3-1984/1 (Senaat) DOC 51 2860/001 (Kamer) | 3-1984/1 (Senaat) DOC 51 2860/001 (Kamer) |
19 DECEMBER 2006
I. INLEIDING
Het is gebruikelijk dat bij elke vergadering van de Europese Raad de leden van het Federaal Adviescomité voor de Europese Aangelegenheden van gedachten wisselen met de eerste minister en/of met een ander lid van de Belgische regering in verband met de voorbereiding en de resultaten van die Europese Raad.
Het Adviescomité heeft twee vergaderingen (dinsdag 12 en dinsdag 19 december 2006) aan de Europese Raad van Brussel van 14 en 15 december 2006 gewijd.
Dit verslag geeft een kort overzicht van de gedachtewisseling met de eerste minister, de heer Guy Verhofstadt, tijdens de twee vergaderingen, waaraan ook de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen van de Kamer en de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging van de Senaat hebben deelgenomen.
II. PREBRIEFING VAN DINSDAG 12 DECEMBER 2006
1. Uiteenzetting door de heer Guy Verhofstadt, eerste minister
Tijdens de Europese Raad van 14 en 15 december 2006 zullen drie belangrijke thema's aan bod komen, met name de absorptiecapaciteit van de EU, de stand van zaken inzake de derde pijler (Justitie en Binnenlandse Zaken) en de stand van zaken van de besprekingen met betrekking tot het Grondwettelijk Verdrag.
a) De absorptiecapaciteit van de EU
De staatshoofden en regeringsleiders zullen op grond van een dossier dat door het Finse voorzitterschap werd voorbereid het begrip absorptiecapaciteit bespreken. België huldigt ter zake het standpunt dat de uitbreiding van de Europese Unie gepaard moet gaan met de verdieping ervan. Het aantal aangelegenheden waarin de beslissingen met gekwalificeerde meerderheid moeten worden genomen, moet worden verhoogd. Er wordt bij stemmingen nog te vaak gebruik gemaakt van de unanimiteitsregel.
b) De stand van zaken inzake de derde pijler (Justitie en Binnenlandse Zaken)
De Europese Raad zal de stand van zaken inzake Binnenlandse Zaken, Justitie, Veiligheid en Migratiebeleid onderzoeken. België is van oordeel dat voortgang moet worden gemaakt in een aantal dossiers die door de besluitvorming bij unanimiteit van stemmen worden afgeremd. De Commissie heeft geen initiatiefrecht in de aangelegenheden van de derde pijler.
Er zou gebruik kunnen worden gemaakt van de overbruggingsclausule of passerelle van het Verdrag van Nice zodat met gekwalificeerde meerderheid kan worden beslist in aangelegenheden zoals justitiële en politionele samenwerking of legale migratie. Er moet echter worden vastgesteld dat sommige landen geen voorstander zijn van het gebruik van die overbruggingsclausule.
c) De vordering van de besprekingen met betrekking tot het Grondwettelijk Verdrag
De Europese Raad zal de situatie inzake de ratificatie van het Grondwettelijk Verdrag onderzoeken. Thans heeft reeds tweederde van de lidstaten het Grondwettelijk Verdrag geratificeerd (18 lidstaten op 27). Onder Duitse voorzitterschap zal de Europese Raad van juni 2007 een beslissing moeten nemen over de keuze inzake de toekomst van het Grondwettelijk Verdrag.
Men behoort zich niet te bezinnen over de bepalingen die mogelijk uit het Verdrag kunnen worden gelicht, maar wel over die welke er aan kunnen worden toegevoegd. De parlementen die het Verdrag reeds hebben goedgekeurd, zoals het Belgisch parlement, zouden er wellicht niet mee akkoord gaan dat sommige delen van dat Verdrag wordt geschrapt. In dat opzicht moet worden herrinerd aan het feit dat dit precies de houding is geweest die de grondleggers van Europa hebben aangenomen na de verwerping van de Europese Defensiegemeenschap door de Franse « Assemblée nationale » in 1954.
Wat Turkije betreft, heeft de Raad algemene Zaken op 10 december 2006 een akkoord bereikt dat berust op de aanbevelingen die de Europese Commissie op 29 november 2006 had geformuleerd. Dat akkoord bepaalt onder andere dat acht hoofdstukken niet zullen worden geopend in het kader van de toetredingsonderhandelingen zolang Turkije zijn verplichtingen niet nakomt die zijn vastgesteld in het aanvullend protocol bij de associatieovereenkomst tussen Turkije en de Europese Unie.
Tijdens de Europese Raad zal de eerste minister ook de verkiezingen in de Democratische Republiek Congo ter sprake zal brengen, alsmede de noodzaak snel een Europees-Afrikaanse Top te organiseren en aanzienlijke hulp te bieden aan de nieuwe regering die binnenkort in Congo zal aantreden. Ook de herstructurering van ondernemingen zal worden besproken, waarbij het de bedoeling is dat de Raad, als gevolg van het voortgangsrapport over de Lissabonstrategie, volgend jaar een aantal voorstellen bespreekt.
2. Vragen en opmerkingen van de leden
Mevrouw Isabelle Durant, senator, vraagt of de eerste minister van plan is de kwesties die onrechtstreeks verband houden met VW-Vorst op de agenda van die Europese Raad te plaatsen.
De beste manier voor Europa om meer steun te krijgen vanwege de burgers zou erin kunnen bestaan beter in te spelen op de problemen die situaties zoals VW-Vorst doen rijzen, dat wil zeggen de intra-Europese concurrentie.
Er bestaan ter zake diverse instrumenten. Verwezen wordt naar de Europese ondernemingsraad, waarover het Europees Parlement resoluties heeft aangenomen. Voorts is er de totstandbrenging van een juridisch kader op Europees niveau zodat overeenkomsten collectief kunnen zijn tussen verschillende zetels van eenzelfde onderneming in de verschillende lidstaten van de EU. Ten slotte is er ook nog de controle op de staatsteun en de steun van communautaire fondsen zodat ze niet worden gebruikt in het kader van intra-Europese bedrijfsverplaatsingen, en de fiscale harmonisatie in de Europese Unie.
De automobielsector is niet de enige die wordt getroffen : ook andere ondernemingen (zoals bijvoorbeeld Kraft) doen aan intra-Europese delokalisering. Er moet weliswaar voortgang worden gemaakt op het stuk van de Europese Grondwet, maar de Belgische regering zou, met de steun van de Spaanse, Portugese en Tsjechische regeringen, tegen de Europese Raad van het voorjaar concrete voorstellen moeten kunnen doen die de mogelijkheid zouden bieden voortgang te maken in het dossier van de intra-Europese bedrijfsverplaatsingen om zich zo te wapenen tegen gelijkaardige situaties die te wijten zijn aan het ontbreken van een Europese regelgeving ter zake.
Mevrouw Camille Dieu, volksvertegenwoordiger, attendeert in verband met de onderhandelingen met Turkije op het verstandige standpunt van de minister van Buitenlandse Zaken omdat het de verschillende betrokken partijen ontziet. Tijdens een recente zending in Istanboel heeft men kunnen vaststellen dat de Turkse bevolking niet meer zo enthousiast is om tot de Europese Unie toe te treden. Uit de reactie van Ankara op de « sanctie » die het land wordt opgelegd, kan men afleiden dat Turkije zich daar niet overmatig bezorgd om maakt. Wat zou er gebeuren, mocht de regering in Nicosia voor de andere onderhandelingshoofdstukken een herzieningsclausule wensen wanneer Turkije zich niet inspant om zijn havens en luchthavens open te stellen ? De Republiek Cyprus, die in de Raad van ministers geïsoleerd is, heeft uiteindelijk het algemeen standpunt bijgetreden, dat ook dat van de Commissie is. Er zou een Top Europese Unie — Midden-Oosten moeten worden georganiseerd om de strategische positie die Turkije thans bekleedt, beter te doen begrijpen.
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter van de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging van de Senaat, vindt het idee om niet na te denken over wat uit het Grondwettelijk Verdrag moet worden gelicht maar wel over wat er als nieuwe elementen aan kan worden toegevoegd, interessant.
Verder wenst hij de weten welke andere aangelegenheden de eerste minister in de discussie wil aankaarten teneinde het veld van het Grondwettelijk Verdrag te kunnen verruimen.
De heer Herman De Croo, voorzitter van de Kamer en van het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden, merkt op dat het Verdrag van Nice de uitbreiding vanaf 1 januari 2007 beperkt (het aantal lidstaten — 27 — is bereikt). Hij vraagt zich af met welke perspectieven, zelfs op lange termijn, de onderhandelingen met Turkije, Kroatië en eventueel andere landen zullen worden voortgezet. Enerzijds oefenen bepaalde Staten druk uit in het kader van de onderhandelingen met Turkije en de andere kandidaat-lidstaten om zo snel mogelijk de Europese Grondwet goed te keuren, maar anderzijds gaat ook druk uit van bepaalde andere Staten en de publieke opinie in die landen om de Europese Grondwet niet goed te keuren.
De eerste minister heeft een aantal zeer relevante ideeën naar voor gebracht inzake de hergroepering binnen de Europese Unie van een aantal lidstaten aangaande goed afgebakende aangelegenheden (versterkte samenwerking). Kennelijk zou dat idee tijdens de jongste maanden niet meer zo vanzelfsprekend zijn. Zijn vergaderingen als de aanstaande Europese Top een middel voor de eerste minister om bij zijn collega's na te gaan of ze het eventueel doorvoeren van een versterkte samenwerking steunen ?
3. Antwoord door de heer Guy Verhofstadt, eerste minister
Inzake de herstructureringen wordt opnieuw opgemerkt dat dit vraagstuk aan bod zal komen ter gelegenheid van het Lenteverslag betreffende de Lissabonstrategie, zowel binnen de Raad Sociale Zaken als binnen de Raad Mededinging van de EU.
Wat de vragen over Turkije betreft, hebben de ministers van Buitenlandse Zaken een akkoord bereikt op grond van de aanbevelingen van de Europese Commissie, namelijk om acht belangrijke hoofdstukken niet te openen (zoals het vrij verkeer van goederen, externe relaties of transport). Bovendien is beslist om bepaalde hoofdstukken niet te sluiten totdat Turkije het aanvullend Protocol volledig heeft uitgevoerd. Die uitvoering is overeengekomen bij het openen van de toetredingsonderhandelingen met Turkije.
Inzake het Midden-Oosten wordt opgemerkt dat dit een thema is dat geregeld aan de orde is tijdens de Europese Raad. Het feit dat troepen van verschillende Europese landen naar Zuid-Libanon zijn gestuurd, geeft de Europese Unie de mogelijkheid meer haar stempel op de onderhandelingen in het Nabije en Midden-Oosten te drukken. Het is een feit dat er op dit ogenblik geen onderhandelingen lopen tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit. De Europese Unie moet de druk op Israël opvoeren om de onderhandelingen te hervatten.
De Europese Unie moet ook op sociaal-economisch vlak meer vooruitgang boeken. Dat is des te noodzakelijker in het kader van een monetaire unie en ingevolge het gebruik van de euro.
De stemming met gekwalificeerde meerderheid moet worden uitgebreid om te voorkomen dat de Europese Unie verzwakt naarmate het aantal lidstaten toeneemt. Volgend jaar, tijdens de Europese Top in juni 2007, moet een belangrijke discussie worden gevoerd over de toekomst van de EU. Zal Europa een confederatie van onafhankelijke Staten zijn die bijna geen beslissingen met eenparigheid kan nemen (zoals de heer Vaclav Klaus, president van de Republiek Tsjechië heeft beklemtoond) dan wel een echte politieke en federale unie, zoals de grondleggers van Europa in de jaren vijftig overigens voor ogen hadden ?
