3-1210/3

3-1210/3

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

12 OKTOBER 2005


Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 81, 104, 569, 578, 579, 580, 583 et 1395 van het Gerechtelijk Wetboek


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE UITGEBRACHT DOOR

DE HEER WILLEMS EN MEVROUW TALHAOUI


I. INLEIDING

Dit wetsontwerp, waarop de verplichte bicamerale procedure van toepassing is, werd door de Kamer van volksvertegenwoordigers op 26 mei 2005 aangenomen met 81 tegen 41 stemmen, bij 3 onthoudingen.

Het werd aan de Senaat overgezonden op 27 mei 2005.

Het werd behandeld samen met het wetsontwerp houdende diverse bepalingen betreffende de termijnen, het verzoekschrift op tegenspraak en de procedure van collectieve schuldenregeling (stuk Senaat, nr. 3-1207), waarop de facultatief bicamerale procedure van toepassing is.

De commissie voor de Justitie heeft de twee ontwerpen behandeld tijdens haar vergaderingen van 5, 6 en 12 juli en 12 oktober 2005 in aanwezigheid van de minister van Justitie.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE MINISTER VAN JUSTITIE

Het voorliggende ontwerp, gebaseerd op artikel 77 van de Grondwet, voorziet erin om geschillen over te dragen naar de arbeidsrechtbank voor procedures van collectieve schuldenregeling, die thans behandeld worden door de beslagrechter.

Zes jaar toepassing van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen, hebben aangetoond hoe fundamenteel het begrip menselijke waardigheid is zoals het bepaald wordt in artikel 1675/3. Dit beginsel betekent een echte leidraad in de rechtspraak. En dit wordt alsmaar bevestigd in de loop der tijd. Op grond van deze vaststelling, is de regering van oordeel dat de werking van de wet en de doelmatigheid ervan nog kunnen worden geoptimaliseerd dankzij de ondersteuning en de ervaring van de arbeidsgerechten en van het arbeidsauditoraat. Het is zo dat deze instanties oordelen over alle betwistingen in de sociale zekerheid en de ervaring heeft aangetoond dat ze zich zeer bekwaam kwijten van deze bevoegdheid. Met deze overdracht wenst de regering dus dat er meer rekening gehouden wordt met de ontegensprekelijke sociale dimensie van deze bijzondere geschillen.

In het raam van deze bevoegdheidsoverdracht werden meerdere opties gevolgd.

De eerste betreft het niet verplicht meedelen van deze geschillen aan het arbeidsauditoraat. Het gemeenrecht zal dus van toepassing zijn. Het dossier kan worden overgemaakt aan het arbeidsauditoraat hetzij op verzoek van de rechter, hetzij op verzoek van de auditeur zelf.

Twee redenen wettigen die keuze. Enerzijds voorziet het wetsontwerp, stoelend op artikel 78 van de Grondwet (stuk Senaat, nr. 3-1207), in een beperking van de soorten geschillen die verplicht moeten worden meegedeeld aan het auditoraat zodat het zijn inspanningen meer kan concentreren op de geschillen waar zijn tussenkomst het meest nuttig is en waarvoor het over een grotere autonomie kan beschikken. Alle geschillen betreffende het recupereren van sociale bijdragen kunnen met name facultatief worden meegedeeld. Bij geschillen van collectieve schuldenregeling is het precies de bedoeling dat het arbeidsauditoraat die autonomie ten volle benut om te interveniëren in zaken waar zijn tussenkomst werkelijk noodzakelijk of wenselijk is.

