3-1417/1 | 3-1417/1 |
28 OKTOBER 2005
1. Inleiding
1.1. Enkele onthutsende cijfers
Ten minste een op vijf vrouwen in België wordt geconfronteerd met geweldplegingen vanwege haar partner. In 13,4 % van de gevallen gaat het om ernstig geweld. Vijfennegentig procent van alle daden van geweld geschiedt binnen de woonst. Voor Europese vrouwen tussen 16 en 44 jaar is geweld binnen het gezin de eerste doodsoorzaak, vóór auto-ongevallen en kanker.
Bij geweld tussen partners is zo'n twee procent van de slachtoffers mannelijk.
Twintig procent van de oproepen bij de politie heeft met geweld in het gezin te maken.
Het vooroordeel dat partnergeweld enkel in de lagere sociale klassen voorkomt gaat niet op. Uit een studie uitgevoerd in Nederland blijkt dat 50 % van de geweldenaars houder is van een universitair diploma.
Uit de statistieken van de federale politie blijkt dat het geweld tussen partners of ex-partners nog toeneemt — van 7 084 gevallen in 2000 tot 10 137 gevallen in 2004 (1) .
Negenentwintig procent van de Belgen kent slachtoffers van partnergeweld, luidens een onderzoek van Dedicated Research in samenwerking met Amnesty International.
Er sterven in ons land jaarlijks zeventig vrouwen nadat ze door hun partner zwaar mishandeld zijn (2) .
1.2. Het beleid op nationaal niveau
Op 11 mei 2002 keurde de Ministerraad een Nationaal Plan ter bestrijding van geweld tegen vrouwen goed. Dat plan omvat twee krachtlijnen : enerzijds de strijd tegen geweld binnen het gezin en anderzijds de strijd tegen de mensenhandel.
De wet van 28 januari 2003 tot toewijzing van de gezinswoning aan de echtgenoot of de wettelijk samenwonende partner die het slachtoffer is van fysieke gewelddaden vanwege zijn partner en tot aanvulling van artikel 410 van het Strafwetboek vloeit voort uit dat actieplan.
De wet beoogt een betere strafrechtelijke en burgerrechtelijke bescherming van het slachtoffer, enerzijds door de verhoging van de strafrechtelijke sanctie en anderzijds door de gezinswoning toe te wijzen aan het slachtoffer.
Tevens werd door de regering een Nationaal Actieplan tegen partnergeweld (2004-2007) uitgewerkt. Een van de eerste concrete maatregelen tengevolge van dit plan was de campagne « Geweld in huis ? Praat erover.. ». Verder werden diverse rapporten opgesteld met aanbevelingen voor de opvang van slachtoffers van mishandeling.
Ook het Nationaal Veiligheidsplan (2004-2007) gaat in op de problematiek. Er is bijzondere aandacht voor de misdrijven tegen personen zoals geweld binnen het gezin, kindermishandeling, seksueel geweld en ontvoering door de ouders.
Op een vraag om uitleg (nr. 3-919) van senator Anseeuw betreffende het intrafamiliale geweld en het Nationale Actieplan tegen partnergeweld antwoordde de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen dat de multidisciplinaire aanpak van intrafamiliaal geweld in de gerechtelijke arrondissementen Antwerpen en Luik aan de basis ligt van de toekomstige richtlijn inzake intrafamiliaal geweld, die ter advies werd voorgelegd aan het college van procureurs-generaal.
Op 3 september jongstleden kondigde minister Onkelinx aan dat zij een omzendbrief voorbereidt die tegen het einde van het jaar moet leiden tot een absolute nultolerantie voor partnergeweld. Geen enkele klacht mag dan nog onbehandeld blijven. De omzendbrief bouwt voort op de aanpak in de gerechtelijke arrondissementen Luik en Antwerpen.
Dat is veelbelovend, doch de indieners van dit voorstel menen dat men nog een stap verder moet gaan. Er moet niet enkel systematisch een proces-verbaal worden opgesteld en een doorverwijzing naar de parketten plaatsvinden. Partnergeweld moet daadwerkelijk worden vervolgd, ook als de klacht wordt ingetrokken.
Binnen de politiezone moet een interventiecel partnergeweld worden opgericht, die instaat voor de rechtshandhaving en de proactieve aanpak van partnergeweld. De cel stelt eveneens een draaiboek op ten bate van de ordehandhavers. Elk feit van partnergeweld wordt eveneens opgenomen in een dossier en elektronisch bewaard in een databank.
Wat de opvolging van de processen-verbaal betreft zal de procureur des Konings feiten van partnergeweld niet meer kunnen seponeren. Dat probleem werd trouwens reeds eerder aangekaart in de rechtleer. De indieners zullen die rechtsleer overlopen in de artikelsgewijze bespreking van het voorstel. De harde aanpak wordt sinds 1988 met veel succes toegepast in Noorwegen.
Verder is het essentieel dat die maatregelen wettelijk worden vastgelegd. Niet alleen omdat een rondzendbrief in de hiërarchie der normen maar een mager beestje is, doch vooral omdat enkel een krachtig signaal vanwege de overheid en het parlement in het bijzonder een mentaliteitswijziging teweeg kan brengen bij de bevolking en de ordehandhavers.
De maatregelen zijn noodzakelijk gezien de specificiteit van het intrafamiliaal geweld.
In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op die specificiteit. Partnergeweld is geen misdrijf als een ander. Het is een misdrijf dat samengaat met enkele specifieke mechanismen, waardoor het slachtoffer geïsoleerd raakt en geen actie onderneemt. Enkel door rekening te houden met die bijzondere mechanismen kan men de stijgende cijfers inzake partnergeweld terugdringen. Men moet de oorzaken van het intrafamiliaal geweld goed doorgronden, wil men een sluitende handhaving uitwerken.
