie van wederzijds vertrouwen. Thans wordt algemeen in Europa erkend dat men dingen samen moet doen, dat het zinloos is om 27 nationale ruimtevaartpolitieken te ontwikkelen, dat zelfs landen als Frankrijk en Italië te klein zijn om een echt ruimtevaartbeleid uit te bouwen.
Men kan zich de vraag stellen waarom men dit beleid wil definiëren zonder dat er een echte juridische grondslag voor bestaat, zoals die is opgenomen in het Ontwerp van Europese grondwet De Europese ministers voor ruimtevaartbeleid hebben de Europese Commissie dit mandaat gegeven, omdat zij hebben beseft dat een rol als wereldspeler voor de Europese Unie onmogelijk is zonder de nodige instrumenten, waar een echt Europees ruimtevaartbeleid er één van is.
De lidstaten van de Europese Unie zijn tot het besef gekomen dat men de activiteiten inzake ruimtevaart moet coördineren om tot echte resultaten te komen. Daarnaast wordt het tijd dat Europa met één stem spreekt op dit vlak. Ten slotte is tot veler verrassing gebleken dat de nationale overheden bereid zijn om ook het debat rond veiligheid en defensie te voeren en de rol van ruimtevaart hierin. De definiëring van deze terminologie is nog wat vaag, maar het principe is aanvaard dat men ook ruimtevaart moet in overweging nemen als instrument voor de uitbouw van een Europees veiligheids- en defensiebeleid.
Wat betreft het principe van de « juste retour », dit is een bijzonder emotioneel dossier en de terminologie heeft een bijzonder positieve connotatie. Europa heeft steeds gesteld dat dit principe onverkort van toepassing kan blijven in de schoot van ESA. In de Europese Unie kan dit echter niet, omdat hier de Europese reflex moet primeren en moet vermeden worden dat lidstaten die op dit ogenblik nog niet beslagen zijn in ruimtevaartonderzoek, van in het begin buitenspel worden gezet.
ESA en de Europese Commissie zijn bijzonder complementair, en het werk wordt verdeeld. Dit gebeurt volgens het principe dat de regeringsleiders hebben naar voren geschoven waarbij ESA de instelling bij uitstek is voor wetenschap en exploratie, en de Europese Commissie zich meer moet toeleggen op de toepassingen van ruimtevaart. Zo is er GMES dat geen probleem heeft om startkapitaal te vinden, maar waar nog heel wat werk voor de boeg is om de lidstaten te overtuigen om te investeren in de toekomst ervan. Zoniet valt het ganse project stil.
De heer Michel Praet, ESA, heeft hier weinig aan toe te voegen en beperkt zich tot twee punten. Het is een feit dat er thans meer verstandhouding en complementariteit bestaat tussen ESA en de Europese Commissie. Dit is moeten groeien, en ging niet altijd even vlot, maar vandaag is er voldoende begrip en dialoog aanwezig tussen beide instanties om een Europees beleid te ontwikkelen.
Daarnaast is het een feit dat het Europees ruimtevaartbeleid zoals is voorgesteld, misschien niet zo ver gaat als sommigen zouden willen. Toch moet men hameren op het feit dat het concept van de veiligheid voor het eerst algemeen als leidend concept is aanvaard. Verder hebben projecten als GMES enorm veel baat bij een goede samenwerking, en het feit dat de ministers overeen zijn gekomen om een voorbereidende actie voor dit project op te zetten, kan ervoor zorgen dat de Europese Commissie werk kan maken van het vinden van een goede financiering ervan.
Men moet ten slotte benadrukken dat het mede dankzij de inspanningen van de nationale parlementsleden in de verschillende lidstaten van de Europese interparlementaire ruimtevaartconferentie is, dat men vandaag kan zeggen dat er een beleid is. Hopelijk blijft deze steun bestaan.
De heer Eric Beka, Hoog Vertegenwoordiger voor het Belgisch ruimtevaartbeleid, is blij dat er eindelijk een tekst bestaat, en dat een gemeenschappelijk Europees beleid van start kan gaan. De Belgische positie werd tijdens een vorige vergadering van de werkgroep door minister Verwilghen uiteengezet, en is afdoende gekend. België kan enkel vaststellen dat met het overgrote merendeel van de opmerkingen die gemaakt werden, rekening is gehouden.
De heer Remo Pellichero, SABCA, heeft nog een drietal bedenkingen. Wat is de positie van de Europese Unie ten overstaan van het principe van een autonome Europese toegang tot de ruimte, verdedigd door ESA en vele lidstaten ? Hoe zullen de budgetten voor ruimtevaart in de Europese Unie evolueren ? Kan ESA en/of de Europese Commissie een bemiddelende of coördinerende rol spelen in de verdere toepassing van het principe van « juste retour », eventueel via de toepassing van het principe van een evenwicht in specialiteiten tussen de lidstaten ?
De heer Paul Weissenberg, Europese Commissie, benadrukt dat de Europese Commissie meer dan voorstander is van het idee van een autonome toegang tot de ruimte. Meer zelfs, zij hanteert de bewoording « onafhankelijke toegang ». Sommige lidstaten volgen echter niet, en voor enkelen is het zelfs mogelijk om een autonome toegang te hebben met gebruik van andermans systemen.
Wat het budget in de Europese Unie betreft, dit ligt vast tot 2013. Er is weinig kans om dit open te breken, omdat men dan een Doos van Pandora opent die de Fransen bijvoorbeeld ten allen tijde gesloten willen houden om het Europees landbouwbeleid niet ter discussie te moeten stellen. Dit neemt echter niet weg dat men al kan voorbereiden voor wat er na 2013 moet gebeuren. De Europese Commissie begint met deze oefening in 2008. Iedereen wordt dan ook opgeroepen om aan deze voorbereidende actie mee te werken.
