3-1467/1

3-1467/1

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

2 DECEMBER 2005


Wetsvoorstel houdende aanvulling van artikel 20, eerste lid, van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken

(Ingediend door de heren Luc Willems en Jean-Marie Dedecker)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel strekt ertoe voortaan klaar en duidelijk aan te geven dat zowel vennootschappen als particulieren een voorafgaande beslissing in fiscale zaken, een zogenaamde « ruling », kunnen aanvragen en verkrijgen. Nog teveel particulieren zijn zich van die mogelijkheid niet bewust, omdat de rulingpraktijk al te vaak als een loutere « vennootschapsaangelegenheid » wordt beschouwd.

Indien men zekerheid wil over de fiscale gevolgen van een geplande verrichting, dan kan men bij de fiscus een voorafgaande fiscale beslissing of ruling aanvragen.

Belgiė kende tot voor kort echter geen algemene en uniforme rulingpraktijk. Samen met de hervorming van de vennootschapsbelasting is daar verandering in gekomen.

1. WAT WORDT ONDER EEN RULING VERSTAAN ? (1)

X., « Accountancy, Audit, Boekhouding, Fiscaliteit, HRM, consultancy », Vias Update, nr. 55, 20 november 2003, blz. 1-3.

Een ruling is een juridische handeling waarbij de FOD Financiėn, overeenkomstig de geldende fiscale bepalingen, vaststelt hoe de wet wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

De rulingpraktijk op zich, of de mogelijkheid om voorafgaandelijk op bindende wijze het standpunt van de fiscus te vernemen bij een geplande transactie, is echter niet geheel nieuw.

De fiscale administraties kenden immers, enerzijds, een informele praktijk van het toekennen van individuele akkoorden, zowel op lokaal niveau als op het niveau van de centrale diensten te Brussel. Anderzijds bestond reeds de formeel geregelde rulingpraktijk inzake enkele zeer specifieke fiscale materies (2) .

De in de hervormingswet van 24 december 2002 opgenomen nieuwe regeling, die in werking is getreden op 1 januari 2003, strekte ertoe om een algemene rulingpraktijk mogelijk te maken.

Aldus kreeg Belgiė een veralgemeend en open rulingsysteem, waarbij de mogelijkheid van voorafgaande rulings werd uitgebreid tot gelijk welke « bijzondere situatie of verrichting die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad », met uitzondering van uitdrukkelijk uitgesloten gevallen.

2. HISTORIEK (3)

Willems R., « De Belgische rulingpraktijk », Mechelen, Ced. Samsom, 2003, blz. 8-15; Gemis G. en Cops G., « De blijde intrede van de rulingpraktijk ą la hollandaise. Gaat het ditmaal lukken ? », A.F.T., 2000, blz. 14-19; Spagnoli K., « Naar een veralgemeende rulingpraktijk », in Peeters B. (ed.), « Hervorming van de vennootschapsbelasting », Brussel, De Boeck & Larcier, 2003, blz. 169-175.

Grosso modo kunnen drie fases (4) onderscheiden worden in de evolutie naar de huidige situatie, die een vierde fase inluidt.

A. Voorafgaandelijk aan de jaren '90 : de individuele informele akkoorden

Lefevre S., o.c., blz. 2-4.

Sinds lang bestaat er in Belgiė een praktijk van informele akkoorden met de administratie. Dergelijke akkoorden kunnen gesloten worden met betrekking tot feitelijke kwesties, zowel op het niveau van de lokale diensten als op het niveau van de centrale diensten en dit op elk moment, dus zowel proactief (bijvoorbeeld naar aanleiding van een belastingcontrole) als na de verrichting (bijvoorbeeld tijdens fiscale controles).

B. De periode 1991/1992-1999 : de voorafgaande schriftelijke akkoorden (klassieke ruling)

De tweede fase werd ingeluid door een geformaliseerde procedure, ingevoerd bij de wetten van 20 juli 1991, 23 oktober 1991 en 22 juli 1993 (5) .

Vanaf 1 januari 1993 was het mogelijk om voor welbepaalde geplande verrichtingen betreffende directe belastingen een formeel voorafgaand akkoord te vragen. Daartoe werd bij koninklijk besluit van 9 november 1992 (Belgisch Staatsblad van 25 november 1992) een « Commissie voor Voorafgaande akkoorden » (hierna « Commissie » genoemd) opgericht binnen de administratie der Directe Belastingen.

