3-1680/1

3-1680/1

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

27 APRIL 2006


Wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving wat betreft de toegang en controle van buitenlandse werknemers

(Ingediend door de heer Wouter Beke en mevrouw Mia De Schamphelaere)


TOELICHTING


Op 1 mei 2004 breidde de EU uit met tien nieuwe lidstaten. Binnen de Unie geldt het vrij verkeer van werknemers, goederen en diensten. In principe waren de onderdanen van de nieuwe lidstaten dus vrij om in België arbeid in loondienst uit te voeren. Omdat gevreesd werd voor een overrompeling van de arbeidsmarkt konden de lidstaten overgangsbepalingen invoeren die het vrij verkeer van werknemers zouden beperken. Ons land paste deze mogelijkheid toe, zodat onderdanen van acht nieuwe landen nog geen vrije toegang hebben tot onze arbeidsmarkt. Voor 1 mei 2006 moet worden beslist over een verlenging van deze periode. De periode kan in een eerste fase verlengd worden tot 1 mei 2009, bij een ernstige verstoring van de arbeidsmarkt kan dit met nogmaals twee jaar worden verlengd.

Toch bestaan er nu reeds een aantal legale mogelijkheden voor de inwoners van deze landen om in ons land te werken. Dankzij het vrij verkeer van diensten kunnen zelfstandigen uit de EU zich in ons land vestigen. Hetzelfde mechanisme zorgt ervoor dat buitenlandse bedrijven en zelfstandigen diensten kunnen komen verrichten in België met hun eigen, buitenlands, personeel. Deze wegen die op zich legaal zijn, worden echter regelmatig misbruikt om goedkope en/of geschoolde buitenlandse arbeidskrachten naar België te halen. In sommige sectoren speelt het fenomeen van de schijnzelfstandigheid. Er is de vaststelling dat in het kader van de uitvoering van opdrachten door buitenlandse bedrijven in België of in het kader van de detachering naar Belgische bedrijven, de regel dat de Belgische loon- en arbeidsvoorwaarden in dat geval van toepassing zijn, niet steeds wordt gerespecteerd. Daarnaast is er bovendien het « gewone » zwartwerk door werknemers uit het buitenland.

Er kan geen twijfel over bestaan dat deze fenomenen nefast zijn. De inkomstenderving voor de sociale zekerheid is groot, het risico bestaat dat de buitenlandse werknemers worden uitgebuit of in onveilige of minstens illegale situaties moeten werken. De onrechtmatige kostenvoordelen leiden tot oneerlijke concurrentie en brengen bedrijven die de wetgeving wel respecteren, evenals hun werknemers, in een moeilijke economische positie. De constructies die worden opgezet laten de inspectiediensten vaak gefrustreerd achter, omdat de nodige wetgevende instrumenten ontbreken om een correcte handhaving mogelijk te maken.

Wat betreft de schijnzelfstandigheid wordt reeds lange tijd een wetgevend initiatief in het vooruitzicht gesteld dat criteria moet bevatten om op een sectoraal gedifferentieerde manier na te gaan of er al dan niet sprake is van zelfstandigheid of loondienst.

Inzake de versterking en de coördinatie van de inspectiediensten werden de afgelopen jaren initiatieven genomen zoals de oprichting van de Federale Raad en het Federaal Comité voor de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude, de aanwervingen in het kader van de nota « sociale solidariteit » goedgekeurd op de Ministerraad van Gembloux op 17 januari 2004 en de verbetering van de informatica-ondersteuning. De actualiteit toont dat deze inspanningen nog moeten worden verdergezet.

Ook het wettelijk instrumentarium kan nog versterkt worden, wat ook de betrachting is van dit wetsvoorstel, op vijf vlakken :

1. de Dimona-aangifte wordt uitgebreid naar buitenlandse werknemers van buitenlandse werkgevers, die onder een buitenlandse sociale zekerheid vallen (dit viseert de gedetacheerde werknemers).

2. de meldingsplicht voor zelfstandigen die in ons land werk komen verrichten

Het doel van deze twee maatregelen is om er minstens voor te zorgen dat controle mogelijk is. De inspectiediensten moeten uiteraard eerst weten wie in ons land werkt, voor ze kunnen controleren of dit op een wettelijke manier gebeurt.

