Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-88

ZITTING 2006-2007

Vragen waarop niet werd geantwoord binnen de tijd bepaald door het reglement (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Vice-eersteminister en minister van Justitie

Vraag nr. 3-6899 van mevrouw De Schamphelaere d.d. 8 februari 2007 (N.) :
Dopinggebruik. — Aanbevelingen van de Senaat (stuk nr. 3-366/7 - 2004/2005). — Opvolging.

Op 19 mei 2005 werden verschillende aanbevelingen betreffende de problematiek van de doping in de sport goedgekeurd door de Senaat (zie stuk Senaat nr. 3-366/7 - 2004/2005).

Er werd aanbevolen dat de geneesmiddelenwet en de wet op de verdovende middelen onverkort zou worden toegepast door actiever onderzoek en effectieve vervolging. Justitie mag geen onderscheid maken tussen iemand die om andere dan medische redenen verboden producten gebruikt in het kader van zijn sportieve activiteiten en iemand die gebruikt om andere niet-medische redenen. De inspanningen van Justitie moeten er in de eerste plaats op gericht zijn leveranciers en producenten van dopingproducten aan te pakken. De rechter moet alle mogelijkheden van bestraffing kunnen benutten, gaande van een gevangenisstraf, een boete, of een doorverwijzing naar de gespecialiseerde hulpverlening.

De parketten moeten een grotere openheid aan de dag leggen zodat alle betrokken diensten rond de tafel worden gebracht bij opsporing of gerechtelijke onderzoeken in belangrijke dossiers en rekening houdend met de beperkingen inzake strafprocedure.

Het oplopen van een disciplinaire sanctie wegens doping mag niet betekenen dat er op systematische wijze in geen enkele vorm van strafrechtelijk gevolg wordt voorzien.

Het is aangewezen dat de geachte minister van Justitie, in overleg met het College van de procureurs-generaal, het toepassingsgebied van de omzendbrief van 4 oktober 2004 van de procureurs-generaal van Antwerpen, Brussel en Gent uitbreidt tot het hele land.

Het is van vitaal belang zicht te krijgen op de producenten en leveranciers van dopingproducten. Daarom zouden sportbeoefenaars die worden betrapt op dopingproducten, moeten kunnen rekenen op strafvermindering of kwijtschelding van straf, indien ze meewerken aan het onderzoek. Tevens zouden de gemeenschappen moeten overwegen in diezelfde maatregel te voorzien in het tuchtrecht.

Geneesheren die geneesmiddelen voorschrijven die niet beantwoorden aan een therapeutische noodzaak en die worden aangewend om de sportieve prestaties van een patiënt op te drijven moeten strafbaar worden gesteld krachtens de wet betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen van 24 februari 1921 en de wet van 25 maart 1964 op geneesmiddelen.

Graag hadden wij nu vernomen wat, bijna twee jaar na het meedelen van deze aanbevelingen, de stand van zaken is betreffende de opvolging en het uitvoeren ervan ?