3-1621/2 | 3-1621/2 |
30 MEI 2006
I. INLEIDING
De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 16, 23 en 30 mei 2006.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE VERTEGENWOORDIGER VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
De Kaderovereenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking en haar Aanvullende Protocollen hebben betrekking op de relaties tussen aangrenzende gemeenschappen, dit wil zeggen territoriale gemeenschappen die ofwel rechtstreeks (door een gemeentegrens), ofwel onrechtstreeks (door te behoren tot een groep van territoriale gemeenschappen die een groep met dezelfde gemeentegrenzen vormen, geografisch gezien, in mekaars buurt gelegen zijn.
De vertegenwoordiger van de minister verwijst naar akkoorden tussen regio's zoals tussen Spanje, Frankrijk, Italië en België betreffende technologisch hoogstaande economische groeipolen. Er bestaan ook projecten zoals bijvoorbeeld betreffende de toekomstige oprichting van een Conferentie van de Europese Regio's van de continentale diagonaal, die twee groepen regio's die buren zijn binnen de groepen zou verenigen (enerzijds Franche-Comté, Bourgogne, Limousin, Auvergne, Midi-Pyrénées en Aragon en anderzijds Extremadura en Alentejo).
III. ALGEMENE BESPREKING
De heer Wille merkt op dat hij ondervoorzitter geweest is van de werkgemeenschap voor Europese Grensregio's. De problematiek die hier wordt behandeld sluit daar nauw op aan. Grenzen zijn vaak artificieel en dikwijls is gebleken dat het littekens zijn van de geschiedenis. Regio's die veel gemeenschappelijke belangen en gelijkenissen vertonen werden aangezet tot samenwerking, over de grenzen heen, door een gemeenschappelijk bestuur. Dit bleek echter onmogelijk zonder bilaterale regeling op federaal niveau. Kan dit door deze kaderovereenkomst worden opgelost ? Heeft een onderneming de mogelijkheid om, louter uit opportuniteitsredenen, het statuut van haar grensoverschrijdend bedrijventerrein, bij verschillende rechtssystemen onder te brengen ?
De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken antwoordt dat de Kaderovereenkomst van 21 mei 1980 inzake grensoverschrijdende samenwerking die in de Raad van Europa is gesloten (STE nr. 106), deze aangelegenheid regelt. Ons land heeft deze Overeenkomst en de twee aanvullende protocollen bekrachtigd. Het eerste protocol (STE nr. 159) betreft de grensoverschrijdende samenwerking van grensregio's. Het tweede protocol (STE nr. 169) betreft de « interterritoriale samenwerking », en is krachtens artikel 1 van toepassing op « elk onderling afgestemd overleg met het oogmerk relaties te leggen tussen territoriale gemeenschappen of autoriteiten van twee of meer Overeenkomstsluitende Partijen, die verschillen van de relaties inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen de naburige gemeenschappen, met inbegrip van het sluiten van overeenkomsten met de territoriale gemeenschappen of autoriteiten van andere Staten ».
Spreker antwoordt dat de Overeenkomst het sluiten van akkoorden tussen regio's en gemeenten aan weerszijden van een grens binnen de grenzen van hun bevoegdheden wil aanmoedigen en vergemakkelijken.
Gelet op de verscheidenheid van de wettelijke en grondwettelijke stelsels van de lidstaten van de Raad van Europa, stelt de Overeenkomst een hele reeks modelakkoorden voor die de lokale en regionale gemeenschappen en de Staten de kans moeten bieden om het beste kader te kiezen voor hun grensoverschrijdende samenwerking.
Het tweede aanvullende protocol zal het Brussels Gewest in staat stellen om akkoorden te sluiten met nabijgelegen regio's of om partij te zijn in veel ruimere akkoorden.
Spreker verwijst naar het samenwerkingsakkoord tussen Frankrijk, de federale overheid, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en de Franse Gemeenschap betreffende de grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale gemeenschappen en lokale openbare lichamen (Brussel, 16 september 2002), dat rekening houdt met de bepalingen van de Raad van Europa en dat onder andere betrekking heeft op Rijsel, Kortrijk en Doornik.
De heer Galand vraagt of de lidstaten reeds verklaringen hebben afgelegd overeenkomstig artikel 6 van het Protocol van 1998, betreffende de toepassing van de artikelen 3 en 4 van het aanvullend protocol.
De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken antwoordt dat ons land verklaard heeft dat de artikelen 3 en 4 van toepassing zijn.
Spreker verwijst naar de website van de Raad van Europa (http://conventions.coe.int/Treaty/FR/v3DefaultFRE.asp), waar de verklaringen van de verschillende lidstaten te vinden zijn.
IV. STEMMINGEN
De artikelen 1 en 2 alsook het wetsontwerp nr. 3-1621/1 in zijn geheel worden eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Pierre GALAND. | François ROELANTS du VIVIER. |
De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp (stuk Senaat, nr. 3-1621/1 - 2005/2006)