3-1209/2 | 3-1209/2 |
15 JUNI 2005
I. INLEIDING
Dit facultatief bicameraal wetsontwerp is in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend als wetsontwerp van de regering (stuk Kamer, nr. 51-1791/1).
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft het op 26 mei 2005 unaniem goedgekeurd en op 27 mei 2005 overgezonden aan de Senaat, die het op 9 juni 2005 heeft geëvoceerd.
Het werd in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging besproken tijdens haar vergadering van 15 juni 2005.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE HEER DIDIER REYNDERS, VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN FINANCIËN
De vice-eerste minister en minister van Financiën merkt op dat richtlijn 2003/48/EG betreffende belastingheffing uit spaargelden in de vorm van rentebetalingen betrekking heeft op de 25 lidstaten van de Europese Unie.
De vijf derde staten (Andorra, Lichtenstein, Monaco, San Marino en Zwitserland) hebben rechtstreeks met de Unie een overeenkomst gesloten.
Er blijven dus nog 10 derde staten die een overeenkomst gesloten hebben met de 25 lidstaten van de Unie, dus 250 bilaterale overeenkomsten.
Op basis van artikel 77 is ingestemd met de 10 overeenkomsten met België. De eerste vijf worden in de plenaire zitting van de Senaat van 16 juni 2005 behandeld (unaniem goedgekeurd in commissie op 31 mei 2005) en nadien in de Kamer. De laatste vijf zullen zo snel mogelijk in de Senaat worden ingediend.
De Senaat is op 17 mei ingelicht over de inhoud van de tien overeenkomsten, en heeft de senatoren op 19 juni 2005 in de plenaire zitting ingelicht.
Aangezien de ondertekening door de derde staten vertraging heeft opgelopen, en vooral de laatste vijf overeenkomsten, acht de regering het nuttig het Parlement een tijdelijke bijzondere wet voor te leggen op basis van artikel 78, zodat op 1 juli 2005 met de toepassing kan worden begonnen. Daartoe strekt dit wetsontwerp.
Aangezien België het origineel van de laatste overeenkomsten, die op 7 en 11 april 2005 werden ondertekend, pas begin mei van het Verenigd Koninkrijk heeft ontvangen, verkiest de regering om haar internationale afspraken na te komen via een tijdelijke wet waarvan de uitwerking ophoudt de dag waarop de laatste overeenkomst in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Het betreft een fiscale wet die wederkerig werkt, naar het voorbeeld van andere bepalingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (zie artikel 231, § 1, WIB1992, onroerende goederen van een vreemde staat, bezoldigingen van diplomatieke zendingen, winst uit de exploitatie van buitenlandse vliegtuigen, ...). België heeft de laatste twee overeenkomsten immers van het Verenigd Koninkrijk ontvangen eind mei en beschikte dus over slechts 35 werkdagen om de hele procedure van Ministerraad tot Belgisch Staatsblad te doorlopen.
De vice-eerste minister en minister van Financiën voegt eraan toe dat de Raad van State geen opmerkingen heeft gemaakt over de procedure op basis van artikel 78 van de Grondwet.
De vice-eerste minister en minister van Financiën wijst erop dat de artikelen 3 en 4 van ontwerp nr. 3-1209 richtlijn 2003/48/EG (wet van 17 mei 2004) omzetten en niet de tien verdragen. Dat is belangrijk bij juridische geschillen, bijvoorbeeld voor het Arbitragehof.
De vice-eerste minister en minister van Financiën benadrukt dat hij het risico niet wil lopen dat wij op fiscaal vlak niet in overeenstemming zijn met de regelgeving van de Europese Unie.
Het wetsontwerp van 17 mei 2004 tot omzetting in het Belgisch recht van de richtlijn 2003/48/EG van 3 juni 2003 van de Raad van de Europese Unie betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling en tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de roerende voorheffing, is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 27 mei 2004. Het wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend op 17 maart 2004 en goedgekeurd op 22 april 2004 (stuk Kamer, nr. 51-923/4). Op 23 april 2004 werd het overgezonden aan de Senaat, die het niet heeft geëvoceerd (stuk Senaat, nr. 3-647/1). Deze wet is het basisdocument voor de omzetting van de Spaarrichtlijn in Belgisch recht.
Dit ontwerp strekt ertoe vanaf 1 juli 2005 de rechtszekerheid aan te vullen in afwachting van de instemming met de laatste van de tien overeenkomsten. Het zou dus nuttig zijn dit ontwerp te behandelen in de plenaire zitting van 16 juni 2005.