Wat het laatste punt van de heer Pellichero betreft, hier kan men een parallel trekken met de defensiesector, waar er, ondanks een (begin van) uniform beleid, nog steeds 20 of meer standaarden bestaan. Hier moet worden aan gewerkt, maar de weg is zeer lang. Het feit dat een voorstel van de Commissie om een gemeenschappelijke financieringsbron te creëren voor defensie en ruimtevaart, door de lidstaten unaniem werd verworpen, is een teken aan de wand. De nationale administraties zijn op dit ogenblik niet bij machte om beide domeinen als één geheel te zien.
Mevrouw Monique Wagner, Federaal wetenschapsbeleid, wilt nog even terugkomen op GMES. Vele ministers hopen nog steeds op een financiële return van dit project. De industrie kan echter niet optreden als mecenas. Indien de nationale overheden resultaten willen van GMES, dan zal men moeten erkennen dat er geld tegenover zal moeten staan. In dit opzicht moet men benadrukken dat men absoluut niet moet herhalen wat men in het geval van Galileo heeft willen doen.
V. Galileo — Europees systeem voor satellietnavigatie
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter van de werkgroep, wijst erop dat op 22 maart jongstleden de Europese Unie — Raad Transport het standpunt van de Europese Commissie over de problemen rond Galileo bevestigd heeft. Concreet werd de industriëlen het ultimatum gesteld dat ze tegen 10 mei al het mogelijke moeten doen om aan de voorwaarden te voldoen om de concessie voor de exploitatie van het systeem te verkrijgen. Momenteel lijken de onderhandelingen met het industrieel consortium vast te zitten wegens nationale belangen in verband met de infrastructuur en de zetel van Galileo. De installatie van het systeem dreigt te worden vertraagd. Indien Galileo niet (tijdig) van start gaat, dreigen de toegekende frequenties voor Europa teloor te gaan. Inmiddels zoekt men intensief naar nieuwe toepassingen voor het Galileosysteem, onder andere via het groenboek van de Europese Commissie.
Is het jaar 2011 nog realisatisch als start voor Galileo ? Is het gevaar dat andere landen Europa de loef afsteken reëel ? Is het mogelijk dat de regeringen de teugels in handen nemen en de exploitatie laten uitvoeren door een eigen intergouvernementele organisatie, zoals bijvoorbeeld EUMETSAT, de organisatie van de Europese weersatellieten ?
De heer Michel Praet, ESA, wenst niet te diep in te gaan op dit debat, aangezien de gevoelige onderhandelingen nog steeds aan de gang zijn. Toch kunnen vier opmerkingen worden gemaakt. Vooreerst is er met Galileo aangetoond dat de idee om de industrie een systeem te laten ontwikkelen en dat door diezelfde industrie te laten uitbaten, misschien niet de beste oplossing is. Verder is er het feit dat het bestaan van een consortium met daarin industriëlen die de hardware ontwikkelen en operatoren, de zaak niet bevordert, aangezien verschillende belangen tegenstrijdig kunnen zijn. Ten derde is er het feit dat de opgelopen vertraging voor sommige industrieën niet zo slecht uitkomt, omdat men bevreesd is voor de volgende fase van grosso modo twee jaar waarbij het systeem wordt ontplooid en de rol van de industrie eerder beperkt is. Ten slotte is er het feit dat ESA de gewoonte heeft om systemen te ontwikkelen en op de rails zetten. Misschien is dit in de toekomst voor andere grote systemen als Galileo en GMES, opnieuw mogelijk.
De heer Peter Grognard, Septentrio Satellite Navigation, is een groot voorstander om het Galileo — systeem zo snel mogelijk op poten te zetten. Het is technisch nog steeds mogelijk om in 2011 operationeel te zijn. Het is vooral een kwestie van leiderschap en politieke keuzes maken. Dit houdt ook in om gemaakte keuzes opnieuw te bekijken. Was de keuze in verband met de industriële structuur wel de juiste ? Is het idee voor een publiek-privaat-partnership voor de uitbating van het systeem wel goed ? Men mag niet vergeten dat deze beslissingen genomen zijn aan het einde van de jaren negentig, voor de beurscrash van 2000, toen geld geen rol speelde en alles wat hoogtechnologisch was, puur goud leek voor velen onder ons.
Men zegt dat Galileo veel geld kost. Tegen 2010 zal er 5 miljard euro in het systeem zijn geïnvesteerd. Dit komt neer op een 500 miljoen euro per jaar, of één euro per burger van de Europese Unie per jaar. Dit lijkt geen onoverkomelijke kost. Ter vergelijking : het project voor de ontsluiting van de Antwerpse haven en de bouw van de « Lange Wapper »-brug kent weinig discussie en de kosten hiervan worden geraamd op 3,8 miljard euro. Een andere referentie is het huidig GPS — systeem. De markt rond GPS brengt jaarlijks een 4 miljard dollar op in de Verenigde Staten. Daarvan haalt de overheid ongeveer 10 % binnen via taksen, waarmee ruimschoots de onderhouds- en instandhoudingskosten voor GPS kunnen worden gefinancierd. Het is dus allemaal mogelijk, maar men mag niet te lang meer wachten. De concurrentie uit vooral de Verenigde Staten en China zit namelijk ook niet stil.