3. Het optrekken van de boetes voor een aantal overtredingen. Sommige boetes schrikken immers nauwelijks af omdat hun bedrag te klein is in vergelijking met de grote opbrengsten die fraude kan genereren. Het is wenselijk om naast de strafrechtelijke boetes ook de administratieve boetes op te trekken voor de bedoelde overtredingen.

4. De versoepeling van de toekenning van arbeidsvergunningen zal ervoor zorgen dat werkgevers minder snel hun toevlucht zullen nemen tot andere legale en illegale constructies voor de opvulling van knelpuntberoepen. Belangrijk daarbij is dat de inspanningen op het vlak van opleiding en toeleiding naar deze sectoren voor de Belgische werknemers niet verminderen maar integendeel verder toenemen.

Het is belangrijk hierbij op te merken dat zodra het vrij verkeer van werknemers werkelijkheid wordt, deze soepelere procedure gekoppeld aan opleidingsinspanningen, niet meer zal gelden voor de werknemers van de betrokken Lidstaten. Het betreft dus een versoepeling die, afhankelijk van de datum waarop het vrij verkeer van werknemers volledig van toepassing wordt, tijdelijk of zelfs helemaal niet van toepassing zal zijn op de nieuwe lidstaten.

5. Ten slotte worden gebruikers ook aansprakelijk gemaakt voor de verplichtingen inzake fiscaliteit, sociale zekerheid en arbeidsrecht van hun onderaannemers die met buitenlandse werknemers werken.

Andere bijkomende wettelijke maatregelen kunnen ongetwijfeld de voormelde nog versterken. Zo kan worden gedacht aan de afsluiting van sectorale convenanten om doelgerichte inspecties mogelijk te maken.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikelen 2 en 3

Deze artikelen voeren een meldingsplicht in voor buitenlandse zelfstandigen die in België een dienst verrichten of een werk uitvoeren en voert een strafbepaling in voor wie zich niet aan deze meldingsplicht houdt.

Artikel 4

Dit artikel zorgt ervoor dat de Koning aan bepaalde sectoren de verplichting kan opleggen om detacheringen of terbeschikkingstellingen vooraf te melden aan een paritair sectoraal orgaan. Op die manier kunnen sectoren een zelfcontrole uitvoeren die de legaliteit bevordert en bovendien de eerlijke concurrentie tussen bedrijven van dezelfde sector ten goede komt.

Het artikel beoogt de sectoren waar overtredingen van de desbetreffende wetgeving vaker worden vastgesteld dan gemiddeld.

Artikel 5

Dit artikel vertienvoudigt de boete voor het niet naleven van de wetgeving betreffende de bescherming van het loon. Het doen van onwettige inhoudingen op het loon van een buitenlandse werknemer is een voorbeeld van een schending van deze wetgeving. Dit is beledigend voor de werknemer en komt neer op uitbuiting. De huidige minimumveroordeling bedraagt 125 euro.

Artikel 6

Dit artikel vertienvoudigt de boete voor het niet naleven van de Belgische CAO's, dit is vooral belangrijk voor schendingen van regels inzake minimumlonen of arbeidsduur. Momenteel bedraagt de minimumveroordeling 125 euro, maar wie een buitenlandse arbeidskracht aan het werk zet voor een half uurloon, haalt dit bedrag er op enkele dagen uit.

Artikel 7

Dit artikel vertienvoudigt de boete voor het niet naleven van de bepalingen inzake arbeidsduur, nachtarbeid, kinderarbeid, enzovoort. Een buitenlandse werkgever die 12-jarige kinderen aan de slag zet, betaalt een erg lage boete. De minimumveroordeling bedraagt 125 euro.

Artikel 8

a) Hier wordt artikel 6ter van het koninklijk besluit nr. 5 betreffende sociale documenten aangepast aan de vorige artikelen, met het oog op het vervangen van de meldingsplicht aan de inspectie door een dimona-aangifte of een andere manier van het leveren van deze gegevens, zoals bedoeld in de vorige artikels.

b) Hier wordt ervoor gezorgd dat de sociale documenten ook na een periode van detachering moeten worden bijgehouden gedurende een periode van 5 jaar en aan de inspectie moeten worden toegezonden op eenvoudige aanvraag.