In hoofdstuk 3 geven de indieners een stand van zaken betreffende de houding van de politiediensten en de parketten ten opzichte van partnergeweld. Er worden zeer weinig processen-verbaal opgesteld. Als er al wordt geverbaliseerd, wordt daarenboven ook nog vaak geseponeerd. Bovendien vraagt het slachtoffer zelf, tot frustratie van de ordediensten, dikwijls het sepot, omdat ze het opnieuw wil proberen met haar man of omdat hij haar onder druk zet of omdat ze niet wil dat haar man een strafblad krijgt. Al die zaken hebben tot gevolg dat geweld binnen het huwelijk of een relatie tussen volwassen mensen zelden effectief wordt gestraft.
In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de maatschappelijke gevolgen van de terughoudende aanpak van partnergeweld. De kostprijs op moreel en economisch vlak is bijzonder hoog.
Hoofdstuk 5 ten slotte gaat in op de concrete maatregelen die de indieners voorstellen en de algemene filosofie en basishouding die gemeenschappelijk is aan de concrete bepalingen. De indieners pleiten voor een harde aanpak van het echtelijk geweld, zowel op politioneel vlak als op het vlak van de strafvervolging. Ook inzake deontologie en het medisch geheim moeten enkele heilige huisjes sneuvelen. Verder moet het slachtoffer kosteloze rechtsbijstand kunnen genieten.
Het oogmerk van al die bepalingen is de verlaging van de drempel voor het slachtoffer van partnergeweld om naar voor te treden, alsook de maatschappij wakker te schudden. Partnergeweld mag en kan niet worden getolereerd en de dader moet systematisch vervolgd worden. De maatschappij en het parlement moeten duidelijk aangeven dat partnergeweld nooit kan worden goedgekeurd. De wetgever wil aldus een krachtig signaal geven dat partnergeweld onder geen enkele omstandigheid nog goed te praten valt. De dader weet waar hij aan toe is.
2. Partnergeweld : bijzondere karakteristieken
2.1. De bijzondere afhankelijkheidsrelatie van het slachtoffer
« Slachtoffers van partnergeweld staan in een sterke afhankelijkheidsrelatie ten opzichte van hun man, » aldus mevrouw Chris De Groof, stafmedewerkster van het Steunpunt voor algemeen welzijnswerk. « Juist door het geweld worden ze nog meer met elkaar verbonden zoals bij het Stockholmsyndroom. » (3) .
Volgens Chris De Groof valt dit fenomeen te verklaren vanuit het prototype van een gewelddadige relatie. Die schipperen vaak tussen « een roze wolk en de donkerste hel ».
« Op de gruwelijkste geweldplegingen volgen vaak de prachtigste momenten en omgekeerd. De partners zijn dikwijls getrouwd in een soort liefdesroes. Ze zijn zo blij dat ze elkaar hebben gevonden dat ze geen oog hebben voor de dingen die kunnen mislopen. Ze stellen zich het huwelijk voor als een droom. Als dat niet zo blijkt te zijn kunnen ze daar vaak niet mee omgaan. Vrouwen die het slachtoffer zijn van partnergeweld en het blijven verduren, hebben vaak een zeer onrealistisch beeld van hun relatie. Ze zijn de slagen niet vergeten, maar ze geloven oprecht dat het niet meer zal voorvallen. »
Specialisten spreken van een cirkel van geweld. Eenmaal de spanning is ontaard in brutaal geweld volgt een kalme periode, waarin de dader zijn daad probeert te rechtvaardigen door de schuld op de schouders van het slachtoffer te schuiven (4) . Vervolgens verzoent het koppel zich. De dader heeft spijt en toont zijn goede wil. Die laatste fase zet het slachtoffer aan om toch bij de dader te blijven en geen klacht in te dienen. Na verloop van tijd loopt de spanning terug op, en begint de helse cirkel opnieuw.
2.2. Het slachtoffer zwijgt
Een getuigenis die werd genoteerd door Amnesty International is veelzeggend. Het slachtoffer durfde haar omgeving niet te zeggen dat ze geslagen werd : « Je voelt je vuil. Ik probeerde het goed te praten. Ik had medelijden met hem. Ik was bang dat ik zou worden verstoten door de buitenwereld en ik schaamde mij. Bijgevolg heb ik me afgesneden van de buitenwereld. Ik vertelde aan mijn geneesheer dat ik op straat was aangevallen. » (5) .
Ondanks de vele wettelijke bepalingen die de jongste jaren werden aangenomen blijft de wet dode letter. Veel vrouwen durven — uit angst, schaamte of een gevoel van onmacht — geen klacht indienen tegen hun gewelddadige partner.
Mevrouw Rina Ulenaers van Pandora, een VZW die slachtoffers van interfamiliaal geweld opvangt, verwoordt het als volgt : « Het probleem is dat vrouwen steeds hun grenzen verleggen. Als hun man hen slaat, praten ze het goed maar ze zeggen tegen zichzelf « als hij mij verkracht ben ik weg ». Tot het een tijd later zover is, dan vinden ze weer een of ander excuus. Op een bepaald moment is er dan toch iets dat hun tot actie aanzet. Vaak is dat wanneer de kinderen betrokken worden in het geweld. »
Het vrouwenstudiecentrum Amazone stelt het als volgt : « Heel wat vrouwen durven geen klacht indienen omdat ze bang zijn voor de gevolgen. » (6) .
