Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-70

ZITTING 2005-2006

Vragen waarop niet werd geantwoord binnen de tijd bepaald door het reglement (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Vraag nr. 3-5212 van de heer Willems d.d. 22 mei 2006 (N.) :
Elektronische smog. — Studie van de Wereldgezondheidsorganisatie. — Preventie- of informatiecampagnes.

Elektrische apparatuur wekt een onzichtbare smog op, die de kans op kanker vergroot bij jongeren. Ook veroorzaakt de smog miskramen, depressies en een allergie voor het moderne leven. Samen met andere organisaties komt de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) tot deze bevindingen. De WHO noemt de elektronische smog « één van de meest voorkomende en snelst groeiende invloeden uit de omgeving ».

Eén van componenten van deze smog zou elektronische bekabeling zijn. Verbindingen creëren een elektronisch veld, dat een magnetisch veld opwekt. De sterkte van een veld is vooral groot, dicht bij de bron ervan. Apparaten zoals haardrogers en scheerapparaten, die dicht bij het hoofd gebruikt worden, zijn daarom het meest zorgwekkend.

Radiofrequentievelden vormen een andere component van de smog. Toestellen als microgolfovens, tv, radio en GSM-masten zenden de stralingen uit. Ook GSM-toestellen die dagelijks en dicht aan het hoofd gebruikt worden, stralen radiofrequentiesignalen uit. De WHO stelt dat de smog zou kunnen reageren met de natuurlijke elektronische stroming, die ons lichaam drijft. Zo geven onze zenuwen signalen door via kleine elektronische impulsen en leveren elektrocardiogrammen bewijs van de elektronische activiteit van ons hart. Het Internationale Agentschap voor Onderzoek naar Kanker, dat deel uitmaakt van de WHO, klasseert de smog als « mogelijke kankerverwekkende stof ».

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen :

1. Heeft de geachte minister kennis van deze studie ?

2. Is er in ons land specifiek wetenschappelijk onderzoek naar dit fenomeen gevoerd ?

3. Zijn er preventie- of informatiecampagnes om de bevolking en de artsen te informeren ?

4. Zal de geachte minister hieromtrent nog initiatieven nemen ?