Thans is het moeilijk, zoniet onmogelijk geworden om op basis van de unanimiteitsregel beslissingen te nemen in bepaalde Europese ministerraden. Zo slepen bijvoorbeeld de besprekingen over fiscale aangelegenheden soms zeer lang aan alvorens een akkoord wordt bereikt (dit was met name het geval bij de onderhandelingen aangaande de btw-tarieven van 6 % op renovaties, wegens de moeilijkheid om Polen te overtuigen). De situatie is eveneens moeilijk voor aangelegenheden met betrekking tot de derde pijler, wanneer bij stemmingen de unanimiteitsregel eveneens van toepassing is (bijvoorbeeld de overdracht van gedetineerden binnen de Europese Unie, waarover een akkoord is bereikt, dat wordt tegengehouden door één enkele lidstaat). De eerste minister is van mening dat die blokkeringen meer en meer zullen voorkomen. Het is overigens verkeerd om te doen alsof men de overbruggingsclausule niet kan gebruiken onder het voorwendsel dat die in het Grondwettelijk Verdrag voorkomt. Die clausule komt immers al voor in het Verdrag van Nice.
In het kader van de eurozone moeten initiatieven worden ontwikkeld, zoals de informele Top, die zal plaatsvinden in 2007 in Ljubljana. Zulks moet de nodige stimulansen geven aan de Europese Unie.
Wat de versterkte samenwerking betreft, heeft België een aantal stappen genomen om een versterkte samenwerking (met acht lidstaten) te starten om de impasse rond het gemeenschapsoctrooi op te lossen. De besprekingen hierover duren al 10 jaar en het laatste initiatief, genomen tijdens de Top van Laken in december 2001 onder Belgisch voorzitterschap, heeft nergens toe geleid.
III. DEBRIEFING VAN DINSDAG 19 DECEMBER 2006
1. Uiteenzetting door de heer Guy Verhofstadt, eerste minister
a) De stand van zaken van het Grondwettelijk Verdrag
Op het vlak van het grondwettelijk verdrag werd afgesproken dat begin 2007, onder Duits voorzitterschap, een nieuwe poging zal worden ondernomen om het constitutioneel proces opnieuw op gang te krijgen. Mevrouw Merkel heeft aan de Raad voorgesteld om zich op twee terreinen te concentreren. Ten eerste, zal er, naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van het Verdrag van Rome een Europese top plaatsvinden in Berlijn waaruit een verklaring moet komen over waar de Europese Unie naartoe moet evolueren. Ten tweede is er de Europese top die in juni zal plaatsvinden en waar het de bedoeling is om het institutioneel proces opnieuw op gang te krijgen. Er moeten dus aanpassingen gebeuren zodat er een akkoord komt in alle lidstaten. Het is belangrijk om te onderstrepen dat al 18 landen het verdrag geratificeerd hebben. Er zijn inderdaad twee lidstaten die neen hebben gezegd, maar een 2/3 meerderheid werd toch behaald.
Mevrouw Merkel gaat zich toespitsen op specifieke punten. Ze gaat daarom een rondvraag doen bij de lidstaten om te weten met welke beperkte aanpassingen het grondwettelijk verdrag toch zou kunnen doorgaan. Het zal dus niet enkel belangrijk zijn om na te gaan wat kan wegvallen uit het verdrag, maar ook wat kan worden toegevoegd om aanvaardbaar te zijn. Er moet naar een evenwicht gestreefd worden. Wat zeker een prioriteit moet zijn is de afbouw van de unanimiteitsregel en uitbreiding van de regel van de gekwalificeerde meerderheid. Want die unanimiteitsregel wordt meer en meer een belemmering.
Teneinde de landen die geratificeerd hebben beter te laten samenwerken, komen in januari al de ministers en staatssecretarissen voor Europese zaken samen te Madrid. Op die manier kunnen ze een gezamenlijke strategie ontwikkelen om hun standpunt te verdedigen tijdens de besprekingen in 2007.
b) Justitie — veiligheid — migratie
In deze domeinen werd er vooral gesproken over de nood aan een andere beslissingsmethode. In de derde pijler bestaat momenteel de mogelijkheid om een passerelle te gebruiken om de beslissingen via gekwalificeerde meerderheid door te voeren in plaats van met unanimiteit. Er is ook een andere passerelle om initiatiefrecht aan de Commissie te verlenen in bepaalde domeinen als justitie en politionele samenwerking. Er moet worden vastgesteld dat er een blokkage is op het niveau van de Raad. Die blokkage omvat twee strekkingen. De eerste zijn de landen die vinden dat de passerelles moeten gebruikt worden aangezien ze in het Vedrag van Nice werden opgenomen. De anderen vinden dat de passerelles niet gebruikt kunnen worden zolang het grondwettelijk verdrag niet door iedereen geratificeerd is. Er wordt aan de Ministerraad voor Justitie en Binnenlandse Zaken gevraagd om te blijven werken aan een consensus op dat vlak, maar voorlopig blijven beslissingen in de derde pijler moeilijk.
Wat wel onaanvaardbaar is, is dat de landen die het niet eens zijn op dat vlak wel in G5+1 bijeenkomsten samen beslissingen nemen op het vlak van Binnenlandse Zaken.
c) Uitbreidingsstrategie
Op basis van een rapport van de Europese Commissie moest de term « absorptiecapaciteit » gedefinieerd worden. Iedereen rond de tafel was het eens dat de Balkan-landen beter in de Europese familie kunnen worden opgenomen dan dat er duizenden soldaten ter plaatse worden gestuurd.
De discussie ging tussen de landen die denken dat de uitbreiding kan doorgaan zonder verdieping en de Benelux-landen die liever eerst willen verdiepen en daarna pas uitbreiden. De discussie werd niet opgelost en de meningsverschillen zullen waarschijnlijk nog duidelijker aan bod komen tijdens de discussies die onder het Duits voorzitterschap gevoerd zullen worden. De mening van de Beneluxlanden omvat twee punten :
— unanimiteitsregel beperken;
— uitbreiding moet gepaard gaan met een aanpassing van de besluitvormingsregels.
Deze Europese raad bestond uit intense discussies, maar jammer genoeg niet uit intense besluitvorming. Het is waarschijnlijk de voorbode van het fundamenteel debat dat zal plaatsvinden onder Duits voorzitterschap. De Raad zal voor de keuze staan of Europa een confederatie van landen wordt of een echte federale unie die de unanimiteitsregel tot een minimum beperkt en die op basis daarvan verdere uitbreiding aankan.
2. Vragen en opmerkingen van de leden
De heer Pierre Galand, senator, merkt op dat in de conclusies van het voorzitterschap internationale samenwerking en dialoog is voorzien met de oorsprong- en transitlanden in verband met migratie. Het uiteindelijke doel zou zijn om per land migratieprofielen op te stellen. Betekent dit dat er in deze landen zal gezocht worden naar de profielen die interessant kunnen zijn voor Europa en die dan wel getolereerd zouden worden ? Het zou dan niet enkel meer gaan om de exploitatie van grondstoffen, maar eveneens om de uitbuiting van menselijk kapitaal. Er moet zeer voorzichtig worden omgegaan met deze materie, want ook op het vlak van ontwikkelingshulp speelt dit een belangrijke rol.
Daarnaast is er op het vlak van de nabuurschapspolitiek in de mediterrane regio een versterking voorzien. Waar staat men dan met het euromediterrane overleg ? Dat lijkt compleet uit het beeld verdwenen. Het risico hiervan is dat democratie verloren gaat en dat de mediterrane landen nog enkel aanzien worden als partners op het vlak van veiligheid.
Het doel van die versterkte nabuurschapspolitiek zou ook zijn om een onafhankelijk Palestina op te richten. Men moet hier de nadruk leggen op het feit dat de Europese hulp niet tot bij de mensen in Palestina geraakt en dat het dan ook niet verwonderlijk is dat ongecontroleerde groepen meer macht krijgen en zo een gevaarlijke situatie creëren.
De heer Luc Van den Brande, senator, merkt op dat het twijfelachtig is dat er grote doorbraken zullen mogelijk zijn op het vlak van het grondwettelijk verdrag. In Nederland bijvoorbeeld is de samenstelling van de Tweede Kamer nog meer eurosceptisch geworden.
De Raad verheugt zich op de afspraken inzake nabuurschapspolitiek met Georgië en Azerbeidjan. De spreker wijst op het feit dat er tal van vragen kunnen rijzen over de democratisering van Azerbeidjan. Wat Georgië betreft is er een diepgaand conflict met Rusland.
Met de verwerving van het mensenrechtenagentschap moet er wel worden nagekeken dat er geen overlapping ontstaat met datgene wat in de Raad van Europa gebeurt. Men moet vermijden dat er onnodige instellingen worden bijgemaakt, vooral wanneer we spreken over een vereenvoudiging van de structuren.
Op het vlak van migratie is zeer weinig vooruitgang geboekt. Wat denken de bondgenoten van de Benelux-benadering in de discussie ? Het valt verder te betreuren dat er niet meer aandacht werd gegeven aan de Lissabon-strategie, vooral nu blijkt dat de doelstellingen moeilijk bereikt zullen worden.
De heer Dirk Van der Maelen, volksvertegenwoordiger, steunt de Benelux-visie over de uitbreiding en verdieping van de unie. Hij vreest wel dat weinig andere landen dit idee steunen. Landen die er in het verleden dezelfde filosofie op nahielden, hebben niet duidelijk gekozen voor de verdieping.
Het is zeer positief dat mevrouw Merkel nog zal proberen om de Grondwet te redden, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat ze daarin zal slagen. Een Europa van de 27 of meer met unanimiteit kan niet functioneren. Daarom moet er resoluut gewerkt worden aan een kerneuropa. Ten slotte, moet men zich de vraag stellen of er niet, buiten het verdrag, een nieuwe weg moet bewandeld worden. Want het kerneuropa rond de eurozone dreigt ook niet meer te werken wanneer er veel nieuwe landen bij aansluiten.
Mevrouw Camille Dieu, volksvertegenwoordiger, wijst op een paradox in het Fins voorzitterschap. De uitbreiding is belangrijk voor de stabiliteit van de Unie en daarnaast moet er goed gecommuniceerd worden met de burger zodat die de uitbreiding zijn volle steun kan geven. Recent verschenen er echter cijfers die laten blijken dat in België de bevolking minder en minder positief staat over de uitbreiding in het algemeen en specifiek tegenover Turkije. In Turkije zelf is de bevolking ook niet meer overtuigd van de toetreding tot de EU. Hoe gaat die communicatie te werk gaan om de bevolking te overtuigen van de voordelen van een uitgebreid Europa ?
Op het vlak van migratie doen de woorden van de Raad denken aan de term van « gekozen immigratie » die de Franse minister Sarkozy een aantal maanden geleden in de mond nam. Zulk een migratiepolitiek past toch niet in de waarden van de EU en zeker niet in die van België. Hoe gaat er dan worden omgegaan met de massieve immigratie die bijvoorbeeld in Spanje voorkomt ?