2.3. Het slachtoffer wordt door de dader geïsoleerd
Wat de daders betreft zijn er dikwijls gemeenschappelijke kenmerken. In het begin van de relatie is het meestal een echte prins op een wit paard. De vrouw wordt overladen met cadeautjes. Omdat hij de vrouw zo graag ziet wil hij continu bij haar zijn en vindt hij het niet leuk als ze weer eens alleen afspreekt met vriendinnen. Dat gaat verder en verder en op die manier weekt die man haar helemaal los van haar omgeving, aldus Ulenaers. « Het slachtoffer komt bijgevolg dikwijls alleen te staan en dan gebeurt het. Na een gewelddadige bui heeft de dader berouw en er volgt een betere periode, maar geleidelijk aan bouwt de spanning weer op -het eten is niet lekker, je bent iets vergeten, het was een moeilijke dag- en enkele weken later is het opnieuw van dat. »
Door een combinatie van schaamte en psychologische druk van de dader verwatert het contact met familie en vrienden. Dikwijls maakt de dader het slachtoffer ook financieel afhankelijk, door het onder druk te zetten om de banden met de buitenwereld door te knippen (inclusief werk). Het slachtoffer raakt sociaal geïsoleerd, waardoor de buitenwereld niet op de hoogte is van de mishandeling.
2.4. Het slachtoffer legt de schuld bij zichzelf
De buitenwereld weet meestal niets van het geweld. Het slachtoffer gaat dan al snel de schuld bij zichzelf leggen. « Had ik gezwegen, dan had hij niet geslagen, denken ze. Maar dat is natuurlijk niet zo. » Daardoor is de kans nog kleiner dat het slachtoffer klacht indient. Het slachtoffer ziet zichzelf dikwijls als de oorzaak van het geweld.
2.5. De bijzondere karakteristieken van het partnergeweld vergen bijzondere maatregelen
Door de hoger aangehaalde specifieke mechanismen die meespelen bij dit misdrijf worden er slechts zeer weinig klachten ingediend.
Het slachtoffer :
— is dikwijls geïsoleerd;
— bevindt zich in een afhankelijkheidsrelatie met de dader — een soort Stockholmsyndroom- waarbij geweld wordt afgewisseld met vreugdevolle momenten;
— is dikwijls financieel afhankelijk van de dader (verbod om te werken);
— legt de schuld bij zichzelf;
— kampt met gevoelens van angst, schaamte of/en onmacht; en is bang voor de gevolgen van de klacht.
De Franse Senaat publiceerde onlangs een uitvoering rapport betreffende het bestrijden van geweld binnen een koppel. Daarin wordt onder meer ingegaan op de bijzondere positie van het slachtoffer van partnergeweld en de reden waarom er geen klacht wordt ingediend.
« Un très grand nombre de femmes ne souhaitent pas porter plainte, à cause justement du contexte familial : difficulté à dénoncer le conjoint, qui est aussi le père de l'enfant; peur d'une sanction pour lui; peur des représailles, surtout quand il y a des menaces du conjoint (n'oublions pas que les violences sont particulièrement fréquentes au moment des séparations); sentiment de culpabilité; comptes à rendre à son milieu familial et amical (beaux-parents, amis du couple) ... » (7) .
Het lovenswaardige initiatief van minister Onckelinx, die een omzendbrief aankondigt waarin bepaald wordt dat elk dossier door het parket zal worden behandeld, zal gezien de bijzondere eigenschappen van partnergeweld niet de verhoopte resultaten opleveren. De buitenwereld moet immers eerst op de hoogte zijn van het partnergeweld. De slachtoffers moeten een krachtig signaal krijgen van de overheid dat niet zij, maar de dader alle schuld treft. Dat kan enkel door een wetgevend initiatief, waarbij het slachtoffer garanties krijgt dat er bij het indienen van een klacht ook daadwerkelijk iets wordt gedaan.
Verder moet onder meer de drempel voor het indienen van een klacht worden weggewerkt. Aldus moet een elektronisch formulier worden uitgewerkt, waarbij slachtoffers van partnergeweld een klacht kunnen indienen via het internet. In Duitsland bestaat die mogelijkheid nu reeds (8) . Het slachtoffer moet ook kosteloze rechtsbijstand krijgen en de zekerheid dat het door klacht neer te leggen niet aan nog meer geweld wordt blootgesteld.
De noodzaak van een wetgevend initiatief blijkt duidelijk uit de gangbare praktijk bij de politie en de parketten. Doordat het misdrijf zich in de privésfeer afspeelt zijn de politiediensten en de parketten zeer terughoudend om op te treden.
3. Partnergeweld : politie en parketten reageren terughoudend
3.1. Slechts zelden wordt proces-verbaal opgemaakt
Geweld tussen twee partners wordt door de politie nog vaak als een privézaak beschouwd. Als slachtoffers al naar de politie durven stappen gebeurt het al te vaak dat er geen proces verbaal wordt opgesteld.
De coördinator van de provincie Antwerpen voor Gelijkheid van kansen haalt het volgende voorbeeld aan : « Soms belt het slachtoffer de politie en eenmaal die ter plekke is, zegt de vrouw dat ze geen klacht meer wil neerleggen. »
Het Comité P gaf in oktober 2004 aan dat de politie de nieuwe wet op het partnergeweld nog altijd niet kent. Het probleem wordt nog teveel herleid tot alcoholmisbruik. De inspecteurs proberen bij echtelijk geweld eerst te bemiddelen, maar hebben een bevooroordeelde kijk op het probleem, aldus het rapport van het Comité P. Zo denken ze dat alcohol de oorzaak van het geweld is en dat de problemen dan wel opgelost zullen zijn als de man weer nuchter is.
Amper in zes van de politiezones stelt men altijd een proces-verbaal op. Foto's van verwondingen worden zelden of nooit genomen. Verder vindt slechts 31 van de 196 zones dat partnergeweld een prioriteit of een aandachtspunt is. Dat is ronduit beschamend.