De heer Dominique Fonteyn, Federaal wetenschapsbeleid, wil in dit debat benadrukken dat men met GMES niet dezelfde fouten mag begaan als met Galileo. GMES is een ongelooflijk belangrijk en actueel project, waarbij niet enkel op Europees niveau, maar ook op niveau van België en zelfs regionaal, coördinatie essentieel is. Ook mag men de eindgebruikers niet vergeten, want het zijn zij die op basis van hun noden moeten zeggen hoe GMES zich verder moet ontwikkelen. Ook de financiering van GMES vereist coördinatie, waarbij de financiering van Galileo misschien niet als leidraad moet dienen.
VI. De « brain drain » en de gevolgen voor wetenschappelijk onderzoek
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter van de werkgroep, herhaalt dat de brain drain vandaag een probleem is voor onze onderzoekssector in Europa. Het is echter geen westers verschijnsel meer. Het Indiase ruimtevaartagentschap heeft bijvoorbeeld een programma opgestart om de brain drain uit India een halt toe te roepen. Hoe kan men iets doen aan het feit dat steeds minder studenten voor een studie in de wetenschappen kiezen ? Klopt het dat dit verschijnsel, in combinatie met een brain drain naar het westen om er het gebrek aan personeel op te vangen, belangrijke gevolgen heeft voor de oosterse economie en zelfs voor de wereldeconomie ?
Een teken aan de wand hier kan zijn dat de optionele programma's van ESA, die vooral te maken hebben met toepassingen, veel populairder zijn dan de verplichte programma's die meer gericht zijn op fundamenteel wetenschappelijk onderzoek.
De heer Philippe Mettens, Federaal wetenschapsbeleid, benadrukt de cruciale rol die de overheid moet spelen inzake fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Dit staat echter haaks op de budgetaire realiteit zoals hierboven reeds vermeld. Daarenboven heeft wetenschap in Europa, en dit in tegenstelling tot vele andere landen, een slechte naam. Associaties zijn vaak negatief, denk bijvoorbeel maar aan genetisch gemanipuleerd voedsel. Nochtans zijn er nieuwe problematieken genoeg om aan wetenschap opnieuw een nieuw elan te geven, zoals bijvoorbeeld de klimaatverandering. De overheid speelt dan ook een belangrijke rol in de promotie van wetenschap en fundamenteel onderzoek.
De heer Vincent Croquet, onderzoeker ULB, wenst graag een stem uit de praktijk laten horen. Als burgerlijk ingenieur heeft hij alle gerenommeerde franstalige universiteiten bezorgd. Telkens werd men geconfronteerd met het fundamenteel probleem dat wetenschappelijke projecten vaak van korte duur zijn, afgebroken worden op een bepaald ogenblik wegens gebrek aan middelen of geen gevolg hebben. Dit werkt bijzonder frustrerend voor jonge wetenschappers. Het beleid in België lijkt bijzonder kortzichtig op dit vlak, aangezien al te vaak jonge mensen met veel potentieel in de kou blijven staan. En als men dan vergelijkt met werkomstandigheden in andere landen zoals de Verenigde Staten, waar er een goed werkklimaat is, en alle middelen beschikbaar zijn om wetenschappers op een goede manier en met een visie op lange termijn hun werk te laten doen.
De voorzitter, rapporteur, |
François ROELANTS du VIVIER. |
Activiteiten van de Werkgroep « Ruimtevaart » van de Senaat,
2003-2007
1. Inleiding
De Senaat is op 3 februari 2004 overgegaan tot de oprichting van de Werkgroep « Ruimtevaart », in opvolging van een eerdere werkgroep die op initiatief van voorzitter Armand De Decker op 13 juli 2000 werd opgericht.
De ruimtevaart is een hoogtechnologische en toekomstgerichte sector waarvan de toepassingen steeds belangrijker worden. België heeft daarenboven een groot aandeel in de ruimtevaartprogramma's van het Europese Ruimtevaartagentschap (ESA) en andere samenwerkingsprogramma's. Ten slotte is ruimtevaart meer en meer een zaak geworden van groot strategisch nationaal en Europees belang.
De werkgroep hangt formeel af van de Commissie voor de financiën en de economische aangelegenheden van de Senaat, maar heeft een grote mate van autonomie. Dit resulteert in een orgaan waar, naast de leden zelf, ook vertegenwoordigers van de relevante Europese instellingen, van de federale overheid, de wetenschap en de industrie bij de activiteiten betrokken worden. Een aantal Belgische leden van het Europees Parlement nemen eveneens aan de werkzaamheden deel. De werkgroep past in het kader van de rol van de Senaat als reflectiekamer.
Voorzitter is de heer François Roelants du Vivier, ondervoorzitters zijn de heren Ludwig Vandenhove en Jan Steverlynck.
2. Krachtlijnen van de werkgroep tijdens de legislatuur 2004-2007
De werkgroep wil de aandacht tijdens de legislatuur vestigen op volgende punten :
— het Europees ruimtevaartbeleid en de samenwerking tussen Europese Commissie en ESA;
— het belang van de ruimtevaart voor de Belgische industrie en wetenschap;
— de berichtgeving in de media betreffende ruimtevaart;
— de mobilisering van de jeugd rond het ruimtevaartproject (opleiding, latere carrièremogelijkheden, jeugd motiveren voor een keuze voor exacte wetenschappen, enz.).