De mogelijkheid om een dergelijk voorafgaand akkoord te vragen, werd ingevoerd samen met het vage begrip « rechtmatige behoeften van financiėle of economische aard ». Om de rechtszekerheid van de belastingplichtige te waarborgen, werd de mogelijkheid geboden specifieke vraagstukken van fiscale aard voor te leggen aan de Commissie. Tot dan was de regeling beperkt tot de inkomstenbelastingen met betrekking tot de in artikel 345 WIB 1992 opgesomde verrichtingen (6) .

De toepassing van die mogelijkheid werd naderhand uitgebreid tot andere wetsartikelen, namelijk de artikelen 26, 54 en 344, § 2, van het WIB 1992. Nadien hebben opeenvolgende wetten het toepassingsgebied van de voorafgaande akkoorden nog meer uitgebreid.

In de loop van het jaar 1994 voerde de wet van 30 maart 1994 parallelle antirechtsmisbruiksbepalingen in op het vlak van de indirecte belastingen, meer bepaald inzake registratie — en successierechten. De Commissie werd toen uitgebreid met ambtenaren van de BTW, registratie en domeinen.

C. Vanaf het einde van de jaren '90 : de voorafgaande schriftelijke beslissingen (ruling bis)

Lassaux R., « Ruling : naar een uniforme, soepele en stelselmatige aanpak », I.A.B. Info, 2002, afl. 18-19, blz. 5.

Bij koninklijk besluit van 3 mei 1999 werd naast het systeem van de voorafgaande akkoorden vanaf 14 juni 1999 een nieuw systeem van voorafgaande beslissingen ingevoerd. Belastingplichtigen kregen de mogelijkheid om te rade te gaan bij de « Dienst van Voorafgaande Beslissingen » (hierna « Dienst » genoemd), die bevoegd was om kandidaat-investeerders fiscale waarborgen te bieden.

De bevoegdheid van de Commissie werd bijgevolg herschikt. De Commissie behield een focus op reorganisatieakkoorden, terwijl de Dienst meer gericht werd op verrekenprijzen (Transfer Pricing) in ruime zin, m.i.v. de bijzondere regimes.

D. De huidige situatie : het nieuwe veralgemeende rulingsysteem

Samen met de hervorming van de vennootschapsbelasting in 2002 wilde de regering ook de verschillende systemen van voorafgaande akkoorden en beslissingen in fiscale zaken hervormen. Bij de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken werd de reeds vroeger bestaande mogelijkheid om een fiscale ruling aan te vragen drastisch uitgebreid.

Ter vervanging van alle andere systemen kan sinds 1 januari 2003 elke (potentiėle) belastingplichtige een voorafgaande beslissing in fiscale zaken vragen over alle materies, behalve de uitdrukkelijk uitgesloten zaken.

Daarom werden de bestaande formele rulingpraktijken (art. 345 WIB; art. 18, § 3, W. Reg.; art. 106, § 2 W.Succ.; koninklijk besluit van 3 mei 1999) afgeschaft en vervangen door een algemene en eenvormige wettelijke beschikking, zowel voor directe als indirecte belastingen en gelijkgestelde belastingen.

Vroeger kon er slechts een voorafgaand akkoord gevraagd worden over een aantal specifieke bepalingen, zoals het al dan niet bestaan van rechtmatige financiėle of economische behoeften bij een fusie of splitsing.

Vanaf 1 januari 2003 is er een ruling mogelijk over alle aanvragen met betrekking tot de toepassing van de belastingwetten, die onder de bevoegdheid van de FOD Financiėn vallen of waarvan deze de inning of de invordering verzekert.

Een ruling mag echter geen vrijstelling of vermindering van belastingen tot gevolg hebben en mag enkel betrekking hebben op vragen over de toepassing van de belastingwetgeving.

Uit wat voorafgaat, kan worden afgeleid dat de vorige rulingpraktijken blijkbaar niet volledig beantwoordden aan de noden van de belastingplichtigen. Bovendien kon een snelle procedure, om zekerheid te krijgen over de fiscale gevolgen van een investering, een belangrijke troef zijn bij het aantrekken van buitenlandse investeringen.

