Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-71

ZITTING 2005-2006

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Leefmilieu en minister van Pensioenen

Vraag nr. 3-5158 van mevrouw De Schamphelaere d.d. 22 mei 2006 (N.) :
Pensioenen. — Loopbaanperiodes waarvoor vrijwillige bijdragen werden betaald. — Aanpassingen in de regelgeving.

Naar aanleiding van mijn schriftelijke vraag nr. 3-1746 (Vragen en Antwoorden nr. 3-33, blz. 2377) in verband met dezelfde problemen, somt de geachte minister diverse redenen op waarom de Rijksdienst voor pensioenen niet kan overgaan tot een (gedeeltelijke) terugbetaling van ten onrechte betaalde vrijwillige bijdragen die in hoofdzaak gekoppeld zijn aan de regularisatie van studieperiodes en uiteindelijk geen pensioenvoordeel opleveren.

Uit het antwoord op punt 2 van mijn schriftelijke vraag nr. 3-2378 (Vragen en Antwoorden nr. 3-48, blz. 4069) kan ik afleiden dat de Rijksdienst voor pensioenen niet over statistische gegevens beschikt in verband met het aantal geregulariseerde studiejaren dat financieel niet wordt gehonoreerd, als gevolg van het toekennen van de diplomabonificatie bij de openbare sector of van de toepassing van de interne eenheid. In punt 3 van zijn antwoord deelt de geachte minister mij mee dat tussen 11 januari 1991 en 30 april 2005 ongeveer 41 000 aanvragen tot regularisatie werden ingediend; wellicht heeft de Rijksdienst voor pensioenen de grote meerderheid van deze aanvragen ontvankelijk verklaard, stemden de aanvragers in met het voorstel tot regularisatie, en zijn hiervoor (reeds gedeeltelijke) regularisatiebijdragen betaald.

Graag zou ik vernemen of de geachte minister na overleg met de minister van Middenstand en Landbouw tot de volgende aanpassingen bereid is :

1. Kan de pensioenwetgeving worden gewijzigd en met voldoende terugwerkende kracht worden bepaald dat de regels inzake de eenheid van loopbaan (bij genot van verschillende rustpensioenen — ingevoerd met ingang van 1 januari 1984, zowel in het stelsel der werknemers, als in dit van de zelfstandigen) en die de cumulatie van de rustpensioenen vaststellen, niet van toepassing zijn op loopbaanperiodes waarvoor vrijwillige pensioenbijdragen betaald werden (bijvoorbeeld voor studieperiodes) ? Aldus zouden die periodes steeds een financieel voordeel opleveren (ook voor de langstlevende echtgenoot met een persoonlijk rustpensioen) ?

2. Zo ja, kunnen de dossiers waarop in het verleden deze regeling werd toegepast, ambtshalve worden herzien volgens de nieuwe wetgeving en kunnen de geldelijke gevolgen hiervan worden geregeld ?

3. Zo neen, kan er een nieuwe reglementering worden uitgewerkt volgens welke diegenen die vrijwillige bijdragen voor een regularisatie (bijvoorbeeld studieperiodes, loopbaanonderbreking, enz.) hebben betaald of zullen betalen, maar daar later geen financieel voordeel uit kunnen putten, een terugbetaling kunnen aanvragen ? Kan hierbij rekening worden gehouden met de betaalde jaarlijkse rente van 6,5 % alsook met de wettelijke intresten ?

4. Indien het antwoord op de voorgaande vragen negatief is, kan de pensioenwetgeving om billijkheidsredenen niet worden aangevuld met een bepaling volgens welke diegenen die de bovengenoemde bijdragen hebben betaald of zullen betalen, recht hebben op een jaarlijkse of eenmalige rente, waarbij rekening wordt gehouden met alle elementen van punt 3 ?

5. Kan het principe van « eenheid van loopbaan » voortaan soepeler worden toegepast ten aanzien van pensioenen van gewezen mandatarissen (of hun rechthebbenden) van (kleinere) gemeenten, zeker voor diegenen die een mandaat uitoefenden vóór begin 2001 (cf. ook mijn schriftelijke vraag nr. 3-1303, Vragen en Antwoorden nr. 3-25, blz. 1550) ?