Artikel 9

a) De boete voor het niet of fout aangeven van prestaties wordt vertienvoudigd. Momenteel bedraagt dit 125 euro, maar wie een maand lang een werknemer op economische werkloosheid zet en in het zwart laat werken, wint daarmee al gauw het tienvoudige aan niet-betaalde RSZ.

b) Het niet rapporteren van een terbeschikkingstelling en het niet bijhouden van de sociale documenten van het thuisland wordt strafbaar.

Artikel 10

Dit artikel zorgt ervoor dat het voorafgaand arbeidsmarktonderzoek voor de toekenning van een arbeidsvergunning wordt uitgeschakeld, voor zover de sector waartoe de onderneming behoort, voorafgaand een convenant heeft gesloten met de gewestelijke overheid over de opleiding voor en toeleiding naar de knelpuntberoepen.

Artikelen 11 en 12

Momenteel zijn er twee mogelijkheden om de tewerkstelling van buitenlandse werknemers die in het kader van een terbeschikkingstelling in België werken te melden. Ofwel gaat het om een terbeschikkingstelling van minder dan zes maanden, waarbij de werkgever ervoor kan kiezen deze tewerkstelling aan te geven aan de algemene directie Toezicht op de Sociale Wetten en een afschrift bij te houden van de buitenlandse documenten die vergelijkbaar zijn met de individuele rekening (artikel 6ter, § 2, van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten). In alle andere gevallen is in theorie de gewone Dimona-verplichting van toepassing. In de praktijk wordt de niet-aangifte via Dimona gedoogd omdat die werkgevers niet RSZ-plichtig zijn.

Deze artikelen zorgen ervoor dat werkgevers die personeel tewerkstellen in het kader van een terbeschikkingstelling de expliciete verplichting opgelegd krijgen om een Dimona-aangifte uit te voeren. De Koning kan bepaalde (categorieën van) werkgevers vrijstellen van deze verplichting, indien Hij deze gegevens op een andere manier kan krijgen. Immers, indien de inkomende E101-documenten systematisch in een databank worden ingevoerd, is het in het kader van de administratieve vereenvoudiging wenselijk om slechts één melding te behouden.

Artikel 13

Dit artikel voert een algemene aansprakelijkheid in van de gebruiker voor overtredingen van bepaalde wetten en besluiten waarvan de overtreding vaak wordt vastgesteld bij de tewerkstelling van buitenlandse werknemers of door (onder)aanneming door buitenlandse zelfstandigen.

Wouter BEKE
Mia DE SCHAMPHELAERE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Zelfstandigen die niet in België gevestigd zijn en die in België een werk uitvoeren of een dienst verrichten, dienen deze activiteit aan te geven indien deze een door de Koning bepaalde duur overschrijdt. De Koning bepaalt welke gegevens de aangifte moet bevatten. Hij bepaalt of de aangifte aan een gemeentelijke of regionale overheid of aan een al dan niet sectoraal paritair samengesteld orgaan dient te geschieden. Hij kan dit laten afhangen van de grootte van de werken of de sector, maar Hij kan ook een algemene regeling invoeren. Hij legt de wijze van aangifte vast.

De Koning kan de bestaande regelingen die een meldingsplicht opleggen, afschaffen voor zover ze dezelfde gegevens bevatten als de in het vorige lid bedoelde aangifte.

De Koning bepaalt de wijze waarop en aan welke federale instellingen de overheid of het paritair orgaan deze aangiftes moet toezenden.

Art. 3

Onverminderd de toepassing van de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van 500 tot 2 500 euro of met één van die straffen alleen, de zelfstandigen die de verplichting niet naleven als bedoeld in artikel 6ter, § 2, 1º, van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten.

Art. 4

De Koning kan aan rechtspersonen die activiteiten willen laten uitvoeren door gebruik te maken van de mogelijkheden van artikel 31 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers of door ze uit te besteden aan werkgevers die gebruik willen maken van de mogelijkheid om werknemers tewerk te stellen overeenkomstig de procedure van art. 6ter van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten, de verplichting opleggen om dit vooraf te melden aan een paritair samengesteld sectoraal orgaan.

Dit orgaan deelt de rechtspersonen mede of deze activiteiten op een wettige wijze geschieden.

De Koning wijst dit paritair orgaan aan en bepaalt de wijze van aangifte.

Art. 5

In artikel 42, inleidende bepaling, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon, gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000, worden de woorden « met geldboete van 26 tot 500 frank » vervangen door de woorden « met een geldboete van 260 tot 5 000 euro ».