De heer Daniel Ducarme, volksvertegenwoordiger, wenst eerst en vooral zijn steun te betuigen aan het Benelux-initiatief in verband met de problematiek van verdieping-uitbreiding. Het is zeer belangrijk voor de toekomst van de EU. Daarnaast valt op dat de tekst die de Raad heeft verdeeld, zeer kort en vaag is op het gebied van hervormingen en het grondwettelijk verdrag.
Er moet gewerkt worden aan een communicatiestrategie zodat de burgers kunnen begrijpen waarmee de EU bezig is.
De houding van het Duits voorzitterschap dreigt in de eerste plaats Duits te zijn en dan pas Europees. De teksten die al circuleren tonen een groot belang voor alles wat te maken heeft met Centraal- en Oost-Europa, maar er wordt met geen woord gerept over bijvoorbeeld de groeipolitiek. Initiatieven in het verlengde van de Lissabon-strategie komen niet aan bod.
België moet een duidelijk standpunt naar voren brengen over het feit dat de uitbreiding enkel kan na de nodige hervormingen en dat er moet gestreefd worden naar zoveel mogelijk gekwalificeerde meerderheidsregels.
Op het vlak van de migratie is het belangrijk om voort te gaan met wat er in Rabat werd beslist. Landen van oorsprong, doorreis en aankomst moeten dezelfde strategie hanteren, anders zullen er nooit resultaten geboekt worden. Hoe gaat de Commissie het partnerschap van de EU met de Afrikaanse landen waarmaken op het vlak van migratie ? Gaat België hierin een voortrekkersrol spelen zoals in de tekst wordt geïmpliceerd ?
De tekst over de buitenlandse crisissen heeft weinig betekenis. Er is waarschijnlijk een wil om zich daar verder in te verdiepen. Een piste die zeker moet gevolgd worden is die van de diplomatieke en consulaire bescherming van de Europese burgers buiten de EU. Het is goed dat de Raad denkt aan snelle tussenkomsten in crisisgevallen, maar wat zijn de middelen die ingezet zullen worden en zal er bijkomende bescherming zijn voor de burgers ? Komt er een specifiek instrument ?
De heer Herman Van Rompuy, volksvertegenwoordiger, stelt de vraag naar de methode om het grondwettelijk verdrag weer vlot te krijgen. Het is inderdaad nodig om de unanimiteitsregel te doorbreken, maar er moet ook gekeken worden naar wat nog mogelijk is. Een aantal landen hebben duidelijk neen geantwoord op het verdrag, maar een aantal landen heeft zich ook nog niet uitgesproken. Het is daarom noodzakelijk om een systeem te vinden waarvoor geen referenda nodig zijn, anders riskeert men een nieuwe blokkade. Hoe kunnen we dit vermijden en toch in de richting van het grondwettelijk verdrag evolueren ? Een nieuwe mislukking zou echt dramatisch zijn voor de EU. Er zijn contradicties tussen de verschillende oplossingen. Er kan een soort mini-verdrag worden opgemaakt, maar anderen pleiten voor een uitbreiding van het verdrag. Is het mogelijk om tot een goed resultaat te komen ?
3. Antwoord van de heer Guy Verhostadt, eerste minister
Wat het constitutionele proces betreft, doen er inderdaad verschillende oplossingen de ronde. Sommigen spreken van een mini-verdrag. Het lijkt niet echt de beste oplossing, want akkoorden vinden over wat wel en niet in het verdrag behouden wordt, kan maanden in beslag nemen. Er zou nog steeds geen garantie zijn dat elk land zou kunnen ratificeren, want een aantal mensen in Frankrijk bijvoorbeeld stemden neen omdat ze vonden dat het verdrag niet volledig genoeg was. Ook een verwijzing naar een conventie zou de unie jaren verder leiden. Indien het probleem verwezen wordt, lijkt een intergouvernementele conferentie (IGC) het best. Maar ook daar zouden veel problemen de kop opsteken, aangezien een nieuwe procedure moet worden opgestart.
Anderen zijn dan weer voorstander van een andere piste, waar bij een nieuwe uitbreiding met bijvoorbeeld Kroatië de zaken in het toetredingsverdrag geregeld zouden worden. Daarnaast zijn er ook diegenen zoals Duitsland die zoveel mogelijk van het grondwettelijk verdrag willen behouden en waar misschien ook ruimte is om zaken bij te voegen. Dit is waarschijnlijk ook de piste die zal gevolgd worden. Er moet wel voorzichtig te werk worden gegaan, zodat het resultaat geen uitgeholde grondwet wordt. De 18 landen die geratificeerd hebben moeten daarover waken, maar er bestaat op dat vlak nog geen strategie. Daarom zal er in 2007 een bijeenkomst zijn in Spanje. Landen die niet geratificeerd hebben, hebben wel een strategie want zij beweren dat het verdrag dood is.
De strategie die de 18 zullen hebben, is er een van maximale benadering van het grondwettelijk verdrag. Versterkte samenwerking tussen landen kan de start zijn voor het oplossen van aanslepende problemen zoals bijvoorbeeld het gemeenschapsoctrooi. Als er met een aantal landen een versterkte samenwerking kan zijn op dat vlak dan kunnen andere landen zich daar later ook aan toevoegen. Ook andere thema's kunnen op die manier worden voorbereid zoals bijvoorbeeld de volgende bijeenkomst van de Raad.
Natuurlijk zal er veel afhangen van de ontwikkelingen in 2007. Electorale discussies, zoals in Frankrijk, hebben een grote invloed op de besprekingen. Tijdens het Duits voorzitterschap zal er ook weinig tijd zijn om al deze beslissingen rond te krijgen.
Het is belangrijk dat er dan ook binnen België afspraken zijn en een extra vergadering, buiten de pre- en debriefing, kan dan zeker nuttig zijn. Mevrouw Merkel heeft ook gevraagd dat er per land iemand zou worden aangeduid die bij een rondvraag de verschillende knelpunten kan opsommen. In dat opzicht is een extra vergadering zeker nuttig, zodat er een algemene consensus kan zijn over de punten die België wenst aan te kaarten. Zoiets versterkt de positie van België. Het is tijdens deze Raad gebleken dat de Benelux-landen echt een verschil kunnen maken, want anders was er zonder probleem aanvaard dat er eerst uitbreiding zou plaatsvinden en dan pas verdieping van de EU. De reden waarom bepaalde landen hun positie over de verdieping gewijzigd hebben, heeft te maken met het feit dat de discussie over de Balkan gaat. Italië bijvoorbeeld steunt het verdiepingsidee, maar de Balkan ligt te nauw aan het hart om niet eerst voor uitbreiding te kiezen. Veel landen zullen het idee van verdieping in een later stadium waarschijnlijk wel opnieuw oppikken voor dezelfde reden.
Les présidents-rapporteurs, |
Herman DE CROO (K). |
Philippe MAHOUX (S). |
CONCLUSIES VAN HET VOORZITTERSCHAP
Voor de delegaties gaan hierbij de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel (14/15 december 2006).
1. De bijeenkomst van de Europese Raad werd voorafgegaan door een uiteenzetting van de voorzitter van het Europees Parlement, de heer Josep Borrell, waarna een gedachtewisseling plaatsvond. De Europese Raad dankt de heer Borrell voor het werk dat hij als voorzitter van het Europees Parlement heeft verricht.
2. Bulgarije en Roemenië worden door de Europese Raad hartelijk welkom geheten als lid van de Europese Unie op 1 januari 2007. Met de toetreding van Bulgarije en Roemenië is de vijfde uitbreiding geslaagd.
Werk maken van hervorming : het Constitutioneel Verdrag
3. Zoals overeengekomen in de Europese Raad van juni 2006, heeft de Unie ter zake een tweesporenbenadering gevolgd : optimaal gebruik maken van de in de huidige verdragen geboden mogelijkheden om concrete resultaten te bereiken en tegelijkertijd het terrein voorbereiden voor voortzetting van het hervormingsproces. Het voorzitterschap heeft de Europese Raad een evaluatie voorgelegd van het overleg met de lidstaten over het Constitutioneel Verdrag. Het resultaat van dat overleg zal aan het komende — Duitse -voorzitterschap worden bezorgd als onderdeel van de voorbereidingen voor het verslag dat het Duitse voorzitterschap in de eerste helft van 2007 zal presenteren. De Europese Raad bevestigt het belang van de viering van de vijftigste verjaardag van de Verdragen van Rome ter bevestiging van de waarden van het Europese integratieproces.
I. UITBREIDINGSSTRATEGIE
4. Zoals overeengekomen in de Europese Raad van juni 2006, heeft de Europese Raad, aan de hand van de mededeling van de Commissie over de uitbreidingsstrategie en haar speciaal verslag over de capaciteit van de EU om nieuwe lidstaten op te nemen, een uitvoerige bespreking gewijd aan de uitbreiding. De Europese Raad is het erover eens dat de op consolidatie, conditionaliteit en communicatie gebaseerde uitbreidingsstrategie, in combinatie met de capaciteit van de EU om nieuwe leden op te nemen, de grondslag vormt voor een nieuwe consensus over uitbreiding. De EU houdt zich aan haar toezeggingen jegens de landen die zich in het uitbreidingsproces bevinden.
5. Voor de Europese Unie en Europa als geheel is uitbreiding van meet af aan een succesverhaal geweest. Uitbreiding heeft de tweedeling van Europa ongedaan helpen maken en bijgedragen tot vrede en stabiliteit in het hele werelddeel. Uitbreiding heeft de aanzet gegeven tot hervormingen en heeft de gemeenschappelijke beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden en de rechtsstaat alsmede de markteconomie geconsolideerd. De grotere interne markt en de economische samenwerking hebben de welvaart en het concurrentievermogen doen toenemen en de uitgebreide Unie in staat gesteld beter te reageren op de opgaven waarvoor de mondialisering haar stelt. Uitbreiding heeft tevens de EU meer gewicht gegeven in de wereld en tot een sterkere partner op het wereldtoneel gemaakt.
6. Ter ondersteuning van de integratiecapaciteit van de EU moeten de toetredende staten bereid en in staat zijn de verplichtingen van het Unielidmaatschap volledig na te komen en moet de Unie effectief kunnen functioneren en zich kunnen ontwikkelen. Deze twee aspecten zijn van wezenlijk belang voor een breed en duurzaam maatschappelijk draagvlak, dat tevens dient te worden bevorderd door middel van grotere transparantie en betere communicatie.
7. De Europese Raad bevestigt dat de EU haar toezeggingen in verband met de lopende toegangsonderhandelingen gestand doet. De onlangs verbeterde regels voor het toetredingsproces voorzien in strikte conditionaliteit in alle onderhandelingsstadia. De Europese Raad is het eens met de door de Commissie voorgestelde verbetering wat betreft de kwaliteit van de onderhandelingen en de wijze waarop ze worden gevoerd. Moeilijke kwesties als bestuurlijke en gerechtelijke hervormingen en corruptiebestrijding zullen derhalve in een vroeg stadium worden aangepakt. Voorts zullen de resultaten van de politieke en de economische dialoog in de toetredingsonderhandelingen worden verwerkt. Het tempo van het toetredingsproces hangt af van de resultaten van de hervormingen in het land waarmee over toetreding wordt onderhandeld, waarbij ieder land op zijn merites zal worden beoordeeld. De Unie zal pas vlak voor het einde van de onderhandelingen streefdata voor toetreding vaststellen.