3. Hoorzittingen
Met het oog op het vergaren van de noodzakelijke informatie over de ontwikkelingen in deze sector, werden hoorzittingen georganiseerd met :
— de heer Frank De Winne (ESA — astronaut), Professor Johan Martens (KUL — Centrum Oppervlaktechemie) en dr. Nathalie Pattijn (VUB — Departement Fysiologie en Fysiopathologie), betreffende het belang van ruimtevaart voor de wetenschap, op 14 januari 2004;
— de heer Jean-Pol Poncelet (ESA — Directeur Strategie), over de werking en structuren van ESA, op 10 februari 2004;
— mevrouw Fientje Moerman (Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid), over het Belgisch ruimtevaartbeleid, op 19 februari 2004 — Senaat 3-529/1;
— de heer Kurt Vandenberghe (Adviseur van de heer Philippe Busquin, Europees Commissaris voor Onderzoek), over het Europees ruimtevaartbeleid, op 22 april 2004 — Senaat 3-635/1;
— de heer Daniele Galardini (Hoofd van de ESA-vestiging te Redu) en de heer Gian Carlo Coletta (manager Vitrociset-EPB), over het potentieel en de perspectieven van ESA in Redu, op 14 mei 2004 — Senaat 3-704/1;
— de heer Jean-Marcel Thomas (Directeur Euro Space Center) en de heer Theo Pirard (Space Information Center), over de sensibilisering van de jeugd en het belang van het Euro Space Center in Redu, op 14 mei 2004 — Senaat 3-704/1;
— de heer Noël Parmentier (Vlaamse Ruimtevaart Industriëlen), de heren Michel Gillard en Michel Stassart (Wallonie Espace), de heer Remo Pellichero (Bruspace) en de heer Paul Verhaert (Belgospace), over de Belgische ruimtevaartindustrie, op 8 juli 2004 — Senaat 3-529/2;
— de heer Marc Verwilghen (Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid), over de prioriteiten van de Belgische ruimtevaartpolitiek, op 16 december 2004 — Senaat 3-529/3;
— de heer André Flahaut (Minister van Landsverdediging), over de Belgische deelname aan het Helios II-project en de rol van de ruimtevaart voor het Europees veiligheids- en defensiebeleid, op 13 januari 2005 — Senaat 3-968/1;
— de heer Jean-François Mayence (Federaal Wetenschapsbeleid, dienst ruimteonderzoek en -toepassingen), over de bilaterale samenwerking van België inzake ruimtevaart, de actuele wetgevingsdossiers inzake ruimtevaart en de bevoegdheidsverdeling tussen de federale en regionale overheden inzake ruimtevaart, op 10 maart 2005 — Senaat 3-529/4;
— vertegenwoordigers van de Belgische ruimtevaartsector, ter voorbereiding van de 7e Europese Interparlementaire Ruimtevaartconferentie in Parijs van 15 tot 18 juni 2005, op 9 juni 2005 — Senaat 3-1320/1;
— mevrouw Françoise Bouzitat (Financieel Directeur Arianespace), over het strategisch belang voor Europa van een autonome toegang tot de ruimte, op 7 juli 2005 — Senaat 3-1322/1;
— de heer Marc Verwilghen ((Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid) over de voorbereiding van de Ministerraad van de ESA in Berlijn, op 17 november 2005 — Senaat 3-635/2 en Senaat 3-1428;
— de heer Marc Verwilghen ((Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid) over de resultaten van de Ministerraad van de ESA in Berlijn, op 19 januari 2006 — Senaat 3-635/3;
— de heer Philippe Busquin (Voorzitter van de « Intergroupe Ciel et Espace » van het Europees Parlement) over het Europees ruimtevaartbeleid, op 9 februari 2006 — Senaat 3-635/4;
— de heer Michel Praet (Kabinetschef van de directeur-generaal van ESA in Brussel), over het Europees ruimtevaartbeleid, op 9 maart 2006 — Senaat 3-635/5;
— mevrouw Françoise Le Bail (adjunct-directeur-generaal van de Europese Commissie, DG Industrie), over de rol van de Europese Commissie in het Europees ruimtevaartbeleid, op 3 mei 2006 — Senaat 3-635/6;
— de heer Herbert von Bose (Europese Commissie, DG Industrie, hoofd van de afdeling « ruimtevaartbeleid »), over ruimtevaart, veiligheid en defensie, op 6 juli 2006 — Senaat 3-968/2;
— mevrouw Françoise Bouzitat (Financieel Directeur Arianespace), over het strategisch belang voor Europa van een autonome toegang tot de ruimte, op 23 november 2006 — Senaat 3-1322/2;
— de heer Marc Verwilghen (Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid), over de prioriteiten van de Belgische regering in het kader van de nieuwe Europese ruimtevaartstrategie, op 11 januari 2007 — Senaat 3-635/7;
— vertegenwoordigers van de industrie, wetenschap, federale overheid, Europese instellingen, onderzoeksinstellingen, over de stand van zaken inzake het Belgisch en Europees ruimtevaartbeleid, op 26 april 2007 — nog niet gepubliceerd.
De Belgische leden van het Europees Parlement, de leden van het Adviescomité voor wetenschappelijke en technologische vraagstukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van ESA, de Europese Commissie, de federale overheid en de wetenschappelijke wereld worden uitgenodigd om aan deze vergaderingen deel te nemen.
Ontmoetingen werden georganiseerd met :
— Harold D. Melvin, NASA — Astronaut, in de Senaat, op 12 oktober 2004;
— vertegenwoordigers van Arianespace, in de Senaat, op 14 oktober 2004 en 16 november 2005;
— Karel Van Miert, voormalig bemiddelaar voor Galileo, en vertegenwoordigers van de Belgische industrie actief in het Galileo-programma, in de Senaat, op 15 december 2005;
— Delegatie van de Russische ruimtevaartsector, in de Senaat, op 24 november 2006.
Volgend op deze contacten, werden volgende resoluties door de Senaat aangenomen :
— Resolutie met het oog op de ministeriële Raad van de Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA) op 5 en 6 december 2005 in Berlijn — aangenomen door de Senaat op 1 december 2005 — Senaat 3-1428;
— Resolutie betreffende de onafhankelijke toegang tot de ruimte — aangenomen door de Senaat op 1 februari 2007 — Senaat 3-2023.
