Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-62

ZITTING 2005-2006

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Buitenlandse Zaken

Vraag nr. 3-3704 van de heer Noreilde d.d. 10 november 2005 (N.) :
Federale overheidsdiensten. — Personeel. — Leeftijdsstructuur. — Uittredingsleeftijd.

Het Generatiepact heeft als voornaamste doel oudere werknemers langer aan het werk te houden. Het pact behandelt een reeks maatregelen die betrekking hebben op de privésector. Uit de hoorzittingen van de werkgroep vergrijzing blijkt dat er heel weinig transparantie bestaat en gegevens zijn over de bestaande praktijken binnen de openbare sector. De vergrijzing slaat immers niet enkel toe bij werknemers in de privésector, ook de ambtenarenpopulatie vergrijst. Dit zal ongetwijfeld zorgen voor een bijkomende druk op het pensioenenstelsel.

Graag kreeg ik van de geachte vice-eerste minister een antwoord op de volgende vragen inzake het personeelsbestand van de federale overheidsdiensten die onder zijn bevoegdheid vallen :

1. Wat is de gemiddelde leeftijd van het personeelsbestand ?

2. Hoeveel bedraagt de gemiddelde uittredingsleeftijd ?

3. Op basis van welke regeling of regelingen kunnen ambtenaren vóór ze de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt uit dienst treden ? Kan u per regeling een opsomming geven van het aantal mensen dat hiervan de voorbije vijf jaar gebruik gemaakt heeft ?

4. Welk percentage van mensen die hun loopbaan definitief beëindigen, doen dat via de pensioenregeling ? Wat is de gemiddelde leeftijd waarbij men op pensioen gaat ? Zijn er « incentives » om langer te blijven werken ?

5. Worden mensen die gebruik maken van deze vervroegde uittredingsregelingen of die met pensioen gaan, vervangen ?

6. Zo ja, hoeveel vacatures zouden daardoor het komende jaar ontstaan ?

Antwoord : 1. De gemiddelde leeftijd van het personeel « binnencarrière » bedraagt 45,1 jaar. Voor de « buitencarrières » bedraagt deze 48,3 jaar.

2. Voor de « binnencarrière » bedraagt de gemiddelde uittredingsleeftijd voor de periode 2000-2005 61,68 jaar. De « buitencarrières » : 64,3 jaar.

3. Sommigen ambtenaren van de « binnencarrière » hadden de mogelijkheid om vóór de leeftijd van 60 jaar uit dienst te treden via het koninklijk besluit van 13 maart 2001 tot invoering van een verlof voorafgaand aan de pensionering ten gunste van ambtenaren van het federaal administratief Openbaar Ambt die titularis zijn van de graden die gerangschikt zijn in niveau 3 en 4. Op de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking maakten zeventien niveau 3 en vier niveau 4 van deze regeling gebruik.

4. Bij de « binnencarrière » hebben 15,3 % van alle mensen die hun loopbaan definitief beëindigd hebben dit via bovenvermelde pensioenregeling gedaan. De gemiddelde leeftijd waarop men op pensioen vertrekt is 62,46 jaar (periode 2000-2005). De FOD heeft een « incentive » om langer aan het werk te blijven, namelijk het artikel 30 van het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling tot het statuut van het personeel van de buitenlandse dienst dat stelt : « De ambtenaren worden op een leeftijd van volle 65 jaar ambtshalve op rust gesteld. De minister van Buitenlandse Zaken kan deze leeftijdsgrens op 67 jaar brengen, indien hij, nadat de directieraad advies heeft uitgebracht, van oordeel is dat de Staat er bijzonder belang bij heeft een ambtenaar in werkelijke dienst te houden. »

5. Ambtenaren die gebruik maken van deze vervroegde uittredingsregeling of die met pensioen gaan worden vervangen ten belope van de vrijgekomen personeelskredieten en in functie van de in het personeelsplan vooropgesteld aantal aanwervingen.

6. Met de vrijgekomen personeelskredieten van de gepensioneerden 2006 zullen een twintigtal nieuwe ambtenaren kunnen aangeworven worden.