Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-39

ZITTING 2004-2005

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Werk

Vraag nr. 3-2320 van de heer Willems d.d. 9 maart 2005 (N.) :
Bouwwerven. — Veiligheidscoördinatie. — Versoepeling van de wetgeving.

Er was de afgelopen tijd heel wat te doen rond de veiligheidscoördinator. Er bestaat nog steeds onduidelijkheid. In het Belgisch Staatsblad verscheen op donderdag 27 januari 2005 in een koninklijk besluit van 19 januari 2005 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen.

In tegenstelling tot eerdere berichtgevingen heft deze nieuwe reglementering de verplichting niet op om veiligheidscoördinatoren aan te stellen. Wel mogen nu de bouwprofessionals, architecten en aannemers zelf de functie van veiligheidscoördinator uitoefenen voor renovatie- of bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 500 m² die geen verhoogd risico inhouden. Dit zal niet noodzakelijk het geval zijn voor vele andere bouw- of renovatiewerken die, hoewel zij ook onder de grens van 500 m² blijven, risico's voor het vallen van grote hoogte of andere specifieke risico's vertonen. Door de toegangs- en uitoefeningsvoorwaarden van de coördinator te vereenvoudigen voor de architecten en aannemers, spoort de reglementering hen aan om deze bijkomende opdracht te aanvaarden voor kleine renovatie- of bouwwerken die geen verhoogd risico inhouden.

Zij zijn echter niet verplicht om deze extra taak op zich te nemen. Een beroep op een externe coördinator is dus nog steeds mogelijk. Of de professionals de verantwoordelijkheid voor de coördinatie zullen opnemen, hangt uitsluitend af van de manier waarop zij de vereenvoudigingen in de reglementering zullen bekijken.

1. Werd in het kader van de opmaak van de wijziging van het koninklijk besluit vooraf contact opgenomen met de verschillende actoren ? Zo ja, met wie ? Werd de orde van architecten gehoord ? Wat waren hun opmerkingen ?

2. Wat verandert er voor de bouwers, want de veiligheidscoördinatie dient nog zowel bij het ontwerp als de uitvoering te gebeuren ?

3. Indien de architect de veiligheidscoördinatie uitvoert, moet dit dan in het ereloon begrepen zijn ?

4. Indien de architect de veiligheidscoördinatie niet uitvoert en niemand anders wordt aangesteld, wie is dan hiervoor verantwoordelijk ? De bouwheer, architect of bij uitvoering de aannemer ?

Antwoord : 1. Er zijn drie opeenvolgende raadplegingssessies gehouden :

a) De eerste is gehouden tijdens de week van 8 tot 12 maart 2004. Zij had tot doel de diverse actoren te raadplegen over het ontwerp van beleidsnota die mijn voorgangster, staatssecretaris Kathleen Van Brempt, ten behoeve van de bijzondere Ministerraad van 20 en 21 maart 2004 te Raversijde, had opgesteld. Bij die gelegenheid werden de volgende actoren geraadpleegd : het NAVB, drie verenigingen die de belangen van de veiligheids- en gezondheidscoördinatoren behartigen, de Orde der architecten en twee verenigingen die de belangen van de architecten behartigen, de vertegenwoordigers van de werkgevers- en aannemersorganisaties, de vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties en een vertegenwoordiger van de consumentenorganisatie, begaan met de belangen van de bouwer.

b) De tweede raadpleging gebeurde op 24 en 30 september 2004. Zij had tot doel na te gaan of de ontwerptekst die het koninklijk besluit van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen zou wijzigen, overeenstemde met de beleidsnota terzake, goedgekeurd door de voormelde Ministerraad. Alle reeds opgesomde actoren werden hiervoor uitgenodigd.

c) De derde raadplegingsronde was deze die procedurieel voorzien is in het kader van de totstandkoming van de uitvoeringsbesluiten van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Het betreft de verplichting voor de minister van Werk om voor elk uitvoeringsbesluit van deze wet het advies van de Hoge Raad voor preventie en bescherming op het werk te vragen.