De minister heeft zijn collega van Buitenlandse Zaken, de heer De Gucht, erop gewezen dat de laatste vijf overeenkomsten dringend in de Senaat moeten worden ingediend.
III. ALGEMENE BESPREKING
Volgens de heer Mahoux moet de strijd tegen de « fiscale paradijzen » inderdaad worden gevoerd, maar wel met inachtneming van de grondwettelijke procedures.
De wetsontwerpen houdende instemming met vijf van de tien internationale overeenkomsten ter zake (Stukken Senaat, nrs. 3-1167/2, 3-1168/2, 3-1169/2, 3-1170/2, 3-1171/2), zullen in de plenaire vergadering van 16 juni 2005 in de Senaat worden besproken en ter stemming worden voorgelegd.
De regering heeft voor de instemming met de vijf resterende overeenkomsten geen ontwerp ingediend omdat er haast mee gemoeid is. In de Kamer is een wetsontwerp ingediend en goedgekeurd dat door de Senaat is geëvoceerd (zie inleiding).
Hierdoor wordt de Grondwet omzeild. Als de tekst als wetsvoorstel in overeenstemming met artikel 77 van de Grondwet eerst in de Senaat was ingediend, zou er geen betwisting zijn.
Volgens de heer Vankrunkelsven moet de uiteenzetting van de vice-eerste minister en minister van Financiën worden gerelativeerd aangezien de indiening van een wetsvoorstel op basis van artikel 77 van de Grondwet de problemen niet zal oplossen. De fractie van spreker zal het ontwerp goedkeuren als de regering belooft geen beroep meer te doen op een dergelijke uitzonderlijke procedure.
Volgens mevrouw de Bethune schendt de regering met deze procedure de artikel 75, 77 en 167 van de Grondwet. Wellicht wordt op deze manier ook de rechtszekerheid van de tekst in gevaar gebracht. Zij benadrukt dat de inhouding aan de bron die België op fiscaal vlak toepast (samen met Oostenrijk en Luxemburg) niet aan te raden is.
Mevrouw Van de Casteele wijst erop dat dit wel degelijk een uitzonderlijke procedure is, die de grondwettelijke rechten van de Senaat op het stuk van overeenkomsten kan uithollen.
De vice-eerste minister en minister van Financiën verwijst naar zijn inleidende uiteenzetting.
Volgens de heer Mahoux duurt het veel te lang voordat de wetsontwerpen houdende instemming met internationale overeenkomsten in de Senaat worden ingediend.
De fractie van spreker zal het ontwerp goedkeuren maar spreekt haar voorbehoud uit.
Mevrouw De Bethune blijft erbij dat de Grondwet wordt geschonden en dat mogelijk beroep wordt aangetekend bij het Arbitragehof. Het blijft juridisch kunst- en vliegwerk, zoals de vice-eerste minister en minister van Financiën heeft toegegeven.
Door een beroep te doen op voorlopige wetten wordt een publiek debat onmogelijk gemaakt.
De heer Vankrunkelsven is het daar niet mee eens.
Ook mevrouw Pehlivan wijst erop dat het hier een uitzonderlijke procedure betreft, hoewel zij wel akkoord gaat met de inhoud van het ontwerp.
De vice-eerste minister en minister van Financiën antwoordt dat het wel degelijk om een uitzonderlijke procedure gaat. Het principe van de inhouding aan de bron wordt reeds sedert 20 jaar door verschillende regeringen toegepast.
Mevrouw Zrihen meent ook dat het een uitzonderlijke procedure betreft. Zij wenst informatie over de procedure bij het ministerie van Buitenlandse Zaken in verband met bijvoorbeeld de vertaling van de overeenkomsten.
De vice-eerste minister en minister van Financiën antwoordt dat de tekst van de overeenkomsten in fiscale zaken te vinden is op de website van het ministerie van Financiën.
Volgens mevrouw De Bethune moet deze fiscale wet geüpdatet worden in de Senaatscommissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
De vice-eerste minister en minister van Financiën antwoordt dat de Senaat hierover beslist.
De heer Galand meent ook dat het een uitzonderlijke procedure betreft.
IV. STEMMINGEN
Het wetsontwerp nr. 3-1209/1 wordt goedgekeurd met 12 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
Vertrouwen wordt geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van een mondeling verslag in plenaire vergadering.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Pierre GALAND. | François ROELANTS DU VIVIER. |
De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden wetsontwerp (stuk Kamer, nr. 51-1791/2)