3-1322/1 | 3-1322/1 |
1 AUGUSTUS 2005
I. INTRODUCTION
Op donderdag 7 juli 2005 organiseerde de Werkgroep « Ruimtevaart » van de Senaat een hoorzitting met vertegenwoordigers van Arianespace. Deze hoorzitting vond plaats ter gelegenheid van de officiële inauguratie van een schaalmodel van Ariane 4, de meest succesvolle draagraket ter wereld, in de Senaat.
Deze hoorzitting kadert in de bijzondere aandacht die de Werkgroep « Ruimtevaart » wil besteden aan het Europese ruimtevaartbeleid. De nadruk zal hierbij gelegd worden op de positie van de Belgische industrie en de Belgische wetenschap in de Europese ruimtevaartsector, de interesse van de jeugd in ruimtevaart en in wetenschappelijke studies, en op de berichtgeving in de media inzake ruimtevaart.
De voorzitter, de heer François Roelants du Vivier, wees erop dat Ariane 4 de succesvolste draagraket ter wereld is. Bovendien was zij in de jaren '80 en '90 het paradepaardje van de Europese ruimtevaart. Dankzij de Ariane 4 behoort Europa op het gebied van ruimtevaart vandaag de dag tot de wereldtop.
Ons land is van nabij betrokken in dit project. Men kan zonder twijfel stellen dat bij elke lancering van een Ariane 4 een stukje Belgische spitstechnologie mee de ruimte ingaat.
België zal er op elk vlak over waken dat Europa zijn autonome toegang tot de ruimte kan behouden. Strategisch, politiek en economisch gezien staat er te veel op het spel om daar zomaar van af te zien.
II. VOORSTELLING VAN DE ACTIVITEITEN VAN ARIANESPACE DOOR MEVROUW FRANÇOISE BOUZITAT, FINANCIEEL DIRECTEUR
Arianespace viert dit jaar zijn 25e verjaardag. Europa mag trots zijn op de weg die het in die kwarteeuw heeft afgelegd dankzij de niet-aflatende steun van de ESA-lidstaten en de investeringen die zij mogelijk hebben gemaakt op het gebied van draagraketten. Arianespace heeft zich weten te vestigen als wereldleider in de lancering van commerciële satellieten en heeft bovendien rijkelijk bijgedragen tot de ontwikkeling van telecommunicatie ontplooid in de ruimte voor Europa en de rest van de wereld.
Met de Ariane 4-draagraket heeft Arianespace al zijn knowhow tentoon kunnen spreiden en zich kunnen opwerpen als dé wereldreferentie inzake lanceringsdiensten. Tussen 1988 en 2003 verzorgde Arianespace 116 lanceringen van de Ariane 4, waarvan maar liefst 98 % succesvol was en waarmee om en bij de 150 satellieten in een baan om de aarde werden gebracht.
Vandaag bouwt Arianespace voort op deze ervaring om zo zijn dienstverlening op het vlak van lanceringen nog verder te verbeteren en Europa toegang tot de ruimte te verschaffen. Het is tegelijk ook de bedoeling het hoogtechnologische industriële weefsel van het transport naar en in de ruimte in stand te houden.
Arianespace is een Europees avontuur, waarin België nog steeds een belangrijke rol speelt. Ons land vertegenwoordigde 6 % van het productieprogramma voor de Ariane 4 en kwam daarmee op de derde plaats, na Frankrijk en Duitsland. Met de komst van de Ariane 5 is België een groter belang gaan hechten aan de toegang tot de ruimte : het aandeel van ons land is inmiddels opgetrokken tot 7 %.
In Europa is België ten slotte het land dat het hoogste percentage van zijn BNP uittrekt voor ruimtevaart.
België beschikt over een hoogtechnologische ruimtevaartindustrie, met onder meer de firma SABCA, die de voorste en achterste mantel vervaardigt van de stuwmotoren met vaste brandstof evenals de hydraulische vijzels van de centrale cryogene rakettrap en de stuwmotoren. Verder is er ook Techspace-aero, een bedrijf dat kleppen vervaardigt. Het is belangrijk voor Arianespace voldoende actief te blijven om dit industriële weefsel met zijn hooggeschoolde personeel in stand te houden.