De parketten van Luik en Antwerpen gaan tegen die trend in. Bij hen geldt de nultolerantie wat betreft partnergeweld. Er wordt systematisch een proces-verbaal opgesteld. Er is al enkele jaren een expertisecel rond partnergeweld met hulpverleners en politie. Alle feiten, hoe klein ze ook zijn, worden in het dossier opgenomen. Het is die aanpak die de minister van Justitie wil veralgemenen via een rondzendbrief.
3.2. Opvolging van de processen verbaal bij het parket
Hier wringt het schoentje. Vijfennegentig procent van de dossiers wordt zonder gevolg geklasseerd. Men beschouwt familiaal en partnergeweld in veel parketten nog steeds als een privézaak. Het belangrijkste motief voor seponering dat door de parketten wordt opgegeven is dat het om « misdrijven van relationele aard » gaat. Die houding vloeit voort uit de algemene publieke opinie dat men zich niet hoort te moeien met een privézaak. In hoofdstuk 4 zullen de indieners aantonen dat het tegendeel waar is. De maatschappelijke kostprijs van partnergeweld is zeer hoog, in het bijzonder voor de kinderen. De houding van de parketten is niets anders dan een minimalisering van de problematiek. Ze versterkt overigens nog de eerder aangehaalde publieke opinie dat het om een privézaak gaat.
De rondzendbrief van de minister is een belangrijke stap in de goede richting, doch zelfs bij het project in het arrondissement van Luik, waarop de minister haar omzendbrief baseert, werden van de 300 tussen september en november 2004 geopende dossiers, er reeds 25 geseponeerd; 240 zijn nog steeds in instructie en 15 dossiers werden doorverwezen naar de rechtbank. Een slachtoffer van partnergeweld zegt hieromtrent : « Ik heb twee klachten ingediend en de politie heeft een dossier opgesteld; gaat er een proces volgen en een gerechtelijke uitspraak en zo ja, wanneer ? ».
De indieners menen dat het parket en de politie een proactieve houding moeten aannemen. Men moet niet wachten tot er een klacht wordt ingediend. Zoals uitvoerig werd aangetoond in hoofdstuk 2 is de psychologische en de maatschappelijke drempel nog te hoog.
Een krachtig signaal van de wetgever zal ertoe bijdragen dat het slachtoffer zich niet meer mede schuldig voelt aan het partnergeweld. De maatschappij en het parlement moeten duidelijk aangeven dat partnergeweld nooit kan worden goedgekeurd. De parketten moeten systematisch vervolgen, ook al wordt de klacht ingetrokken. De politie moet optreden, ook al is er nog geen klacht ingediend.
4. De gevolgen van partnergeweld voor de maatschappij
4.1. De menselijke prijs
De cijfers, waarvan de indieners de meeste reeds aanhaalden in de inleiding, spreken voor zich :
— jaarlijks overlijden in ons land zeventig vrouwen tengevolge van partnergeweld;
— 29 % van de Belgen kent een slachtoffer van partnergeweld;
— een op vijf vrouwen in België wordt geconfronteerd met geweldplegingen vanwege haar partner;
— in de leeftijdsgroep van 20 tot 49 jaar ondergaat 1 op 40 mannen op een bepaald moment in zijn leven psychisch of seksueel geweld vanwege zijn partner;
— bij Europese vrouwen tussen 16 en de 44 jaar is geweld binnen het gezin de eerste doodsoorzaak.
Deze cijfers zijn schrikwekkend. Naast het rechtstreekse slachtoffer lijden ook andere gezinsleden onder het partnergeweld. Partnergeweld en kindergeweld hangen samen. Wie agressief is tegenover zijn partner zal dat ook vaak zijn tegenover de kinderen of andere familieleden. Ook tijdens de zwangerschap kan er geweld opduiken. Zwanger zijn van een nieuw kindje zorgt voor heel wat stress binnen het gezin, er gaat van alles veranderen. In gezinnen waar er een slechte communicatie is, kan dat tot agressie tijdens de zwangerschap leiden, aldus sociologe Tinne Mertens.
4.2. Geweld in het gezin heeft een nefaste invloed op de kinderen
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat geweld in een gezin dikwijls een zeer nefaste invloed heeft op de kinderen die ermee worden geconfronteerd. De eigen jeugd is een bepalende factor bij het plegen van geweld. Het volgende citaat spreekt voor zich.
« Approximately 40 per cent of all survivors of domestic violence suffer after-effects serious enough to require therapy in adulthood. After-effects can include inability to trust (which effects the therapeutic relationship), fear of intimacy, depression, suicidal tendencies and other self-destructive behaviours, and low self-esteem, guilt, anger, isolation and alienation from others, drug and alcohol dependency, and eating disorders.
Men who have witnessed their parents « domestic violence are three times more likely to abuse their own wives than children of non-violent parents. » (9) .
Uiteraard gaat niet iedereen die thuis met intrafamiliaal geweld werd geconfronteerd ook zelf over tot geweld. Dat gedrag kan wel getriggerd worden door stress, alcohol en drugs, aldus de verantwoordelijke voor het rapport Intrafamiliaal Geweld, mevrouw Chris De Groof. Zij stelt dat mensen met een gewelddadig verleden wel een groter risico lopen.
4.3. De economische prijs van partnergeweld
Aangezien we niet beschikken over accurate gegevens betreffende partnergeweld in België, kunnen de indieners enkel verwijzen naar cijfers uit het buitenland.