Art. 6

In artikel 56 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, gewijzigd bij de wetten van 23 april 1998, 26 juni 2000 en 10 augustus 2005, worden de woorden « met een geldboete van 26 tot 500 frank » vervangen door de woorden « met een geldboete van 260 tot 5000 euro ».

Art. 7

In artikel 53, inleidende bepaling, van de Arbeidswet van 16 maart 1971, gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000,worden de woorden « met een geldboete van 26 tot 500 frank » vervangen door de woorden « met een geldboete van 260 tot 5000 euro ».

Art. 8

In artikel 6ter, § 2, van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) het 1º wordt vervangen als volgt :

« 1º zij, voorafgaand aan de tewerkstelling van de in § 1 bedoelde werknemers, de aangifte doen als bedoeld in artikel 8bis van de wet van 5 maart 2002 tot omzetting van de richtlijn 96/74/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten, en tot invoering van een vereenvoudigd stelsel betreffende het bijhouden van sociale documenten door ondernemingen die in België werknemers ter beschikking stellen;

b) het 2º wordt aangevuld als volgt :

« Deze documenten moeten gedurende een periode van vijf jaar door de werkgevers worden bijgehouden en op eenvoudig verzoek naar diezelfde ambtenaren worden toegezonden. ».

Art. 9

In artikel 11 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij de wet van 23 maart 1994 en gewijzigd bij de wetten van 26 juni 2000, 2 augustus 2002 en 24 januari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) in § 1, inleidende bepaling, worden de woorden « met geldboete van 26 tot 500 frank » vervangen door de woorden « met een geldboete van 260 tot 5 000 euro ».

b) er wordt een § 3bis ingevoegd :

« § 3bis. Onverminderd de toepassing van de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van 260 tot 5000 euro, of met één van die straffen alleen, de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers die de verplichtingen van artikel 6ter, § 3, niet naleven. ».

Art. 10

Artikel 8, § 1, eerste lid, van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, wordt aangevuld als volgt :

« De Koning kan ondernemingen uit bepaalde sectoren een afwijking toestaan van een arbeidsmarktonderzoek voor zover de sector een convenant heeft gesloten met het gewest over de opleiding voor en de toeleiding naar de knelpuntberoepen in de sector. Dit convenant bepaalt dat de opleidingsinspanningen van de sector minimaal even hoog of hoger zijn dan voor de afwijking van het arbeidsmarktonderzoek werd toegestaan. De Koning bepaalt de overige elementen van het convenant. Indien de opleidingsinspanning daalt, kan de Koning de afwijking van de verplichting van het arbeidsmarktonderzoek intrekken. ».

Art. 11

Artikel 8, eerste lid, 5º, van de wet van 5 maart 2002 tot omzetting van de richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten, en tot invoering van een vereenvoudigd stelsel betreffende het bijhouden van sociale documenten door ondernemingen die in België werknemers ter beschikking stellen, wordt opgeheven.

Art. 12

In dezelfde wet wordt een artikel 8bis ingevoegd, luidende :

« Art. 8bis. — De tewerkstelling van ter beschikking gestelde werknemers als bedoeld in artikel 2 moet worden gemeld overeenkomstig de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling door de Koning bepaald krachtens artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.

De Koning kan aan bepaalde categorieën van werkgevers een vrijstelling van beide aangifteverplichtingen geven voor zover de gegevens van de werknemers op een andere wijze beschikbaar zijn. »

Art. 13

De gebruiker of de onderneming die voor het uitvoeren van een activiteit een beroep doet op een zelfstandige of een onderneming, is hoofdelijk aansprakelijk voor overtredingen door de zelfstandige of de onderneming van :

1º de wet van 5 maart 2002 tot omzetting van de richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten, en tot invoering van een vereenvoudigd stelsel betreffende het bijhouden van sociale documenten door ondernemingen die in België werknemers ter beschikking stellen en zijn uitvoeringsbesluiten

2º de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling door de Koning bepaald krachtens artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.

3º het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten

4º de Arbeidswet van 16 maart 1971 en zijn uitvoeringsbesluiten

5º de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon en zijn uitvoeringsbesluiten.

6º de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.

2 februari 2006.

Wouter BEKE
Mia DE SCHAMPHELAERE.