De ruimtevaart brengt de landen in Europa dichter bij elkaar. De toepassingen in de ruimtevaart zijn ook gunstig voor de burger. Naast de toepassingen in de telecommunicatie, die intussen hun plaats hebben gevonden in het dagelijks leven van de Europese burger, bestaan er immers nog een aantal programma's die hun weldaden zullen bewijzen voor de Europese burgers en industrie. De programma's in kwestie, waarvan sommige nog in ontwikkeling zijn, beslaan gebieden zoals de scheepvaart, het milieubeheer en de meteorologie met de Eumetsat-satellieten. Bovendien is in de afgelopen jaren het Europees ruimtevaartprogramma uitgewerkt door de Europese Unie, in samenwerking met de Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA). De belangrijkste twee gebruikersprogramma's zijn enerzijds de voortzetting van Galileo, het programma voor satellietnavigatie dat op de Amerikaanse GPS lijkt, dat op termijn 140 000 banen moet scheppen in Europa en waarvoor de eerste testsatellieten eind dit jaar gelanceerd worden, en anderzijds het GMES-programma voor de Wereldwijde Monitoring van Milieu en Veiligheid.
België is bij monde van onder meer de heer Philippe Busquin, voormalig Europees commissaris voor Onderzoek, europarlementslid en voorzitter van de Intergroep voor lucht- en ruimtevaart in het Europees parlement, een van de vurigste aanhangers van een Europese aanpak op het gebied van ruimtevaart.
2005 betekent echter niet alleen de 25e verjaardag van Arianespace, maar ook het begin van een opleving in de sector van de draagraketten en de ruimtevaart na enkele moeilijke jaren.
Dankzij de succesvolle lancering van de 10 ton- versie van de Ariane 5, de zogenaamde ECA, mag Europa rekenen op een betrouwbare draagraket, die bovendien de grootste is op de commerciële markt.
In de loop van de komende dagen zal wellicht een generische Ariane 5 worden gelanceerd, met aan boord een Thaise telecommunicatiesatelliet. Het betreft de Ipstar, de zwaarste commerciële satelliet die ooit is gelanceerd, met een gewicht van ruim zes en een halve ton. De volgende vlucht van de Ariane 5 ECA zou meteen daarna moeten plaatsvinden.
Arianespace heeft tot nog toe al 222 satellieten gelanceerd en heeft nog 41 aanvragen lopen, wat meer is dan wie ook ter wereld. Dit betekent dat de Europese industrie al zeker tot 2009 op bestellingen mag rekenen. Om aan deze vraag te voldoen zijn in juni 2004 30 Ariane 5-raketten besteld, voor een totaalbedrag van 3 miljard euro.
Arianespace is een mooi avontuur, maar het is wel noodzakelijk vooruit te blijven denken en rekening te houden met de uitdagingen op korte en lange termijn.
Op korte termijn moeten wij blijk geven van operationele capaciteit en steeds grotere flexibiliteit. Ons doel bestaat erin jaarlijks 6 Ariane 5-raketten te lanceren. Alleen al voor de zomer van 2005 staan 4 dergelijke lanceringen op het programma, waarvan de eerste 's nachts moet worden uitgevoerd.
De industrie is van nabij betrokken in de productie van een unieke Ariane 5 ECA die het mogelijk moet maken de kosten te drukken zonder daarbij te tornen aan de strenge kwaliteitsnormen.
Europa en Arianespace hebben ook een strategie ontwikkeld, die bestaat in een grotere verscheidenheid van de Europese draagraketten met Ariane, Sojoez en Vega.
Ariane 5 is de zwaarste draagraket. Sojoez is een middelgrote draagraket, die in staat is lasten tot 3 ton in een geostationaire overgangsbaan om de aarde te brengen. Vega wordt de lichtste draagraket van de familie en is in staat een last van 1,5 ton in een lage baan om de aarde te brengen.