4. Conferenties en evenementen
Individuele leden vertegenwoordigden de werkgroep tijdens verscheidene conferenties en evenementen, waaronder :
— « Third European Space Policy Workshop : Key Challenges of Space Policy with Focus on Applications and Human Spaceflight », KUL, Leuven, 8 september 2003;
— « Galileo : a Vision for Europe from Outer Space », Vertegenwoordiging van Vrijstaat Beieren bij de Europese Unie, Brussel, 5 november 2003;
— « La Chine spatiale à l'heure des vols habités », CSL, Luik, 29 januari 2004;
— « Fourth European Space Policy Workshop : Enlarging the space policy debate », Stadhuis, Leuven, 4 februari 2004, met bijdrage van de voorzitter van de werkgroep, de heer François Roelants du Vivier;
— Persconferentie ter gelegenheid van de lancering van Meteosat 8, Planetarium, Brussel, 4 februari 2004;
— Symposium : de toekomst van ruimtevaart in een Europese context, Hotel Royal Astrid, Oostende, 20 februari 2004;
— Derde Vlaamse Ruimtevaartdagen, Media Center, Oostende, 21-22 februari 2004;
— « International Air Show (ILA) — Parliament Day », luchthaven Schönefeld, Berlijn, 11 mei 2004;
— Inhuldiging van nieuw krachtig informaticasysteem voor dataverwerking van gegevens van ENVISAT betreffende de atmosferische chemie, BIRA, Ukkel, 25 mei 2004;
— « Voorstelling aardobservatie met onbemande vliegtuigen », Metropolis, Antwerpen, 7 juni 2004;
— « Mars : l'exploration en action », uiteenzetting door Francis Rocard (astrofysicus CNES), CLORA, Brussel, 9 juni 2004;
— « L'Europe dépense-t-elle trop dans la recherche scientifique ? Aller sur Mars : vouloir la lune ? », EBI, Brussel, 24 juni 2004, met bijdrage door de voorzitter van de werkgroep, de heer François Roelants du Vivier;
— Opening van de nieuwe buitenzone en drie thematische tentoonstellingen over Keo, Rosetta en Hubble, Euro Space Center, Redu, 2 juli 2004;
— Persconferentie ter gelegenheid van de voorstelling van Proba 2, Diamant Building, Brussel, 15 september 2004;
— « Fifth European Space Policy Workshop : Space Science and Exploration », House of Chièvres, Leuven, 30 september 2004;
— Symposium « Space serving education », ter gelegenheid van 10 jaar Euro Space Foundation, Paleis der Academiën, Brussel, 12 oktober 2004;
— Voorstelling van het boek « Belgen in de ruimte : een odyssee in het heelal », Planetarium, Brussel, 18 oktober 2004;
— « Roundtable : Space and Security in Europe », New Defence Agenda, Bibliothèque Solvay, Brussel, 6 december 2004;
— Viering van 10 jaar EREA, « Association of European Research Establishments in Aeronautics », Hotel Crowne Plaza, Brussel, 16 december 2004;
— « Earth & Space Week », Cinquantenaire, Brussel, 12-20 februari 2005;
— Rondetafel rond ruimtevaart en onderwijs, Prins Filipfonds, Cinquantenaire, Brussel, 18 februari 2005;
— Conferentie over Mars, ESA en wetenschappelijk onderzoek, Universiteit van Namen, Namen, 21 februari 2005;
— « Space reaching out to business : space marketing campaigns promoting new business opportunities offered by ESA and the ISS », VUB Jr Campaign Contest, Brussel, 20 april 2005;
— « European Space Technology Transfer Forum », permanente vertegenwoordiging Baden-Wuerttemberg, Brussel, 26-27 april 2005;
— Voorstelling van de tentoonstelling « Tussen hemel en aarde — 175 jaar aard- en ruimtewetenschappen in België », Planetarium, Brussel, 13 mei 2005;
— « Vers une nouvelle Europe spatiale — Moving towards a New Space Policy in Europe », Fondation Robert Schuman, Parijs (Frankrijk), 17 juni 2005 (in het kader van de 7e Europese Interparlementaire Ruimtevaartconferentie, 15-18 juni 2005);
— « Lucht- en ruimtevaartdag », Euro Space Center, Redu, 24 juli 2005;
— « Nuit des étoiles », Euro Space Center, Redu, 10 augustus 2005;
— « De la montgolfière à la fusée Ariane — l'Europe de la science au 18e siècle et aujourd'hui », Domein van het Kasteel van Seneffe, 21-25 september 2005;
— « European Aeronautics and Space in Belgium », Paleis der Academiën, Brussel, 7 oktober 2005;
— « ERRIN Seminar on Space Research : Regional Dimension of Space Research », Brussel, 19 oktober 2005;
— Informatievergadering over de voorbereiding van de ESA — Ministerraad in Berlijn (5-6 december 2005), Planetarium, Brussel, 25 oktober 2005;
— « VRI Workshop : Looking for alternative industrial space strategies », Paleis der Academiën, Brussel, 27 oktober 2005;
— 25 jaar Arianespace, Senaat van België, Brussel, 16 november 2005;
— « Russische bemande ruimtevaart : getuigenissen door de kosmonauten Sergej Zaljotin en Frank De Winne », Planetarium, Brussel, 22 februari 2006;
— « L'astronomie au féminin », Euro Space Center, Redu, 8 maart 2006;
— Ruimtevaartconferentie door Dirk Frimout en Frank De Winne, Sint-Truiden, 16 mei 2006, met bijdrage door de vice-voorzitter van de werkgroep, de heer Ludwig Vandenhove;