E. Ratio legis van het huidige rulingsysteem

Teneinde nieuwe investeringen in Belgiė te promoten moest onze fiscale rechtsorde bijgevolg een grotere rechtszekerheid kunnen bieden. Om die reden was het aangewezen het toepassingsgebied van de reeds bestaande rulingpraktijk uit te breiden en te veralgemenen.

Daarnaast ontstond de nood aan een algemeen en transparant systeem van voorafgaande beslissingen dat voor alle belastingplichtigen van toepassing is (en bijvoorbeeld niet enkel voor nieuwe investeerders).

Door het instellen van de nieuwe procedure wilde de wetgever duidelijk nieuwe contactmogelijkheden tussen de belastingplichtigen en de fiscale administratie invoeren. De wetgever beoogde de belastingplichtige op die wijze een voorafgaande juridische zekerheid te geven, met inachtneming van zowel nationale als internationale normen.

Daarenboven trachtte men op deze manier de bezwaren in fiscale materies af te remmen en aldus de kosten te beperken die er, zowel voor de administratie als voor de burgers, uit voortvloeiden.

De nieuwe rulingpraktijk heeft tevens tot doel de materies waarvoor een ruling kan worden aangevraagd gevoelig uit te breiden en de procedures te vereenvoudigen.

Het is immers gerechtvaardigd dat burgers die ongerust zijn over hun fiscale toestand of die de fiscale behandeling willen kennen van een bepaalde transactie, terechtkunnen bij de administratie, ongeacht of het om een louter technische vraag gaat dan wel om een ingewikkeld fiscaal mechanisme.

3. AANVRAAG VAN EEN RULING

Een ruling dient schriftelijk aangevraagd te worden bij de « Dienst van Voorafgaande Beslissingen » van de FOD Financiėn.

De aanvraag moet gemotiveerd zijn. Zij moet de volgende gegevens bevatten :

— de identiteit van de aanvrager en eventueel van de andere betrokken partijen en derden;

— de beschrijving van de activiteiten van de aanvrager;

— de volledige beschrijving van de bijzondere situatie of verrichting;

— de verwijzing naar de wettelijke of reglementaire bepalingen waar de beslissing moet op slaan.

In voorkomend geval moet er een kopie worden bijgevoegd van de aanvragen die over hetzelfde onderwerp werden ingediend bij de fiscale overheden van andere Europese lidstaten of van derde landen waarmee Belgiė een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting heeft gesloten, en van de beslissingen met betrekking tot deze aanvragen.

Tot zolang er geen beslissing is genomen, dient de aanvraag aangevuld te worden met elk nieuw element dat betrekking heeft op de bijzondere situatie of verrichting.

De beslissing van de FOD Financiėn wordt meegedeeld binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum dat de aanvraag volledig is. De aanvrager en de FOD Financiėn kunnen die termijn in onderlinge overeenstemming wijzigen.

4. GEVALLEN WAARIN GEEN RULING MOGELIJK IS

De gevallen waarin geen ruling mogelijk is, worden bepaald in artikel 22 van de voormelde wet van 24 december 2002 en in artikel 1 van het koninklijk besluit van 17 januari 2003 tot uitvoering van artikel 22, tweede lid, van de wet van 24 december 2002, met name indien :

1. de aanvraag betrekking heeft op situaties of verrichtingen die identiek zijn aan situaties of verrichtingen die op fiscaal vlak reeds gevolgen hebben ten aanzien van de aanvrager of op fiscaal vlak het voorwerp vormen van een administratief beroep of gerechtelijke handeling tussen de Belgische Staat en de aanvrager;

2. het treffen van een ruling niet aangewezen is of zonder uitwerking is op grond van de in de aanvraag aangevoerde wettelijke of reglementaire bepalingen;

3. de aanvraag betrekking heeft op elke toepassing van de belastingwetgeving betreffende invordering en vervolgingen.