Vanaf eind 2007 of begin 2008 zullen Sojoez en Vega gelanceerd worden vanop de lanceerbasis van Kourou, in Frans-Guyana. De bouw van de lanceerinstallaties is al aan de gang. Met deze familie draagraketten hoopt men soepeler te kunnen inspelen op de vraag van de satellietoperatoren.
Door zijn middelen te optimaliseren zal Europa in staat zijn elk type last in welke baan dan ook om de aarde te brengen. Dit garandeert de nodige soevereiniteit en de autonomie die vereist is voor een goede concurrentiepositie, wat bijzonder belangrijk is voor de veiligheids- en defensieprogramma's. In dit kader heeft de Ariane al zo'n 25 satellieten voor militaire telecommunicatie en aardobservatie gelanceerd, in hoofdzaak voor de lidstaten van de NAVO.
Met zin voor vernieuwing heeft Arianespace ten slotte ook structuur gegeven aan de manier waarop de verschillende landen toegang krijgen tot de ruimte, in de vorm van de « Space Alliance ». Door de krachten te bundelen van Boeing (bouwer van de Sea Launch-raket), Mitsubishi (met de H2A-draagraket) en Arianespace (Ariane 5), bieden wij onze klanten operationele back-up bij hun lanceringsplannen.
Deze aanzet tot internationale samenwerking zal verder gestalte krijgen in de lopende projecten zoals de vluchten naar het internationale ruimtestation en het programma voor de verkenning van het zonnestelsel. Dit maakt geslaagde contacten mogelijk tussen de Europese ATV's en de CEV — het bemande gedeelte dat momenteel door de Amerikanen wordt ontwikkeld, maar ook met Rusland, dat samen met Europa werkt aan de ontwikkeling van de nieuwe draagraket die de Ariane 5 moet opvolgen.
Op lange termijn zijn de besprekingen over de ruimtevaart die momenteel binnen de Europese instellingen worden gevoerd, van doorslaggevend belang voor onze sector, met name door de afwerking van het Europees ruimtevaartprogramma door de EU en de ESA en door de volgende Ministerraad van de ESA, die gepland is voor december. Wij hopen dat deze besprekingen leiden tot een klimaat van eerlijke concurrentie, zodat het financiële evenwicht van de sector kan gegarandeerd worden.
Twee punten lijken ons meer bepaald van essentieel belang :
— het gebruik van Europese draagraketten en aangepaste gebruikersprogramma's,
— de uitwerking van een R&D-programma dat toereikend is om de huidige capaciteiten in stand te houden.
Al 25 jaar lang staat Arianespace borg voor vernieuwing. Technisch gezien verbetert de capaciteit van de draagraketten en op commercieel vlak worden aan de klant steeds beter aangepaste oplossingen geboden ten dienste van de Europese burger.
Europa heeft mooie vooruitzichten en Arianespace stelt alles in het werk om dankzij de huidige successen de toekomst op lange termijn met vertrouwen tegemoet te kunnen zien. En wellicht zal binnen 10 of 15 jaar de Ariane 5 dezelfde diensten bewezen hebben aan Europa en zal er op deze prestigieuze plek naast het schaalmodel van de Ariane 4 ook een van de Ariane 5 verschijnen.
III. GEDACHTEWISSELING
1. Situatie in Europa na de negatieve referenda
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter, is blij dat de nadruk is gelegd op de rol die ruimtevaart kan spelen om zich opnieuw te verenigen rond een Europees project. Niemand kan ontkennen dat Europa thans in crisis is na de negatieve referenda in Frankrijk en Nederland. Er is veel onzekerheid over de toekomst van Europa. Ruimtevaart is bij uitstek geschikt om mensen opnieuw te doen dromen en hen samen te brengen rond een echt Europees project.
De heer Matthieu Weiss, Permanent Vertegenwoordiger van Frankrijk in Brussel inzake ruimtevaartaangelegenheden, benadrukt dat ruimtevaart de enige nieuwe bevoegdheid voor Europa was die in het ontwerp van grondwet is weerhouden. Indien dit ontwerp niet kan worden goedgekeurd, moet er alles aan worden gedaan om de bepalingen ter zake te recupereren, omdat anders de juridische grondslag voor een beleid van de Europese Unie wegvalt.
