3-1550/1 | 3-1550/1 |
1 FEBRUARI 2006
Artikel 1, § 3, van de wet van 22 januari 1945 betreffende de economische reglementering en de prijzen stelt dat de minister van Economie programmaovereenkomsten kan afsluiten met individuele of gegroepeerde ondernemingen die verbintenissen bevatten inzake de gebruikte prijzen. De overeenkomsten worden gesloten voor een bepaalde termijn. Momenteel zijn enkel de leden van de Belgische Petroleum Federatie individueel toegetreden tot dergelijke programmaovereenkomst.
De wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 30 december 2005) bevat een regeling om de invoering van een eenheidsprijs mogelijk te maken, zonder dat alle brandstofverdelers individueel dienden toe te treden.
Artikel 35 van die wet had tot doel de minister van Economie te machtigen een programmaovereenkomst te laten afsluiten met één of meer beroepsverenigingen in plaats van individuele ondernemingen zodat, indien die beroepsverenigingen samen representatief zijn voor ten minste 60 % van de sector, de programmaovereenkomst voor de gehele sector bindend wordt.
Artikel 35 voegde aldus aan artikel 1 van de wet van 22 januari 1945 een § 4 toe. De daarin in het tweede lid opgenomen omschrijving, « ten minste 60 % van het aantal bedrijven in de sector », is echter ontoereikend om de bedoelde representativiteit te verzekeren. Bij de behandeling in de Senaat deed dit interpretatieprobleem nopens de door de Kamer van volksvertegenwoordigers aangenomen tekst zich reeds voor : in de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden legde de minister van Economie een verklaring af waarin hij duidelijk stelde dat het criterium dient gelezen te worden « als 60 % van het marktaandeel van de aardoliesector ». Verder voerde hij aan : « dat betekent concreet dat wanneer de programmaovereenkomst zal moeten ondertekend worden, het volstaat één of meerdere handtekeningen te hebben die samen 60 % van het marktaandeel van de petroleumsector vertegenwoordigen. »
Dit wetsvoorstel heeft tot doel de onduidelijkheid omtrent het criterium voor het bindend maken van programmaovereenkomsten uit te klaren en eventuele toekomstige betwistingen te vermijden.
Jean-Marie DEDECKER Luc WILLEMS Stephanie ANSEEUW. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 1, § 4, van de wet van 22 januari 1945 betreffende de economische reglementering en de prijzen, ingevoegd bij de wet van 27 december 2005, wordt het tweede lid vervangen als volgt :
« Indien één of meer beroepsverenigingen waarmee een programmaovereenkomst wordt afgesloten representatief zijn voor ten minste 60 % van het aantal bedrijven van de sector en 60 % van het marktaandeel van de sector, dan wordt de programmaovereenkomst bindend voor de hele sector. »
27 december 2005.
Jean-Marie DEDECKER Luc WILLEMS Stephanie ANSEEUW. |