8. De Europese Raad herhaalt dat de toekomst van de Westelijke Balkan in de Europese Unie ligt. Hij herhaalt dat de vorderingen van elk land op de weg naar de Europese Unie afhankelijk zijn van zijn eigen inspanningen om te voldoen aan de criteria van Kopenhagen en de voorwaarden van het stabilisatie- en associatieproces. De vraag of een land de verplichtingen krachtens de desbetreffende stabilisatie- en associatieovereenkomst (inclusief de handelsbepalingen) in voldoende mate heeft uitgevoerd, is een essentieel element voor de EU bij de beoordeling van elk verzoek om toetreding.
9. De Europese Raad benadrukt dat het van belang is dat de EU haar eigen ontwikkeling kan handhaven en versterken. Het tempo van de uitbreiding moet afgestemd worden op de capaciteit van de Unie om nieuwe leden op te nemen. De Europese Raad verzoekt de Commissie om in haar advies over de toetredingsaanvraag van een land, alsook in de loop van de toetredingsonderhandelingen effectbeoordelingen betreffende de cruciale beleidsgebieden te verstrekken. Wil de Europese integratie succesvol verlopen dan moeten, naarmate de Unie groter wordt, de EU-instellingen effectief functioneren en moet het EU-beleid op duurzame wijze verder worden ontwikkeld en gefinancierd.
Turkije
10. De Europese Raad onderschrijft de conclusies betreffende Turkije die op 11 december 2006 door de RAZEB zijn aangenomen.
Kroatië
11. De Europese Raad onderschrijft de conclusies betreffende Kroatië die op 11 december 2006 door de RAZEB zijn aangenomen.
Westelijke Balkan
12. De Europese Raad wijst erop dat de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië de status van kandidaat-lidstaat heeft gekregen dankzij het gevoerde hervormingsbeleid. De Europese Raad dringt erop aan het tempo van de hervormingen op cruciale gebieden op te voeren en de prioriteiten van het Europees Partnerschap uit te voeren, zodat voortgang in het toetredingsproces kan worden gemaakt.
13. De Europese Raad is verheugd dat onderhandelingen over visumfacilitering en overname zijn gestart met alle landen van de regio, met de bedoeling die onderhandelingen zo spoedig mogelijk af te sluiten. De sluiting van dergelijke overeenkomsten zal de contacten van mens tot mens tussen de bevolkingen van de EU en de landen van de Westelijke Balkan bevorderen en de reismogelijkheden, met name voor jonge mensen, vergroten. Wijzend op de agenda van Thessaloniki erkent de Europese Raad tevens het belang dat de volkeren van de Westelijke Balkan hechten aan visumvrij verkeer. Voorts onderstreept de Europese Raad dat het wenselijk is de contacten van mens tot mens te bevorderen, mede door meer beurzen voor studenten uit de regio.
14. De Europese Raad is voldaan over de vorderingen inzake de Midden-Europese vrijhandelsovereenkomst (MEVO) die op 19 december in Boekarest zal worden ondertekend en ziet uit naar een inclusieve regionale handelsovereenkomst. De nieuwe MEVO zou vanuit economisch en politiek oogpunt een significante stap vooruit betekenen.
15. Servië blijft welkom als nieuw lid van de Europese Unie. Onder verwijzing naar haar verklaring inzake de Westelijke Balkan van juni 2006 bevestigt de Europese Unie haar blijvende inzet en steun voor het Europese traject van Servië. In dit verband moedigt zij de Servische autoriteiten aan voortvarender te streven naar het voldoen aan de vereiste voorwaarden, met name door volledig mee te werken met het ICTY. Gelet op de aanzienlijke institutionele capaciteit van Servië is de Europese Raad ervan overtuigd dat zodra de onderhandelingen over de SAO zijn hervat, Servië zich sneller zal kunnen voorbereiden op weg naar de EU.
II. RUIMTE VAN VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHT
16. De Europese Raad maakte een bestandsopname van de uitvoering van het Haagse programma en herhaalde zich te zullen inzetten voor het verder ontwikkelen van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.
17. In verband daarmee heeft de Europese Raad een bespreking gewijd aan migratie en verbetering van de besluitvorming in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.
18. De Europese Raad is zich ervan bewust dat de Unie bij het scheppen van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht rekening heeft te houden met de vaste en groeiende verwachtingen van de burgers, die concrete resultaten wensen te zien in verband met bijvoorbeeld grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme alsmede migratie. Tegelijkertijd wordt steeds vaker opgeworpen dat het moeilijk is binnen de bestaande besluitvormingsprocedures aan deze verwachtingen te voldoen.
19. Tegen deze achtergrond en in het kader van de evaluatie van het Haagse programma heeft de Europese Raad in zijn conclusies van juni 2006 het voorzitterschap ertoe opgeroepen in nauwe samenwerking met de Commissie te onderzoeken op welke wijze de besluitvorming en het optreden in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht op basis van de bestaande verdragen kunnen worden verbeterd.
20. In het licht van de analyse en de beraadslagingen die met name in de zitting van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken in september te Tampere hebben plaatsgevonden, is de Europese Raad allereerst van oordeel dat praktische vooruitgang kan worden geboekt door de operationele samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te intensiveren. De Europese Raad verzoekt de Raad vorderingen te maken aan de hand van de voorgelegde opties. Tegelijkertijd is de Europese Raad ervan overtuigd dat het kader voor het uitvoeren van het Uniebeleid dat gericht is op het verbeteren van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht daadwerkelijk moet worden versterkt om de huidige uitdagingen het hoofd te kunnen bieden.
In dit verband herhaalt de Europese Raad de in het kader van het hervormingsproces van de Unie gevolgde beginselen. Deze vormen de meest evenwichtige basis voor de toekomstige werkzaamheden in verband met de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Met deze beginselen zal rekening worden gehouden wanneer besluiten over de voortzetting van het hervormingsproces worden genomen.
Een integraal Europees migratiebeleid
21. De Europese Raad beklemtoont het belang van migratieaangelegenheden voor de EU en haar lidstaten. Inspelen op de uitdagingen en kansen van migratie, ten bate van allen, is een van de belangrijkste prioriteiten van de EU aan het begin van de 21e eeuw.
22. Het Europees migratiebeleid bouwt voort op de conclusies van de Europese Raad van Tampere (1999), het Haags Programma (2004) en de Algehele aanpak van migratie (2005). Het berust op de solidariteit, het onderlinge vertrouwen en de gedeelde verantwoordelijkheid van de Europese Unie en haar lidstaten. Voorts is het gebaseerd op eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden van migranten, het Verdrag van Genève en een goede toegang tot asielprocedures. Ten slotte vereist het een echt partnerschap met derde landen en moet het volledig in het externe beleid van de Unie worden ingepast.
23. De gebeurtenissen in 2006 en de vorderingen met de toepassing van de Algehele aanpak van migratie hebben aangetoond dat op alle fronten moet worden gewerkt, en dat de tot nu toe geleverde inspanningen moeten worden geïntensiveerd. Bij de voortzetting van de werkzaamheden moet rekening worden gehouden met de mededelingen van de Commissie en moet het optreden tot andere beleidsterreinen worden uitgebreid, en de opgedane ervaring op andere gebieden worden aangewend.
24. De Europese Raad besluit derhalve dat in 2007 de volgende stappen zullen worden gezet :
a) de internationale samenwerking en dialoog met de derde landen van herkomst en doorreis zal, over de gehele linie en in gelijke mate, worden geïntensiveerd en verbreed. Dit houdt meer bepaald het volgende in :
— de partnerschapsbanden tussen de Europese Unie en de landen in Afrika en het Middellandse Zeegebied zullen, dankzij een bredere dialoog en een hechtere praktische samenwerking, worden aangehaald; hierbij zal met name worden voortgebouwd op de verbintenissen die zij in 2006 tijdens de ministeriële conferenties van Rabat en Tripoli gezamenlijk zijn aangegaan, alsook op de besprekingen die in het kader van de dialoog EU-Afrika over migratie en ontwikkeling, op basis van artikel 13 van de Overeenkomst van Cotonou, en van het Euromed-proces worden gevoerd, waaronder de ministeriële conferentie over migratie in 2007. Ter versterking van de dialoog over migratie zullen in 2007 specifieke EU-missies naar de belangrijkste Afrikaanse landen worden gestuurd;
— door meer samenhang te brengen in de verschillende beleidsmaatregelen en de bijbehorende financiële instrumenten van de Unie, zal de migratie- en ontwikkelingsagenda versneld worden afgewerkt, met de bedoeling de oorzaken van migratie bij de wortel aan te pakken;
— de lidstaten en de Commissie zullen migratie en ontwikkeling inbedden in het hulpbeleid en de programmering van de hulp, de herkomst- en doorreislanden aanmoedigen om migratie in hun nationale ontwikkelingsplannen, met name de armoedebestrijdingsstrategieën, te verwerken, en steun geven aan capaciteits-opbouw met het oog op een effectief migratiebeheer, onder meer door het opstellen van landenspecifieke migratieprofielen. De nieuwe generatie van regionale en nationale strategiedocumenten zal, in voorkomend geval, volledig recht doen aan het verband tussen migratie en ontwikkeling. Het initiatief van de Commissie voor een EU-programma inzake migratie en ontwikkeling in Afrika biedt in dat verband de mogelijkheid om dit vraagstuk op korte en middellange termijn aan te pakken. De lidstaten worden tevens aangemoedigd om hun coördinatie te verbeteren en een gezamenlijke programmering te ontwikkelen;
— er zullen landenspecifieke platforms voor samenwerking inzake migratie en ontwikkeling tussen het betrokken partnerland, de EU-lidstaten, de Commissie en internationale organisaties worden gecreëerd met het oog op een coherenter beheer van migratie; de Commissie wordt verzocht capaciteitsopbouwende maatregelen ten behoeve van de landen van herkomst en doorreis te overwegen;
— de EU zal zorgen voor een coherente voortgangsbewaking van de VN-dialoog op hoog niveau over internationale migratie en ontwikkeling van september 2006; de EU zal het voortouw nemen om migratie en ontwikkeling op de agenda van de internationale gemeenschap te plaatsen. In dat verband zal de eerste bijeenkomst van het wereldwijd forum over internationale migratie en ontwikkeling (juli 2007, België) een essentiële stap vormen;
— de samenwerking met derde landen op het gebied van terugkeer en overname zal worden verbeterd door maatregelen zoals effectieve identificatie en registratie, waarbij met name nadruk zal worden gelegd op de herintegratie van teruggekeerde migranten. De onderhandelingen over EG-overnameovereenkomsten moeten worden geïntensiveerd; daartoe moet de Raad zich beraden op nieuwe manieren en middelen waarmee de lidstaten de Commissie kunnen bijstaan in haar inspanningen om dergelijke overeenkomsten op EG-niveau te sluiten en de daadwerkelijke uitvoering ervan te verzekeren;
— het concrete werk inzake migratieroutes zal, in partnerschap met derde landen, worden opgevoerd, in het bijzonder om mensenhandel en -smokkel te voorkomen en te bestrijden en tegelijkertijd te zorgen voor effectieve internationale bescherming van personen die bescherming behoeven en van kwetsbare groepen, zoals vrouwen, en voor specifieke maatregelen voor niet-begeleide minderjarigen;