Een studie in het Verenigd Koninkrijk, uitgevoerd door de universiteit van Leeds in opdracht van de regering, wees uit dat de kostprijs van partnergeweld jaarlijks 5,7 miljard pond bedraagt. « The total cost of domestic violence to services (Criminal Justice System, health, social services, housing, civil legal) amounts to £3.1 billion, while the loss to the economy is £2.7 billion.This amounts to over £5.7 billion a year » (10) .
Een studie voor de Nederlandse regering gaf aan dat partnergeweld jaarlijks zo'n 150 miljoen euro kost aan de maatschappij (11) .
5. Besluit
Voorvallen van partnergeweld worden in feite zelden ernstig genomen door de politie en de parketten. In de meeste gevallen komen deze zaken slechts daadwerkelijk voor de rechter als het slachtoffer aandringt of als er sprake is van ernstige en herhaalde mishandeling.
De politie en de parketten eisen een goed gedocumenteerde klacht van het slachtoffer. Doordat partnergeweld niet als prioritair wordt beschouwd, is er te weinig oog voor de bewijsvoering. Als er een klacht wordt ingediend heeft men nog te weinig de reflex om bewijsmateriaal te verzamelen (foto's van de kwetsuren, attesten van de geneesheer, etc.). De vrouw moet herhaalde malen naar het politiebureau komen en zelf het bewijsmateriaal verzamelen.
België heeft er zich op de vierde Wereldvrouwenconferentie van Peking nochtans toe verbonden elke vorm van geweldpleging tegen en discriminatie van vrouwen te voorkomen en uit te bannen.
Door partnergeweld wettelijk te verankeren als een automatisch te vervolgen misdrijf willen de indieners bereiken dat de politie zelf naar de slachtoffers gaat en zelf instaat voor het verzamelen van het bewijsmateriaal.
De indieners zijn voorstander van de oprichting van globale interventiecellen partnergeweld (politie, hulpverenigingen voor gewelddadige mannen, rechters, artsen en hulpverleners). Deze interventiecellen moeten werken naar het voorbeeld van Oostenrijk en Duitsland. De indieners denken hier onder meer aan de Berliner Interventionzentrale bei häuslicher Gewalt die in 1994 werd opgericht. Die verenigt de vrouwenbewegingen, de politie, de rechters, de geneesheren en de hulpverleners. In 2002 werd dit project uitgebreid tot heel Duitsland. Enkel een globale aanpak kan intrafamiliaal geweld terugdringen.
De actieve tussenkomst van de politie bij partnergeweld heeft een grote symbolische waarde stelt het eindrapport van het Committee on Equal Opportunities for Women and Men van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa (12) .
De tussenkomst van de politie symboliseert de ernst van het delict en het vestigt de aandacht op de verantwoordelijkheid van de dader. In het hoger aangehaalde rapport luidt het : « It is very important in securing a change of attitude and behaviour in the dangerous partner, helping the injured party to get over the trauma of the violence and ensuring that the whole of society rejects violence. ».
De tussenkomst van de politie is doorslaggevend in de houding van de dader, het verwerkingsproces van het slachtoffer van de gewelddadige handelingen en de houding van de maatschappij als geheel ten opzichte van partnergeweld. Dat laatste is cruciaal. Enkel door een krachtig signaal van de overheid en de proactieve houding van de ordediensten die daaruit voortvloeit, zal de houding van de maatschappij als geheel ten opzichte van partnergeweld wijzigen. Het zal niet meer als een loutere privézaak worden beschouwd, waardoor de omgeving sneller zal reageren als ze vermoedt dat iemand het slachtoffer is van partnergeweld. De nieuwe aanpak van de ordediensten zal er eveneens toe leiden dat de buren van een slachtoffer van partnergeweld — die heden veeleer onwillig zijn om op treden als getuige — wel naar voren zullen treden.
Het gebrek aan wetgeving inzake de specifieke aanpak en vervolging van partnergeweld is een gevolg van het gebrek aan erkenning door de maatschappij en de overheid van de ernst van de gevolgen van het partnergeweld voor de vrouwen die er het slachtoffer van zijn en de kinderen die er meestal getuige van zijn. De vooropgestelde wetgeving wil een fundamentele wijziging teweegbrengen in de houding van de overheid en de maatschappij als geheel ten opzichte van partnergeweld.
De interventiecel partnergeweld, naar het model van de Berliner Interventionzentrale bei häuslicher Gewalt en de interventiecellen in Minnesota (USA), heeft als hoofddoel om een efficiënte en systematische aanpak van partnergeweld na te streven, waarbij mishandelde vrouwen beter beschermd worden en waarbij de daders niet enkel vervolgd, maar ook veroordeeld worden. De cellen stellen draaiboeken op over de wijze van opsporing, aanpak en ondersteuning, bewijsvoering en samenstelling van een dossier voor de rechtbank (13) . De oprichting van globale interventiecellen sluit aan bij de aanbevelingen van het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen betreffende Peking + 10.
Zoals eerder aangegeven wil dit voorstel tevens kosteloze rechtsbijstand invoeren voor de slachtoffers van partnergeweld. Aldus wordt het dossier ook daadwerkelijk opgevolgd door het slachtoffer. In Noorwegen hebben slachtoffers van huiselijk geweld nu reeds recht op kosteloze rechtsbijstand.
De interventiecellen bouwen ook voort op de huidige initiatieven in de gerechtelijke arrondissementen van Luik en Antwerpen. Wel verschuift de nadruk nog meer naar interventie en handhaving. De hulpdiensten en de geneesheren moeten worden betrokken bij de interventiecellen, daar zij dikwijls als eerste geconfronteerd worden met partnergeweld.