Antwoord : Vooraf wens ik het geachte lid te wijzen op de zeer uitgebreide antwoorden die ze ontvangen heeft op de vragen met nummers 3-1746 (Vragen en Antwoorden nr. 3-33, blz. 2377), 3-2378 (Vragen en Antwoorden nr. 3-48, blz. 4069) en 3-3691 (Vragen en Antwoorden nr. 3-57, blz. 5149) met betrekking tot hetzelfde onderwerp.

Hierin werd omstandig uitgelegd waarom de Rijksdienst voor pensioenen slechts in uitzonderlijke omstandigheden kan overgaan tot de terugbetaling van regularisatiebijdragen die werden verricht met het oog op het opnemen in de pensioenberekening van studieperioden.

Dit is het geval wanneer de Rijksdienst met zekerheid kan weten dat een bonificatie door de openbare sector zou toegekend worden (bijvoorbeeld : de betrokkene was reeds statutair benoemd op het ogenblik van de aanvraag om regularisatie in de regeling voor werknemers).

Tevens werd gewezen op de praktische moeilijkheden (onder meer inzake fiscaliteit) die daaruit voortvloeien en het zeer klein aantal gedingen tot terugvordering dat tegen de Rijksdienst ingespannen werden wegens het betalen van « overbodige » bijdragen, waarbij de eis tot terugbetaling afgewezen werd.

1 tot 4. De door het geachte lid thans voorgestelde oplossing, met name steeds de perioden toekennen waarvoor vrijwillige regularisatiebijdragen werden betaald, ook wanneer ze door het beginsel van de eenheid van loopbaan uit de berekening van het pensioen verwijderd worden, dit met een ruime terugwerkende kracht en gekoppeld aan een ambtshalve herziening van het recht, is niet haalbaar. Immers, zowel bij de toepassing van het beginsel van de interne eenheid (overschrijding van het aantal jaren, opgenomen in de noemer van de breuk), als bij het beginsel van de overschrijding van de eenheid van loopbaan tussen verschillende stelsels, beschikt de Rijksdienst niet over de gegevens die toelaten deze dossiers ambtshalve te herzien.

Indien bijvoorbeeld een werknemer het bewijs kan leveren van een tewerkstelling van 48 jaar, waarvan 3 jaar geregulariseerde studieperioden, zullen hem de meest voordelige 45 jaar worden toegekend. Eventueel zullen de studiejaren wegvallen; na de toekenning van het pensioen wordt het dossier elektronisch opgeslagen zonder bijzondere vermelding dat de loopbaan werd ingekort wegens interne overschrijding van de eenheid van loopbaan.

Bovendien wordt elke aanvrager er uitdrukkelijk op gewezen dat bijdragen die in het kader van een regularisatie van studieperioden, onnodig betaald werden bij de Rijksdienst voor pensioenen, niet terugbetaald worden.

5. Het geachte lid herneemt haar vraag 3-1303 (Vragen en Antwoorden nr. 3-25, blz. 1550), meer bepaald het onderdeel waarin sprake is van de cumulatie van een pensioen als werknemer met een pensioen van gewezen mandatarissen van (kleine) gemeenten. Ik kan slechts herhalen dat, om de ongewenste effecten van de toepassing van artikel 10bis van het koninklijk besluit nr. 50 (eenheid van loopbaan) te vermijden (een ongewenst hoge vermindering van het pensioen als werknemer) een correctie werd ingebouwd door het koninklijk besluit van 20 mei 1987. Wanneer het pensioenbedrag van de openbare sector, vermenigvuldigd met het omgekeerde van de breuk waaraan het werd toegekend, lager is dan een forfaitair bedrag van (afgerond) 6 770 euro, wordt er geen rekening mee gehouden voor het bepalen van de eenheid van loopbaan.

Het komt mij voor dat een verdere versoepeling niet opportuun is.