— « De sterren voor iedereen toegankelijk », Europlanetarium Genk, 20 mei 2006;
— « Space Science and Exploration » en « La place de l'Europe dans la stratégie spatiale mondiale », conferenties door de heer Roger-Maurice Bonnet, Directeur van het Internationaal Instituut voor Ruimtewetenschappen te Bern, Centre Spatial de Liège, 22-23 mei 2006;
— Inhuldiging van een maquette van een Ariane IV en van een legendewandeling, Euro Space Center, Redu, 23 mei 2006;
— « Wallonia Space Days », Universiteit van Luik, 28-29 mei 2006;
— « Role of Space in Security Operations » — voorstelling van een DVD, Brussel, 6 juni 2006, met bijdrage door de voorzitter van de werkgroep, de heer François Roelants du Vivier;
— « Recherche spatiale et innovation : comment décrocher la lune », conferentie door mevr. Claudie Haignéré, astronaute, en de h. Philippe Busquin, lid van het Europees Parlement, Euro Space Center, Redu, 26 juni 2006;
— Lucht- en ruimtevaartdag, Euro Space Center, Redu, 23 juli 2006;
— Sterrennacht « Wanneer de hemel zilveren tranen laat », Euro Space Center, Redu, 10 augustus 2006;
— Receptie ter gelegenheid van de wedstrijd « Met je leerlingen in ZERO G », georganiseerd door de POD Federaal Wetenschapsbeleid in samenwerking met ESA, het ministerie van defensie en de Euro Space Society, Melsbroek, 5 september 2006;
— Symposium « Sense or Nonsense of Private Investments in Space Industry », georganiseerd ter gelegenheid van de 4e Vlaamse Ruimtevaartdagen, Oostende, 17 november 2006;
— Opening van de tentoonstelling « Russian Technology for Space Conquest — 21st Century », Innova 2006, Brussel, 23 november 2006;
— Opening van de tentoonstelling « l'Art et l'Univers » in aanwezigheid van de heer Dirk Frimout, Ukkel, 30 november 2006;
— Lancering van het netwerk tussen de Europese regio's die gebruik maken van ruimtevaarttechnologie, Comité van de Regio's (Brussel), 5 december 2006;
— Opening van de tentoonstelling « Prague for Galileo : the seat of the Galileo supervisory authority », Brussel, Europees Parlement, 18 december 2006;
— BNSC/ESA Space Exploration Workshop, Edinburgh, 8-9 januari 2007, met bijdragen namens de Europese Interparlementaire Ruimtevaartconferentie;
— Nieuwjaarsreceptie van het Federaal Wetenschapsbeleid, Brussel, 15 januari 2007;
— Nieuwjaarsreceptie van de Hoge Vertegenwoordiging van België voor het ruimtevaartbeleid, Brussel, 23 januari 2007;
— Nieuwjaarsreceptie van DLR (« Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt »), Brussel, 30 januari 2007;
— Conferentie inzake « KEO, l'oiseau archéologique du futur », Euro Space Center, Redu, 6 april 2007;
— Colloquium betreffende « Experiments in Space and beyond », ULB Brussel, 12-13 april 2007;
— Hoorzitting inzake de rol van ruimtevaart in het Europees veiligheids- en defensiebeleid, Brussel, Europees Parlement — Subcommissie voor veiligheid en defensie, 2 mei 2007, met bijdrage door de voorzitter van de werkgroep, de heer François Roelants du Vivier;
— « Second European Security Round Table », Brussel, Vertegenwoordiging van Baden — Wuerttemberg bij de EU, 14 mei 2007, met bijdrage door de voorzitter van de werkgroep, de heer François Roelants du Vivier.
De volgende bezoeken werden georganiseerd :
— Bezoek aan Alcatel Space, op uitnodiging van de « Groupe parlementaire de l'Espace » van het Franse parlement, Cannes (Frankrijk), 20-21 mei 2003;
— Bezoek aan het 45e internationaal lucht- en ruimtevaartsalon van Parijs — Le Bourget, Parijs (Frankrijk), 18-19 juni 2003;
— Bezoek aan het « Centre spatial guyanais » en bijwoning van de lancering van de Europese satelliet Rosetta, Kourou (Frans-Guyana), 24-27 februari 2004;
— Bezoek aan de ESA-installaties en het « Euro Space Center » in Redu, 14 mei 2004;
— Bezoek aan de « 2004 Farnbourough International Air Show », Farnbourough (Verenigd Koninkrijk), 21-22 juli 2004;
— Bezoek aan het Belgisch Instituut voor Ruimte-aëronomie, Ukkel, 4 februari 2005;
— Bezoek aan het « Centre Spatial de Liège », Luik, 18 maart 2005;
— Bezoek aan Verhaert Design & Development, Kruibeke, 15 april 2005;
— Bezoek aan Alcatel — ETCA, Charleroi, 22 april 2005;
— Bezoek aan IMEC, Leuven, 29 april 2005;
— Bezoek aan de ESA-installaties en het « Euro Space Center » in Redu, in aanwezigheid van minister Marc Verwilghen, 9 mei 2005;
— Bezoek aan Alcatel Alenia Space, Rome, 23 november 2005;
— Bezoek aan het « Centre spatial guyanais » en bijwoning van de lancering van de satellieten Thaicom 5 en Satmex 6, Kourou (Frans-Guyana), 23-28 mei 2006;
— Bezoek aan Eumetsat, Darmstadt (Duitsland), 7-8 december 2006;
— Bezoek aan het Studiecentrum voor Kernenergie, Mol, 15 januari 2007.
