3-1493/2

3-1493/2

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

21 DECEMBER 2005


Wetsontwerp houdende diverse bepalingen


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEER BEKE EN MEVROUW DE SCHAMPHELAERE

Art. 82

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 82. — In artikel 29bis van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, wordt tussen het voorlaatste en laatste lid een nieuw lid ingevoegd dat luidt als volgt :

« Deze commissie richt binnen haar schoot een Werkgroep radio-isotopen op. Deze werkgroep staat in voor de voorstellen en het verstrekken van de adviezen die zijn bedoeld in art. 35, § 2ter, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. De samenstelling en de werkingsregels van deze werkgroep wordt door de Koning bepaald. » »

Verantwoording

De radio-isotopen hebben een bijzonder statuut. Soms zijn ze geregistreerd als farmaceutische specialiteiten, maar soms worden ze ook magistraal bereid of kunnen ze als medisch hulpmiddel aangewezen worden. Bovendien zijn er twee types van radio-isotopen, deze voor therapeutisch gebruik en deze voor diagnostisch gebruik. Om wille van dit bijzonder statuut willen wij dan ook dat voor het uitwerken van voorstellen voor de vergoeding van radio-isotopen een interne werkgroep binnen de Commissie Tegemoetkoming Geneesmiddelen (CTG) wordt opgericht en niet, zoals in het wetsontwerp staat, in de vorm van een Technische Raad. Enkel door de oprichting van een werkgroep binnen de CTG kan de deskundigheid en onafhankelijkheid gewaarborgd worden. Een Technische Raad kan immers zelf geen verantwoordelijkheid dragen en werkt dus in functie van een orgaan dat die verantwoordelijkheid zelf wel neemt. Hiervoor is de CTG het meest geschikt.

Nr. 2 VAN DE HEER BEKE EN MEVROUW DE SCHAMPHELAERE

Art. 83

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

In de logica van ons amendement op art. 82 waarbij wij de voorkeur geven aan een werkgroep radio-isotopen binnen de schoot van de CTG boven de oprichting van een Technische Raad, vervalt het voorgestelde artikel 83.

Nr. 3 VAN DE HEER BEKE EN MEVROUW DE SCHAMPHELAERE

Art. 85

In dit artikel, het 2º doen vervallen.

Verantwoording

Gezien wij geen voorstander zijn van de oprichting van een « Technische Raad voor Radio-isotopen », dient in functie van deze oprichting artikel 35, § 2ter, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen ook niet aangepast te worden. Daarom stellen wij in dit amendement de schrapping voor van artikel 85, 2º van het ontwerp van wet houdende diverse bepalingen.

Nr. 4 VAN DE HEER BEKE EN MEVROUW DE SCHAMPHELAERE

Art. 90bis (nieuw)

Een artikel 90bis (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 90bis. — In de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt een artikel 35septies ingevoegd, luidende :

« Onverminderd de bepalingen van artikel 72bis, § 2bis, als de minister of de Commissie Tegemoetkoming Geneesmiddelen vaststelt dat de begunstigden geen tegemoetkoming krijgen voor bepaalde specialiteiten bedoeld in artikel 34, eerste lid, 5º, c), 1) of 2), omdat die niet zijn opgenomen in de lijst bedoeld in artikel 35bis, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden en de regels bepalen volgens welke de Commissie Tegemoetkoming Geneesmiddelen alle ondernemingen die de betrokken specialiteiten op de Belgische markt brengen, kan verzoeken voorstellen van opname in de in artikel 35bis bedoelde lijst te formuleren, overeenkomstig de procedure bepaald door de Koning, die ook de nadere regels vaststelt volgens welke de Commissie Tegemoetkoming Geneesmiddelen kan voorstellen de lijst te wijzigen, rekening houdend met de voorgestelde vergoedingsbasis. » »

Verantwoording

Dit amendement beoogt de invoeging van een nieuw artikel 35 septies, dat de mogelijkheid biedt een offerteaanvraag uit te breiden tot specialiteiten zonder patent die niet of nog niet worden terugbetaald en waarvan het werkzaam bestanddeel aanwezig is in geen enkele specialiteit die opgenomen is in de lijst van terugbetaalbare farmaceutische specialiteiten.

In het vigerende systeem kunnen immers alleen terugbetaalbare specialiteiten aan een offerteaanvraag deelnemen.