Zeker de hulpdiensten moeten in nauw overleg treden met de interventiecellen, daar onderzoek heeft aangetoond dat slachtoffers van geweld, aangestuurd door de dader, veeleer naar anonieme urgentiediensten gaan. De dader vreest immers dat de huisdokter de signalen van partnergeweld sneller zal detecteren.
Het hoofddoel van dit wetgevende initiatief is de onvoorwaardelijke en systematische vervolging van partnergeweld, conform het succesvolle Noors model.
De interventiecellen werken eveneens een gezamenlijke en geïntegreerde databank uit waarin alle dossiers inzake partnergeweld worden opgenomen. Verder menen de indieners dat de politie de wapens die in de woning worden gevonden, onmiddellijk in beslag moet kunnen nemen, ook als die niets met het incident te maken hebben.
Dokters moeten deontologisch worden aangespoord om partnergeweld aan te geven. De minister zal hieromtrent samen met de ordes een regeling uitwerken. De nota « Partnergeweld, aanzet tot een richtlijn voor huisartsen », die in 2004 werd opgesteld in opdracht van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu kan als leidraad dienen (14) .
De filosofie van dit wetsvoorstel is om het slachtoffer van partnergeweld in staat te stellen de vicieuze cirkel van geweld te doorbreken, opdat zij wordt hersteld in haar waardigheid als vrouw. De indieners willen met dit voorstel het slachtoffer van partnergeweld en de kinderen een hart onder de riem steken en hen helpen de stap te zetten naar hulpverlening, politie en gerecht.
Artikel 2
De indieners zijn zich ervan bewust dat België inzake de beslissing om al dan niet te vervolgen het opportuniteitsbeginsel hanteert. Dat houdt in dat de procureur om beleidsredenen kan afzien van vervolging, al dan niet onder voorwaarden. Het beginsel is het gevolg van een pragmatische keuze waarbij de overheid beslist om, gezien de vele strafbare feiten, niet systematisch alle feiten te vervolgen. In andere landen, waaronder Duitsland en Italië, is de vervolging van strafbare feiten steeds verplicht. Het opportuniteitsbeginsel is wettelijk vastgelegd in artikel 28quater van het Wetboek van strafvordering.
Het hoofddoel van dit wetgevend initiatief is de onvoorwaardelijke en systematische vervolging van partnergeweld. De wetgever wil een krachtig signaal geven dat partnergeweld onder geen enkele omstandigheid nog goed te praten valt. De dader weet waar hij aan toe is. Enkel door een krachtig signaal van de overheid zal de houding van de maatschappij als geheel ten opzichte van partnergeweld wijzigen.
Dit voorstel sluit overigens aan bij de rechtsleer. Zo vraagt professor Chris Van den Wyngaert zich af of inzake de bestrijding van partnergeweld het toekennen van vorderingsrechten aan verenigingen in het kader van artikel 410 van het Strafwetboek wel het juiste antwoord is op het wantrouwen tegenover de parketten dat is opgebouwd naar aanleiding van diverse parlementaire onderzoekscommissies rond politionele en gerechtelijke onderzoeken (Bende van Nijvel, Dutroux) (15) . De professor haalt de volgende mening uit de rechtsleer aan : « Moet er niet eerder getracht worden om de werking van het openbaar ministerie te verbeteren, in plaats van de strafvordering te privatiseren door het toekennen van bepaalde vorderingsrechten aan bepaalde instellingen of verenigingen ? » (16) .
De nieuwe Spaanse regering onder leiding van eerste minister Zapatero werkte onlangs eveneens een integrale aanpak inzake partnergeweld uit.
Overigens werd reeds bij de parlementaire voorbereiding van de wet van 24 november 1997 ertoe strekkende het geweld tussen partners tegen te gaan, aangegeven dat de zwaardere bestraffing die toen werd uitgewerkt ertoe zou leiden dat het openbaar ministerie sneller zou overgaan tot seponering (17) . Die voorspelling is uitgekomen en het is tijd om daar paal en perk aan te stellen. Het parlement moet een krachtig signaal geven via een wetgevend initiatief, wil men als maatschappij het partnergeweld eens en voor altijd terugdringen.
De ratio legis is duidelijk. In gevallen van geweld is de relatie tussen het slachtoffer en de dader van die aard dat het slachtoffer geïsoleerd is. De automatische vervolging waardoor seponering niet mogelijk is, zal het slachtoffer over de streep trekken om klacht in te dienen.
De aangekondigde rondzendbrief van de minister van Justitie zal er niet toe leiden dat de procureur niet meer kan seponeren. De brief maakt het misdrijf enkel prioritair voor de parketten.
De indieners willen de rechtbanken uiteraard niet overbelasten. Daarom wordt er in een uitzondering voorzien inzake het automatisch vervolgen : de bemiddeling in strafzaken, conform artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering, waarbij door het parket alternatieven naar voor kunnen worden geschoven, na bemiddeling tussen dader en slachtoffer. De alternatieven zijn het volgen van een therapie of een opleiding of het verlenen van een dienst ten bate van de gemeenschap.
Het spreekt ook voor zich dat de procureur niet moet vervolgen als de feiten geacht worden niet voldoende bewezen te zijn.
Indieners willen voorkomen dat men overgaat tot sepot omdat de feiten van relationale aard zijn of slechts een lichte inbreuk uitmaken.
Alhoewel artikel 40 van de wet op het politieambt duidelijk stelt dat de bij een politieambtenaar ingediende klachten of aangiften, alsook de nopens misdrijven verkregen inlichtingen en gedane vaststellingen, worden opgenomen in processen-verbaal die aan de bevoegde gerechtelijke overheden worden toegezonden, blijkt dat er op het terrein, zoals hoger aangegeven, slechts zelden effectief een proces verbaal wordt opgesteld. Doordat de procureur des Konings partnergeweld moet vervolgen, zullen de politieambtenaren effectief een proces-verbaal opstellen telken als er sprake is van partnergeweld. In de politiezones zullen de interventiecellen partnergeweld hierop toezien en coördinerend optreden.