— met inachtneming van de bevoegdheden van de lidstaten op dit gebied, zal worden onderzocht hoe legale migratie kan worden ingebed in de externe-beleidsmaat-regelen van de Unie teneinde te komen tot een evenwichtig partnerschap met derde landen dat is toegesneden op de specifieke arbeidsmarktbehoeften van de EU-lidstaten; gezocht zal worden naar wegen en middelen om circulaire en tijdelijke migratie te faciliteren; de Commissie wordt verzocht uiterlijk in juni 2007 met gedetailleerde voorstellen te komen voor een betere organisatie van, en voorlichting over, de diverse vormen van legaal verkeer tussen de EU en derde landen;
— de Algehele aanpak zal worden toegepast op de grensgebieden ten oosten en ten zuidoosten van de Unie. De Commissie wordt verzocht uiterlijk in juni 2007 met voorstellen voor een versterkte dialoog en voor concrete maatregelen te komen;
b) in de strijd tegen illegale immigratie zal de samenwerking tussen de lidstaten worden versterkt, rekening houdend met de mededeling van de Commissie over de beleidsprioriteiten dienaangaande. Dit houdt meer bepaald het volgende in :
— de maatregelen tegen illegale arbeid zullen op nationaal en op Unieniveau worden aangescherpt; de Europese Raad verzoekt de Commissie daartoe uiterlijk in april 2007 voorstellen in te dienen;
— om de grenscontrole op te voeren en een betrouwbare persoonsidentificatie mogelijk te maken, zullen alle bestaande en nieuwe technologische middelen worden ingezet; met name wordt de Commissie verzocht vóór eind 2007 te rapporteren hoe de toegangscontrole kan worden verbeterd, alsook of in dit verband een algemeen, geautomatiseerd in- en uitreissysteem haalbaar is. Daarbij zullen de bepalingen over gegevensbescherming nageleefd worden;
— de Commissie wordt verzocht te bezien of een beleid van bredere Europese solidariteit met betrekking tot immigratie, grenscontrole en asiel mogelijk is, rekening houdend met het daartoe genomen initiatief;
c) de buitengrens van de Europese Unie zal beter worden beheerd, volgens de strategie inzake geïntegreerd grensbeheer die de Raad in 2006 heeft aangenomen. Dit houdt meer bepaald het volgende in :
— de capaciteit van het Europees Buitengrenzenagentschap wordt snel opgevoerd; het moet volgend jaar in staat zijn de migratiedruk aan de buitengrenzen van de EU op te vangen, en daartoe zal gezorgd worden voor de nodige economische en personele middelen, die doeltreffend moeten worden gebruikt; er worden procedures voor noodsituaties vastgesteld, het operationele instrumentarium wordt versterkt, de banden met het netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen worden aangehaald en de geplande aanpassing van het Agentschap en zijn taken krijgt in 2007 haar beslag;
— het Agentschap wordt dringend verzocht de laatste hand te leggen aan het centraal register van de door de lidstaten aangeboden technische apparatuur die aan andere lidstaten ter beschikking kan worden gesteld, en uiterlijk eind april 2007 een voortgangsverslag aan de Raad uit te brengen. De lidstaten wordt verzocht om hieraan actief met nationale instrumenten en middelen bij te dragen;
— ook zal met voorrang onderzoek worden gedaan naar de oprichting van een Europees bewakingssysteem voor de zuidelijke zeegrenzen; het Agentschap wordt verzocht, in samenwerking met de lidstaten van de betrokken regio, zo spoedig mogelijk aan de zuidelijke zeegrenzen een permanent netwerk van kustpatrouilles in het Middellandse Zeegebied te vormen;
— er zal worden gezorgd voor efficiëntere samenwerking bij zoek- en reddingsacties en er zal gewerkt worden aan het ontwikkelen van richtsnoeren voor een juridische grondslag voor maatregelen ter bestrijding van illegale migratie over zee;
— het Europees Parlement en de Raad zouden in het eerste halfjaar van 2007 spoedig een akkoord moeten bereiken over de verordening inzake snelle grensinterventie-teams en moeten bekijken of dit model op andere grensgerelateerde taken, bijvoorbeeld humanitaire bijstand, kan worden toegepast;
d) met betrekking tot legale migratie moet met volledige inachtneming van de nationale bevoegdheden een goed aangestuurd migratiebeleid ontwikkeld worden, dat de lidstaten helpt in de bestaande en de toekomstige behoeften van de arbeidsmarkt te voorzien en tegelijkertijd tot een duurzame ontwikkeling van alle landen bijdraagt; met name moeten de verwachte Commissievoorstellen in het kader van het beleidsplan op het gebied van legale migratie van december 2005 snel worden besproken; de lidstaten wordt verzocht informatie over de op het gebied van asiel en migratie genomen maatregelen uit te wisselen, zulks overeenkomstig het door de Raad in oktober jongstleden vastgestelde mechanisme voor wederzijdse informatie;
e) integratie en interculturele dialoog en bestrijding van elke vorm van discriminatie, zowel op nationaal als op Unieniveau, moeten worden bevorderd, het integratiebeleid moet worden aangescherpt en overeenstemming moet worden bereikt over gemeenschappelijke doelstellingen en strategieën; de ministeriële conferentie over integratie in mei 2007 zal in dit verband van bijzonder belang zijn;
f) uiterlijk eind 2010 moet het gemeenschappelijk Europees asielstelsel tot stand gebracht zijn, te beginnen met een voorlopige beoordeling van de eerste fase in 2007. De tweede fase zal gepaard gaan met een versterking van de praktische samenwerking op asielgebied; met name zullen teams van asieldeskundigen worden opgezet en zal een netwerk asielsamenwerking worden gevormd; ook zal de eventuele oprichting van een Europees ondersteuningsbureau worden bestudeerd;
g) er moeten voldoende middelen beschikbaar worden gesteld voor een integraal migratiebeleid, door maximaal gebruik te maken van de aanzienlijke financiële middelen die beschikbaar komen als alle bestaande begrotingsposten ten volle worden ingezet en alle mogelijkheden consistent en coherent worden benut. In dit verband kan in belangrijke mate worden geput uit de fondsen voor buitengrenzen, integratie, terugkeer en vluchtelingen, evenals uit het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI) en het instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI). Met instemming van de ACS-partners zal tevens een beroep worden gedaan op het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) om de achterliggende oorzaken van migratie aan te pakken door middel van langetermijnontwikkelingsbeleid en door bijstand aan de ACS-partners bij capaciteitsopbouw in het kader van het EU-bestuursinitiatief.
25. De Commissie wordt verzocht ruim op tijd voor de bijeenkomst van de Europese Raad van december 2007 verslag uit te brengen over de uitvoering van een integraal migratiebeleid.
Schengenuitbreiding
26. De Europese Raad onderschrijft de conclusies van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 4 en 5 december 2006 en ziet uit naar de afschaffing van de binnengrenscontroles vanaf december 2007, en uiterlijk in maart 2008, mits aan alle voorwaarden voor de toepassing van het Schengenacquis is voldaan.
Reactie op crises
27. De Europese Raad neemt nota van de tot dusver gemaakte vorderingen en herhaalt dat het belangrijk is dat de paraatheid en het reactievermogen van Europa op crisissituaties en rampen geleidelijk worden vergroot, op basis van de vermogens die de lidstaten daarvoor beschikbaar stellen, en verzoekt de aanstaande voorzitterschappen verder te werken aan alle aspecten en regelmatig bij de Raad verslag uit te brengen over de voortgang.
III. INNOVATIE, ENERGIE EN KLIMAATVERANDERING
28. Tijdens hun informele bijeenkomst in Lahti waren de staatshoofden en regeringsleiders het erover eens dat innovatie voor Europa van cruciaal belang is om effectief te kunnen inspelen op de uitdagingen en kansen van de mondialisering. Europa heeft behoefte aan een strategie om een innovatievriendelijk klimaat te scheppen, waar kennis wordt omgezet in innovatieve producten en diensten. De strategische prioriteiten voor het bevorderen van innovatie op EU-niveau zijn door de Raad Concurrentievermogen bepaald; de vorderingen bij het boeken van resultaten zullen tijdens toekomstige voorjaarsbijeenkomsten van de Europese Raad in het kader van de strategie van Lissabon worden geëvalueerd.
29. De Europese Raad wijst in het bijzonder op het volgende :
— de Commissie wordt verzocht in de loop van 2007 met een algehele strategie inzake intellectuele-eigendomsrechten (IPR) te komen, waarin aangelegenheden zoals de kwaliteit van de IPR-regeling aan bod komen; omdat het nodig is het octrooisysteem verder te ontwikkelen, wordt de Commissie verzocht haar mededeling over octrooien zo spoedig mogelijk te presenteren;
— de Raad en het Europees Parlement dienen, na het Commissievoorstel grondig bestudeerd te hebben, voortvarend te werk gaan teneinde in 2007 een besluit tot oprichting van een Europees Instituut voor Technologie aan te nemen;
— de Commissie wordt verzocht spoedig te komen met voorstellen voor door de industrie geleide gezamenlijke technologie-initiatieven die ook openstaan voor het MKB, opdat de initiatieven die het verst staan, al in 2007 van start kunnen gaan;
— de Commissie wordt verzocht in overleg met alle belanghebbenden maatregelen ter verbetering van de werkmethoden en van de verschillende middelen van de Europese normalisatie-instituten voor te stellen. De normalisatie moet snel genoeg gebeuren om aan de behoeften van zeer mobiele markten te kunnen voldoen en tegelijk voor interoperabiliteit te kunnen zorgen.
30. Informatie- en communicatietechnologieën zijn cruciaal voor innovatie en concurrentievermogen; onmiddellijke prioriteiten zijn dat er aan alle doelstellingen beantwoordende modellen voor spectrumtoewijzing komen, dat snel werk wordt gemaakt van geavanceerde mobiele diensten, en dat de spectrumcapaciteit die als gevolg van digitale omschakeling beschikbaar komt, op een zo gecoördineerd mogelijke wijze wordt gebruikt. In 2008 zullen tijdens de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad, in het kader van de strategie van Lissabon, de uitdagingen van de volgende internet- en netwerkgeneratie worden besproken.
31. In het licht van de buitengewone Sociale Top van oktober 2006 dringt de Europese Raad aan op een integraal debat over « flexicurity » teneinde flexibiliteit in combinatie met werkzekerheid te bevorderen, fragmentatie van de arbeidsmarkt te voorkomen en de werking van de Europese arbeidsmarkt te verbeteren. Hij benadrukt het belang van een verhoging van de arbeidsproductiviteit in Europa, bijvoorbeeld door meer innovatie en verbetering van de kwaliteit van het beroepsleven. Hij verheugt zich over het voornemen van de Europese sociale partners om vóór de voorjaarsbijeenkomst 2007 van de Europese Raad een bijdrage te leveren aan de besprekingen inzake « flexicurity ». De lidstaten dienen tevens de structurele hervormingen resoluut verder uit te voeren en hun voordeel te doen met het huidige gunstige economische klimaat om de budgettaire consolidatie te versterken.
32. De Europese Raad onderkent dat er een sterk verband is tussen het klimaatveranderingsbeleid van de EU en haar energiebeleid alsmede haar strategieën voor werkgelegenheid en groei en duurzame ontwikkeling en dat al deze beleidssectoren elkaar kunnen en moeten versterken.
33. Met betrekking tot de ontwikkeling van een energiebeleid voor Europa is, refererend aan de conclusies van de voorjaarszitting van de Europese Raad in 2006, significante vooruitgang geboekt, vooral wat de versterking van de coherentie van de externe met de interne aspecten en van het energiebeleid met de andere beleidsvormen betreft. Met de informele bijeenkomst van de staatshoofden en regeringsleiders in Lahti heeft de Unie een aanzienlijke stap gezet naar grotere consistentie in de communicatie jegens derde landen op het stuk van energie.
