(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans
Op 19 mei 2005 werden verschillende aanbevelingen goedgekeurd door de Senaat betreffende de problematiek van de doping in de sport (zie stuk Senaat nr. 3-366/7-2004/2005).
Er werd aanbevolen dat de geneesmiddelen die op de WADA lijst van de substanties en methodes gebruikt voor doping in de sport, zouden worden voorzien van een doorkruist olympisch logo. De Belgische regering zou dit standpunt op Europees niveau moeten aankaarten en de geachte minister zou hierover overleg opstarten met de farmaceutische industrie.
De bijsluiter voor het publiek van de geneesmiddelen die op de lijst van het WADA staan, moet de nadruk leggen op het feit dat ze in geen geval mogen worden gebruikt bij een sportwedstrijd of bij sportbeoefening.
Voor sommige diergeneesmiddelen zou het aangewezen zijn om, naar analogie met wat is ingevoerd voor geneesmiddelen, een unieke barcode te voorzien om de opsporing beter te laten verlopen, omdat ze niet alleen in de veeteelt maar ook als dopingproducten worden gebruikt. Hij zou hiertoe de bestaande controlesystemen moeten uitbreiden.
Er werd ook gevraagd om samen met de ministers van Economie en van Consumentenzaken internationaal overleg op te starten om te trachten de verkoop van en reclame voor geneesmiddelen via internet te beperken. Minstens moeten de referenties worden vermeld van de personen die verantwoordelijk zijn voor de websites.
Er is een betere etikettering nodig van voedingssupplementen. De geachte minister zou, in samenwerking met de producenten, een lijst moeten samenstellen van voedingssupplementen die dopingvrij zijn, geen gevaar betekenen voor de gezondheid van de sportbeoefenaar en geen onjuiste informatie bevatten, naar analogie met wat in Nederland gebeurt via het Nederlandse zekerheidscentrum voedingssupplementen topsport.
De geneesmiddelenwetgeving zou daartoe door de geachte minister moeten worden aangepast : stoffen met hormonale, antihormonale en andere stoffen en stoffen met anabole werking kunnen slechts voorgeschreven en verkocht worden in een volgens het registratiedossier aangenomen therapeutische dosis, eventueel met uitzonderingen te motiveren én te attesteren door de behandelende arts.
Het was aangewezen dat de minister van Volksgezondheid een samenwerkingsprotocol kan sluiten met de gemeenschappen voor het inschakelen van het directoraat Geneesmiddelen wanneer door de controle organen van de gemeenschappen dopinggebruik wordt vastgesteld.
Hij zou de middelen moeten krijgen om wetenschappelijk onderzoek te laten uitvoeren naar dopinggebruik en de resultaten ervan op de gezondheid.
Graag hadden wij nu vernomen wat, bijna twee jaar na het meedelen van deze aanbevelingen, de stand van zaken is betreffende de opvolging en het uitvoeren ervan.
Antwoord : Het Federaal Agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten, voorheen het directoraat-generaal Geneesmiddelen, neemt zoals u weet een belangrijke plaats in in de strijd tegen het oneigenlijk gebruik van geneesmiddelen en substanties in de sport.
1. Zowel het aanbrengen van waarschuwingen — het doorkruist olympisch logo — als een unieke barcode voor diergeneesmiddelen op de verpakkingen, behoren juridisch tot de mogelijkheden. Deze technieken hebben echter geen waarde indien ze niet door minstens alle lidstaten van de Europese Unie worden ingevoerd. Geneesmiddelen kunnen actueel volledig wettelijk verworven worden in andere lidstaten en een unieke barcode heeft slechts zin, indien een traceersysteem en een centrale databank de bewegingen van geneesmiddelen op Europees vlak kunnen volgen. Het spreekt vanzelf dat dit een werk van lange adem is.
Wat een unieke barcode betreft, worden door de industrie reeds volop technieken zoals datamatrix en RFID uitgetest in pilootprojecten.
Het is inderdaad juist dat het wettelijk opleggen van een unieke barcode een en ander kan versnellen, doch dit zal slechts lukken in een bredere Europese context. Het aanbrengen van waarschuwingen in de bijsluiter is in de huidige Europese en Belgische regelgeving niet voorzien.
Wel heeft het Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie (BCFI) in haar gecommentarieerd geneesmiddelenrepertorium en op haar website een apart logo (namelijk een D omringd met een cirkel) aangebracht bij de geneesmiddelen die bestanddelen bevatten van de WADA-lijst. Dit geeft een instrument aan de artsen en ook aan patiënten (via de site) om zich degelijk te informeren.