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter, verwijst naar eerste minister Verhofstadt die het Belgisch parlement heeft gevraagd op korte termijn een standpunt in te nemen inzake de definiëring van een nieuw Europees project. Europa bevindt zich in een situatie die vergelijkbaar is aan die tijdens de periode tussen het afwijzen van een defensiegemeenschap door het Frans parlement in 1954 en de relance die aan Europa is gegeven tijdens de conferentie van Messina in 1955. Het is hoog tijd om uit de impasse te raken, en het Belgische parlement zal hiertoe een eerste aanzet geven einde september 2005. De leden van de Werkgroep « Ruimtevaart » zullen erop toezien dat ruimtevaart niet vergeten zal worden.
2. Financiering van de ruimtevaartsector in Europa en de Verenigde Staten
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter, benadrukt de grote discrepantie inzake de financieringswijze van de ruimtevaartactiviteit in Europa en in de Verenigde Staten. Dit debat is ook recent gevoerd in de schoot van de Europese interparlementaire ruimtevaartconferentie E.I.R.C. (zie document 3-1320/1 van de Senaat) en is behandeld in de slotresolutie van deze conferentie :
« Priority must be given to a European launch solution in case of institutional launches. Ariane 5, Soyouz and VEGA should be preferably chosen for any member states institutional launch. »
« Priority must be given to launch services lead by European stakeholders in the framework of institutional launches by member countries of ESA. »
De heer Remo Pellichero, SABCA, vraagt of dit standpunt zonder debat is aanvaard en of dit kan worden beschouwd als een unaniem standpunt van de E.I.R.C. ? Men raakt hier immers aan één van de grootste twistpunten tussen de Verenigde Staten en Europa inzake ruimtevaart.
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter, stelt dat dit een unaniem standpunt is. Velen hebben natuurlijk tijdens de conferentie hun visie op dit punt uiteengezet, en vooral de Britse delegatie heeft haar bedenkingen geuit over de mogelijke exclusiviteit inzake institutionele lanceringen voor Europese draagraketten. Niettemin is iedereen overtuigd van het nut van een preferentiële behandeling van de Europese draagraketten.
3. De toekomst van het Europese lanceerprogramma na Ariane 5
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter, verwijst naar de slotresolutie van de E.I.R.C. en citeert :
« Considering [...] that the launch industry will suffer from 2005 on from a dramatic loss of expertise as a result of a lack of any concrete development programme for the post Ariane 5 period, »
« The EISC proposes the immediate approval of the second period of the ESA Future Launcher Preparatory Programme at the occasion of the next ESA ministerial Council to be held in December 2005, based on a coherent and cost-effective approach elaborated from a global long term vision for launchers, including also « demonstrators », in particular in the framework of security and defence questions. »
Het is duidelijk dat Europa door zijn lanceerprogramma een grote voorsprong heeft opgebouwd. Dit mag niet verloren gaan door een gebrek aan visie in het opstellen van een opvolger.
4. Mogelijke samenwerking Boeing — Lockheed
De heer Michel Praet, ESA, vermeldt de geplande intensieve samenwerking tussen Lockheed en Boeing inzake het uitvoeren van lanceringen. Kan dit gevolgen hebben voor de concurrentiepositie van Arianespace en hoe kan dit worden opgevangen ?
Mevrouw Françoise Bouzitat, Arianespace, bevestigt dat de zogenaamde « United Launch Alliance » die Boeing en Lockheed samenbrengt op het vlak van gouvernementele lanceringen, nauwgezet gevolgd moet worden. Bedoeling van deze twee rivalen is om de lanceringen, uit te voeren voor NASA of het Departement van Defensie, gezamenlijk te doen met de Atlas V en Delta IV raketten.
Het spreekt voor zich dat, hoewel het geen rechtstreeks verband houdt met de commerciële markt, dit grote risico's inhoudt voor deze markt. Dit zou immers kunnen leiden tot een zekere vorm van verdoken overheidssteun aan deze ondernemingen.
Vandaar dat de Europese Commissie, wiens mededingingsauthoriteit deze samenwerking moet goedkeuren, met bijzondere aandacht deze zaak bestudeert. Niemand eist een verbod op deze alliantie, maar er wordt wel gevraagd dat de geldende regels gerespecteerd worden en blijven.