34. De Unie zal de energievoorzieningszekerheid op lange termijn trachten veilig te stellen door :
— beter samen te werken met de voornaamste productie-, doorvoer- en consumptielanden;
— een onderling verbonden, transparante en niet-discriminerende interne energiemarkt met geharmoniseerde regels tot stand te brengen;
— meer samen te werken teneinde het hoofd te kunnen bieden aan noodsituaties, met name bij verstoring van de bevoorrading;
— de beginselen van de interne energiemarkt uit te dragen bij de buurlanden, in het bijzonder op basis van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap en het Europees nabuurschapsbeleid;
— interne energiebronnen, met inbegrip van hernieuwbare energiebronnen, alsmede nieuwe energietechnologieën te ontwikkelen.
35. Energie-efficiëntie en energiebesparing zijn centrale doelstellingen van het Europees energiebeleid. De Europese Raad juicht daarom het actieplan inzake energie-efficiëntie van de Commissie toe en verlangt dat er snel prioritaire maatregelen worden getroffen.
36. De Europese Raad bevestigt dat er begin 2007 een netwerk van correspondenten inzake energiezekerheid moet worden opgezet. Dit netwerk zal een belangrijke rol spelen als verzamelpunt en verwerker van geopolitieke en energiegerelateerde informatie. Ook zal het, ter ondersteuning van de totaal strategie van de Unie, een alarmfunctie vervullen met het oog op energievoorzieningszekerheid.
37. Tijdens de voorjaarsbijeenkomst 2007 zal aan de Europese Raad ter goedkeuring een actieplan worden voorgelegd, als onderdeel van een algeheel energiebeleid voor Europa. In dat plan zullen de externe aspecten van de energievoorzieningszekerheid aan bod komen. De Europese Raad ziet uit naar de strategische toetsing van het energiebeleid, die de Commissie zeer binnenkort met het oog op de voorjaarsbijeenkomst zal uitbrengen. De Europese Raad zal in de toekomst op regelmatige basis van gedachten wisselen over het Europees energie- en klimaatveranderingsbeleid.
38. Indachtig de dringende behoefte aan energie-investeringen in de komende jaren, zal de Europese Raad tijdens zijn voorjaarsbijeenkomst 2007 van gedachten wisselen over een geïntegreerde benadering van een op voorzieningszekerheid gericht, milieuvriendelijk en concurrerend energiebeleid. Zo zou de Europese Unie duidelijk kunnen maken dat zij het voortouw neemt bij het integreren van klimaatveranderingsdoelstellingen in andere sectorale beleidsgebieden en maatregelen.
39. Naarmate de langetermijngevolgen duidelijker worden en nieuwe informatie uit recente studies aantoont dat voor de mondiale economie de kosten van niets doen de kosten van ingrijpen ruimschoots overtreffen, wordt de verandering van het klimaat een steeds grotere uitdaging.
40. De Europese Raad is in dit verband verheugd over het resultaat van de VN-klimaatconferentie in Nairobi, onder meer de belangrijke stappen in de richting van een breed gesteund akkoord voor na 2010, evenals de aanpak van een aantal dringende kwesties met betrekking tot noodzakelijke mitigerende maatregelen en aanpassingen. Ook wordt met voldoening kennis genomen van de vorderingen die zijn gemaakt met de initiatieven voor innovatieve financiering van een brede omschakeling op nieuwe en betere technologie.
41. In het besef van het cruciale belang van een wereldwijde koolstofmarkt en van het gegeven dat de continuïteit van de voorziening op lange termijn moet worden verzekerd, ziet de Europese Raad uit naar de aanstaande herziening van de richtlijn emissiehandel; de herziene richtlijn moet van kracht worden wanneer begin 2013 de derde emissiehandelsperiode ingaat. De cruciale rol en het langetermijnperspectief van de regeling voor emissiehandel van de EU worden daarmee bevestigd.
42. Herhalend dat klimaatverandering een wereldwijd probleem is, dat mondiale oplossingen vereist, en aangemoedigd door de recente bijeenkomsten van de EU met derde landen, zal de Europese Raad tijdens de voorjaarsbijeenkomst van 2007 de mogelijkheden voor een algeheel akkoord voor de periode na 2012 overwegen, dat beantwoordt aan de EU-doelstelling van een maximale wereldwijde temperatuurstijging van 2ºC boven de pre-industriële niveaus.
43. In het licht van de politieke, economische en externe effecten van het beleid inzake energie en klimaatverandering, ziet de Europese Raad uit naar een integraal debat over deze vraagstukken tijdens de voorjaarsbijeenkomst in 2007.
IV. EXTERNE BETREKKINGEN
44. De Europese Raad is ingenomen met het voortgangsverslag over de uitvoering van de EU-strategie « De EU en Afrika : naar een strategisch partnerschap », waarin een geleidelijke wijziging van de betrekkingen van Europa met Afrika tot uiting komt, en vraagt om de uitvoering van de in dat verslag opgenomen prioritaire acties voor 2007. Het voortgangsverslag schetst uitgebreide toekomstige maatregelen ter versterking van het EU-partnerschap met Afrika, door het consolideren van vrede, democratie en goed bestuur, groei, investeringen in mensen en het steunen van een breed gedragen duurzame ontwikkeling op het continent.
De Europese Raad herhaalt vastbesloten te zijn te werken aan een gemeenschappelijke strategie van de EU en Afrika, die moet worden aangenomen tijdens de tweede top EU-Afrika in de tweede helft van 2007 in Lissabon.
De Raad zal toezicht blijven houden op verdergaande inzet van de EU voor Afrika, onder meer door de verhoging van de EU-hulp tot 0,56 % van het BNI van de EU tegen 2010, waarbij 50 % van de extra hulp naar Afrika gaat, zoals bepaald in de conclusies van de Raad van 24 mei 2005. De Europese Raad herinnert ook aan de doelstelling van het bereiken van 0,7 % van het BNI van de EU tegen 2015, zoals vastgesteld in genoemde conclusies van de Raad.
45. De Europese Raad spreekt zijn volle steun uit voor de speciale VN-gezant, Martti Ahtisaari, en diens inzet voor het politieke proces tot bepaling van de toekomstige status van Kosovo. De toekomstige regeling van de status moet gericht zijn op het bevorderen van een op de rechtsstaat gebaseerde multi-etnische en democratische samenleving waar een toekomst is voor alle burgers, en moet bijdragen tot verhoging van de regionale stabiliteit. Die regeling moet er ook voor zorgen dat Kosovo zich zo kan ontwikkelen dat het economisch en politiek levensvatbaar is, en de lijnen uitzetten voor de verwezenlijking van het Europese perspectief van Kosovo.
De EU is bereid om een belangrijke rol te spelen bij de uitvoering van de statusregeling. De Europese Raad benadrukt dat het van belang is werk te maken van de voorbereidingen voor de toekomstige aanwezigheid van de EU en de internationale gemeenschap in Kosovo, in coördinatie met andere internationale actoren. De Europese Raad onderstreept het belang van duidelijkheid in de regeling van de toekomstige status, zodat de Europese Unie tijdig en op een ordelijke manier kan reageren. De Europese Raad benadrukt in dit verband dat de noodzakelijke financiële middelen bijeengebracht moeten worden voor de brede betrokkenheid van de EU in Kosovo.
46. De Europese Raad herhaalt vastbesloten te zijn het Europees nabuurschapsbeleid (ENP) te versterken teneinde rond de Unie een zone van welvaart, stabiliteit en veiligheid tot stand te brengen, gebaseerd op mensenrechten, democratie en rechtsstatelijkheid. De Europese Raad juicht in dat verband toe dat onlangs actieplannen inzake Europees nabuurschapsbeleid voor Armenië, Azerbeidzjan en Georgië, alsmede een gezamenlijk actieplan inzake Europees nabuurschapsbeleid met Libanon zijn aangenomen, en dat voortgang is geboekt bij de onderhandelingen met Egypte. Onder verwijzing naar de meest recente mededeling van de Commissie over het ENP onderschrijft de Europese Raad de conclusies van de RAZEB van 11 december 2006 en verzoekt hij de komende voorzitterschappen en de Commissie de werkzaamheden voort te zetten.
47. Aangemoedigd door de vooruitzichten op nauwere samenwerking en politieke dialoog met landen in Centraal-Azië, verzoekt de Europese Raad het aanstaande Duitse voorzitterschap verder te werken aan een EU-strategie voor Centraal-Azië, zodat die kan worden aangenomen tijdens de zitting van de Europese Raad in juni 2007.
48. De Europese Raad beklemtoont het belang van het multilaterale handelsstelsel en de noodzaak van een ambitieus, alomvattend en evenwichtig akkoord over de ontwikkelingsagenda van Doha en doet een beroep op de belangrijkste partners in dezelfde geest van constructieve betrokkenheid te werken aan een succesvolle afronding van de onderhandelingen.
49. Er zijn maatregelen ontwikkeld met het oog op verbetering van de strategische planning, het brengen van samenhang in het gebruik van de verschillende instrumenten van het externe beleid, verbetering van de coördinatie in internationale organisaties, ook in de Verenigde Naties, en intensivering van de samenwerking tussen de EU-instellingen onderling en tussen die instellingen en de lidstaten.
De Europese Raad juicht de gemaakte vorderingen toe en verzoekt de komende voorzitterschappen om samen met de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en de Commissie verder te werken om de continuïteit van het proces te waarborgen.
Concrete maatregelen ter verbetering van de coherente integratie van ontwikkelingsdoelstellingen moeten worden voortgezet, in de lijn van de doelstellingen in het kader van de beleidscoherentie voor ontwikkeling van de EU. De Europese Raad ziet uit naar de gezamenlijke EU-strategie betreffende hulp voor handel, als belangrijk element om de agenda op het gebied van handel en ontwikkeling te bevorderen.
Bijlage I
VERKLARING OVER HET VREDESPROCES IN HET MIDDEN-OOSTEN
De Europese Raad is bezorgd over het feit dat het Midden-Oosten geconfronteerd wordt met een van de ernstigste crises in jaren. Centraal hierin staat het Israëlisch-Arabische conflict. De EU is er alles aan gelegen de huidige impasse in het vredesproces te overwinnen en de spanningen in de bredere regio te verminderen.
Het staakt-het-vuren in Gaza is een belangrijke eerste stap. Het staakt-het-vuren mag niet meer geschonden worden en het moet tot de Westelijke Jordaanoever worden uitgebreid. Wil het staakt-het-vuren zin hebben en duurzaam zijn, dan moet het door middel van een politiek proces geconsolideerd worden. In dit verband heeft de Europese Raad nota genomen van de toespraak van premier Olmert van 27 november. De EU is verheugd dat president Abbas en premier Olmert bereid zijn de dialoog te hervatten, en dringt er bij hen op aan elkaar spoedig te ontmoeten. De Europese Raad verzoekt tevens de andere leden van het Kwartet en de regionale partners gezamenlijk intensievere inspanningen te leveren om het vredesproces nieuw leven in te blazen.