2. De transitie van het directoraat-generaal Geneesmiddelen naar een Agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten opent mogelijkheden om personeel aan te werven welke zullen worden ingezet voor onder meer de strijd tegen het misbruik van doping in de sport. Laten we niet vergeten dat dopingsubstanties meestal geneesmiddelen zijn die worden afgewend van de bestemming waarvoor ze op de markt zijn gebracht. Het FAGG is reeds betrokken bij de strijd tegen doping binnen de Multidisciplinaire Hormonencel.
Binnen het FAGG zal een cel voor fraudepreventie en fraudebestrijding worden gecreëerd, met een viertal inspecteurs. Naast de activiteiten van de fraudecel, zullen ook de andere inspecteurs tijdens geprogrammeerde controles bijdragen tot een hetere bewaking van de distributiesystemen voor geneesmiddelen.
3. Het internet speelt van langsom meer een belangrijke rol in de distributie van geneesmiddelen, voedingssupplementen en andere substanties. Jammer genoeg wordt dit belangrijke communicatie-instrument ook misbruikt om niet toegelaten geneesmiddelen, namaakgeneesmiddelen, vervalsingen, voedselsupplementen met verboden substanties en doping aan de man te brengen. Het fenomeen is zeer grensoverschrijdend en moeilijk beheersbaar waarbij naast bonafide bedrijven er andere zijn die hun activiteiten op dusdanige manier versnipperen zodat op het nationale vlak de wettelijke instrumenten tekortschieten om hieraan te weerstaan.
Op het internationale vlak zijn hierover besprekingen aan de gang binnen de Raad van Europa en met de Europese Commissie. Op het nationale vlak is er overleg met de betrokken beroepsverenigingen om de distributie via het internet beter beheersbaar te maken en normen vast te leggen om de kwaliteit van het geneesmiddel te waarborgen en om de herkomst van deze stoffen duidelijk te stellen. Publiciteit wordt door een Europese richtlijn geregeld en is ook omgezet in nationaal recht. Het Europese Doc Morris arrest laat de verkoop van niet voorschriftplichtige geneesmiddelen via het internet toe. Momenteel bereidt het FAGG een strikt reglementair kader voor, voor de toepassing van dit arrest. Het FAGG ziet ook toe voor wat het Belgisch grondgebied betreft, in een samenwerking met vooral de douane, dat verboden producten zoveel als mogelijk kunnen worden onderschept.
4. Er bestaat een grijze zone-overleg tussen het directoraat Dier, Plant en Voeding, het FAVV en het FAGG waarbij gewaakt wordt over de hoedanigheid van bepaalde claims die aan voedingsmiddelen en voedingssupplementen worden toegekend.
De wet van 1 mei 2006 tot wijziging van de geneesmiddelenwet van 25 maart 1964 voorziet in artikel 1, § 2, in de oprichting, na overleg in de Ministerraad, van een « gemengde commissie » die deze grijze zone moet evalueren.
De etikettering van voeding en voedingssupplementen moet voldoen aan de vereisten voorzien in de nationale wetgeving, welke opnieuw een omzetting is van de desbetreffende Europese richtlijnen. Het is echter onzinnig een lijst op te stellen met voedingssupplementen die dopingvrij zijn omdat voedingssupplementen heel eenvoudig geen dopingsubstanties mogen bevatten daar zij op dat moment intrinsiek als geneesmiddel worden aangemerkt. In dat geval hebben wij duidelijk te maken met illegale praktijken.
5. Een mogelijkheid is om voor sommige substanties, die duidelijk misbruikt worden in de sport, zoals anabolica, de voorschrijvende geneesheren te verplichten om het voorschrift, meer bepaald de posologie en de indicatie, expliciet te motiveren en te attesteren. Dit moet binnen de bestaande wetgeving, meer bepaald de uitoefening van de geneeskunde, bekeken worden. Het is en blijft deontologisch onverantwoord om anabolica en andere mogelijke dopingproducten aan te wenden voor niet therapeutisch gebruik. Besprekingen met de betrokken beroepsverenigingen zijn dan ook noodzakelijk.
6. Een samenwerkingsprotocol tussen het FAGG en de gemeenschappen voor de strijd tegen doping werd nog niet afgesloten.
Het is echter beter en noodzakelijk dat deze informatie-uitwisseling verloopt via de parketten en eventuele acties gecoördineerd worden via de multidisciplinaire hormonencel wegens het multidisciplinaire karakter van deze problematiek. Een dergelijke samenwerking is reeds jarenlang in voege en heeft zijn nut bewezen.
7. Wat betreft de middelen om wetenschappelijk onderzoek uit te voeren naar dopinggebruik, uitrusting van de laboratoria met high-tech apparatuur en de uitwisseling van kennis tussen de labo's voor dopingopsporing, moet ik mededelen dat het wetenschappelijk onderzoek een materie is die behoort tot de bevoegdheden van de gemeenschappen.
Wel wordt op federaal vlak een beroep gedaan op laboratoria voor onderzoek naar preparaten met hormonale en anabolische substanties (WIV, FAVV labo's).