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter, vraagt of deze samenwerking gevolgen kan hebben voor de overeenkomst tussen Arianespace en « Sea Launch » dat in handen is van Boeing.
Mevrouw Françoise Bouzitat, Arianespace, antwoordt dat dit geen rechtstreeks gevolg heeft, aangezien « Sea Launch » een autonome onderneming is binnen de Boeing-familie. Maar het spreekt voor zich dat er wel bijkomende garanties zullen worden gevraagd en overleg zal moeten worden gepleegd tussen de betrokkenen, moesten er zich onrustwekkende evoluties voordoen in dit « United Launch Alliance » dossier.
5. Kourou
De heer Eric Beka, Hoog Vertegenwoordiger voor het Belgisch ruimtevaartbeleid, informeert of er nieuwe investeringen vereist zijn om de lanceerbasis van Kourou klaar te maken/te houden voor nieuwe lanceringen, eventueel met een militaire dimensie.
Mevrouw Françoise Bouzitat, Arianespace, antwoordt dat nieuwe investeringen bovenop de reeds goedgekeurde inspanningen niet nodig zijn. De basis van Kourou is van in het begin zo geconcipieerd dat er voldoende technologische en veiligheidsgaranties kunnen gegeven worden.
In dit opzicht is het akkoord tussen Frankrijk en de Verenigde Staten waarin Kourou wordt aanvaard als site die volledig in overeenkomst is met de ITAR-regels, de beste garantie.
Ter informatie : de ITAR-regels vormen een indrukwekkend geheel van procedures en reglementeringen die bepalen of en hoe Amerikaanse gevoelige technologieën mogen worden gebruikt. Aangezien elke satelliet wel één of meer Amerikaanse onderdelen bevat, hebben deze regels een grote impact op de Europese ruimtevaartindustrie.
Een mogelijk probleem had zich kunnen stellen bij de inplanting van Soyouz in Kourou. Deze voor Europa strategische samenwerking stootte op heel wat weerstand bij de Verenigde Staten, en enkel toen de garantie werd gegeven dat de Soyouz-installaties op geen enkele wijze zouden worden gekoppeld aan de Ariane- en VEGA-installaties, kon een groen licht van de Verenigde Staten worden verkregen.
6. Belang van wetenschappelijk onderzoek
Mevrouw Joëlle Kapompolé, Senator, verwijst naar uitspraken van de heer Philippe Busquin inzake de alarmerende situatie waarin de onderzoekswereld in Europa zich thans bevindt. Hij klaagt het gebrek aan visie aan die vandaag bestaat, en roept op om onderzoek op alle mogelijke manieren te ondersteunen. Mogelijke maatregelen die op korte termijn genomen kunnen worden, zijn :
— mogelijkheid tot aangaan van een lening voor de aanschaf van installaties en uitrusting om aan fundamenteel onderzoek te doen,
— creatie van een wetenschappelijke maribel om de rechtstreekse aanwerving van wetenschappers te promoten.
Mevrouw Françoise Bouzitat, Arianespace, merkt op dat, hoewel Arianespace in de eerste plaats een onderneming is die exploiteert, er een zeer nauwe band is met de wereld van fundamenteel onderzoek. Elke lancering is een avontuur, er is nooit routine, er zijn steeds nieuwe en onverwachte problemen. Om het hoofd te bieden aan deze problemen, is het noodzakelijk te kunnen beschikken over hooggekwalificeerde en uiterst gespecialiseerde wetenschappers.
Wil men deze mensen blijven vinden, is een ondersteuning door goed gefundeerde en gefinancierde onderzoeksprogramma's essentieel. Arianespace is wat ongerust over de richting die ESA lijkt in te willen slaan als het haar programma's op middellange termijn betreft. Men mag zich niet enkel concentreren op de industriële ontwikkeling, er moet minstens evenveel energie als voorheen worden besteed aan de programma's inzake onderzoek. De politieke wil moet nu meer dan ooit gevonden worden om deze programma's te bewaren en verder uit te diepen.