Nr. 5 VAN DE HEER BEKE EN MEVROUW DE SCHAMPHELAERE

Art. 122bis (nieuw)

Een artikel 122bis (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 122bis (nieuw). — Art. 95 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 95. — Zijn niet begrepen in het budget van de financiële middelen van het ziekenhuis :

1º de prijs van de farmaceutische specialiteiten en van de generische geneesmiddelen die opgenomen zijn in de lijst in bijlage bij het koninklijk besluit van 21 december 2001, en die als dusdanig het voorwerp kunnen uitmaken van terugbetaling vanwege de verplichte ziektekostenverzekering;

2º het honorarium van de zorgverleners in verband met de hiernavolgende geneeskundige verstrekkingen :

a) de gewone zorg en de technische verstrekkingen voor diagnose en behandeling door geneesheren;

b) de tandheelkundige zorg ter bewaring of herstelling;

c) de zorg verstrekt door kinesitherapeuten;

d) de verlossingen door de gediplomeerde vroedvrouwen;

e) alle andere zorg en verstrekkingen die voor de revalidatie en de herscholing zijn vereist, voor zover de uitvoering ervan niet gebonden is aan de specifieke werkzaamheden van de dienst waarin de zieke is opgenomen;

3º het honorarium van de zorgverleners en de kosten met betrekking tot het verstrekken van brillen en andere oogprothesen, hoortoestellen, wagentjes, orthesen en uitwendige prothesen;

4º de vergoeding voor de verstrekkingen door apothekers of licenciaten in de scheikundige wetenschappen die gemachtigd zijn analyses van klinische biologie te verrichten;

5º de kosten verbonden aan medische hulpmiddelen die beantwoorden aan de definities van artikel 1, § 1, 1º, van het koninklijk besluit van 15 juli 1997 betreffende de actieve implanteerbare medische hulpmiddelen, artikel 1, § 2, 1º, of Bijlage IX, punt 1.2, van het koninklijk besluit van 18 maart 1999 betreffende de medische hulpmiddelen of artikel 35, § 3, I, van de Bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, en die hetzij het voorwerp uitmaken van een tegemoetkoming vanwege de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, hetzij voorkomen op een door de Koning, op voorstel van het Verzekeringscomité, vast te stellen lijst. »

Verantwoording

Artikel 122bis betreft een aanpassing van art. 95 van de wet op de ziekenhuizen. Met de nieuwe tekst van art. 95 van de wet op de ziekenhuizen worden alle medische hulpmiddelen (actieve implantaten, niet-actieve implantaten, ...) uitgesloten uit het budget van financiële middelen indien deze hetzij het voorwerp uitmaken van een tegemoetkoming vanwege de verplichte ziektekostenverzekering, hetzij voorkomen op een door de Koning, op voorstel van het Verzekeringscomité, vast te stellen lijst. Bij het opmaken van de lijst dient er participatie te zijn van de partners op het RIZIV. Het enige orgaan waarin geneesheren, ziekenhuisbeheerders en ziekenfondsen op het RIZIV samen zitten is het Verzekeringscomité.

Nr. 6 VAN DE HEER BEKE EN MEVROUW DE SCHAMPHELAERE

Art. 136bis (nieuw)

In Hoofdstuk II, Titel XIV, een artikel 136bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 136bis. — Artikel 4 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van de vrijwilligers, wordt aangevuld als volgt :

« De verplichtingen van de organisatie die in de organisatienota worden vermeld, zijn bindend voor de organisatie ». »

Verantwoording

Het bindend maken van de verplichtingen opgenomen in de organisatienota geeft meer duidelijkheid en houvast aan de vrijwilliger.

Niet elke vrijwilliger heeft dezelfde band met de organisatie waarbinnen hij/zij een engagement opneemt.

Het is een vertaling van de relatie organisatie/vrijwilliger.

Nr. 7 VAN DE HEER BEKE EN MEVROUW DE SCHAMPHELAERE

Art. 138bis (nieuw)

Een artikel 138bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 138bis. — In artikel 10 van dezelfde wet worden het eerste lid en het tweede lid vervangen als volgt :

« Het onbezoldigd karakter van het vrijwilligerswerk belet niet dat de door de vrijwilliger voor de organisatie gemaakte kosten door de organisatie worden vergoed. De realiteit en de omvang van deze kosten moeten niet bewezen worden, voor zover het totaal van de ontvangen vergoedingen niet meer bedraagt dan 50 euro per dag, 750 euro per kwartaal en 1 500 euro per jaar. De in de vorige zin bedoelde bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex 116,15 (basis 1996=100) en variëren zoals bepaald bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldingingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bedragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.