5. Europese Interparlementaire Ruimtevaartconferentie
Het initiatief voor de Europese Interparlementaire Ruimtevaartconferentie (EIRC) past in het kader van een Europees samenwerkingsverband waarin de parlementaire ruimtevaartgroepen van België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, Tsjechië en het Verenigd Koninkrijk vertegenwoordigd zijn. Opgericht in 1999, komen deze groepen halfjaarlijks samen om het Europees ruimtevaartbeleid te bespreken. Van 1 maart 2001 tot 31 maart 2002 nam de Senaat het voorzitterschap waar van de EIRC
In het kader van de EIRC nam een delegatie van de werkgroep deel aan de vijfde interparlementaire conferentie te Berlijn (30 september — 2 oktober 2003). Van 8 tot 11 november 2004 nam een delegatie deel aan de zesde interparlementaire conferentie te Madrid.
De zevende interparlementaire conferentie vond plaats van 15 tot 18 juni 2005 te Parijs. Voorbereidende vergaderingen werden georganiseerd op 19 mei 2005 en 9 juni 2005.
Bilaterale contacten met volgende parlementaire groepen vonden plaats op volgende data :
— Frankrijk : Brussel, 14 maart 2003; Parijs, 19 april 2005;
— Spanje : Madrid, 7 mei 2004;
— Italië : Rome, 23 november 2005.
Een vergadering van de voorzitters van de nationale delegaties van de EIRC werd samengeroepen op 5 februari 2004 te Brussel, gevolgd door een vergadering op 21 juli 2004 in Farnbourough. Op 18 februari 2005 vond een nieuwe vergadering plaats in Brussel.
In uitvoering van de beslissingen genomen tijdens de conferenties van de EIRC te Londen (2002) en Berlijn (2003), en volgend op de vergadering van de voorzitters van de nationale delegaties van 5 februari 2004, werd in de Senaat op 11 maart 2004 het voorlopig secretariaat van de EIRC opgericht. Dit secretariaat heeft coördinerende en voorbereidende bevoegdheden.
In 2006 zat de Werkgroep « Ruimtevaart » van de Senaat de Europese interparlementaire ruimtevaartconferentie voor. In dit kader werden drie evenementen georganiseerd :
— Op woensdag 26 april 2006 organiseerde het Belgisch voorzitterschap van de EIRC in samenwerking met de Belgische Dienst voor Federaal Wetenschapsbeleid en de universiteit van Leuven (KUL) een colloquium inzake ruimterecht in de Belgische Senaat, onder de titel « Naar een wettelijk kader voor ruimtevaartactiviteiten en -toepassingen : Belgische, vergelijkende en Europese perspectieven ». In de voormiddag werd aandacht besteed aan de studie van de verschillende nationale wetgevingen inzake ruimtevaart en aan het onderzoek naar mogelijke Europese initiatieven. De namiddagsessie bestond uit het definiëren van de juridische gevolgen van het gebruik van ruimtevaarttoepassingen inzake transport-, leefmilieu- en veiligheidsbeleid.
— De 8e Europese interparlementaire ruimtevaartconferentie is doorgegaan onder Belgisch voorzitterschap van maandag 12 juni tot woensdag 14 juni 2006 in het Belgisch parlement. Delegaties van de nationale parlementen van de ESA- en EU-lidstaten en van de belangrijkste ruimtevaartlanden, evenals vertegenwoordigers van de verschillende bevoegde internationale organen, de wetenschappelijke wereld en de industrie, namen aan de werkzaamheden deel. Een nieuw charter voor de EIRC en de eindconclusies die de inhoud van de debatten weerspiegelen, werden aangenomen. De behandelde thema's waren de grote Europese ruimtevaartprojecten (Galileo, GMES), de Europese ruimtevaartpolitiek en de internationale industriële samenwerking, de ruimtevaarttoepassingen en de bemande vluchten, en de relatie tussen ruimtevaart en onderwijs.
— Van maandag 18 tot vrijdag 22 september 2006 heeft het Belgisch voorzitterschap van de EIRC in samenwerking met de Assemblee van de West-Europese Unie en met de steun van Arianespace, een seminarie georganiseerd inzake ruimtevaart, defensie en veiligheid. Dit seminarie vond plaats in Kourou, Frans-Guyana.
Om het Belgisch voorzitterschap van de EIRC voor te bereiden en het samenwerkingscharter en de conclusies van de conferentie van juni te finaliseren, werden bilaterale contacten georganiseerd met :
— de Franse delegatie : Brussel, 18 januari 2006;
— de Britse delegatie : Londen, 3 februari 2006;
— de Italiaanse delegatie : Rome, 10 februari 2006;
— de Duitse delegatie : Berlijn, 16 februari 2006;
— de Tsjechische delegatie : Praag, 21 april 2006;
— de Spaanse delegatie : Madrid, 9 mei 2006;
— alle delegaties samen : Berlijn, 18 mei 2006.
Op 2 oktober 2006 werd in München een vergadering georganiseerd van de zogenaamde « Troïka + 1 », bestaande uit de vorige voorzitters (Frankrijk en Duitsland), de voorzitter 2006 (België) en de voorzitter 2007 (Italië) van de EIRC. Het betrof een informeel overleg tussen de belangrijkste ruimtevaartlanden in ESA en de EU over de toekomst van de EIRC en het Europees ruimtevaartbeleid.
Het Italiaans parlement is in 2007 voorzitter van de EIRC Volgende vergaderingen zullen worden georganiseerd :
— 21 mei 2007, Rome : Seminarie over de toekomst van Galileo,
— 24-26 juni 2007, Frascati, Seminarie inzake GMES en aardobservatie,
— 7-9 oktober 2007, Rome : 9e Europese interparlementaire ruimtevaartconferentie
6. Parabolische vluchten, 24-28 oktober 2004
Een delegatie van de werkgroep heeft als proefobject deelgenomen aan de 38e ESA-campagne van parabolische vluchten van 24 tot 28 oktober 2004 te Bordeaux.