De heer Remo Pellichero, SABCA, is verontrust door het feit dat hij, buiten de middelen voorzien voor Galileo en GMES, nergens iets hoort over andere gelden. Is dit correct ?
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter, voegt hieraan toe dat het laatste voorstel van het Luxemburgse EU-voorzitterschap weinig goeds beloofde voor onderzoek in Europa.
De heer Eric Beka, Hoog Vertegenwoordiger voor het Belgisch ruimtevaartbeleid, stelt dat België zijn standpunt ter voorbereiding van de interministeriële conferentie van ESA in december 2005, nog dient te bepalen. Dit zal in de Ministerraad gebeuren. Alle steun van het parlement uit om de bevoegde minister te overtuigen van het belang van meer fondsen voor onderzoek, is welkom.
Er dient te worden opgemerkt dat België tijdens de tweede Europese « Space Council » het belang van ruimtevaart voor de burger heeft onderstreept. Het is daarom bijzonder jammer te moeten vaststellen dat er een groot verschil is tussen wat Europa zegt te willen doen, en Europa effectief doet in dit opzicht. Niet enkel het teleurstellende Luxemburgs begrotingsvoorstel dat de middelen voor onderzoek in Europa praktisch halveerde, maar ook het gebrek aan een transversale budgetlijn over alle directoraten van de Europese Commissie heen die ruimtevaart in dienst moet stellen van alle Europese politieken, bevestigen dit.
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter, is ervan overtuigd dat de heer Busquin als Europees Parlementslid zeer goed geplaatst is om dit op Europees niveau te controleren. Wat België betreft, zal hij voorstellen om een actualiteitsdebat te houden in het najaar in de Senaat om deze problematiek aan te kaarten. Als toekomstig voorzitter van de E.I.R.C. is België trouwens zeer goed geplaatst om ook bij de collega's van de andere nationale parlementen aan te dringen op een goede uitkomst van dit problematisch dossier.
De heer Michel Praet, ESA, begrijpt de frustratie van de heer Busquin volkomen. Onder voorzitterschap van de heer Prodi werd voorgesteld om het budget in Europa voor ruimtevaart over een periode van 10 jaar te verdubbelen. Thans worden voorstellen gelanceerd die eerder uitgaan van een halvering. Het probleem is echter niet enkel budgettair, ook politiek is er nog veel te doen.
ESA en de Europese Commissie zijn in het verleden overeengekomen dat de Europese Commissie zou bepalen wat het nodig heeft van de ruimtevaart om haar politieke te ondersteunen en efficiënter te maken. Enkel met die informatie kan ESA haar programma's verfijnen en concretiseren. De Europese Commissie heeft echter nog steeds geen antwoord gegeven.
Mevrouw Joëlle Kapompolé, Senator, maakt allusie op de typisch Belgisch context waarin verschillende entiteiten op alle politieke niveau's, federaal en regionaal, bevoegd zijn voor deze materie. Wellicht is om deze reden een bijzondere rol weggelegd voor de Senaat als kamer die de gemeenschappen en gewesten vertegenwoordigt.
7. IDE-fonds
De heer Remo Pellichero, SABCA, informeert naar de stand van zaken in het IDE-dossier. Er is sprake van de oprichting van een fonds voor innovatie dat 150 miljoen euro zou bevatten. Is er een deel van voorbehouden voor ruimtevaart ?
De heer Eric Beka, Hoog Vertegenwoordiger voor het Belgisch ruimtevaartbeleid, antwoordt dat de uitvoeringsmodaliteiten voor dit fonds zullen besproken worden in de Ministerraad. Hierbij dienen nog een aantal problemen te worden opgelost. Zo is er de wil van de federale regering om een deel van de middelen voor te behouden voor die projecten die onder federale bevoegdheid vallen. Ruimtevaart is er hier één van de belangrijkste van.
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter, stelt dat het parlement wacht op de beslissing van de regering, maar het zal zeker toezien op de werking van dit fonds en de concrete middelen die naar ruimtevaart zullen gaan.
Le président-rapporteur, |
François ROELANTS DU VIVIER. |