Na advies van de Nationale Arbeidsraad en de Hoge Raad voor de vrijwilligers kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de bedragen bedoeld in het eerste lid verhogen voor alle vrijwilligers, of voor bepaalde categorieën vrijwilligers, onder de voorwaarde die de koning bepaalt ». »

Verantwoording

De momenteel geldende bedragen van 27,92 euro per dag, 675,68 euro per kwartaal en 1116,65 euro per jaar zijn reeds door de realiteit achterhaald.

Voor diverse vrijwilligers is het noodzakelijk de barema's op te trekken, zoniet wordt hun engagement onmogelijk gemaakt bijvoorbeeld vrijwilligers in de rust- en verzorgingstehuizen, de ziekenhuizen enz.

Tevens kan op voorwaarde van een akkoord met de sociale partners een aparte behandeling voor specifieke groepen als sporttrainers worden uitgewerkt en gehanteerd.

Nr. 8 VAN DE HEER BEKE EN MEVROUW DE SCHAMPHELAERE

Art. 139bis (nieuw)

In hoofdstuk II, Titel XIV, een artikel 139bis (nieuw) invoegen luidend :

« Art. 139bis. — In wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van de vrijwilligers wordt in hoofdstuk VII een artikel 10bis toegevoegd, luidend als volgt :

« De vrijwilliger bestuurslid van een vrijwilligersorganisatie zoals bepaald in artikel 3, § 3º, en werknemer, ongeacht de aard van hun statuut of arbeidsovereenkomst kan een onbetaald vrijwilligersverlof van maximaal twee halve dagen per maand opnemen.

De vrije dagen worden gelijkgesteld met gewerkte dagen in het kader van de opbouw van pensioenrechten.

De bestuursfunctie wordt bewezen aan de hand van de statuten en of notulen van de vereniging. » »

Verantwoording

In alle segmenten en sectoren van onze maatschappij zijn er mensen die zich onbaatzuchtig en vrijwillig engageren, mensen die een groot stuk van hun vrije tijd ter beschikking stellen tot het organiseren, het besturen en/of deelnemen aan activiteiten ten voordele van de bepaalde bevolkingsgroepen of met het oog op het bereiken van vooropgestelde doelen. Deze activiteiten gaan van het inzamelen van gelden, de verkoop van stickers of ander materiaal voor een specifiek doel (bijvoorbeeld het Rode Kruis); het ontwikkelen van strategieën ter bevordering van de emancipatie van minderheidsgroepen in onze samenleving (bijvoorbeeld de vierde wereldorganisaties) als een projectaanbieding bijvoorbeeld de jeugdbewegingen.

In elke organisatie zijn er enkele mensen die de verantwoordelijkheid van het geheel op zich nemen, de bestuursleden. Zij zetten zich niet alleen in voor een goede werking van de beweging maar ook voor de veiligheid van hun leden en voor een vlotte samenwerking binnen de organisatie. Tevens zorgen zij voor een harmonisch samengaan van de activiteiten van de organisatie met hun nabije en verdere omgeving. Elke organisatie en beweging wordt geconfronteerd met administratieve verplichtingen, bijvoorbeeld inzake de regelgeving burgerlijke aansprakelijkheid. Elk evenement op zich vraagt een aparte studie omtrent de te vervullen noodzakelijke administratieve formaliteiten.

Derhalve spenderen bestuurleden, verantwoordelijken van de ontelbare organisaties in onze samenleving, niet alleen tijd in de ontwikkeling van hun werking en het realiseren van hun doelstellingen maar ook in het opsporen, afhandelen en het vervullen van de wettelijk verplichte administratieve taken.

Aangezien de administraties overwegend toegankelijk zijn tijdens de werkuren, worden bestuursleden genoodzaakt hun vakantiedagen op te nemen om hun organisaties in orde te kunnen stellen met de verplichte formaliteiten.

Het noodgedwongen opnemen van extra vakantiedagen wordt ervaren als een overbelasting, als een overbevraging van vrijwilligers.