De Europese Raad heeft waardering voor de inspanningen die president Abbas zich de afgelopen zes maanden heeft getroost om een regering van nationale eenheid te vormen. De EU is bereid samen te werken met een legitieme Palestijnse regering die zich in haar programma bereid toont de beginselen van het Kwartet in acht te nemen. Als een dergelijke regering tot stand komt, engageert de EU zich om het partnerschap met de Palestijnse regering te hervatten en haar partners in het Kwartet te stimuleren dat ook te doen, om tezamen met andere donoren financiële steun te blijven verlenen en in samenwerking met de nieuwe regering een langetermijnplan uit te werken inzake capaciteitsopbouw, grensbeheer, een eengemaakt en doeltreffend veiligheidsapparaat, en een goed werkend bestuur.
De Europese Raad roept opnieuw op de ontvoerde Israëlische soldaat onmiddellijk vrij te laten en waardeert de inspanningen die de partners in het gebied zich hiertoe hebben getroost. Ook vraagt de Europese Raad nogmaals om de onmiddellijke vrijlating van de Palestijnse ministers en parlementariërs die in Israël worden vastgehouden.
De Europese Raad wijst op de cruciale rol die het tijdelijke internationaal mechanisme sinds het in juni 2006 is ingevoerd, heeft gespeeld bij het verstrekken van essentiële noodhulp aan een groot deel van de Palestijnse bevolking. De verhoogde bijstand die dit jaar uit de communautaire begroting en, op bilaterale basis, door de lidstaten is verstrekt en de bijdragen van de andere donoren aan het mechanisme worden ten zeerste gewaardeerd. Gezien de almaar verslechterende sociaaleconomische situatie van de Palestijnen hecht de Europese Raad opnieuw zijn goedkeuring aan een verlenging van het mechanisme met drie maanden, tot maart 2007. De Europese Raad dringt voorts aan op het vrijgeven van de Palestijnse belasting- en douane-inkomsten die door Israël worden achtergehouden.
De Europese Raad herhaalt dat de routekaart volledig en spoedig moet worden uitgevoerd. Als eerste stap moet, volgens een door de partijen overeen te komen en door het Kwartet te controleren tijdschema, worden gewerkt aan de volgende prioriteiten : een volledige en snelle uitvoering van de overeenkomst betreffende verkeer en toegang; volledige uitvoering van de afspraken van Sharm-el Sheik, met inbegrip van de vrijlating van gevangenen en de hervatting van de samenwerking tussen de partijen op het gebied van de veiligheid; de gelijktijdige uitvoering door de partijen van de verplichtingen die zij in het kader van de eerste fase van de routekaart zijn aangegaan.
Dit zijn, hoe belangrijk ook, nog maar de eerste stappen, die moeten leiden tot zinvolle onderhandelingen over de definitieve status van het gebied, met als ultieme doel een einde te maken aan de in 1967 begonnen bezetting en een onafhankelijke, democratische en levensvatbare Palestijnse staat te creëren die in vrede en veiligheid naast Israël en zijn andere buren kan bestaan. Hiertoe dienen de partijen onmiddellijk concrete maatregelen te nemen om een einde te maken aan alle gewelddaden en aan alle activiteiten die indruisen tegen het internationale recht, waaronder het vestigen van nederzettingen en de bouw van de muur op Palestijns grondgebied, welke een belemmering vormen voor het bereiken van dat doel. De EU zal geen enkele wijziging in de grenzen van voor 1967 erkennen waarmee niet door beide partijen is ingestemd.
De Europese Raad verzoekt het Kwartet zich gereed te houden om het voortouw te nemen bij een poging van de internationale gemeenschap om het resultaat van succesvolle onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen aan te grijpen voor het bereiken van een allesomvattende regeling van het Israëlisch-Arabische conflict, met inbegrip van een vredesovereenkomst met Syrië en met Libanon, en een volledige normalisering van de betrekkingen tussen Israël en de Arabische landen. Hiervoor is een inclusieve aanpak noodzakelijk waarbij alle actoren betrokken zijn; alle dienen ze in de regio een constructieve bijdrage te leveren om deze inspanningen te ondersteunen. Volgens de routekaart dient het Kwartet, in overleg met de partijen, te gelegener tijd een internationale conferentie bijeen te roepen om deze doeleinden te verwezenlijken.
Bijlage II
VERKLARING OVER LIBANON
De Europese Raad is bezorgd over de verslechtering van de situatie in Libanon, en onderstreept dat hij vastbesloten is de soevereiniteit, onafhankelijkheid en territoriale integriteit van Libanon te versterken. Uitsluitend via dialoog en met volstrekte eerbiediging van de democratische instellingen van het land kan een uitweg uit de huidige politieke impasse worden gevonden. De Europese Raad bevestigt dat hij zijn volledige steun verleent aan het streven van minister-president Fouad Siniora en de legitieme en democratisch verkozen regering om de dialoog met alle politieke actoren in Libanon gaande te houden en de grote uitdagingen waarmee Libanon geconfronteerd wordt, aan te pakken, in het bijzonder de volledige toepassing van Resolutie 1701 van de VN-Veiligheidsraad en de wederopbouw van het land.
De Europese Raad roept alle partijen in de regio op de resolutie, en met name het wapenembargo, na te leven. Hij roept Israël op de schending van het Libanese luchtruim door de Israëlische luchtmacht stop te zetten.
De Europese Raad veroordeelt onvoorwaardelijk de moord op minister van Industrie Pierre Gemayel, alsmede iedere poging van interne of externe krachten om Libanon te destabiliseren door middel van politieke moorden of andere daden van terrorisme. Hij rekent erop dat de daders van dergelijke misdrijven worden geïdentificeerd en berecht. De Europese Raad is in dit verband verheugd over de bekrachtiging door de Libanese Ministerraad van de ontwerp-status van het speciaal tribunaal voor Libanon overeenkomstig Resolutie 1664 van de VN-Veiligheidsraad, en ziet ernaar uit dat de overige maatregelen voor de instelling van dat tribunaal spoedig worden genomen.
De Europese Raad bevestigt zijn steun aan de inspanningen met het oog op de wederopbouw en de welvaart van Libanon. Hij herhaalt dat de EU bereid is om in nauwe samenwerking met de Libanese regering actief bij te dragen tot het welslagen van de internationale conferentie voor bijstand aan Libanon, die op 25 januari 2007 in Parijs zal plaatsvinden. De Europese Raad erkent dat dringend financiële steun nodig is om een gezonde basis te leggen voor de toekomstige economische en sociale ontwikkeling in Libanon.
De EU en haar lidstaten hebben door hun prominente rol in de nieuwe UNIFIL aangetoond dat zij zich committeren aan de volledige toepassing van Resolutie 1701 van de VN-Veiligheidsraad, met het oog op het bereiken van een langetermijnoplossing voor de problemen die geleid hebben tot de confrontaties van afgelopen zomer. De Europese Raad is ingenomen met het recente rapport van de secretaris-generaal van de VN en zijn voornemen om te onderzoeken of een grotere VN-rol in de kwestie van de Shebaa-boerderijen mogelijk is, en daarbij te bezien of, zoals voorgesteld door de Libanese regering, het gebied onder VN-gezag kan worden geplaatst totdat de grenzen definitief zijn vastgesteld en geregeld is wie de soevereiniteit krijgt. De Europese Raad roept op tot de onmiddellijke vrijlating van de twee ontvoerde Israëlische soldaten.
De Europese Raad roept alle Libanese en regionale actoren op om blijk te geven van verantwoordelijk leiderschap en van volstrekt respect voor de democratische instellingen van Libanon. Syrië moet een einde maken aan alle inmenging in interne aangelegenheden van Libanon en actief deelnemen aan het stabiliseren van Libanon en van de regio. Syrië dient zulks te doen om normale betrekkingen te kunnen ontwikkelen met de internationale gemeenschap, inclusief de EU. Syrië moet het speciaal tribunaal voor Libanon erkennen en ermee samenwerken.
Bijlage III
VERKLARING OVER IRAN
De Europese Raad spreekt zijn bezorgdheid uit over de negatieve impact van het Iraanse beleid op de stabiliteit en veiligheid in het Midden-Oosten. De Europese Raad benadrukt dat Iran in de regio een verantwoordelijke rol moet spelen.
De Europese Raad betreurt in het bijzonder dat Iran de door de Raad van Beheer van de IAEA en de VN-Veiligheidsraad geëiste maatregelen niet heeft genomen en is het erover eens dat dit alleen maar negatieve gevolgen voor de betrekkingen tussen de EU en Iran kan hebben.
De Europese Raad betuigt opnieuw zijn volledige steun voor de inspanningen om een op onderhandelingen gebaseerde oplossing voor het nucleaire vraagstuk te vinden en betreurt het dat Iran zich niet serieus heeft beziggehouden met de verstrekkende voorstellen die op 6 juni door de hoge vertegenwoordiger aan Iran zijn voorgelegd. Deze zouden kunnen dienen als basis voor een langetermijnakkoord, dat Iran alles zou bieden wat nodig is voor de ontwikkeling van een modern civiel kernprogramma en tevens tegemoet zou komen aan de door de Raad van Beheer van de IAEA en de VN-Veiligheidsraad geformuleerde wensen.
Aangezien Iran geen stappen heeft ondernomen om aan zijn verplichtingen te voldoen, steunt de Europese Raad de werkzaamheden in de Veiligheidsraad met het oog op het nemen van maatregelen op grond van artikel 41 van Hoofdstuk VII van het VN-Handvest.
De Europese Raad spreekt zijn grote ongerustheid uit over de recente verklaringen van de Iraanse regering betreffende de EU en afzonderlijke lidstaten, alsook haar bedreigingen jegens Israël, en de aanhoudende verslechtering van de mensenrechten en de politieke vrijheden van zijn burgers. In dit verband spreekt de Europese Raad zijn teleurstelling uit over het feit dat Iran de voor december 2006 geplande vergadering van de mensenrechtendialoog EU-Iran heeft afgezegd.
De EU veroordeelt iedere gehele of gedeeltelijke ontkenning van de Holocaust als historisch feit en verwerpt derhalve met klem de onderliggende premisse en de doelstellingen van de door de Iraanse autoriteiten georganiseerde conferentie over de Holocaust.
De EU zal zich zorgvuldig op deze problematiek en haar beleid blijven beraden en, met name in het licht van het optreden van Iran, haar afwegingen maken.
Bijlage IV
VERKLARING OVER AFGHANISTAN
De Europese Raad bevestigt zijn steun voor de bevolking en de regering van Afghanistan en zijn krachtige politieke engagement voor de stabiliteit en de ontwikkeling van het land. Sinds 2001 heeft Afghanistan grote vorderingen gemaakt : er zijn inmiddels representatieve politieke instellingen, vrije media, instellingen in de veiligheidssector, er is verbetering inzake volksgezondheid en onderwijs, de mensenrechten en de positie van de vrouw, er is een functionerend hooggerechtshof en er zal een adviesraad voor de benoeming van hoge functionarissen worden opgericht. Afghanistan bevindt zich echter op een cruciaal punt. De Afghaanse regering dient, met de steun van de internationale gemeenschap, dringend nieuwe en gecoördineerde maatregelen te nemen.
De Europese Unie vervult reeds een centrale rol : sinds 2002 heeft zij 3,7 miljard euro bijgedragen. In het kader van het « Afghanistan Compact » en de gemeenschappelijke verklaring EU-Afghanistan van 2005 zet zij zich in voor de bevordering van het leiderschap, de verantwoordelijkheid en de eigen inbreng van Afghanistan, en voor de ontwikkeling van een democratische, veilige en duurzame Afghaanse staat. De EU is bereid haar inspanningen op te voeren. Het verheugt de Europese Raad dat de Commissie zich sterk zal blijven maken voor de bijstand bij de wederopbouw in Afghanistan in de periode 2007-2013. De EU zal ervoor trachten te zorgen dat haar ontwikkelings-steun alle Afghanen, overal in het land, bereikt.