Artikel 3
Deze regeling is dezelfde als die van artikel 458bis van het Strafwetboek. Gezien de specifieke en bijzondere eigenschappen van het partnergeweld (zie uitvoerig hierboven), is deze maatregel strikt noodzakelijk. De maatregel werd eveneens bepleit in het rapport van het Comité P. Het rapport stelt uitdrukkelijk : « Dokters en verplegers zouden deontologisch moeten worden aangespoord worden om partnergeweld aan de politie te melden. » (18) .
De bepaling houdt enkel in dat dokters de feiten mogen (niet moeten) melden. Men respecteert aldus de medische plichtenleer. De indieners menen dat partnergeweld dermate ernstige gevolgen heeft voor de slachtoffers, de kinderen van de slachtoffers en de maatschappij dat die mogelijkheid het minimum minimorum is.
Heden is dat reeds mogelijk voor de mishandeling van minderjarigen (artikel 458bis, zie supra). Zoals eerder aangegeven hangen partnergeweld en kindergeweld samen. Wie agressief is tegenover zijn partner zal dat ook vaak zijn tegenover de kinderen of andere familieleden. Het is dan ook niet meer dan logisch dat de regeling wordt uitgebreid tot partnergeweld, wil men daadwerkelijk de mishandeling van kinderen voorkomen. Ze liggen immers dikwijls in elkaars verlengde.
Artikel 4
Slachtoffers van partnergeweld weten vaak niet welk gevolg er aan hun klacht wordt gegeven. Hierboven werd uitvoerig ingegaan op de vele psychologische en praktische drempels waarmee een slachtoffer wordt geconfronteerd. Gezien de zware gevolgen die partnergeweld heeft voor de maatschappij en in het bijzonder voor de slachtoffers alsook de andere gezinsleden en gezien de bijzondere moed die vereist is om als slachtoffer van partnergeweld naar voren te treden, moet de maatschappij er alles aan doen om dat slachtoffer daarbij te ondersteunen.
In Noorwegen hebben slachtoffers van huiselijk geweld nu reeds recht op kosteloze rechtsbijstand. De maatregel bleek bijzonder succesvol. De indieners willen met dit artikel kosteloze rechtsbijstand instellen voor de slachtoffers van partnergeweld.
Artikel 5
Deze maatregel werd bepleit in een rapport van het Comité P dat met gesloten deuren werd besproken in de Kamer (19) . De politie zou luidens het rapport van het Comité P wapens die in de woning worden gevonden, in beslag moeten kunnen nemen, ook al hebben ze niets met het incident te maken.
Zoals eerder besproken verloopt partnergeweld cyclisch, waarbij de daden van geweld steeds erger worden, tot het te laat is om nog tussen te komen als ordehandhaver.
Artikel 6
De vice-eerste minister en minister van Binnenlandse zaken gaf aan dat vanaf 2005 proefprojecten worden opgezet betreffende de aangifte via internet van bepaalde misdrijven. In 2006 zal de maatregel worden uitgebreid tot alle politiezones.
Door deze bepaling kunnen slachtoffers van partnergeweld aangifte doen via het internet. Die maatregel bestaat nu reeds in Duitsland (20) . Hiermee willen de indieners slachtoffers van partnergeweld over de streep trekken om klacht in te dienen. Het vergt immers heel wat moed om de vicieuze cirkel van geweld en afhankelijkheid te doorbreken.
Artikel 7
Dit artikel bepaalt dat er binnen elke politiezone een interventiecel partnergeweld wordt opgericht, die de dwingende richtlijnen van de minister van Binnenlandse Zaken of de minister van Justitie omtrent de bestrijding van partnergeweld uitvoert en die instaat voor de coördinatie van de bestrijding van partnergeweld in de politiezone. Deze interventiecellen moeten werken naar het voorbeeld van Oostenrijk en Duitsland (zie hierboven).
Artikel 8
Deze bepaling heeft tot gevolg dat de minister van Binnenlandse Zaken of de minister van Justitie dwingende richtlijnen voor de lokale politie kan uitvaardigen in het kader van de bestrijding van partnergeweld. De lokale politie is de meest geschikte instantie om partnergeweld te bestrijden. Zij vangt immers het snelst op waar de concrete problemen huizen.
Artikel 9
Daar de oprichting van interventiecellen partnergeweld binnen elke politiezone en het opstellen van draaiboeken enige voorbereiding vergen, is deze bepaling noodzakelijk. Ook het opzetten van een systeem om aangifte van partnergeweld te doen via het internet vergt enige tijd. Het getuigt dan ook van goed bestuur om de desbetreffende bepalingen (de artikelen 6 en 7) pas een jaar na de publicatie van de wet in werking te laten treden.