Met de voorgestelde extra vrije halve dagen per maand zou de vrijwilliger in de mogelijkheid gesteld worden zijn engagement tot volle ontplooiing te brengen.

Wouter BEKE
Mia DE SCHAMPHELAERE.

Nr. 9 VAN DE HEER STEVERLYNCK C.S.

Art. 35

In dit artikel, het tweede lid van de voorgestelde § 4 vervangen als volgt :

« Indien één of meerdere beroepsverenigingen waarmee een programmaovereenkomst wordt afgesloten representatief zijn voor ten minste zestig procent van het aantal bedrijven van de sector en zestig procent van het marktaandeel, dan wordt de programmaovereenkomst bindend voor de hele sector.

Indien aan slechts één van de twee voorwaarden bedoeld in het vorige lid is voldaan, wordt de programmaovereenkomst slechts algemeen bindend indien zij niet wordt verworpen door één of meerdere beroepsverenigingen die, al naargelang het geval, aan de niet behaalde voorwaarde voldoen. »

Verantwoording

De regeling waarin het wetsontwerp voorziet, is in onbalans. Zo is de petroleumsector in België structureel heel verschillend : die sector wordt immers gedomineerd door 7 grote ondernemingen die goed zijn voor een marktaandeel van 75 %, maar in die sector zijn alles samen zowat 800 ondernemingen actief. Krachtens de bepaling in het ontwerp zou 60 % van de ondernemingen van de sector, met een marktaandeel van misschien maar 15 %, met de regering een nieuwe programmaovereenkomst kunnen sluiten, zonder dat ze rekening hoeven te houden met de overige 85 %.

Dit amendement voorziet in een dubbele meerderheid, waarbij rekening moet worden gehouden met het aantal ondernemingen van de sector én met het marktaandeel van de in die sector actieve ondernemingen.

Volgens ons is deze regeling evenwichtiger dan wat de regering in het wetsontwerp voorstelt.

Het amendement verhoogt het democratisch gehalte van de voorgestelde regeling, nu de beroepsvereniging of verenigingen die al naargelang het geval een meerderheid van het marktaandeel of van het aantal ondernemingen vertegenwoordigen, een vetorecht hebben indien zij menen dat hun belangen worden geschaad.

Zodoende kan geen overeenkomst algemeen bindend worden verklaard die ofwel niet door de kleine verdelers, ofwel niet door de 7 grote verdelers wordt aanvaard.

Het amendement sluit aan bij de bedoeling van de minister, om eventueel verschillende overeenkomsten te sluiten met vertegenwoordigers van grote en kleine verdelers.

Nr. 10 VAN DE HEER STEVERLYNCK C.S.

Art. 37

In dit artikel het voorgestelde tweede lid doen vervallen.

Verantwoording

Dit lid machtigt de Koning om, wanneer geen handelaar op de geografische lijst staat, ondermeer één of meer handelaars te verplichten over te gaan tot levering met gespreide betaling.

Het creëren van een mogelijkheid om een handelaar te verplichten op een bepaalde wijze handel te drijven (door hem in casu te verplichten over te gaan tot levering wanneer dit bijvoorbeeld voor hem absoluut niet voordelig is), is in strijd met het decreet van 2-17 maart 1791 tot afschaffing van het gildenwezen (zg. Decreet d'Allarde), nu de vrijheid van eenieder om handel te drijven enkel kan beperkt worden op gronden van publieke veiligheid, rust en gezondheid. Enkel op deze gronden kan de staat verantwoorden dat door haar handelen de verkoop bemoeilijkt wordt of kostelijker wordt (zie onder meer Cass, 11 november 1844, Pas. 1845, I, 12; Cass., 11 juli 1939, Pas., 1939, I, 358,).

Geen van deze voorwaarden zijn in dit geval aanwezig, zodat, wanneer het werkelijk de bedoeling is van de wetgever het artikel deze draagwijdte toe te kennen, een beroepsvereniging deze verplichting kan boycotten nu de prijshandhaving en de verzekering van een behoorlijk inkomen van één of meerdere van haar leden in het gedrang komt (zie daarover Cass. 2 juni 1960, A.C., 1960, 881).

Het amendement heft dan ook deze onwettigheid op, en nodigt de minister uit op zoek te gaan naar een wettig alternatief.