Inzake inkomstenbelasting kan geen ruling worden toegestaan wanneer :

1. Bij het indienen van de aanvraag essentiėle elementen van de beschreven verrichting of situatie betrekking hebben op een vluchtland dat niet samenwerkt met de OESO;

2. De beschreven verrichting of situatie geen economische substantie heeft in Belgiė.

De ruling bindt de FOD Financiėn voor de toekomst, behalve :

1. indien de voorwaarden inzake ruling niet vervuld zijn;

2. indien blijkt dat de situatie of verrichting door de aanvrager onvolledig of onjuist omschreven is, of indien essentiėle elementen van de verrichting niet werden verwezenlijkt op de door de aanvrager omschreven wijze;

3. ingeval van wijziging van de bepalingen van de verdragen, van het gemeenschapsrecht of van het interne recht, die van toepassing zijn op de door ruling beoogde situatie of verrichting;

4. indien blijkt dat de ruling niet in overeenstemming is met de bepalingen van de verdragen, van het gemeenschapsrecht of van het interne recht.

Bovendien bindt de ruling de FOD Financiėn niet meer wanneer de voornaamste gevolgen van de situatie of de verrichting gewijzigd zijn door één of meer elementen, die rechtstreeks of onrechtstreeks aan de aanvrager toe te schrijven zijn. In dat geval heeft de intrekking van de ruling uitwerking vanaf de dag waarop de aan de aanvrager ten laste gelegde feiten hebben plaatsgehad.

5. WEINIG GEKENDE ASPECTEN VAN DE RULING

Wat minder gekend is, is het feit dat men tevens een ruling kan aanvragen in het kader van het beheer van een privé-vermogen, bijvoorbeeld bij de verkoop van aandelen van een exploitatievennootschap aan een familiale patrimoniumvennootschap (7) .

Op die manier kan men te weten komen of een dergelijke aandelentransactie belastingvrij is of zal beschouwd worden als een speculatieve en dus belastbare verrichting.

Ondanks het feit dat de ruling kan worden aangevraagd in verband met aanzienlijk meer materies dan vroeger, blijft het een « vennootschapsaangelegenheid ». Ook privé-personen kunnen echter veel baat hebben bij een voorafgaande fiscale beslissing.

Uit het bestaande artikel 20, eerste lid, van de wet van 24 december 2002 kan echter niet éénduidig worden afgeleid of particulieren al dan niet een ruling kunnen aanvragen.

Vandaar het voorstel om de tekst aan te vullen met de zinsnede « zowel uitgaande van vennootschappen als van particulieren ».

Luc WILLEMS
Jean-Marie DEDECKER.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 20, eerste lid, van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken worden tussen het woord « aanvragen » en het woord « betreffende » de woorden « , zowel uitgaande van vennootschappen als van particulieren, » ingevoegd

Art. 3

Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

24 oktober 2005.

Luc WILLEMS
Jean-Marie DEDECKER.

(1) X., « Accountancy, Audit, Boekhouding, Fiscaliteit, HRM, consultancy », Vias Update, nr. 55, 20 november 2003, blz. 1-3.

(2) Lefevre S., Scriptie Fiscaal Recht « De juridische aard en de bindende kracht van de ruling », Universiteit Gent, Faculteit Rechtsgeleerdheid, Academiejaar 2003-2004, blz. 1.

(3) Willems R., « De Belgische rulingpraktijk », Mechelen, Ced. Samsom, 2003, blz. 8-15; Gemis G. en Cops G., « De blijde intrede van de rulingpraktijk € la hollandaise. Gaat het ditmaal lukken? », A.F.T., 2000, blz. 14-19; Spagnoli K., « Naar een veralgemeende rulingpraktijk », in Peeters B. (ed.), « Hervorming van de vennootschapsbelasting », Brussel, De Boeck & Larcier, 2003, blz. 169-175.

(4) Lefevre S., o.c., blz. 2-4.

(5) Lassaux R., « Ruling : naar een uniforme, soepele en stelselmatige aanpak », I.A.B. Info, 2002, afl. 18-19, blz. 5.

(6) Behaeghe I., Cauwenbergh P., Claes S., Defoor W., De Greeve G., Gazagnes D., Sablon S., Thilmany J., Vanheeswijck L., Vertommen S., en Wille P., « De rulingprocedure inzake directe belastingen », Fisc.Koer., 1995, blz. 119; Peeters B. en Cauwenbergh P., « Het voorafgaand schriftelijk akkoord : fiscale (schijn)rechtszekerheid ? », T.F.R., 1993, blz. 134, nr. 1.

(7) X., « Spreek voorafgaandelijk met de fiscus af », De Zelfstandige, nr. 4, 15 februari 2005, blz. 10.