Anderzijds zal de tussenkomst van de auditeur in procedures van collectieve schuldenregeling niet steeds noodzakelijk zijn. Het verplicht en automatisch meedelen zou in dit geval contraproductief zijn. Hierbij mag het werk van de schuldbemiddelaar niet worden veronachtzaamd. Deze blijft inderdaad de meest aangewezen interface tussen rechter, verzoeker, schuldeisers en hun debiteuren. Het is de bedoeling om een vlotte en doeltreffende samenwerking tot stand te brengen tussen bemiddelaar en auditeur waarin elkeen bijdraagt tot het herstel van de levensomstandigheden met het in acht nemen van de menselijke waardigheid van de verzoeker. Bovendien moet er op gewezen worden dat er een traditie bestaat om het werk onderling te verdelen tussen de magistraten van de rechtbank en van het auditoraat die beter vertrouwd zijn met arbeidsrechtspraak dan met de burgerlijke jurisdictie. Er bestaat geen twijfel over dat die samenwerking weer tot stand zal komen voor de collectieve schuldenregeling.

De tweede belangrijke optie die in het ontwerp werd genomen, bestaat erin geen beroep te doen op het stelsel van de « echevinage » bij betwistingen van collectieve schuldenregeling. Deze optie kreeg de voorrang om redenen van snelheid, doeltreffendheid, samenhang en om de structuur van de bijzondere procedure van collectieve schuldenregelingen zo goed mogelijk na te leven. Gezien de snelheid waarmee sommige beslissingen kunnen worden genomen is het in het bijzonder moeilijk denkbaar om systematisch de aanwezigheid te eisen van een beroepsrechter en van twee sociale rechters voor de beschikking van toelaatbaarheid. Het bleek overigens evenmin wenselijk dat « nieuwe » rechters tussenkomen in een verder en soms ver gevorderd stadium van de procedure, zonder persoonlijk kennis te hebben van alle antecedenten van de procedure.

De Raad van State heeft gewezen op het grondwettelijk karakter van de voorgenomen bevoegdheidsoverdracht. In zijn advies heeft de Raad de wens uitgedrukt om de rol van het arbeidsauditoraat nader te bepalen, inzonderheid inzake artikel 138 van het Gerechtelijk Wetboek. Ook dient de keuze — op slechts een enkele rechter een beroep te doen — omstandiger te worden gerechtvaardigd. Deze elementen zijn nader bepaald in de memorie van toelichting.

Er werd in bijzondere budgettaire middelen voorzien voor de versterking van het griffiepersoneel van arbeidsgerechten om die bevoegdheidsoverdracht te verwerken. Die verhoging is het gevolg van het verzoek van de minister aan alle rechtbanken van eerste aanleg en arbeidsrechtbanken van het land — griffie en rechtbank — om aan de weet te komen welke middelen hiervoor tot op heden zijn uitgetrokken en welke de wensen zijn van de arbeidsgerechten. Bovendien zal de inwerkingtreding ervan in twee fases verlopen ten einde een zo vlot mogelijke overdracht mogelijk te maken. In een eerste fase zullen de arbeidsrechtbanken enkel nieuwe dossiers worden toevertrouwd. Slechts in de tweede fase zullen alle nog steeds bij de beslagrechters hangende dossiers worden overgedragen aan de arbeidsgerechten. Bovendien zullen specifieke opleidingen voor magistraten en griffiers van arbeidsgerechten worden voorzien. Ten slotte, zullen de arbeidsgerechten bij de eersten zijn om te worden uitgerust met het nieuwe Phenix-informaticasysteem. Dit zal een welgekomen hulp zijn bij het beheer van dit geschillencomplex vermits een aanzienlijk deel ervan van administratieve aard is. De wet zal dus in werking treden wanneer de arbeidsgerechten daadwerkelijk geïnformatiseerd zijn.

De andere bepalingen van het ontwerp gebaseerd op artikel 77 van de Grondwet (stuk Senaat, nr. 3-1210) zijn van technische aard en betreffen de bevoegdheden van de rechtbanken met betrekking tot bepaalde opmerkingen die voortkomen uit de toepassing van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen alsook de aanpassing van de terminologie van het Gerechtelijk Wetboek aan deze wet van 6 augustus 1990. Deze bepalingen waren het voorwerp van een wetsontwerp van de vorige regering, neergelegd in de Kamer van volksvertegenwoordigers in september 2002, dat niet behandeld is kunnen worden voor de ontbinding van de Kamers.