Nr. 11 VAN DE HEER STEVERLYNCK C.S.

Art. 41bis (nieuw)

In Titel VII, Hoofdstuk I, tussen de artikelen 41 en 42 een nieuwe afdeling 5 invoegen, met als opschrift « Afdeling 5 — Verlaging van de bijzondere accijns op bepaalde motorbrandstoffen », luidende :

« Art. 41bis

§ 1. Het tarief van de bijzondere accijns vastgesteld bij artikel 419, b) en c), voor ongelode benzine van de GN-codes 2710 11 41, 2710 11 45 en 2710 11 49 en vastgesteld bij artikel 419, e) i) en f) i), voor de gasolie van de GN-codes 2710 19 41, 2710 19 45 en 2710 19 49 kan dalen overeenkomstig de procedure bepaald in § 2.

§ 2. Het tarief van de bijzondere accijns zal worden verlaagd vanaf de eerste en bij elke verhoging van de maximumprijs vastgesteld door de programmaovereenkomst betreffende de verkoopprijzen van de aardolieproducten afgesloten tussen de Belgische Staat en de petroleumsector, op voorwaarde dat deze verhoging leidt tot het vastleggen van een maximumprijs van de richtproducten vermeld in de programmaovereenkomst hoger dan 1,50 EUR per liter, voor de ongelode benzine en hoger dan 1,10 EUR per liter, voor de gasolie.

§ 3. De verlaging van de bijzondere accijns komt overeen met :

— het bedrag aan BTW, berekend op het prijsverschil tussen de nieuwe maximumprijs en de limiet vastgesteld in § 2, indien het een verhoging betreft van de maximumprijs van een niveau dat lager ligt dan of gelijk is aan de limiet vastgesteld in § 2 naar een niveau dat hoger ligt dan deze limiet;

— het bedrag aan BTW, berekend op het prijsverschil tussen de nieuwe maximumprijs en de vorige maximumprijs, indien het een verhoging betreft van de maximumprijs tussen twee niveaus die gelegen zijn boven de limiet vastgesteld in § 2. »

Verantwoording

Met het koninklijk besluit van 24 mei 2005 betreffende de verlaging van de bijzondere accijns op bepaalde motorbrandstoffen werd het zogenaamde omgekeerde cliquetsysteem ingevoerd.

Wanneer de diesel- of benzineprijzen een bepaald niveau bereiken, dalen hierdoor de accijnzen. Deze gunstmaatregel voor de burgers geldt echter maar tot eind december 2005. In het verslag van de bevoegde Kamercommissie gaf de minister van Financiën aan dat ook de omgekeerde cliquet in de wetgeving zal worden geïntegreerd. Dit zou betekenen dat zij ook voor de toekomst van kracht blijft.

Deze maatregel ontbreekt evenwel in de programmawet

Het amendement voorziet in een niet in de tijd beperkte verlenging van het omgekeerde cliquet-systeem ook na 31 december 2005, en volgt daarmee de intentie van de minister.

Gelet op art. 42 van de programmawet dat geldt voor het hele hoofdstuk treedt de maatregel in werking op 1 januari 2006.

Nr. 12 VAN DE HEER STEVERLYNCK C.S.

Art. 41ter (nieuw)

In de in het amendement 11 voorgestelde nieuwe afdeling 5, een nieuw artikel invoegen, luidende :

« Art. 41ter (nieuw). — Bij elke prijsverhoging die een daling van de bijzondere accijns tot gevolg heeft, publiceert de minister van Financiën een officieel bericht in het Belgisch Staatsblad, dat het bedrag van de verhoging van de maximumprijs inclusief BTW, het nieuwe tarief van de bijzondere accijns en de datum van inwerkingtreding vermeldt. »

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement 11.

Nr. 13 VAN DE HEER STEVERLYNCK C.S.

Art. 80

In dit artikel de woorden « op een door de Koning te bepalen datum » vervangen door de woorden « op 1 januari 2006 ».

Verantwoording

Er is geen reden tot verder uitstel van inwerkingtreding. Bovendien brengt verder uitstel het nut en de kwaliteit van de in de franchisewet voorziene evaluatie in het gedrang.

Jan STEVERLYNCK
Etienne SCHOUPPE
Hugo VANDENBERGHE.