Stéphanie ANSEEUW Margriet HERMANS Luc WILLEMS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 28quater van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 12 maart 1998, wordt aangevuld met het volgende lid :
« Indien hij de feiten voldoende bewezen acht en behoudens de toepassing van artikel 216ter, vervolgt de procureur des Konings steeds de misdaad of het wanbedrijf als bepaald in artikel 410, tweede lid, van het Strafwetboek. »
Art. 3
In boek II, titel VIII, hoofdstuk I, afdeling II, van het Strafwetboek wordt een artikel 410bis ingevoegd, luidende :
« Art. 410bis. — Eenieder die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen en die hierdoor kennis heeft van een misdaad of een wanbedrijf als bepaald in artikel 410, tweede lid, van het Strafwetboek kan, onverminderd de verplichtingen hem opgelegd door artikel 422bis, het misdrijf ter kennis brengen van de procureur des Koning, op voorwaarde dat hij het slachtoffer heeft onderzocht of door het slachtoffer in vertrouwen werd genomen, er een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de psychische of fysieke integriteit van de betrokkene en hij deze integriteit zelf of met hulp van anderen niet kan beschermen. »
Art. 4
Artikel 508/13, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 23 november 1998 wordt aangevuld als volgt :
« Het slachtoffer van een misdaad of een wanbedrijf als bepaald in artikel 410, tweede lid, van het Strafwetboek, wordt gelijkgesteld met de personen met onvoldoende inkomsten. »
Art. 5
Artikel 40 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, gewijzigd bij de wet van 7 december 1998, wordt aangevuld met het volgende lid :
« Ingeval een proces-verbaal wordt opgesteld betreffende een misdaad of een wanbedrijf als bepaald in artikel 410, tweede lid, van het Strafwetboek, worden de jacht- of sportwapens, de verweer- en de oorlogswapens die zich bevinden in de woning waar de feiten zijn gepleegd, met het oog op de handhaving van de openbare rust, aan de eigenaar, de bezitter of de houder onttrokken, die er niet langer vrij over kan beschikken, zolang zulks met het oog op de handhaving van de openbare rust vereist is. »
Art. 6
In dezelfde wet wordt een artikel 40bis ingevoegd, luidende :
« Art. 40bis. — In geval van een misdaad of een wanbedrijf als bepaald in artikel 410, tweede lid, van het Strafwetboek, wordt de elektronische aangifte gelijkgesteld met een bij een politiebeambtenaar ingediende klacht of aangifte als bepaald in artikel 40.
De Koning stelt de nadere regelen vast betreffende de inhoud, de invulling en de overzending van het elektronische aangifteformulier. »
Art. 7
In titel II, hoofdstuk I, afdeling 4, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, wordt een artikel 41ter ingevoegd, luidend :
« Art. 41ter. — Binnen elk lokaal politiekorps wordt een interventiecel partnergeweld opgericht.
De interventiecel staat in voor de uitvoering van de dwingende richtlijnen met betrekking tot de in artikel 62, 12º, bepaalde opdracht.
De interventiecel coördineert de bestrijding van de misdaden en wanbedrijven als bepaald in artikel 410, tweede lid, van het Strafwetboek. Ze staat in voor de opvolging van de elektronische aangiften. Ze legt betreffende de gepleegde feiten een dossier aan dat langs elektronische weg wordt overgezonden aan de arrondissementele informatiekruispunten bedoeld in artikel 93. »
Art. 8
Artikel 62 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 2 april 2001 en 7 februari 2003, wordt aangevuld als volgt :
« 12º het bestrijden van partnergeweld als bepaald in artikel 410, tweede lid, van het Strafwetboek. »
Art. 9
De artikelen 6 en 7 van deze wet treden in werking op de eerste dag van de twaalfde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
3 oktober 2005.
Stéphanie ANSEEUW Margriet HERMANS Luc WILLEMS. |
(1) Serneels, K., « Geweld in Belgische families neemt toe », De Morgen, 19 juli 2005.
(2) Belga, 8 maart 2004 : « Minister Arena kondigt actieplan tegen partnergeweld aan ».
(3) De Gendt, T., « Jong gezien is oud gedaan », in « De risicofactoren en oorzaken van intrafamiliaal geweld blootgelegd », De Morgen, 20 augustus 2005.
(4) Denoël, T., « Violences conjugale : briser les silences », Le Vif, 26 november 2004.
(5) Detaille, S., « J'ai déposé deux plaintes, y-aura-t-il un procès ? », Le Soir, 25 november 2004.
(6) CG, « Relationele aard van misdrijf is vaak motief voor seponering », De Morgen, 7 augustus 2004.
(7) http://www.senat.fr/rap/r04-229/r04-229.html
(8) http://www.big-interventionszentrale.de/schutzantrag/pdfs/schutzantrag_frauen_0411.pdf
(9) http://www.hri.ca/uninfo/unchr00/thematic_1.shtml
(10) Walby, S., The Cost of Domestic Violence, (University of Leeds) September 2004. http://www.womenandequalityunit.gov.uk/research/cost_of_dv_research_summary.pdf
(11) Rommers, W., « Partnergeweld moet strenger worden bestraft », Het Nieuwsblad, 7 maart 2004.
(12) http://assembly.coe.int/Main.asp ?link=http://assembly.coe.int/documents/WorkingDocs/doc02/EDOC9525.htm
(13) http://www.vawnet.org/DomesticViolence/Research/ VAWnetDocs/AR_standards.pdf
(14) http://www.health.fgov.be/vesalius/devnew/NL/prof/news/campagnes/violence/RAPPORT/GuideVIC.pdf
(15) Van den Wyngaert, Ch., Strafrecht en Strafprocesrecht in Hoofdlijnen, Maklu, 1998, p. 614.
(16) Van den Wyngaert, Ch., « De wet op het partnergeweld », T. Strafrecht, Kluwer, 2002, 276.
(17) C. Verschueren, « De wet van 24 november 1997 ertoe strekkende het geweld tussen partners tegen te gaan : een schoolvoorbeeld van hedendaagse wetgeving ? », R.W., 1998-1999, nr. 29, 20 maart 1999, blz. 1060.
(18) De Wit, J., « Politie kent nieuwe wet op partnergeweld nog altijd niet », Gazet van Antwerpen, 18 oktober 2004.
(19) Ibidem.
(20) http://www.big-interventionszentrale.de/schutzantrag/pdfs/schutzantrag_frauen_0411.pdf