Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-61

ZITTING 2005-2006

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Vice-eerste minister en minister van Financiën

Vraag nr. 3-4310 van de heer Willems d.d. 8 februari 2006 (N.) :
Onteigening ten algemenen nutte. — Aankoopcomités voor onroerende goederen. — Herziening van de voorlopige onteigeningsvergoeding.

Artikel 16 van de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemene nutte, bepaalt dat onteigenaars een vordering tot herziening kunnen instellen tegen de voorlopige vergoeding die de vrederechter heeft toegekend.

Vanaf de jaren '70 hebben de onteigenende besturen op bijna systematische wijze de herzie-ning aangevraagd. Hiervoor deden zij een beroep op de aankoopcomités voor onroerende goederen (Antwerpen, Bergen, Brugge, Brussel 1, Brussel 2, Charleroi, Gent 1, Gent 2, Hasselt, Kortrijk, Luik, Mechelen, Namen en Neufchâteau). Deze moesten op verzoek van de onteigenende besturen een vordering tot herziening inleiden voor de rechtbanken van eerste aanleg met het oog op terugvordering van de door de vrederechter op een voorlopige wijze vastgestelde onteigeningsvergoedingen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen :

1. Hoeveel procedures tot herziening van voorlopige onteigeningsvergoedingen hebben de verschillende aankoopcomités voor onroerende goederen sinds 1 januari 1972 in opdracht van de onteigenende besturen (intercommunales, gemeenten en andere overheden) ingeleid voor de rechtbanken van eerste aanleg ?

2. In hoeveel van deze gevallen werd de voorlopige onteigeningsvergoeding verminderd en de onteigende veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen teveel werd betaald ?

3. Hoeveel moest er door de onteigenden in het totaal worden terugbetaald ?

Antwoord : De administratie beschikt niet over statistische gegevens betreffende de door het geachte lid gevraagde elementen.

Ik wens ook te verwijzen naar het antwoord verstrekt aan de volksvertegenwoordiger Alfons Borginon op zijn vraag nummer 0958 d.d. 21 oktober 2005 (Vragen en Antwoorden, Kamer, 51-102, blz. 18445).

Uit een begin 2006 gedane rondvraag bij de aankoopcomités blijkt dat in de periode 2001-2005 door de rechtbanken en hoven in 184 uitspraken in herziening de definitieve vergoeding op een lager bedrag werd bepaald dan de voorlopige vergoeding. In dit aantal zijn niet begrepen de uitspraken in eerste aanleg waartegen thans nog beroep door de onteigende hangende is. Het totale bedrag van de terug te betalen te veel ontvangen vergoeding bedraagt voor deze 184 zaken 9 171 984,76 euro en de verschuldigde burgerlijke vruchten bedragen 3 067 617,87 euro.