Veiligheid en ontwikkeling gaan hand in hand in Afghanistan. Door sterker de nadruk te leggen op goed bestuur en de rechtsstaat moeten de maatregelen in andere sectoren worden versterkt. De Commissie zal voortbouwen op programma's voor plattelandsontwikkeling, volksgezondheid en goed bestuur, met inbegrip van het gerechtelijk apparaat, en zal de Afghaanse nationale politie steunen in het kader van het Trustfonds voor de openbare orde (Law and Order Trust Fund -LOTFA) in Afghanistan. Ook zal de Commissie bepaalde civiele activiteiten van de lidstaten via de Provinciale wederopbouwteams (Provincial Reconstruction Teams — PRT's) financieel ondersteunen. De EU zal tevens bezien hoe zij haar engagement kan versterken en zal zich onder meer beraden op de mogelijkheden en voorwaarden van een eventuele civiele EVDB-missie op politie-gebied, met vertakkingen naar de bredere sector van de rechtsstaat.
De Europese Raad roept Afghanistan en Pakistan op hun betrekkingen aan te halen en nauw samen te werken om het hoofd te bieden aan de onveiligheid in de grensgebieden.
Samen met de Bij standsmissie van de Verenigde Naties in Afghanistan (UNAMA), de NAVO en andere hoofdrolspelers, waaronder de internationale financiële instellingen, zal de EU effectieve samenwerking en coördinatie binnen de internationale gemeenschap en met de regering van Afghanistan nastreven. De Europese Raad onderstreept het belang van de Gemeenschappelijke coördinatie- en bewakingsraad (Joint Coordination and Monitoring Board — JCMB) voor de uitvoering van het « Afghanistan Compact », en volgt met belangstelling het voorstel tot oprichting van een internationale contactgroep.
Bijlage V
VERKLARING OVER AFRIKAANSE AANGELEGENHEDEN
Sudan
De Europese Raad geeft uiting aan zijn grote bezorgdheid over de ontstellende humanitaire, veiligheids- en mensenrechtensituatie in Darfur, en over de recente geweldsuitbarsting in Zuid-Sudan, waarbij het alomvattende vredesakkoord werd geschonden. De Europese Raad geeft opnieuw zijn volle steun aan het alomvattend vredesakkoord en roept alle partijen op af te zien van acties die de effectieve uitvoering daarvan in het gedrang kunnen brengen.
De escalatie van geweld in Darfur, die een schadelijk effect heeft op de humanitaire operaties en tot de evacuatie van veel humanitair personeel heeft geleid, baart de Europese Raad grote zorgen. Hij roept op tot onmiddellijke stopzetting van de vijandelijkheden en onderstreept dat alle partijen verplicht zijn de mensenrechten en het internationale humanitaire recht te eerbiedigen, en de bestaande wapenstilstandsovereenkomsten en de toepasselijke resoluties van de VN-Veiligheidsraad na te leven. De Europese Raad verwacht van de Sudanese autoriteiten dat zij hun verantwoordelijkheid nemen om alle burgers effectieve bescherming te bieden tegen alle vormen van geweld en een einde te maken aan de straffeloosheid in Darfur.
De Europese Raad juicht het resultaat van de speciale zitting van de VN-Mensenrechtenraad over de situatie in Darfur toe en dringt erop aan dat de overeengekomen missie zo spoedig mogelijk wordt aangesteld en uitgezonden.
De Europese Raad juicht het besluit van de Raad voor Vrede en Veiligheid van de Afrikaanse Unie van 30 november toe. In dat besluit worden de conclusies van het overleg op hoog niveau van 16 november in Addis Abeba onderschreven. Hij dringt er bij de regering van Sudan krachtig op aan de uitvoering van het volledige steunpakket van de VN voor de missie van de Afrikaanse Unie in Sudan (AMIS) ondubbelzinnig te steunen. De Europese Raad roept de Sudanese regering op om in overleg met de VN en de Afrikaanse Unie het pad te effenen voor onverwijlde uitvoering. Tijd is van cruciaal belang in een humanitaire situatie van dergelijke ontstellende proporties. De Europese Raad herinnert aan Resolutie 1591 van de VN-Veiligheidsraad en verzoekt de Sudanese regering met klem haar verplichtingen na te komen, en verzoekt de Raad de situatie tijdens de volgende zitting opnieuw te bezien. De Europese Raad herhaalt dat de EU de vredesinspanningen in Darfur wil blijven ondersteunen. Hij zal steun blijven verlenen aan AMIS, in nauwe coördinatie met de VN, waarbij de lasten gedeeld worden met andere internationale partners. De Europese Raad dringt er bij alle internationale partners op aan hun toezeggingen voor steun aan AMIS na te komen.
De Vredesovereenkomst van Darfur (DPA) is de enige basis voor een politiek proces dat tot duurzame vrede in Darfur moet leiden. De Europese Raad spoort alle partijen aan onmiddellijk de dialoog te starten met als doel de DPA tot een alomvattende vredesovereenkomst te maken. Hij steunt de interne dialoog en het interne overleg in Darfur als een noodzakelijk complement op de politieke onderhandelingen.
De destabiliserende effecten van het conflict in Darfur in de omliggende landen, met name Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek, baren de Europese Raad grote zorg. Hij herhaalt dat nog meer spanningen een ernstige bedreiging zouden vormen voor de vrede en de stabiliteit in het gehele gebied. De Europese Raad onderstreept het belang van een internationale aanwezigheid langs de grenzen van Sudan, Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek, als bepaald in Resolutie 1706 van de VN-Veiligheidsraad, en verwelkomt de technische evaluatiemissie van de VN die onlangs in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek actiefis geweest en ziet uit naar de aanbevelingen van die missie.
De Democratische Republiek Congo
De Europese Raad is zeer ingenomen met het succesvolle verloop van de eerste democratische verkiezingen in meer dan veertig jaar in de Democratische Republiek Congo (DRC) en feliciteert het Congolese volk, alle partijen en kandidaten, en de onafhankelijke kiescommissie. Hij feliciteert de nieuwe president van de DRC, Joseph Kabila, bij wie de taak berust om samen met de politieke partijen en de nieuwe Congolese instellingen de DRC te stabiliseren en wederop te bouwen in een geest van nationale verzoening. Hij roept alle politieke actoren op zich in dit proces na de transitie constructief op te stellen.
De Europese Raad herinnert aan de aanzienlijke inspanningen die de EU zich heeft getroost ter ondersteuning van de DRC op politiek niveau, door middel van EVDB-instrumenten en de EU-verkiezingswaarnemingsmissie, en via steun uit het Europees Ontwikkelingsfonds en bilaterale steun van de EU-lidstaten. Hij wijst met name op de succesvolle voltooiing van operatie EUFOR RD Congo, die met een tijdig en krachtig optreden tijdens het verkiezingsproces voor afschrikking heeft gezorgd en de vrede heeft bewaard. Hij onderstreept tevens de essentiële rol van de Verenigde Naties en roept op het mandaat van de vredesmissie van de VN in de DRC (MONUC) te verlengen, en een op doelstellingen gebaseerde exitstrategie te ontwikkelen.
De EU is ten volle bereid steun te blijven verlenen om de stabiliteit en de wederopbouw te consolideren. Het is van essentieel belang dat samenwerking in de toekomst gebaseerd is op een sterke inzet van de nieuwe autoriteiten voor goed bestuur en versterking van de rechtsstaat. Samen met de nieuwe Congolese regering zullen geschikte flexibele mechanismen moeten worden ontwikkeld om te zorgen voor een effectieve coördinatie van de steun en de politieke dialoog.
De Europese Raad onderstreept dat het van belang is dat de Congolese regering de hervorming van de veiligheidssector krachtig ter hand neemt. De EU blijft hieraan een uitgebreide en coherente bijdrage leveren, voortbouwend op de missies EUPOL Kinshasa en EUSEC RD Congo, via een grotere inzet in het kader van het EVDB en via steun van de Europese Gemeenschap en de lidstaten. De EU bevestigt bereid te zijn om in nauwe samenwerking met de Verenigde Naties een coördinerende rol te spelen in de veiligheidssector, ter ondersteuning van de Congolese autoriteiten.
De Europese Raad onderkent dat een democratische en welvarende DRC van wezenlijk belang is voor de stabiliteit en ontwikkeling in het volledige gebied van de Grote Meren. Hij verheugt zich over de vorderingen in het kader van de internationale conferentie over het gebied van de Grote Meren, en verzoekt alle deelnemende landen uit Midden-Afrika verder te streven naar nauwe samenwerking en dialoog in de regio.
Somalië
De Europese Raad onderstreept de ernst van de situatie in Somalië en benadrukt het strategische belang van vrede en stabiliteit in het land. Hij bevestigt nogmaals de steun van de EU voor de uitvoering van het federaal overgangshandvest door effectieve, op brede basis stoelende en representatieve federale overgangsinstellingen (TFI's). De EU zal zich blijven inzetten voor een politieke oplossing door middel van een inclusieve politieke dialoog. De Europese Raad verzoekt de TFI's en de Unie van Islamitische rechtbanken (UIC) om het in juni 2006 in Khartoem door de Arabische Liga gestarte onderhandelingsproces voort te zetten en spoort de partijen aan inhoudelijke onderhandelingen te starten. De EU wil dit proces blijven steunen.
De Europese Raad doet een klemmend beroep op de TFI's en de UIC om af te zien van handelingen die de dialoog in gevaar zouden kunnen brengen, en in het bijzonder de toezeggingen die zijn gedaan in het kader van het overleg in Khartoem gestand te doen. Hij vraagt de beide partijen onmiddellijk stappen te ondernemen om de bestaande spanningen te verminderen en verzoekt met name de UIC af te zien van maatregelen die erop gericht zijn het grondgebied onder haar controle uit te breiden.
De Europese Raad doet ook een oproep tot alle staten, en met name tot de staten in de regio, om te streven naar een vreedzame oplossing voor de situatie in Somalië, af te zien van handelingen die het staakt-het-vuren en het politieke proces in gevaar zouden kunnen brengen, en het wapenembargo volledig na te leven.
De EU werkt samen met internationale en regionale organisaties aan het bevorderen van vrede en verzoening in Somalië. De Europese Raad verwelkomt Resolutie 1725 van de VN-Veiligheidsraad van 6 december 2006, waarin de oprichting van een beschermings- en opleidingsmissie in Somalië wordt goedgekeurd, ter ondersteuning van de vrede en stabiliteit door middel van een inclusief politiek proces.
Ivoorkust
De Europese Raad spreekt zijn bezorgdheid uit over de stagnerende uitvoering van Resolutie 1721 van de VN-Veiligheidsraad en de voortdurende belemmeringen voor het vredesproces in Ivoorkust. Hij herinnert eraan dat de resolutie, die het kader vaststelt voor de laatste verlenging van de overgang, bindend is voor alle Ivoriaanse partijen. Hij verzoekt alle Ivoriaanse partijen hun volledige steun te geven aan eerste minister Konan Banny, zodat hij over reële en effectieve bevoegdheden beschikt om uitvoering te kunnen geven aan het mandaat dat hem is verleend om voor 31 oktober 2007 vrije en eerlijke verkiezingen te organiseren.