III.  ALGEMENE BESPREKING

Zie stuk Senaat nr. 3-1207/3.

IV. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING

Artikel 1

Dit artikel geeft geen aanleiding tot opmerkingen.

Artikel 2

Mevrouw Nyssens dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 3-1210/2, amendement nr. 1), dat ertoe strekt voor bepaalde geschillen de zaak door een volledig aangevulde kamer te laten behandelen.

Het is verantwoord de partijen en de rechter zelf in de mogelijkheid te stellen om een kamer met drie rechters te verzoeken, naar analogie met het bepaalde inzake de rechtbank van eerste aanleg.

Voor het overige verwijst de indiener naar de verantwoording van haar amendement.

Artikel 3

Mevrouw Nyssens dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 3-1210/2, amendement nr. 2), met dezelfde draagwijdte als amendement nr. 1, maar voor het hof van beroep.

Voor de verantwoording kan worden verwezen naar amendement nr. 1.

Artikel 4

Dit artikel geeft geen aanleiding tot opmerkingen.

Artikel 5

Mevrouw Nyssens dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 3-1210/2, amendement nr. 3), teneinde de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank uit te breiden tot de geschillen die aansluiten bij de geschillen welke thans onder haar bevoegdheid ressorteren, en anderzijds bepaalde wetgevingstechnische vergissingen recht te zetten.

Artikelen 6 en 7

Deze artikelen geven geen aanleiding tot opmerkingen.

Artikel 7bis (nieuw)

Mevrouw Nyssens dient amendement nr. 4 in (stuk Senaat, nr. 3-1210/2), teneinde de bepaling met betrekking tot de bevoegdheid betreffende de collectieve schuldenregeling op te nemen in artikel 582 van het Gerechtelijk Wetboek in plaats van in artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek.

Artikel 8

Mevrouw Nyssens dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 3-1210/2, amendement nr. 6 ), teneinde de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank uit te breiden tot de geschillen welke thans onder haar bevoegdheid ressorteren.

Artikel 8bis (nieuw)

Mevrouw Nyssens dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 3-1210/2, amendement nr. 5), dat ertoe strekt een artikel 8bis in te voegen teneinde het beheer van de collectieve schuldenregeling te centraliseren bij de hoofdafdeling van de rechtbank, die in de arrondissementshoofdplaats gevestigd is.

Artikelen 9 en 10

Deze artikelen geven geen aanleiding tot opmerkingen.

V. STEMMINGEN

Artikel 1 wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.

Amendement nr. 1 van mevrouw Nyssens wordt verworpen met 8 tegen 3 stemmen.

Artikel 2 wordt aangenomen met 8 tegen 3 stemmen.

Amendement nr. 2 van mevrouw Nyssens wordt verworpen met 8 tegen 3 stemmen.

De artikelen 3 en 4 worden aangenomen met 8 tegen 3 stemmen.

De amendementen nrs. 3 en 4 van mevrouw Nyssens worden verworpen met 8 tegen 3 stemmen.

Artikel 5 wordt aangenomen met 8 tegen 3 stemmen.

De artikelen 6, 7 en 8 worden aangenomen met 8 stemmen tegen 1 stem, bij 2 onthoudingen.

De amendementen nrs. 5 en 6 van mevrouw Nyssens worden verworpen met 8 tegen 3 stemmen.

De artikelen 9 en 10 worden aangenomen met 8 tegen 3 stemmen.


EINDSTEMMING

Het wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met 8 tegen 3 stemmen.

Dit verslag is eenparig goedgekeurd door de 11 aanwezige leden.

De rapporteurs, De voorzitter,
Luc WILLEMS.
Fauzaya TALHAOUI.
Hugo VANDENBERGHE.

De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers (stuk Kamer, nr. 51-1310/7)