De bedoeling was om tijdens deze erg Belgisch getinte vlucht (6 uitgevoerde experimenten op 12 waren van Belgische universiteiten) dieper in te gaan op het belang van ruimtevaart voor de Belgische wetenschappelijke wereld. Aldus kon uit eerste hand van de actoren op het terrein vernomen worden wat hun ervaringen en verzuchtingen ter zake zijn.
Met het oog op deze deelname, werd een informatie-vergadering georganiseerd in de UCL in de lokalen van Prof. Thonnard op 24 september 2004. Prof. Thonnard was verantwoordelijk voor het medisch experiment waarbij de leden van de delegatie optraden als proefpersoon.
7. Prins Filipfonds — rondetafel « Ruimtevaart en onderwijs »
Op 18 februari 2005 organiseerde het Prins Filipfonds een eerste rondetafelconferentie rond het thema « Ruimtevaart en onderwijs ». Onder voorzitterschap van de hh. Philippe Busquin en Frank De Winne werd nader ingegaan op de rol van ruimtevaart in onderwijs en het dreigend gebrek aan gekwalificeerde jonge mensen om het explosief groeiend aantal arbeidsplaatsen in de ruimtevaartsector in Europa op te vangen. Beslist werd om een Forum op te richten dat via een aantal werkgroepen voorstellen moet doen om dit probleem aan te pakken.
Op 20 mei 2005 ging het Forum over tot de oprichting van 5 werkgroepen (Toolkit onderwijs, Projectoproep, ESA-onderwijs, Acties voor het grote publiek, Wedstrijd basisonderwijs).
Op 23 september 2005, heeft het Forum haar doelstellingen en organisatiestructuur goedgekeurd.
Op 14 november 2005, heeft het Forum officieel, in aanwezigheid van Prins Filip, haar initiatief « Ruimtevaart en onderwijs » aan de Belgische Senaat voorgesteld.
Op 10 mei 2006 werd een informatievergadering georganiseerd waarin de projectoproep in het kader van dit Forum aan de scholen werd toegelicht.
Op 21 september 2006 werd een symposium georganiseerd over « Ruimtevaart en onderwijs » in Technopolis te Mechelen, in aanwezigheid van Z.K.H. Prins Filip.
Op 27 april 2007 vond een afsluitende vergadering plaats van het Forum in het Planetarium waarin de toekomst van dit project werd besproken. Tevens werd het ESERO — bureau van ESA in België (Bureau dat instaat voor de ondersteuning van educatieve projecten in België) plechtig geopend.
De leden en de secretaris van de werkgroep hebben aan deze werkzaamheden deelgenomen.
8. Bruspace
Met het oog op een evenwichtig ruimtevaartlandschap in België, werd door de voorzitter van de werkgroep een kennismakingsvergadering georganiseerd op 23 april 2004, met het oog op de oprichting van « Bruspace ». Deze organisatie heeft tot doel de belangen van de Brussels ruimtevaartactoren (industrie en wetenschap) te verdedigen naast VRI (Vlaamse Ruimtevaart Industriëlen), Wallonie Espace en Belgospace.
De officiële oprichtingsvergadering vond plaats in het Planetarium te Brussel op 28 mei 2004;
9. Odissea-prijs van de Senaat
De Odissea-prijs wordt door de Senaat toegekend aan een student(e) uit het Hoger Onderwijs (universitair of niet-universitair) als bekroning voor een thesis met betrekking tot het thema « ruimtevaart » in de ruimste betekenis van het woord.
De prijs bedraagt 8 000 euro en is bestemd om de kosten te dekken voor een verblijf in het buitenland in een Europese of Russische ruimtevaartorganisatie of -onderneming. Hiermee wenst de Senaat de jongeren te motiveren om aandacht te besteden aan wetenschap in het algemeen en ruimtevaart in het bijzonder.
« Odissea » verwijst naar de missie van november 2002 van het internationale ruimtevaartstation ISS, waaraan onze ESA-astronaut Frank De Winne deelnam.
Op woensdag 26 oktober 2005 kreeg Alain Sarlette, 24 jaar en student aan de Universiteit van Luik deze prijs voor zijn thesis over « la caractérisation du spin et de l'altitude de la sonde Huygens de l'ESA pendant sa descente vers Titan à partir de données utilisées pour le contrôle des opérations ».
In 2006 werd de Odissea-prijs opnieuw uitgereikt door de Senaat met steun van de Hoge Vertegenwoordiger voor het Belgische ruimtevaartbeleid. Laureaat was Charles Hanot, student aan de Universiteit van Luik met zijn thesis « Investigation of a down scoped version of the Darwin Mission ». De prijs werd uitgereikt op dinsdag 19 december 2006.
In 2007 zal opnieuw een Odissea-prijs worden uitgereikt.
10. Koningsfeest 2005
Op 15 november 2005 werd in aanwezigheid van de Koninklijke Familie, het Koningsfeest georganiseerd in het Federaal Parlement rond het thema « De Belgen en de Ruimtevaart ».
Eregasten waren de heer Paul Verhaert, CEO Verhaert Design & Development, en de heer Claude Jamar, Directeur van het « Centre spatial de Liège ». De twee genodigden werden onderscheiden.
In de marge van deze ruimteweek vond van 14 tot 19 november 2005 in het Federaal Parlement een tentoonstelling plaats rond hetzelfde thema.