(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans
Naar aanleiding van het 25-jarige bestaan van zijn restaurant Jan Breydel organiseerde zaakvoerder Jan Schaek het afgelopen jaar een jubileumtombola, met als hoofdprijs een auto die begin september onder zijn klanten zou worden verloot.
Per 25 euro die hij of zij in het restaurant besteedde, kreeg de klant een tombolalotje. Een gerechtsdeurwaarder kwam de ingevulde tombolastrookjes elke maand ophalen.
Maar enkele dagen vóór de trekking van de hoofdprijs, een nieuwe Nissan Micra ter waarde van 10 300 euro, verklaarde het gerecht de auto en alle ingevulde tombolastrookjes verbeurd. De autosleutels en boorddocumenten werden in beslag genomen. De zaakvoerder deed vrijwillig afstand van de auto, waardoor de procedure werd stopgezet. Want als hij in beroep zou zijn gegaan, werden ook alle inkomsten van de voorbije maanden aangeslagen.
De verbeurdverklaring kwam er na een klacht van iemand die zich baseerde op een oude wet, de wet van 31 december 1851 op de loterijen. De procureur gaf volgende toelichting : « Wie een loterij wil organiseren, moet beschikken over een vergunning. Deze kan aangevraagd worden bij de gemeente, als de gemeentegrens niet overstegen wordt, bij de provincie, als de gemeentegrens wel overstegen wordt, bij een nationale instantie, als de provinciegrenzen overstegen worden. In dit geval beschikte de man niet over een vergunning. Hij deed weliswaar een aanvraag bij de gemeente, die de aanvraag doorstuurde naar de provincie. Die stuurde op haar beurt de aanvraag terug, omdat de loterij geen algemeen belang diende. Het argument van de zaakvoerder dat het niet ging om een loterij in de strikte zin van het woord omdat hij de lotjes niet verkocht, maar weggaf aan zijn klanten, doet niet terzake, omdat de loterij gekoppeld werd aan omzet en alleen het eigen belang diende. Een heel verschil met bijvoorbeeld een buurtvereniging die een loterij organiseert waar de hele buurt wel bij vaart en die dus het algemeen belang dient. ».
Deze redenering wekt toch enige verwondering. Het is overduidelijk dat de initiatiefnemer geen illegaal loterij-systeem wenst op te zetten, maar dat initiatief kadert in een promotie-actie. Komt dit overeen met de ratio legis, waarbij toch vooral illegale loterij-initiatieven worden beoogd ? Ter vergelijking : adverteren ter waarde van 10 300 euro en waarin bijvoorbeeld kortingsbonnen worden verwerkt zou voor de betrokkene geen probleem vormen.
Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen :
1. In hoeveel gevallen werd de wet van 31 december 1851 op de loterijen de voorbije vijf jaar toegepast ?
2. Wat is de ratio legis van deze wet ?
3. Wat is uw mening over dergelijke initiatieven ?
4. Welke stappen zal de geachte vice-eersteminister ondernemen om deze wet te moderniseren ?