In deze raad zetelen benevens de vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties, ook technische en wetenschappelijke deskundigen.

De architecten behoren statutair niet tot deze laatste twee groepen deskundigen. De raad formuleerde zijn advies op 26 november 2004.

De architecten zijn ook onrechtstreeks geraadpleegd, via het advies dat ik op 17 december 2004 van mijn collega, de minister van Middenstand ontving. Dit advies moest ik vragen in toepassing van artikel 19, § 2 van de welzijnswet, voor de uitvoe-ringsmaatregelen die betrekking hebben op het beroep en de verantwoordelijkheden van de architect.

Benevens deze raadplegingen die georganiseerd werden door mijn voorgangster of mezelf, hebben architecten, onder andere via een Architectenplatform hun standpunten op eigen initiatief meegedeeld. Deze hadden inzonderheid betrekking op meerdere aspecten, waarvan ik de voornaamste citeer :

— het onaanvaardbare van het verplicht integreren van een beperkte opleiding in de basisopleiding van architect;

— het niet-gepaste karakter van de totale oppervlakte van een bouwwerk (500 m2) als criterium voor het al dan niet toepassen van de versoepeling in de coördinatie;

— de discrepantie tussen de eisen gesteld aan de architecten en de aannemers om de functie van coördinator te mogen uitoefenen voor de bouwwerken met een totale oppervlakte kleiner dan 500 m2.

2. Concreet is er voor de bouwers een reglementair kader geschapen dat een versoepeling van de verplichtingen bij de coördinatie op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen toelaat. Dit kader betreft hoofdzakelijk de bouwwerken met een totale oppervlakte kleiner dan 500 m2. De voor deze bouwwerken voorziene maatregelen moeten de integratie van de risicobehandeling en de coördinatie bevorderen in de taken van, op kortere termijn, de aannemers, en op langere termijn, de architecten. Vrij onmiddellijk vereenvoudigen de getroffen maatregelen het veiligheids- en gezondheidsplan en het postinterventiedossier en schaffen ze het verplichte gebruik van het coördinatiedagboek af.

3. Het koninklijk besluit van 25 januari 2001, voorziet, na zijn wijziging bij koninklijk besluit van 19 januari 2005, geen bepalingen meer betreffende de plaats van het ereloon in de aanstellingsovereenkomst van de coördinator.

Ten aanzien van de weizijnsregelgeving staat het de architect, die ook de functie van coördinator uitoefent, derhalve vrij om het ereloon voor deze laatste prestatie in zijn totale ereloon te verwerken dan wel om een andere formule toe te passen.

4. Er dient eerst en vooral een onderscheid gemaakt te worden tussen de bouwwerken met een totale oppervlakte gelijk aan of groter dan 500 m2 en de andere.

De verplichting voor het aanstellen van de coördinator-ontwerp en de coördinatorverwezenlijking rust voor de eerstgenoemde categorie steeds op de opdrachtgever. Voor de bouwwerken met een totale oppervlakte kleiner dan 500 m2, moet de coördinator-ontwerp worden aangesteld door de bouwdirectie belast met het ontwerp en de coördinator-verwezenlijking door de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering. Bij ontstentenis van laatstgenoemde bouwdirectie, wordt de coördinator-verwezenlijking aangesteld door de bouwdirectie belast met de uitvoering, overeenkomstig de regelen vastgesteld in het artikel 4decies, § 2, van het koninklijk besluit.

Geval per geval moet derhalve onderzocht worden wie aan de definitie van de onderscheiden bouwdirecties beantwoordt, overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, § 1, van de welzijnswet.

Bijvoorbeeld is concreet, voor de woning opgetrokken voor rekening van een particulier, de architect verantwoordelijk voor het aanstellen van zowel de coördinator-ontwerp als de coördinator-verwezenlijking.

Bovendien voorziet de regelgeving dat de architect de uitwerking van het ontwerp niet mag aanvatten zolang de coördinator-ontwerp niet is aangesteld.

Eenzelfde verbod geldt voor een aannemer, die zijn werkzaamheden niet mag starten, zolang de coördinator-verwezenlijking niet is aangesteld.